direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Den Brabander Fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.bpBrabanderF3-VS01

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. woningen, waarbij de volgende woningtypen zijn toegestaan: vrijstaand, halfvrijstaand, aaneengesloten, gestapeld en geschakeld;
  • c. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
  • in het geval dat het oppervlak van het bouwperceel niet groter is dan 750 m2: 45 m2;
  • in het geval dat het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m2, maar niet groter dan 1.250 m2: 60 m2;
  • in het geval dat het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m2: 75 m2;

met de daarbij behorende:

  • d. ontsluitingswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. berg- en stallingsruimten ten dienste van de woning;
  • g. erven en tuinen;
  • h. bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. op de in 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt niet meer dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'. Indien geen aanduiding is opgenomen bedraagt het maximale bebouwingspercentage 60;
  • c. het bestemmingsvlak mag geheel volgebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in sub b;
  • d. ondergronds bouwen is niet toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9;
  • e. er is maximaal 1 woning per bouwperceel toegestaan.
7.2.2 Hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in de bij dit artikel behorende tabel,
Maatvoeringseisen  
hoofdgebouwen   vrijstaande woning   halfvrijstaande woning   aaneengesloten woning   appartementen   geschakelde woning  
maximale goothoogte   7 meter   7 meter   7 meter   7 meter   7 meter  
maximale bouwhoogte   10 meter   10 meter   10 meter   11 meter   10 meter  
maximale ondergrondse bouwdiepte   3 meter   3 meter   3 meter   3 meter   3 meter  
verplichte kapafdekking   ja   ja   ja   ja   ja  
maximale dakhelling   65o   65o   65o   65o   65o  
minimale dakhelling   15o   15o   15o   0o   15o  

Maatvoeringseisen  
bijgebouwen en aanbouwen   vrijstaande woning   halfvrijstaande woning   aaneengesloten woning   appartementen   geschakelde woning  
maximale goothoogte   3 meter   3 meter   3 meter   3 meter   3 meter  
maximale bouwhoogte   5 meter   5 meter   5 meter   5 meter   5 meter  
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is de bij dit artikel behorende tabel ten aanzien van de maximale bouw- en goothoogte van hoofdgebouwen niet van toepassing indien ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte (m)' een andere hoogtemaat is aangegeven. In dat geval mag de bouw- en goothoogte niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte (m)';
  • c. in aanvulling op het bepaalde in sub a geldt dat minimaal 60% van de breedte van de voorgevel dient te worden gebouwd in de aangeduide bouwgrens die naar de gronden met de bestemming 'Tuin - 1' dan wel direct naar de weg is toegekeerd, uitgezonderd voor vrijstaande woningen. Indien bij een hoekgevel twee bouwgrenzen naar de gronden met de bestemming 'Tuin - 1' dan wel naar de weg zijn gekeerd, dan dient de voorgevel te worden gebouwd in de bouwgrens, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen percelen heeft;
  • d. indien niet in de betreffende bouwgrens gebouwd wordt, dient een afstand van minimaal 2 meter uit deze bouwgrens aangehouden te worden;
  • e. aanbouwen en bijgebouwen mogen op de zijdelingse perceelsgrens gerealiseerd worden, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   2 meter  
pergola's   2,5 meter  
speeltoestellen   3 meter  
overige bouwwerken   1,5 meter  

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • f. de milieukwaliteit;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. de sociale veiligheid;
  • i. de brandveiligheid en rampenbestrijding, en/of;
  • j. het woon- en leefklimaat.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van handel of dienstverlening, met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in 7.1 sub b;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in 7.5.1;
  • d. het gebruik van aanbouwen als afhankelijke woonruimte;
  • e. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen.
7.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
7.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 7.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Mantelzorg

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1, sub c en sub d onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en hiervoor een positief advies is afgegeven door een door bevoegd gezag aangewezen onafhankelijke instantie;
  • b. het gebruik van aanbouwen als zelfstandige woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw niet mogelijk is en mits er een medische noodzaak is;
  • c. het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw en/of aanbouwen niet mogelijk is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • f. er geen omgevingsvergunning is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 5.5.1;
  • g. bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
7.5.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1, sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die vergunningplichtig of meldingplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (hoofdgebouwen en aanbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m2;
  • h. er geen omgevingsvergunning is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 5.5.2.