direct naar inhoud van Artikel 5 Tuin - 2
Plan: Den Brabander Fase 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.bpBrabanderF3-VS01

Artikel 5 Tuin - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
  • in het geval dat het oppervlak van het bouwperceel niet groter is dan 750 m2: 45 m2;
  • in het geval dat het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m2, maar niet groter dan 1.250 m2: 60 m2;
  • in het geval dat het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m2: 75 m2;

met de daarbij behorende:

  • c. ontsluitingswegen en -paden;
  • d. waterpartijen;
  • e. terrassen;
  • f. bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend aanbouwen en bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen' gebouwd worden;
  • b. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het gehele bestemmingsvlak mag worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.2, sub c.
5.2.2 Bijgebouwen en aanbouwen
  • a. Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen geldt dat deze moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1, sub b:
Maatvoering   Eis  
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen:
- bouwpercelen tot en met 300 m2
- bouwpercelen groter dan 300 m2  

- 50 m2
- 50 m2,vermeerderd met 10 % van het aantal m2 dat het bouwperceel groter is dan 300 m2 tot een maximum van 150 m2  
maximale goothoogte aanbouwen en bijgebouwen   3 meter  
maximale bouwhoogte aanbouwen en bijgebouwen   5 meter  
maximale diepte aanbouw   5 meter  
maximale diepte aanbouw aan de zijgevel   5 meter (gemeten vanaf de achtergevel)  

Situering   Eis  
minimale afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw   2 meter  
minimale afstand van een aanbouw achter de voorgevelrooilijn   3 meter  
minimale afstand van aanbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens op hoekpercelen   0 meter, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden  
  • b. in aanvulling op bovenstaande tabel geldt dat, indien bij een vrijstaande woning wordt aangebouwd aan beide zijgevels, de afstand van een aanbouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1 meter dient te bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in bovenstaande tabel geldt dat het maximale bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet meer mag bedragen dan zoals aldaar aangegeven.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen, vóór de voorgevelrooilijn en tot en met 3 meter achter de voorgevelrooilijn   1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen, vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn   2 meter  
pergola's   2,5 meter  
speeltoestellen   3 meter  
overige bouwwerken   1,5 meter  
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  • a. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • e. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • f. de milieukwaliteit;
  • g. de verkeersveiligheid;
  • h. de sociale veiligheid;
  • i. de brandveiligheid en rampenbestrijding, en/of;
  • j. het woon- en leefklimaat.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van handel of dienstverlening, met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in 5.1, sub b;
  • b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • c. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in 5.5.1;
  • d. het gebruik van aanbouwen als afhankelijke woonruimte;
  • e. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen.
5.4.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
5.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken

Het bepaalde in 5.4.2, sub a en sub b is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Mantelzorg

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1, sub c en sub d onder de voorwaarden dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en hiervoor een positief advies is afgegeven door een door bevoegd gezag aangewezen onafhankelijke instantie;
  • b. het gebruik van aanbouwen als zelfstandige woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw niet mogelijk is en mits er een medische noodzaak is;
  • c. het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien vaststaat dat het gebruik binnen het bestaande hoofdgebouw en/of aanbouwen niet mogelijk is;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
  • f. er geen omgevingsvergunning is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 7.5.1;
  • g. bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid intrekt, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
5.5.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4.1, sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die vergunningplichtig of meldingplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  • c. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • d. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • g. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (hoofdgebouwen en aanbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m2;
  • h. er geen omgevingsvergunning is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van 7.5.2.