direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rietdijk Peelstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Bernheze is voornemens om in het kader van haar volkshuisvestelijke doelstelling en de ‘Ruimte voor Ruimte’- regeling een nieuw woongebied te realiseren ten noordoosten van de kern Vorstenbosch. De ontwikkeling van de woningbouwlocatie Rietdijk Peelstraat zal bestaan uit 16 woonkavels, waarvan 5 kavels vallen onder de Ruimte voor Ruimte regeling. Bij de ontwikkeling wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met reeds aanwezige geldende planologische toetsingskaders en stedenbouwkundige principes. Binnen het vigerende bestemmingsplan is de voorgestane ontwikkeling niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van de ontwikkeling van de woningen ter plaatse van de Rietdijk Peelstraat.

1.2 Voorgeschiedenis

Bij besluit van 18 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Rietdijk Peelstraat, Vorstenbosch" vastgesteld. Tegen dit besluit is beroep ingesteld. Op 28 mei 2014 heeft de Raad van State (RvS) uitspraak gedaan in deze zaak (201305317/1/R3). Het beroep is deels gegrond verklaard en het gehele bestemmingsplan is vernietigd.

Op drie punten is het beroepschrift gegrond verklaard:

  • 1. er is onvoldoende aangetoond dat alternatieven in bestaand stedelijk gebied ontbreken;
  • 2. er is onvoldoende onderzoek verricht naar indirecte hinder;
  • 3. de wijzigingsbevoegdheid (verschuiven bestemmingsgrenzen) is onvoldoende onderzocht.

De overige beroepsgronden zijn door de RvS afgewezen.

Als gevolg van deze uitspraak is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. De stedenbouwkundig uitgangspunten zijn niet gewijzigd als gevolg van deze uitspraak. Wel zijn aanvullende onderzoeken gedaan om het plan beter te onderbouwen en is het plan miniem aangepast door het wijzigen van één vrijstaande woning naar een tweekapper, waarbij de stedenbouwkundige uitgangspunten gehandhaafd zijn. Tevens worden vier woningen met dove gevels uitgevoerd en worden de bouwvlakken van deze woningen twee meter naar achteren verplaatst, waarmee ze verder van de bron van het industrielawaai komen te liggen.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Tot het moment waarop het voorliggende bestemmingsplan 'Rietdijk Peelstraat' in werking treedt, geldt voor het plangebied het bestemmingsplan 'De kommen van Bernheze', dat op 1 juni 2011 door de gemeenteraad is vastgesteld. Onderstaande figuur geeft een uitsnede weer van de verbeelding van dit plan. Voorliggend plangebied is geheel bestemd als 'Agrarisch', met aan de noordrand tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De westzijde van voorliggend plangebied is voorzien van een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', waarmee deze grond mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0001.png"

Figuur 1.1: Uitsnede verbeelding 'De kommen van Bernheze' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De voorgenomen woningbouw past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Planologisch gezien is de locatie als kernrandzone te beschouwen, waarbij bouwen in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling een passende ontwikkeling kan zijn.

1.4 Bij het plan behorende stukken

Voor de totstandkoming van het plan Rietdijk Peelstraat zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in deze toelichting zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als bijlagen opgenomen:

  • Verkennend bodemonderzoek Ruimte voor Ruimte-locatie Rietdijk te Vorstenbosch (Grontmij, november 2009);
  • Actualisatie waterparagraaf nieuw bestemmingsplan woningbouwontwikkeling Ruimte voor Ruimte Rietdijk te Vorstenbosch, gemeente Bernheze (Grontmij, oktober 2014);
  • Archeologisch onderzoek plangebied Rietdijk te Vorstenbosch (Grontmij, september 2009);
  • Actualisatie natuuronderzoek Rietdijk – Peelstraat te Vorstenbosch (Grontmij, november 2014);
  • Ruimte voor Ruimte Peelstraat te Vorstenbosch, Akoestisch onderzoek industrielawaai (Grontmij, april 2013);
  • Ruimte voor Ruimte Peelstraat te Vorstenbosch, Akoestisch onderzoek wegverkeer en cumulatie (Grontmij, november 2015);
  • Akoestisch onderzoek Van Heertum/BP Rietdijk-Peelstraat (Omgevingsdienst Brabant Noord, maart 2015);
  • Notitie quick scan geurhinder Rietdijk/Peelstraat (Grontmij, maart 2009)
  • Vormvrije m.e.r.-beoordeling (Grontmij, maart 2015).

1.5 Leeswijzer

In deze toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en gedachten vermeld.

Na hoofdstuk 1, Inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de woningbehoefte en de uitvoerbaarheid van de woningbouwplannen in Vorstenbosch. In hoofdstuk 3 wordt inzicht gegeven in het op het plangebied van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een toelichting op eigenschappen van het plangebied en de resultaten van de voor het plangebied uitgevoerde onderzoeken, waarna in hoofdstuk 5 de planbeschrijving met de beoogde beeldkwaliteit en bouwmogelijkheden zijn verwoord. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 is de uitvoerbaarheid van het plan beschreven, zowel de economische uitvoerbaarheid als het beleid ter handhaving van de inrichting van het plangebied. De procedure komt aan bod in hoofdstuk 8.

Hoofdstuk 2 Behoefte en uitvoerbaarheid

2.1 Woningbehoefte is lokaal

De behoefte in Vorstenbosch kan niet in een andere kern worden ingevuld: mensen uit Vorstenbosch willen niet in andere kernen wonen. Er is sprake van een regionale behoefte die alleen lokaal kan worden ingevuld.

Om in de behoefte te voorzien zijn de volgende locaties genoemd in Vorstenbosch:

  • Bergakkers (5 woningen)
  • Peelstraat-Rietdijk (15 woningen)
  • Helling (26 woningen)
  • Komplannen (10 woningen). Dit laatste is geen aparte locatie, maar losse initiatieven in de kern.

Deze 56 woningen zijn in het Masterplan Wonen concreet opgenomen als zijnde 'uitvoerbaar'. Deze locaties zijn nodig om aan de noodzakelijke behoefte te voldoen.

2.2 Uitvoerbare en niet uitvoerbare plannen

Er zijn meerdere lokaties onderzocht in Vorstenbosch om te kunnen voorzien in de woningbehoefte. Daaruit bleken locaties niet uitvoerbaar te zijn of niet voorhanden om diverse redenen. In totaal gaat het om vier uitvoerbare plannen (56 woningen) en vijf niet uitvoerbare plannen (in totaal 178 woningen).

In de onderstaande tabel zijn deze locaties op een rij gezet. Vervolgens worden alle acht locaties behandeld, waarbij wordt aangegeven wat de reden is dat enkele locaties niet uitvoerbaar zijn.

Tabel 2.1: Uitvoerbare en niet uitvoerbare plannen

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0002.png"

Locatie 1: Bergakkers (uitvoerbaar)
Op deze locatie worden in totaal 5 woningen gerealiseerd.

Locatie 2: particulier initiatief (niet uitvoerbaar)
Voor deze locatie is in het verleden een plan ingediend om een bedrijf weg te saneren middels woningbouw. Op de locatie moeten dan 20 woningen gerealiseerd worden. Deze ontwikkeling blijkt echter exploitatietechnisch niet haalbaar te zijn.

Locatie 3. Liebregtsplein en Gymzaal (niet uitvoerbaar)
Op deze locatie is een herstructurering voorzien. Het is de bedoeling dan de bestaande bebouwing gesloopt wordt en dat er nieuwe woningen gebouwd worden. Concreet betekent dit dat er toename zal zijn van 3 woningen.

Locatie 4: particulier initiatief (niet uitvoerbaar)
Voor deze locatie is in het verleden een plan ingediend voor de ontwikkeling van 30 woningen. Tot op heden zijn er geen signalen dat dit plan uitvoerbaar is. Er wordt geen overleg over gevoerd.

Locatie 5: Manage (niet uitvoerbaar)
Op deze locatie is momenteel een manage gevestigd. De ontwikkeling van deze locatie hangt af van een verplaatsing naar een locatie in het buitengebied. De exploitatie van deze ontwikkeling is moeilijk sluitend te krijgen. De ontwikkeling voorziet in de realisatie van 25 woningen.

Locatie 6: Rietdijk-Peelstraat (uitvoerbaar)
Op deze locatie is voorzien in de ontwikkeling van 15 ruime woningen, waarvan een deel in het kader van de RvR-regeling. Over deze locatie wordt sinds 2005 intensief overleg gevoerd met de ontwikkelingmaatschappij. Deze locatie onderscheidt zich van de andere woningbouwlocaties omdat het hier om ruime kavels gaat waar bewoners hun eigen woning kunnen bouwen.

Locatie 7: Helling (uitvoerbaar)
Deze locatie is inmiddels in ontwikkeling. Hier zijn CPO-kavels en huurwoningen in ontwikkeling.

Locatie 8: Uitbreiding Bergakkers (niet uitvoerbaar)
Deze locatie is nog niet in ontwikkeling. Het college heeft inmiddels ook besloten deze locatie niet aan te kopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0003.png"

Figuur 2.1: Overzicht locaties en plannen

Uit het voorgaande blijkt dat Vorstenbosch beschikt over diverse locaties en plannen. Een deel van de binnenstedelijk gelegen locaties is financieel niet te ontwikkelen (project 2 en 4) of afhankelijk van een verplaatsingslocatie (project 5). Deze projecten zijn daardoor niet uitvoerbaar. De voorziene woningen aan de Rietdijk-Peelstraat zijn andersoortige woninginitiatieven. Het gaat om grote kavels ten behoeve van zelfbouw. Hiervoor kan moeilijk ruimte gevonden worden binnen het stedelijk gebied. Alternatieven hiervoor ontbreken in de kern Vorstenbosch.

2.3 Gerealiseerde plannen, toekomstige prognose en opgave

De gerealiseerde woningen blijven achter bij de prognoses. Onderstaande tabellen geven weer welke opgave er sinds 2005 is gerealiseerd en hoe zich dat verhoudt tot de aantallen die zijn opgenomen in de Woonvisie. De tweede tabel laat zien wat de toekomstige prognoses zijn en welke behoefte in welke tijdsperiode is voorzien.

Tabel 2.2: Stand van zaken gerealiseerde woningbouwopgave van 2005 – 2013

Jaartal   Aantal gebouwde woningen   Woonvisie  
2005   4    
2006   7    
2007   18    
2008   -1    
2009   6    
2010   2    
2011   0    
2012   2    
2013   6    
Totaal   44   56  
Totaal     Tekort van 12 woningen  


Tabel 2.3: Toekomstige prognoses (2011)

Tijdsperiode   Jaarlijkse groei   Totaal aantal woningen  
2015-2020   7.7   38,5  
2020-2025   7.8   39  
2025-2030   5.4   27  

De provincie houdt een prognose aan van 65 woningen tot en met 2025. Onderstaande figuur verbeeldt dit. De gemeente Bernheze heeft voor 56 woningen concrete plannen binnen de bestaande projecten tot 2020, waarin voorliggend plan is opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0004.jpg"

Figuur 2.2: Provinciale prognose tot en met 2025

Om aan te sluiten bij de actuele behoefte, is ervoor gekozen om van de 15 vrijstaande kavels één kavel te wijzigen ten behoeve van een tweekapper. Daarmee biedt het voorliggend plan ruimte aan 16 woningen: 14 vrijstaande en een tweekapper. Geconcludeerd wordt dat de 16 kavels in voorliggend plan voorzien in de behoefte van Vorstenbosch.

2.4 Conclusie

De gerealiseerde plannen blijven achter op de groeiopgave en de behoefte aan woningbouw in de kern Vorstenbosch. Geconstateerd wordt dat er behoefte is aan voorliggende woningbouwlocatie. De 16 kavels in voorliggend plan voorzien in de behoefte van Vorstenbosch.

Een deel van de binnen-stedelijk gelegen locatie zijn financieel niet te ontwikkelen (project 2 en 4) en project 5 is afhankelijk van een verplaatsingslocatie. Verder zijn de voorziene woningen aan de Rietdijk-Peelstraat andersoortige woning-initiatieven, die moeilijk gevonden kunnen worden binnen het stedelijk gebied. Het gaat hierbij om grote vrije kavels. Geconstateerd wordt dat alternatieven in de kern Vorstenbosch ontbreken.

Hoofdstuk 3 Planologisch beleidskader

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vigerende beleid dat geldt voor het plangebied. Hierbij is onderscheid gemaakt in beleid en regelgeving op rijks- en Europees niveau, provinciaal en regionaal niveau en gemeentelijk niveau.

3.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen

3.2.1 Mestproblematiek als aanleiding

In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingsubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden.

Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.

Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd bovenop de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels waarvan 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied.

In paragraaf 3.3 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en treedt begin 2012 in werking. De SVIR vervangt verschillende bestaande nota’s zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit beschreven, zoals in welke infrastructuurprojecten het kabinet de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. De algemene doelstellingen voor Nederland zijn concurreren, bereikbaarheid, leefbaar en veiligheid. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voorliggend plan sluit aan bij de ambities uit de SVIR en heeft geen directe relatie met de 13 nationale belangen.

3.2.3 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. Voor de gemeente Hilvarenbeek zijn geen directe rijksdoelen benoemd. Het rijksbeleid heeft geen directe werking op de ontwikkeling van het plangebied.

3.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de "ladder voor duurzame verstedelijking" geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Om toepassing van de Ladder voor duurzame ontwikkeling in de praktijk te faciliteren is een handreiking ontwikkeld. In deze handreiking wordt de ladder, die uit drie treden bestaat (zie 3.1), nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0005.png"

Figuur 3.1: Ladder voor duurzame verstedelijking

Nut en noodzaak van de ontwikkeling van het plan 'Rietdijk Peelstraat' is getoetst op basis van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan voldoet aan de ladder:

  • 1. Planrealisatie voorziet in een regionale behoefte. Deze behoefte kan alleen lokaal worden ingevuld: mensen uit de kern Vorstenbosch willen niet in andere kernen wonen. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de behoefte. De woningbouw sluit aan bij de in regioverband gemaakte afspraken (zie paragraaf 3.3.3).
  • 2. De kern Vorstenbosch biedt onvoldoende mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied. Voorliggend plan betreft de ontwikkeling van 16 ruime woningbouwkavels ten behoeve van zelfbouw. Het gaat om 14 vrijstaande woningen en een tweekapper. Het bebouwingscluster sluit aan drie zijden aan op het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt daarmee direct aansluitend aan de bestaande woonkern en de voorzieningen van het dorp. Het plangebied is in de provinciale Verordening ruimte aangemerkt als zoekgebied voor verstedelijking. Het plan is opgenomen in de lijst met concrete plannen die de gemeente Bernheze heeft opgesteld om de gewenste uitbreiding te realiseren, waarmee wordt voldaan aan een toename van de voorraad volgens de provinciale prognose. Daarmee heeft het bouwprogramma voor Vorstenbosch voor de periode 2015-2020 en voor de periode 2020-2025 de gewenste omvang.
  • 3. Het plangebied is aan twee zijden ontsloten: via de Rietdijk en via de Peelstraat. Multimodale ontsluiting is voor dit wooncluster niet relevant.

Geconcludeerd wordt dat het plan betrekking heeft op een lokale behoefte die niet binnen bestaand stedelijk gebied is op te vangen. Multimodale ontsluiting is niet aan de orde. Gesteld kan worden dat het plan voldoet aan de voorwaarden uit de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.5 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Geen van de nationale belangen heeft betrekking op het plangebied.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte'-regeling

Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'.

Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd bovenop de reguliere aantallen.

De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld.

Ruimte voor Ruimte CV

In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de provincie een samenwerkingsverband aangegaan, waarin op dit moment de volgende partijen participeren:

  • Provincie Noord-Brabant;
  • BNG Gebiedsontwikkeling van de BNG (Bank Nederlandse Gemeenten).

Binnen dit samenwerkingsverband is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij heeft tot doel het financieren van de sloopvergoedingen. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling.

Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels.

Dossiernummers

Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling.

De benodigde dossiernummers voor het plangebied zijn opgenomen in tabel 3.1. Het betreft dossiernummers voor in totaal 5 'Ruimte voor Ruimte'-bouwcontingenten. De overige 11 kavels worden ontwikkeld vanuit het reguliere gemeentelijke contingent.

Tabel 3.1: Dossiernummers RBV Ruimte voor Ruimte locatie Rietdijk Peelstraat

AANVRAAGNUMMER
 
MESTNUMMER   SLOOP M2   TOEGEKENDE SLOOP M2  
4529747   111068142   1.201   1.201  
4529772   112027768   1.633   1.133  
4529778   112004016   779   779  
4529789   112028616   1.604   1.604  
4529806   113033257   1.080   283  
       
Totaal ingebrachte m2 sloop 5.000  
3.3.2 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. Op 1 januari 2011 is deze Structuurvisie in werking getreden en in maart 2014 is een partiele herziening van kracht geworden.

Uit de Structuurvisie blijkt dat de provincie het wonen zoveel mogelijk in kernen wil concentreren om op deze manier ook het voorzieningenniveau in de kleinere kernen op peil te houden. Leefbaarheid is dan ook een belangrijk aandachtspunt. Samen met de bewoners wordt in de dorpen in het landelijke gebied gezocht naar mogelijkheden om gemeenschappelijke voorzieningen voor de kernen te behouden.

De provinciale ruimtelijke belangen zijn in vier structuren onderverdeeld:

  • 1. De groenblauwe structuur: hier wordt gekozen voor functieontwikkeling in combinatie met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit. Deze structuur bestaat uit de bestaande natuur, watersystemen en gebieden die geschikt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe natuur.
  • 2. Het landelijk gebied: dit is een multifunctioneel gebied waarbij de agrarische productieruimte wordt behouden in delen van het gebied waar de landbouw bepalend is voor nieuwe ontwikkelingen.
  • 3. De stedelijke structuur: er is sprake van twee perspectieven binnen deze structuur. De eerste zijn de stedelijke concentratiegebieden waar de stedelijke groei wordt opgevangen. Op deze manier blijven de groene gebieden tussen de steden open. De tweede zijn de kernen in het landelijk gebied die zoveel mogelijk worden ontzien van verdere verstedelijking. Hier zijn ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen mogelijk wanneer deze voorzien in de eigen verstedelijkingsbehoefte. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'.
  • 4. De infrastructuur: gekozen wordt voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters in de provincie Noord-Brabant.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke structuur (kernen in het landelijk gebied). Dit is in figuur 3.2 weergegeven.

De eigen verstedelijkingsbehoefte van Vorstenbosch wordt opgevangen op de locatie Rietdijk Peelstraat. Het plan Rietdijk Peelstraat past daarmee binnen de kaders van de Structuurvisie ruimtelijke ordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0006.png"

Figuur 3.2: Uitsnede van de structurenkaart (stedelijke structuur)

3.3.3 Verordening Ruimte

Kader

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte 2014 is per 19 maart 2014 in werking getreden.

Een relevant uitgangspunt van de Verordening Ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen, dan wel in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Met bestaand stedelijk gebied wordt reeds bestaande bebouwing bedoeld, maar ook bijvoorbeeld inbreidingslocaties. Zoekgebieden zijn die gebieden waar, indien er toch uitbreiding noodzakelijk is, uitbreiding als verantwoord wordt beschouwd.

Het plangebied is binnen de Verordening Ruimte 2014 aangeduid als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling (zie figuur 3.3). Onderstaand wordt ingegaan op de van toepassing zijnde regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0007.png"

Figuur 3.3: Uitsnede plankaart Verordening Ruimte 2014 provincie Noord-Brabant

Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling

Artikel 8 van de Verordening regelt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kan voorzien in een stedelijke ontwikkeling. De stedelijke ontwikkeling moet aansluiten bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvinden in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing. Bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting dient rekening te worden gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen, door deze in de planontwikkeling te betrekken.

Uit de toelichting moet blijken dat het bestemmingsplan de nodige voorwaarden bevat om een goede landschappelijke inpassing van de te bouwen woningen te verzekeren, dat er geen sprake is van een aanzet voor een stedelijke ontwikkeling en dat geen inbreuk wordt gemaakt op de toepassing van de Beleidsregels ruimte-voor-ruimte 2006.

Daarnaast zijn regels uit artikel 4.3 van de Verordening van toepassing ten aanzien van de nieuwbouw van woningen. Daaruit blijkt dat de toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording dient te bevatten over de wijze waarop de afspraken worden nagekomen die in het regionaal ruimtelijk overleg zijn gemaakt over de nieuwbouw. Daarbij gaat het om hoe de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.

Ruimtelijke kwaliteit

Artikel 3 van de Verordening regelt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling een verantwoording bevat, dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid. Daarbij moet toepassing worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarmee wordt bedoeld dat toepassing wordt gegeven aan de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening.

De toelichting moet verder een verantwoording waaruit blijkt dat rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden. De omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, moet passen in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid. Daarnaast moet de afwikkeling van het personen- en goederenvervoer verzekerd zijn, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg.

Daarnaast moet de ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaan met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. De toelichting van het bestemmingsplan moet een verantwoording bevatten hoe de verbetering financieel, juridisch en feitelijk is geborgd en hoe de verbetering past binnen de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied. Indien deze kwaliteitsverbetering niet is verzekerd, kan het bestemmingsplan slechts vastgesteld worden indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd en over de werking van dat fonds regelmatig verslag wordt gedaan in het regionaal ruimtelijk overleg.

Beschouwing
De beoogde ontwikkeling van Rietdijk Peelstraat betreft een nieuw cluster van stedelijke bebouwing, die aan de noord-, west- en zuidzijde aansluit op het bestaande stedelijke gebied van de kern Vorstenbosch. De aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren, zoals beschreven in hoofdstuk 4 van deze toelichting, zijn meegenomen in de planontwikkeling. Dit is gebeurd door middel van een vertaling van deze kwaliteiten naar randvoorwaarden en uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan (zie paragraaf 5.2). Daarin zijn ook de randvoorwaarden ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing opgenomen.

De locatie Rietdijk Peelstraat betreft geen aanzet voor een stedelijke ontwikkeling. De 16 woonkavels vormen een bebouwingsconcentratie. Vijf kavels vallen onder de Ruimte voor Ruimte regeling en sluiten aan op de Beleidsregels ruimte-voor-ruimte 2006 (zie paragraaf 3.3.1).

In het regionaal ruimtelijk overleg is de lokale behoefte in de kern Vorstenbosch besproken. Met betrekking tot deze locatie zijn verder geen locatiespecifieke afspraken gemaakt. Er blijft behoefte aan woningbouw in Vorstenbosch. Er is geen sprake van een regionale woningmarkt, maar van een lokale woningmarkt. Daarom zijn verschillende locaties in Vorstenbosch onderzocht (zie hoofdstuk 2). Daarbij is gekeken naar inbreiden, herstructureren en uitbreiding, tevens is aangegeven of de locaties uitvoerbaar zijn. Diverse locaties zijn vanwege het niet sluitend krijgen van de grondexploitatie niet uitvoerbaar. Het blijkt binnen de kern Vorstenbosch niet mogelijk om de woningbehoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied door middel van inbreiding en herstructurering: uitbreiding is nodig om invulling te kunnen geven aan de woningbouwopgave. De huidige harde plancapaciteit is onvoldoende voor de woning behoefte.
Het gaat in voorliggend plan om ruime kavels ten behoeve van zelfbouw. De ruimte hiervoor kan moeilijk gevonden worden binnen het bestaand stedelijk gebied. De 16 kavels die in dit plan mogelijk worden gemaakt, voorzien in een behoefte van de kern Vorstenbosch en in het vergroten van de plancapaciteit voor woningbouw.

Het plan is zorgvuldig ingepast in het bestaande gebied, waarbij rekening is gehouden met de bestaande structuren en de ruimtelijke kwaliteiten. In het openbaar gebied is in dubbel ruimtegebruik voorzien door speelplek en wadi te combineren. In paragraaf 5.3 is dit nader toegelicht. De ladder van duurzame verstedelijking is doorlopen en de resultaten zijn beschreven in paragraaf 3.2.4.

Het plan houdt rekening met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Er zijn de afgelopen jaren diverse milieuonderzoeken en actualisaties van deze onderzoeken uitgevoerd. De resultaten zijn beschreven in deze toelichting en de rapportages zijn opgenomen in de Bijlagen bij toelichting. Uit deze onderzoeken blijkt dat de ontwikkeling van Rietdijk Peelstraat geen belemmering vormt voor de beoogde functie wonen en dat het plan geen planologische belemmeringen vormt ten aanzien van de bestaande functies in de omgeving. Vanwege de toekomstige woonfunctie heeft het plan geen nadelige effecten voor de volksgezondheid. In het plan is rekening gehouden met een goede afwikkeling van het verkeer en met voldoende parkeerplaatsen. Dit is beschreven in paragraaf 5.3.

De ruimtelijke ontwikkeling van Rietdijk Peelstraat gaat gepaard met een fysieke verbetering. De kwaliteitsverbetering voor de Ruimte voor Ruimte-woningen is verzekerd: de dossiernummers die de provincie beschikbaar stelt (zie paragraaf 3.3.1) zijn verbonden aan het slopen van veehouderijen, waarmee de kwaliteitsverbetering van het landschap is geborgd. Met de opbrengst van de elf kavels met een reguliere bouwtitel wordt een bijdrage geleverd aan de gemeentelijk voorziening landschappelijke kwaliteitsverbetering (zie ook paragraaf 3.4.10). De hoogte van de financiële bijdrage is vastgelegd en afhankelijk van het soort gebied. De Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte betaalt aan de gemeente voor deze elf kavels een bedrag per vierkante meter ten behoeve van het fonds in verband met de ontwikkeling in het buitengebied. De gemeente draagt zorg voor de afdracht aan de voorziening, waarmee een investering wordt gedaan in projecten in het buitengebied die gericht zijn op verbetering van structuren en waarden op het gebied van natuur, water, landschap, cultuurhistorie of de verbetering van recreatieve mogelijkheden. Met deze bijdrage aan de voorziening landschappelijke kwaliteitsverbetering de is ruimtelijke kwaliteitsverbetering voor dit bestemmingsplan voldoende aangetoond. De gemeente Bernheze zal over de werking van dit fonds regelmatig verslag doen in het regionaal ruimtelijk overleg.

Voorliggend plangebied voldoet aan deze voorwaarden zoals gesteld in de Verordening ruimte 2014.

Conclusie

De ontwikkeling van een woningbouwlocatie ter plaatse van het plangebied Rietdijk Peelstraat sluit aan bij het beleid zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014.

3.3.4 Beleid met betrekking tot omgang met water

Provinciaal beleid

De locatie is niet gelegen in een attentiegebied of grondwaterbeschermingsgebied volgens de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005. Volgens de Provinciale Milieu Verordening Noord-Brabant is de locatie niet gelegen in een beschermingszone ten behoeve van de drinkwaterwinning en valt het ook niet binnen een boringsvrije zone.

Waterschap Aa en Maas

Het ontwerp Waterbeheerplan 2010 -2015 is recentelijk goed gekeurd. De bekende drietrapsstrategieën zijn hierin leidend. Voor de waterkwantiteit geldt: “Vasthouden-bergen-afvoeren” en voor de waterkwaliteit geldt: “Voorkomen-scheiden-zuiveren”. Dit betekent dat er hydrologisch neutraal gebouwd dient te worden. Dit heeft tot gevolg dat gebiedseigen hemelwater vastgehouden dient te worden en dat er een afwateringssysteem met maximale afkoppeling dient te komen. 'Schoon' hemelwater wordt niet naar een rioolwaterzuivering afgevoerd, maar via een alternatief systeem opgevangen en afgevoerd naar het grond- dan wel oppervlaktewater. Ook geldt dat eventuele negatieve effecten van ingrepen in het watersysteem of waterketen niet afgewenteld of afgeschoven mogen worden.

Op basis van de gebiedsinventarisatie wordt voor de uitwerking van het duurzaam watersysteem op de locatie uitgegaan van infiltratie van het hemelwater (afkomstig van het toekomstig verhard oppervlak). Hierbij dient rekening gehouden te worden met de ondiepe grondwaterstanden ten tijde van de GHG (< 0,2 m -mv).

Het plangebied moet voldoende berging bevatten om een statistische bui met een herhalingstijd van 1 keer in de 100 jaar te kunnen bergen.

Bij het gebruik van materialen bij de woningbouw en inrichting van het openbaar gebied moet rekening gehouden worden dat niet-uitlogende bouwmaterialen toegepast worden om de verontreiniging van het hemelwater te voorkomen.

Beschermde gebieden keur

Het plangebied valt niet binnen een beschermd beperkt of volledig beschermd keurgebied of een attentiegebied.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Bernheze

Mede naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in juli 2008, waardoor gemeente verplicht zijn om te beschikken over een gemeentelijke structuurvisie, is besloten om een nieuwe structuurvisie voor het hele gemeentelijke grondgebied op te stellen. Enerzijds vormt de nieuwe structuurvisie een herijking van de bestaande StructuurvisiePlus 'Bernheze op koers' (vastgesteld in december 2003). De grote lijnen die in deze structuurvisie zijn uitgezet, zijn tegen het licht gehouden en al dan niet overgenomen in de nieuwe Structuurvisie Bernheze. Anderzijds is de structuurvisie aangepast aan de eisen en mogelijkheden die in de Wro zijn opgenomen. Daarnaast verplicht de Wro, met daarin de Grondexploitatiewet, die op 1 juli 2008 in werking is getreden, dat iedere gemeente dient te beschikken over een grondgebieddekkende structuurvisie. De Structuurvisie Bernheze is vastgesteld op 11 februari 2010 en bestaat uit een ruimtelijk deel en een uitvoeringsprogramma.

Vorstenbosch bestaat uit landelijke woonmilieus met dichtheden van 15 tot 20 woningen per hectare. Van 2003 tot 2014 is er een woningbehoefte van circa 100 woningen in de kern. In de Structuurvisieplus is aangegeven dat er een ruimtebehoefte is van 5 tot 7 hectare.

In de Structuurvisie Bernheze zijn een vijftal hoofduitgangspunten voor de kern Vorstenbosch geformuleerd. Zo geldt er het principe dat inbreiden de voorkeur krijgt boven uitbreiden. Het westelijk open landschap wenst men niet te penetreren. De relatie met de Leijgraaf, een zijbeek van de Aa, dient te worden versterkt. Daarnaast wil men het kleinschalige landschap en de verweving van het dorp met het landschap ter plaatse van de Ruimte voor Ruimte locatie behouden en versterken. Dit laatste in verband met landschappelijke, cultuurhistorische en geologische waarden. Ten slotte is er de ambitie om aan de zuidkant van Vorstenbosch de akker tussen de Helling en de Oude Veghelse Dijk op te schonen.

Onderstaande figuur geeft een uitsnede weer van het ruimtelijk deel van de Structuurvisie. Het plangebied is aangegeven als gebied bestemd voor afronding van de dorpsrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0008.png"

Figuur 3.4: Uitsnede plankaart Structuurvisie Bernheze (plangebied aangegeven met rode ellips)

3.4.2 Woonvisie

In februari 2005 is de Woonvisie 2005-2015 voor de gemeente Bernheze opgesteld. De gemeente zet hierin ten eerste de eigen woningbehoefte voorop. Hoofddoel van het woonbeleid van de gemeente Bernheze is het voorzien in de eigen woningbehoefte. Dat leidt tot een aantal keuzes op de verschillende deelterreinen van wonen en volkshuisvesting. Ten eerste wordt er een maximale inzet tot het realiseren van het noodzakelijke bouwprogramma verwacht. Daarbij gaat het om een strategische toevoeging aan de woningvoorraad die de huidige gestagneerde woningmarkt weer vlot trekt, zo groot mogelijke doorstromingseffecten heeft en afgestemd is op wat de woonconsumenten willen en op wat zij zich kunnen veroorloven. Er wordt een keuze gemaakt voor een geëigende aanpak van de herstructurering, zowel in de huur- als in de koopsector, een doelgroepenbeleid, gericht op starters, senioren en lagere inkomensgroepen en een kernenbeleid op basis van de StructuurvisiePlus.

Bij de uitvoering van de Woonvisie wil de gemeente als regisseur optreden en in samenwerking met professionele partners (corporaties, commerciële ontwikkelaars, zorgaanbieders, bouwers etc.), woonconsumenten (seniorenraad, verenigingen dorpsbelang etc.) en vrijwilligersinstanties de concretisering van het beleid stimuleren en coördineren.

De Woonvisie bevat een uitvoeringsprogramma dat bestaat uit het woningbouwprogramma tot 2015 voor de gemeente als geheel en de onderscheiden kernen. In dit woningbouwprogramma is de eigen woningbehoefte als uitgangspunt genomen. Daaraan zijn elementen als vervangende nieuwbouw, de opvang van statushouders en de extramuralisering van de zorg, toegevoegd. In de periode 2005-2015 zullen circa 1.340 nieuwe woningen gebouwd moeten worden.

In 2008 is een nieuwe woonvisie opgesteld. Deze visie sluit aan op de doelstellingen en ambities zoals verwoord in de visie van 2005. De belangrijkste wijziging die heeft plaats gevonden is dat de gemeente in de uitwerking en in het operationeel maken van het woonbeleid een gewijzigde, aangescherpte koers vaart, waarin prioriteit wordt gegeven aan de sociale doelstellingen en het bieden van relatief goedkope woningen. Met betrekking tot dat deel van de woningmarkt dat zich richt op (middel)dure woningbouw, zal de gemeentelijke inhoudelijke sturing beperkt zijn. De sturing van de gemeente is in onderhavig plan derhalve beperkt.

Voorliggend woningbouwprogramma voorziet in de eigen woningbehoefte van de kern Vorstenbosch. Voorliggend plan past binnen de uitgangspunten uit de Woonvisie Bernheze 2005-2015.

3.4.3 Integraal dorpsontwikkelingsplan Vorstenbosch

De gemeente Bernheze heeft in 2009 een toekomstscenario voor Vorstenbosch uitgewerkt in het Integraal dorpsontwikkelingsplan (iDOP). Diverse partijen en belanghebbenden zijn betrokken bij het proces en het opstellen van het iDOP.

Een evenwichtige bevolkingsopbouw is een van de belangrijke doelen van Vorstenbosch. Een passend woningaanbod is noodzakelijk is om dat doel te kunnen behalen. De opgave voor Vorstenbosch bestaat dan ook uit het versneld laten groeien van het dorp, door op korte termijn te bouwen voor de doelgroep jongeren en ouderen. Daarbij wil het dorp bouwen op die plaatsen die het best passen bij deze doelgroepen. De jongeren uit Vorstenbosch stellen voor om ook te onderzoeken of er bouwmogelijkheden (in CPO) liggen aan de Rietdijk. Het bouwen voor starters kan daar samengaan met de al geplande bouw van ruimte-voor-ruimte woningen. Vanwege de laagte van het gebied, is het plangebied en de zone ten oosten daarvan aangemerkt als natte groene zone.

De genoemde suggestie ten aanzien van CPO kan mogelijkerwijs elders aan de Rietdijk worden gerealiseerd. Voorliggend plan voorziet hier niet in, maar gaat uit van een combinatie tussen Ruimte voor Ruimte woningen en reguliere woningen die worden ontwikkeld vanuit het gemeentelijke contingent.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0010.png"

Figuur 3.5: Uitsnede wensbeeld Vorstenbosch uit iDOP 2009

3.4.4 Masterplan Wonen

Na 2008 is de woningbouwmarkt ingrijpend veranderd, waardoor de Woonvisie 2008-2015 niet meer aansloot bij de realiteit. In aanvulling op de woonvisie is het Masterplan Wonen ontwikkeld.

Het Masterplan Wonen is onderverdeeld in 3 fasen. Op 7 juli 2011 heeft de gemeenteraad van Bernheze het Masterplan Wonen, fase 2 vastgesteld. Dit Masterplan had als doel om via herprogrammering de woningbouwproductie in Bernheze weer vlot te trekken.

De belangrijkste wijziging die heeft plaats gevonden, is dat de gemeente in de uitwerking en in het operationeel maken van het woonbeleid een gewijzigde, aangescherpte koers vaart, waarin prioriteit wordt gegeven aan de sociale doelstellingen en het bieden van relatief goedkope woningen. Met betrekking tot dat deel van de woningmarkt dat zich richt op (middel)dure woningbouw, zal de gemeentelijke inhoudelijke sturing beperkt zijn. De sturing van de gemeente is in onderhavig plan derhalve beperkt. Het beleidsstuk heeft met name aandacht voor de kwalitatieve behoefte in de gemeente / Vorstenbosch. Er is destijds geen nieuw woningmarktonderzoek uitgevoerd. Het kwantitatieve deel van de Woonvisie is in stand gebleven, wat een opgave van 1.120 woningen voor de gemeente schetste. Per kern (op basis inwoners aantal) is de opgave als volgt verdeeld:

  • Heesch 50%
  • Heeswijk-Dinther 20%
  • Nistelrode 20%
  • Loosbroek 5%
  • Vorstenbosch 5% (56 woningen voor een periode van 10 jaar)

De behoefte prognose van de Provincie Noord-Brabant van 2011 laat een forse stijging zien. Voor Vorstenbosch een verhoging van de behoefte van ruim 5 naar bijna 10 woningen per jaar. De gemeente heeft hiervoor haar woningcapaciteit aangepast.

In het Masterplan worden de meest kansrijke locaties en de meest kansrijke invulling daarvan in beeld gebracht. Hier is een doorberekening van de behoefte gemaakt, die er als volgt uit ziet:

  • 2010-2015 per jaar 234 (Vorstenbosch 5% --> 59 woningen)
  • 2015-2020 148 (Vorstenbosch 5% --> 37 woningen)
  • 2020-2025 105 (Vorstenbosch 5% --> 26 woningen)

Door de aandacht te concentreren op de kansrijke projecten kan de productie zoveel mogelijk gewaarborgd worden. Het Masterplan is daarmee niet gericht op een aanpassing van het woonbeleid, maar is een middel om de productie in de komende jaren op gang te houden.

Op basis van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de woningmarkt in Bernheze is gezocht naar een samenhang per kern en een samenhang op het niveau van Bernheze.

Tabel 3.2: Woningbehoefte en woningbouwprogramma Vorstenbosch

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0011.png"

Voor de kern Vorstenbosch zijn de woningbehoefte (o.b.v. provinciale prognose) en het woningbouwprogramma opgenomen. Het bouwprogramma tot 2015 bevat 36 'harde' woningen, waarin voorliggende locatie is opgenomen als harde locatie, met realisatie in 2014 en 2015. Het bouwprogramma sluit aan op de gewenste uitbreiding van de voorraad volgens de provinciale prognose. Voorliggend plan past binnen de uitgangspunten van het Masterplan.

3.4.5 Evaluatie rapport stagnerende grondverkopen

In maart 2013 heeft de raad het evaluatie rapport 'stagnerende grondverkopen' vastgesteld. Daarin heeft de gemeente Bernheze in kaart gebracht wat de financieel-economische crisis en de plannen van het kabinet betekenen voor de bouwgrond-exploitatie.

Ondanks reductie in de locaties en aantallen is Rietdijk Peelstraat ook hier nog steeds genoemd als actief hard plan. Dit rapport geeft geen gevolgen voor voorliggende locatie.

3.4.6 Verkeersstructuurplan Bernheze Verkeer op hoofdlijnen 2007 - 2020

In 2007 is voor de gemeente Bernheze een verkeersstructuurplan opgesteld. Hierin is in het algemeen naar voren gebracht dat alle vervoerwijzen een rol moeten krijgen in de verkeersstructuur ter ondersteuning van de ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0012.png" Figuur 3.6: Verkeersfunctie van wegen in en nabij de kern Vorstenbosch

Daarnaast wordt er ingezet op een Duurzaam Veilige wegencategorisering. Een functionele driedeling van het wegennet gericht op verkeersveiligheid wordt hiervoor gehanteerd:

  • De stroomfunctie;
  • De gebiedsontsluitingsfunctie;
  • De erftoegangsfunctie.

Uit onderstaand kaartbeeld wordt duidelijk dat Vorstenbosch enkel wordt ontsloten met erftoegangswegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0013.png" Figuur 3.7: Duurzaam Veilig categorisering 2020

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0014.png" Figuur 3.8: Fiets- en voetgangersstructuur 2020

Uit de kaartbeelden blijkt dat de nieuwbouwlocatie zich bevindt in een rustige verkeersomgeving op niet al te grote afstand van de A50, waarmee aansluiting kan worden gevonden met de omliggende kernen als Uden en Veghel.

3.4.7 Bomenlijst

In de gemeente Bernheze is sinds 15 juli 2008 de Bomenlijst Bernheze van kracht. Bomen die op deze Bomenlijst staan vermeld zijn vergunningplichtig ten aanzien van het kappen. Om na te gaan of een omgevingsvergunning nodig is, dient de Bomenlijst te worden geraadpleegd. Van kappen kan ook sprake zijn als er zeer drastisch wordt gesnoeid, bijvoorbeeld het verwijderen van de kroon uit een boom.

De gemeente Bernheze verbindt in de regel een herplant aan een verleende omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. In geval de houtopstand onder werking van de Boswet valt, moet het kappen worden gemeld bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

De actuele bomenlijst is te vinden via de gemeentelijke website.

3.4.8 Gemeentelijk rioleringsplan Bernheze 2010 - 2014

Gemeenten zijn op basis van de Wet milieubeheer verantwoordelijk voor de zorg voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen. Daarnaast heeft de gemeente de zorgplicht voor de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater én de zorg voor het treffen van maatregelen in openbaar gemeentelijk gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken. Dit is vastgelegd in de Wet op de waterhuishouding (vanaf 2010 in de Waterwet). In de Wet milieubeheer is opgenomen dat alle gemeenten een Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) moeten opstellen. In dit GRP moeten in ieder geval de volgende onderdelen worden opgenomen:

  • Wat willen we bereiken, wat zijn onze doelen?
  • Wat hebben we aan voorzieningen met betrekking tot het stedelijk afvalwater, hemelwater en het grondwater?
  • Wat moeten we nog doen om de gestelde doelen te kunnen halen?
  • Wat zijn de kosten en hoe dekken we deze?

De rioleringszorg in Bernheze is aangepast aan de nieuwe rol voor het hemelwater en grondwater (Wet verbrede watertaken) en dient de volgende doelen:

  • Zorgen voor inzameling van stedelijk afvalwater.
  • Zorgen voor transport van stedelijk afvalwater.
  • Zorgen voor inzameling van hemelwater (voor zover niet door de particulier).
  • Zorgen voor verwerking van ingezameld hemelwater.
  • Zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.
3.4.9 Waterplan Bernheze

Het doel van het integrale waterplan Bernheze luidt als volgt: "het ontwikkelen van een integrale visie in de omgang met water in de breedste zin van het woord". Het integrale aspect betekent dat het gehele systeem van grond- en oppervlaktewater centraal staat, inclusief aan- en afvoer van water. De keten van drinkwater, riolering en afvalwaterzuivering wordt in de visie betrokken daar waar deze het watersysteem beïnvloedt.

Als algemeen streefbeeld voor de gemeente voor 2030 is gesteld: "Het hebben en houden van een veilige, kwalitatief hoogwaardig leefbare gemeente, waarin een gezond en veerkrachtig watersysteem aanwezig is en duurzaam met water wordt omgegaan. Daarnaast versterken de Aa, Leijgraaf en Groote Wetering, als herkenbare beeksystemen met een natuurlijk karakter, enerzijds de leefbaarheid en identiteit en anderzijds de (water)recreatieve en toeristische positie van Bernheze". De volgende thema's zijn in het waterplan gehanteerd:

  • Schoon water: Hierbij geldt de voorkeurstrits: voorkomen - scheiden - zuiveren.
  • Zuinig met water
  • Water in de bebouwde omgeving: Hier geldt de voorkeurstrits: vasthouden - ber-gen - afvoeren
  • Boeiend water
  • Samenwerking

Voor de initiatieven die in het bestemmingsplan worden meegenomen, zal een watertoets uitgevoerd worden, waarbij rekening wordt gehouden met de uitgangspunten uit het Waterplan Bernheze.

3.4.10 Beleidsregel landschappelijke kwaliteitsverbetering

De gemeenteraad van Bernheze heeft op 13 december 2012 de 'Beleidsregel landschappelijke kwaliteitsverbetering' vastgesteld. Bij planmatige ontwikkelingen wordt de bijdrage gestort in de voorziening landschappelijke kwaliteitsverbetering. De regeling is in regioverband opgesteld en het is de bedoeling dat de provincie in een later stadium zich ook hier aan conformeert.

3.5 Conclusie beleidskader

Uit het hiervoor beschreven beleidskader blijkt dat het vigerende beleid dat betrekking heeft op de ontwikkeling van de locatie Rietdijk Peelstraat geen belemmeringen geeft. Op basis van het in dit hoofdstuk omschreven beleid zijn voor het plangebied enkele onderzoeken uitgevoerd om voorgestane ontwikkeling te onderbouwen en mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Gebiedsanalyse

In dit hoofdstuk wordt het plangebied en de relatie van het plangebied tot de omgeving beschreven. In paragraaf 4.1 wordt kort aangegeven waar de woningbouwlocatie zich bevindt. In de paragrafen 3.2 tot en met 3.11 worden de onderzoeken toegelicht die ten grondslag liggen aan de het bestemmingsplan. Per onderzoek zijn met name de conclusies vermeld. Voor een uitgebreide beschrijving van de onderzoeken wordt verwezen naar de onderzoeksrapporten zoals deze in paragraaf 1.4 zijn opgesomd.

4.1 Plangebied en omgeving

Het plangebied Rietdijk Peelstraat is gelegen aan de noordoostzijde van de kern Vorstenbosch en ligt ten oosten van de weg de Heuvel, dat de doorgaande weg van de kern Vorstenbosch is. Deze weg vindt naar het zuiden toe aansluiting met de Rijksweg A50 (Eindhoven - Nijmegen/Zwolle). Onderstaande figuren geven een beeld van het plangebied en haar omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0016.png"

Figuur 4.1 Globale ligging van het plangebied (rode cirkel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0018.png"

Figuur 4.2 Luchtfoto Vorstenbosch, met plangebied in rode cirkel

4.2 Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek is, ter plaatse van locatie Rietdijk Peelstraat te Vorstenbosch, een vooronderzoek conform NVN 5725 uitgevoerd, uitgezonderd de financieel/juridische aspecten. Dit vooronderzoek heeft op 15 mei 2007 plaatsgevonden en derhalve niet conform de NEN 5725, die begin 2009 is uitgegeven. Informatie omtrent de onderzoekslocatie is destijds ontleend aan gegevens aangeleverd door de gemeente Bernheze, de grondwaterkaart van Nederland (TNO). Tevens heeft er een locatiebezoek plaats gevonden op 21 en 22 mei 2007. In november 2009 heeft er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd gebaseerd op de NEN 5740, Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) januari 2009. Het verkennend bodemonderzoek is vooraf gegaan door een vooronderzoek en een veldonderzoek met laboratoriumonderzoek.

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. In de onderzochte grondmengmonsters is alleen in de bovengrond een lichte verontreiniging aan EOX aangetroffen. Het verhoogde gehalte aan EOX die in de bovengrond van de bodem is aangetroffen blijkt na uitsplitsing geen verhoogde gehaltes (op de geanalyseerde stoffen) te bevatten.

Wat betreft de verhoogde gehaltes die in de waterbodem zijn aangetroffen (MMsloot) is bij toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit geclassificeerd als klasse A slib. De vrijkomende baggerspecie (klasse A) mag langs de oever van de watergang op de kant worden verwerkt. Voor klasse A geldt echter dat deze binnen een zone van 20 meter moet worden verwerkt.

In het grondwater is er een lichte verontreiniging aan chroom aangetroffen. De aangetroffen waarden kunnen worden gezien als regionaal verhoogde achtergrondwaarden in het grondwater. Tevens zijn er plaatselijk in het grondwater matige verontreinigingen aan arseen en nikkel en een lichte verontreiniging aan naftaleen geconstateerd.

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “onverdachte locatie”, niet geheel juist is. Echter, de aangetroffen verhoogde gehaltes vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Op basis van de uitkomsten van het onderzoek behoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen te worden gesteld aan de geplande woningbouwlocatie. Wel wordt geadviseerd om het grondwater niet te gebruiken voor consumptieve doeleinden of het besproeien van gewassen.

Hoewel dit bodemonderzoek ouder is dan 5 jaar, is het nog steeds actueel. Het voortgezet gebruik sindsdien levert geen noodzaak op tot actualisatie of een aanvulling op het bovengenoemde onderzoek.

4.3 Bodemopbouw

Bodemkaart van Nederland

Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse van de locatie uit een leemarme tot zwak lemige gooreerdgrond. Deze bodem wordt gekenmerkt door een minerale eerdlaag tussen de 0,15 en 0,3 m dik (pZn21). In de directe omgeving van de locatie wordt een leemarme tot zwak lemige zwarte hoge enkeerdgrond aangetroffen (zEZ21).

Bodemkundig onderzoek

Door Grontmij is op 21 mei 2007 een veldonderzoek op de locatie uitgevoerd, ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek. Er zijn een 24-tal boringen verricht. Uit het onderzoek blijkt dat de bodem als volgt geschematiseerd kan worden.

  • Op de gehele locatie is een teelaarde laag aanwezig van circa 0,25 tot 0,45 m, bestaande uit zeer fijn tot matig fijn zand en is matig humeus;
  • Onder de teelaarde laag tot een diepte variërend van 0,55 tot 1,2 m –mv is een (sterk) verstoorde laag aangetroffen, die bestaat uit zeer fijn tot matig fijn zand en is zwak tot matig humeus. Lokaal is een opgebrachte zandlaag aangetroffen;
  • Beneden de verstoorde laag, gemiddeld tussen de 0,70 en 0,85 m –mv, tot de einddiepte van de boringen is een onverstoorde laag aangetroffen. Dit betreft een zeer fijne tot matig fijne zandlaag die zwak humeus is;
  • In het centrum van het gebied is in een boring op een diepte van 0,55 m –mv een veenlaag van 0,6 m dikte aangetroffen. In een nabij gelegen boring is op een diepte van 0,85 m –mv een uiterst veenhoudende laag aangetroffen met een dikte van 0,3 m. In een groot aantal boringen zijn brokken veen of sporen van veen aangetroffen.

Waterdoorlatendheid

De bodemdoorlatendheid is geschat op basis van de bodemopbouw. De doorlatendheid van de bovenste 30 tot 40 cm is geschat tussen de 0,3 en 0,8 m/dag. In het Cultuurtechnisch Vademecum wordt dit geclassificeerd als matig tot vrij goed doorlatend. De doorlatendheid van de diepere lagen is geschat op 1,0 à 2,0 m/dag, wat als goed doorlatend wordt aangeduid.

Locale opbouw

Op basis van de gegevens uit de Bodemkaart van Nederland (BvN, blad 45 oost) kan worden afgeleid dat op de onderzoekslocatie en omgeving de bodem bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand (pZn21).

Regionale opbouw

De regionale bodemopbouw in onderstaande tabel is ontleend aan het Dinoloket (www.dinoloket.nl). De maaiveldhoogte ter plaatse van de locatie komt globaal overeen met 10,5 m + NAP.

Tabel 4.1: Regionale bodemopbouw

Globale diepte (m -mv)   Geohydrologische
schematisatie  
Lithostratigrafie
(behorende tot formatie van)  
Samenstelling  
0,0 - 20,0   1ste watervoerend pakket   Formatie van Boxtel   Middel fijn t/m uiterst fijn zand  
20,0 - 36,0   1ste watervoerend pakket   Formatie van Beegden   matig grof zand  
36,0 - 63,0   1ste slecht doorlatende laag   Formatie van Sterksel   matig grof t/m matig fijn zand met grindlaagjes  
63,0 - 82,0   1ste watervoerend pakket   Formatie van Stramproy   matig fijn t/m uiterst fijn zand  
82,0 - 105,0   1ste slecht doorlatende laag   Formatie van Waalre   zwak tot sterk lemig zand  

4.4 Water

Vanaf 1 november 2003 is het verplicht een watertoets uit te voeren. De watertoets verschaft inzicht in de kwantitatieve en kwalitatieve waterhuishoudkundige consequenties van ruimtelijke plannen en besluiten. Als onderdeel hiervan dienen eventuele mitigerende en compenserende maatregelen schetsmatig te worden uitgewerkt. Bovendien wordt een ruimteclaim bepaald van eventuele waterhuishoudkundige maatregelen. Over locatiespecifieke zaken en de uitgangspunten voor het ontwerp is in 2007 overleg geweest met het Waterschap Aa en Maas.

Onderstaande wordt ingegaan op het grondwater en het oppervlaktewater. Het waterbeleid is opgenomen in paragraaf 3.3.4. In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op het ontwerp van het duurzaam watersysteem. Hoewel daarbij is uitgegaan van 15 vrijstaande woningen - in plaats van 14 vrijstaande woningen en een tweekapper - is de watertoets nog steeds actueel, doordat deze wijziging een verwaarloosbare invloed heeft op de totale waterhuishouding en het toekomstige watersysteem.

4.4.1 Grondwater

Grondwaterstand

Op de bodemkaart van Nederland is de fluctuatie in grondwaterstanden aangeduid als grondwatertrap III. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) is ondieper dan 0,40 m -mv en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) varieert tussen de 0,8 en 1,2 m -mv.

Tijdens het veldwerk bedroeg de grondwaterstand tussen de 40 en 60 cm onder maaiveld. De GHG wordt geschat op circa 0,2 m –mv en de GLG op 1,0 m –mv.

In de omgeving van het plangebied staan geen TNO peilbuizen die recentelijk gemeten zijn.

Grondwaterstroming

De grondwaterstroming van het watervoerende pakket is richting het noordwesten, richting de Maas. Het freatisch grondwater stroomt meer richting het westen, door de infiltrerende werking van de Leigraaf, en staat op circa 8,5 meter boven NAP.

4.4.2 Oppervlaktewater

De locatie valt binnen het beheersgebied van waterschap Aa en Maas. In het zuiden grenst het plangebied aan een natte schouwsloot. De hoogte van de bodem van de schouwsloot varieert tussen de 7,63 m en 7,98 m + NAP. Circa 700 m ten zuiden van de locatie stroomt de Leigraaf in westelijke richting. De beek heeft een drainerende werking op de omgeving. Het waterschap hanteert een zomerpeil van 8,5 m+NAP en een winterpeil van 7,63 m+NAP.

4.5 Archeologie en cultuurhistorie

Grontmij Nederland B.V. heeft in opdracht van Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV in mei 2007 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met nieuwbouwplannen in het plangebied Rietdijk Peelstraat te Vorstenbosch in de gemeente Bernheze (Archeologisch onderzoek plangebied Rietdijk Peelstraat te Vorstenbosch, Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek karterende fase, door middel van boringen, plangebied Rietdijk te Vorstenbosch, gemeente Bernheze, referentienummer 188838/RM/GAR 481, d.d. 11 september 2009). Doel van het onderzoek was het opsporen van eventueel aanwezige archeologische resten en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging ervan.

In ARCHIS 2 zijn geen waarnemingen bekend uit het plangebied. Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied deels een lage en deels een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden. Overleg met de plaatselijke heemkundekring De Wojstap heeft geen aanvullende gegevens opgeleverd. Op basis van het bureauonderzoek is een middelhoge specifieke archeologische verwachtingswaarde vastgesteld voor het noordelijke deel van het terrein en een lage specifieke archeologische verwachtingswaarde voor het zuidelijke deel van het terrein.

Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat in het plangebied een slecht ontwaterde verstoorde, tot 50 cm onder maaiveld, bodem voorkomt. Tijdens het karterend bodemonderzoek zijn in het plangebied geen archeologische resten aangetroffen. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamheden dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden geen aanbevelingen ten aanzien van behoud van archeologische waarden of vervolgonderzoek gedaan.

4.6 Flora en fauna

In 2009 is onderzoek gedaan naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied Rietdijk Peelstraat. In november 2014 is ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan een actualisatie uitgevoerd, waarvan de notitie is opgenomen in bijlage 4. Onderstaand zijn de conclusies weergegeven.

Er zijn geen zwaarder beschermde soorten in het plangebied aanwezig of te verwachten die negatief beïnvloed kunnen worden als gevolg van de ontwikkeling van woningen in plangebied Rietdijk – Peelstraat te Vorstenbosch. Uitgangspunt is dat de bomen langs de oost-, west- en zuidzijde behouden blijven. Deze bomenrijen hebben mogelijk een functie als vliegroute voor vleermuizen en de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in de knotwilgen langs de zuidzijde is niet uitgesloten. Om verstoring van vleermuizen te voorkomen, dient verlichting van deze groenelementen in de eindsituatie achterwege te blijven. Verder dient bij de uitvoering rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van broedende vogels gedurende het broedseizoen (globaal half maart tot augustus). Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of aan te vangen, wordt voorkomen dat vogels gaan broeden in het plangebied en zijn er geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet.

Het plangebied is geen onderdeel van EHS of de groenblauwe mantel, het dichtstbijzijnde Narura 2000-gebied ligt op een afstand van circa 17 kilometer. Effecten van de ontwikkeling in het plangebied op nabijgelegen beschermde (natuur)gebieden zijn op voorhand uit te sluiten.

Deze conclusies komen overeen met de conclusies van de natuuronderzoeken die in 2009 en 2010 door Grontmij zijn uitgevoerd. Nader onderzoek of vervolgstappen worden niet noodzakelijk geacht. Indien (delen) van de bomenrijen en/of de knotwilgen gekapt worden, is aanvullend vleermuisonderzoek noodzakelijk.

4.7 Geluid

4.7.1 Akoestisch onderzoek 2013

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkelingen in Rietdijk Peelstraat in Vorstenbosch. Nieuwe woningen (en andere functies) mogen de bedrijfsuitvoering van bestaande bedrijven en bestaande vestigingsmogelijkheden niet belemmeren. Indien noodzakelijk, is afstemming met deze functies vereist. In deze paragraaf wordt ingegaan op de in de omgeving aanwezige relevante bedrijven. De gehanteerde afstandsmaten zijn ontleend aan de uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” (Sdu / VNG, 2009), waarin per bedrijfssoort wordt aangegeven welke milieu-invloed ervan kan uitgaan.

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan is in een vroeg stadium akoestisch onderzoek verricht naar mogelijke geluidshinder binnen het plangebied Rietdijk Peelstraat (Akoestisch onderzoek industrielawaai van 2 maart 2009). Voorjaar 2012 is dit akoestisch onderzoek geactualiseerd (Akoestisch onderzoek industrielawaai, revisie 1, van 16 mei 2012). In april 2013 is het onderzoek nogmaals geactualiseerd. Het betreft onder andere wijzigingen in de situatie rondom Machinaal Timmerbedrijf Van Heertum aan de hand van een adviesnotitie van Cauberg-Huygen met als referentienummer 20121832-01 d.d. 26 september 2012 en een advies door RMB met als kenmerk 75030956 d.d. 4 maart 2013. Het rapport is opgenomen in bijlage 5.

4.7.2 Akoestisch onderzoek 2015

Volgend op de uitspraak van de RvS is begin 2015 opnieuw geluidsonderzoek uitgevoerd. Daarbij is het akoestisch onderzoek van 2013 uitgebreid met een onderzoek naar de indirecte hinder, de cumulatie van geluid van de omliggende bedrijven en het wegverkeer. Ook het nieuwe bedrijf dat zich inmmiddels heeft gevestigd nabij het plangebied (Van Rijbroek Vloeren), is betrokken in het onderzoek en meegenomen in de cumulatieberekening. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 6.

Daarnaast is een onderzoek uitgevoerd naar het actuele industrielawaai van Van Heertum. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7.

Onderstaand volgend de belangrijkste conclusies. Hoewel in het onderzoek is uitgegaan van 15 vrijstaande woningen - in plaats van 14 vrijstaande woningen en een tweekapper - is het akoestisch onderzoek nog steeds actueel. Na overleg met Van Heertum zijn de bouwvlakken van vier woningen twee meter naar achter verplaatst, zodat ze verder van de bron van het industrielawaai komen af te liggen.

Inventarisatie Van Rijbroek Vloeren

Dit bedrijf vormt op het gebied van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Op het gebied van de maximale geluidsniveaus is hier wel sprake van een knelpunt. Realisatie van de betreffende woningen kan alsnog mogelijk gemaakt worden door het opstellen van maatwerkvoorschriften cf. art. 2.20 van het Activiteitenbesluit. Dit maakt realisatie van alle woningen mogelijk.

Machinaal Timmerbedrijf van Heertum

Op twee nieuwe RvR woningen (op drie gevels in totaal) vindt volgens het akoestisch onderzoek een overschrijding van de maatwerkvoorschriften plaats. Het is mogelijk om de woningen te realiseren waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de toekomstige activiteiten van Machinaal Timmerbedrijf van Heertum kunnen plaatsvinden.

Om de geluidruimte van Van Heertum te waarborgen zijn voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau aanvullende maatwerkvoorschriften opgesteld om hogere niveaus in de avondperiode toe te staan. Dit is geregeld binnen de werkingssfeer van het activiteitenbesluit. Koppeling met het bestemmingsplan moet plaatsvinden om het goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

Er wordt voldaan aan het maximaal geluidniveau. Echter, om een aanvaardbaar niveau in de nieuwe woningen te realiseren, moeten in het bestemmingsplan eisen worden gesteld aan de minimale geluidwering van enkele woningen. Dit wordt op vier woningen toegepast en bedraagt bij voorkeur minimaal 24 dB.

Industrielawaai gecumuleerd

Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau kan vanwege alle bedrijven voldaan worden aan 50 dB(A ) etmaalwaarde. Hieruit kan worden geconcludeerd dat een goed woon en leefklimaat is gewaarborgd voor de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus.

Cumulatie geluid bedrijven en wegverkeer

Uit het onderzoek volgt dat de gecumuleerde geluidsbelasting voor één woning meer bedraagt dan 53 dB Lcumvl. Hieruit volgt dat de gevelwering groter moet zijn dan de verplichte 20 dB uit het bouwbesluit. Voor deze woning moet de gevelwering minimaal 21 dB bedragen. Deze gevelwering is zonder meer goed realiseerbaar. Binnen het nieuwbouwplan kan vanwege de gecumuleerde geluidsbelasting van industrielawaai en wegverkeerslawaai een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd worden.

4.7.3 Conclusie

Er zijn maatwerkvoorschriften vastgesteld conform artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit.

De volgende maatregelen zijn gewaarborgd in het bestemmingsplan:

  • de voorgevels van de woningen waarop een overschrijding plaatsvindt worden ten opzichte van het vorige plan 2 meter verder van de bron gesitueerd, om de bouwmogelijkheden niet in te perken betekent dit dat het bouwvlak in zijn geheel twee meter naar achteren wordt verplaatst. Dit wordt toegepast op vier woningen;
  • voor vier woningen worden dove gevels toegepast. Op de verbeelding worden de betreffende gevels aangeduid middels een gevellijn. De dichtst nabij de gevellijn gelegen gevel, of de gevel in de gevellijn dient uitgevoerd te worden als dove gevel;
  • voor de bovengenoemde gevels dient een minimale verplichte gevelwering van 24 dB te worden toegepast, zodat kan worden voldaan aan de ten hoogst gestelde binnenwaarde voor industrielawaai en wegverkeerslawaai. Op deze wijze kan een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd worden;

Om de geluidruimte van Van Heertum te waarborgen zijn voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau aanvullende maatwerkvoorschriften nodig om hogere niveaus in de avondperiode toe te staan. Deze zijn goed gemotiveerd mogelijk, omdat met bovengenoemde maatregelen (dove gevels en geluidwering) een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Hiertoe wordt een besluit hogere grenswaarde ter inzage gelegd.

4.8 Geur- en stofhinder

4.8.1 Geurhinder agrarische bedrijven

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Voor deze bedrijven is geïnventariseerd in hoeverre deze in de toekomst geurhinder voor het plangebied Rietdijk Peelstraat veroorzaken (Notitie quick scan geurhinder Rietdijk/Peelstraat (Grontmij, maart 2009), zie bijlage 8). Voor de vaststelling hiervan is gebruik gemaakt van het Brabants Veehouderijbestand en de Verordening Wet geurhinder en veehouderij gemeente Bernheze.

Binnen een straal van 650 meter om het plangebied is bekeken waar veehouderijen zich bevinden, wat zij volgens de vastgestelde vergunningen aan Mestvarkenseenheden (MVE) mogen produceren en wat op basis van deze informatie de geurcontour is van de bedrijven. Uit deze inventarisatie is gebleken dat geen van de onderzochte bedrijven geurhinder veroorzaakt. Naast de in de quickscan onderzochte bedrijven is er in de nabijheid van de Ruimte voor Ruimte locatie Vorstenbosch een manege (Heuvel 18) gelegen. Bij een manage met alleen paarden geldt op basis van de Wet geurhinder en veehouderij een vaste afstand. Wettelijk is de vaste afstand 100 meter. De gemeente Bernheze heeft op basis van de Wet geurhinder en veehouderij de Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld (februari 2009). In deze geurverordening is het volgende aangegeven:

In afwijking van het bepaalde in artikel 4, eerste lid van de Wet geurhinder en veehouderij wordt de afstand tussen een geurgevoelig object en een veehouderij, waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor op grond van de Wet geurhinder en veehouderij geen geuremissiefactor geldt, als volgt vastgesteld:

  • 1. ten minste 50 meter indien het geurgevoelig object is gelegen binnen de bebouwde kommen zoals deze zijn aangegeven in de bijlagen behorende bij de gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij gemeente Bernheze, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 februari 2008,
  • 2. ten minste 25 meter indien het geurgevoelig object is gelegen buiten de bebouwde kommen als bedoeld in eerste lid van dit artikel.

De planlocatie ligt op 60 meter afstand van de manege. De geurcontour van de manege vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling van de locatie.

4.8.2 Geur- en stofhinder timmerbedrijf

Machinaal Timmerbedrijf Van Heertum, gelegen aan Peelstraat 2b, heeft te maken met geur- en stofhinder als gevolg van de spuiterijactiviteiten en de motafzuiging en motverbranding van het bedrijf. De kortste afstand tussen het bouwvlak van het timmerbedrijf en de voorziene woningen bedraagt ongeveer 45 m. Van deze afstand moet worden uitgegaan om te bepalen of voor de nieuwe woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

In de uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” (Sdu / VNG, 2009) wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed ervan kan uitgaan:

  • Verfspuitinstallaties vallen volgens de VNG-brochure in categorie 3.1, waarvoor in een gemengd gebied wat betreft het aspect geur een richtafstand van 30 m wordt aanbevolen tot de nieuw op te richten woningen.
  • Motafzuiging en motverbranding behoren in beginsel tot de bedrijfsactiviteiten van een timmerbedrijf. Het timmerbedrijf valt volgens de VNG-brochure in categorie 3.2. Bij een gemengd gebied wordt met betrekking tot een timmerbedrijf in categorie 3.2 aanbevolen om wat betreft het aspect stof een richtafstand van 10 m aan te houden. Voor het aspect geur hoeft volgens de VNG-brochure in dat geval geen richtafstand te worden aangehouden.

De maximaal aan te houden contouren voor geur- en stofhinder bedragen respectievelijk 30 meter en 10 meter. De nieuwe woningen liggen op circa 45 meter van het timmerbedrijf. De spuiterijactiviteiten van het timmerbedrijf zullen daardoor geen onaanvaardbare geurhinder voor de voorziene woningen tot gevolg hebben. Ook de motafzuiging en de motverbranding zullen dus geen onaanvaardbare stof- en geurhinder voor de voorziene woningen tot gevolg hebben.

Gesteld kan worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen kan worden gewaarborgd.

4.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op grond van de Wm en bijbehorende regelgeving is onderzoek naar luchtkwaliteit voor woningbouwlocaties niet meer noodzakelijk, wanneer er minder dan 1.500 woningen (bij ontsluiting over één weg) danwel 3.000 woningen (bij gelijkmatige ontsluiting over twee of meer wegen) gerealiseerd worden. Een initiatief voor minder dan 1.500 respectievelijk 3.000 woningen kan op grond van de Regeling niet in betekenende mate (nibm) zonder meer doorgang vinden.

In het plangebied Rietdijk Peelstraat worden 16 woningen gerealiseerd, het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.10 Externe veiligheid

Om een goed leefklimaat te verzekeren dient ook gekeken te worden naar de externe veiligheid in het plangebied. Geïnventariseerd is of er bedrijven, transportroutes en buisleidingen in (de nabijheid van) het plangebied aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen op het gebied van externe veiligheid.

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het ‘plaatsgebonden risico’). Zo moet tussen risicovolle bedrijven en woningen een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het ‘groepsrisico’). Gemeenten en provincies hebben een verantwoordingsplicht bij besluiten die de kans op een ramp en de mogelijke omvang van een ramp beïnvloeden. In de verantwoording moeten de overheden onder andere aandacht besteden aan zelfredzaamheid en mogelijkheden voor hulpverlening.

Aangezien volgens de aangeleverde gegevens in de nabijheid van het plangebied geen bedrijven of transportroutes aanwezig zijn die onder het Bevi vallen is hiernaar geen nader onderzoek uitgevoerd.

4.11 Kabels en leidingen

Binnen en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die een belemmering vormen voor voorgestane ontwikkeling. Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen gastransportleidingen dan wel andersoortige kabels of leidingen aanwezig waarvoor een veiligheidszone geldt, die een belemmering vormt voor de beoogde functie wonen.

4.12 Molenbiotoop

Molens worden in toenemende mate in hun voortbestaan bedreigd door aantasting van de molenomgeving. Bebouwing, begroeiing en andere obstakels belemmeren de windvang van molens. Zonder voldoende wind kan de molen zijn werk niet doen: de molen is tot stilstand gedoemd. Van oudsher staan molens altijd in een open omgeving, zonder belemmering van obstakels. Gezien bovenstaande vraagt de omgeving van een molen dus ook om onderhoud. Houtopgroei zonder functie moet worden verwijderd als de windvang van de molen erdoor wordt gehinderd. Verkeerd geplaatste gebouwen kunnen zelden worden verwijderd. Maar bij nieuwbouw kan terdege rekening worden gehouden met de eisen die een molen nu eenmaal aan zijn omgeving stelt. Hiertoe wordt rond molens die nog in gebruik zijn of daartoe de potentie bevatten een molenbiotoop getrokken. Binnen deze biotoop dient bij plantactiviteiten rekening te worden gehouden met de hoogte van deze activiteiten, zodat de werking van de molen niet in het geding komt. De bescherming van de molen, via de molenbiotoop, dient te worden vastgelegd in het bestemmingsplan waarbinnen de molen is gelegen. In het bestemmingsplan kunnen eisen worden gesteld aan beplantings- en bebouwingshoogte van de omgeving, die aansluiten bij de eisen die de molen aan zijn omgeving stelt.

Binnen de kern Vorstenbosch is een molen (Windlust) gelegen aan de Kerkstraat 22. Op deze molen is een molenbiotoop voor het vangen van voldoende wind van toepassing waar bij de ontwikkeling van bouwwerken rekening moet worden gehouden. De maximaal toelaatbare bebouwingshoogte in relatie tot de afstand ten opzichte van de bebouwing wordt berekend met de molenbiotoop-formule. Figuur 4.3 geeft de maximaal toelaatbare hoogten weer als gevolg van de molenbiotoop.

Voor de ontwikkelingen van de Ruimte voor Ruimte locatie Rietdijk Peelstraat wordt rekening gehouden met de aanwezige molenbiotoop. De hoogten van de toekomstige woningen zijn hierop afgestemd. In de regels en de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan zijn de maximale bouwhoogten in acht genomen. Daarnaast is van het vigerend bestemmingsplan "De kommen van Bernheze" de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' van de verbeelding overgenomen. In de algemene afwijkingsregels is rekening gehouden met de molenbiotoop in geval van de bouwhoogte wordt afgeweken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0019.png"

Figuur 4.3: Invloed van molenbiotoop op plangebied, maximale bouwhoogten ten opzichte van de maaiveldhoogte ter plaatse van de molen

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Achtergrond plangebied

Voor het ontwerpen en uitwerken van het concept voor de locatie Rietdijk Peelstraat is eerst gekeken naar de geschiedenis van het plangebied in relatie tot de omgeving. Daarnaast is een analyse gemaakt van de bestaande situatie en omgeving om het ontwerp zo goed mogelijk in de bestaande omgeving in te passen.

Historie

Vorstenbosch is ontstaan op hoger gelegen gronden. Op de afgebeelde historische kaart zijn deze hogere gronden weergegeven als licht getinte grote akkercomplexen. Door het toenmalige agrarische gebruik werden deze akkers elk jaar met podstalmest opgehoogd waardoor de bolle ligging van de akkers gevormd werd. Doorgaande wegen volgen deze hogere gronden. Op een kruispunt van wegen is Vorstenbosch ontstaan. Door de jaren heen is de lintbebouwing rondom de open bolle akkers dichter geworden en werden de bolle akkers ook ingevuld met planmatige in- en uitbreidingen. De verkaveling op de hogere gronden is onregelmatig blokvormig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0020.png"

Figuur 5.1: Historische kaart Vorstenbosch (het plangebied staat aangegeven met een rode cirkel)

In de oksels liggen de lager gelegen nattere gronden. Op deze gronden is de locatie gesitueerd (weergegeven met rood). Dit natte oostelijk deel van Vorstenbosch, bestaande uit een fijnmazig patroon van rechtlijnige houtsingels gekoppeld aan watergangen als overgang naar het beekdal van de Leijgraaf, is door de jaren heen vrijwel vrijgebleven van bebouwing. De houtsingelstructuur heeft een orthogonaal patroon en ter plaatse van de locatie heeft deze een min of meer noord zuid richting. De kenmerkende historische houtsingelstructuur is nog steeds in het landschap aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0022.png"

Figuur 5.2: Structuurschets Vorstenbosch

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0023.jpg"

Figuur 5.3: Kenmerkende houtsingelstructuur

Bebouwing

Langs de linten en in de kern van Vorstenbosch staan gebiedseigen woningtypologieën. Dit betreft (voormalige) agrarische bebouwing als een langgeveltype en een dorpse bebouwingstypologie met overwegend mansardekappen. Naast deze gebiedseigen bebouwing komen, in de planmatige uitbreidingen, ook algemene bebouwingstypes voor. Kenmerkend voor het dorp is de ronde stenen bergkorenmolen Windlust, gelegen in het hart van het dorp.

Karakteristiek locatie

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking op heeft, is in noord-zuidrichting verkaveld. Deze richting komt tot uiting door de aanwezige watergangen en bomenrijen. De locatie heeft door deze elementen en door het huidige gebruik als paardenwei een landelijke uitstraling. Bijzonder is dat, ter plaatse van de locatie, het landelijk gebied tot in de kern van Vorstenbosch doordringt. Dit heeft er mee te maken dat de gronden relatief nat zijn, en dus in het verleden, minder geschikt waren om te bebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0024.png"

Figuur 5.4: Aanwezige structuren in het plangebied

5.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten

Voor het plangebied zijn zowel programmatische als stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken. Een groot deel van de randvoorwaarden en uitgangspunten is opgesteld conform de wensen en het programma van eisen van de gemeente. Tevens zijn randvoorwaarden opgenomen welke gelden conform de Keur van het waterschap en overige randvoorwaarden volgen uit het programma van eisen van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Op basis van de gebieds- en locatiekenmerken en de gestelde voorwaarden en uitgangspunten is een ruimtelijk planconcept voor het gebied gemaakt.

5.2.1 Randvoorwaarden
  • Voorzien in een mix van kavels.
    • 1. kavels van ca. 1.000 m2;
    • 2. kavels van ca. 400 m2.
  • Parkeernorm is vastgesteld op 2,0 parkeerplaatsen per woning, zowel voor de grote kavels (RvR) als voor de middelgrote kavels.
    • 1. grote kavels (RVR) dienen minimaal 2 parkeerplaatsen te realiseren op eigen terrein;
    • 2. middelgrote kavels dienen te beschikken over minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein; in verband hiermee dient per middelgrote kavel 1 parkeerplaats in het openbaar gebied te worden gerealiseerd.
  • Ruimte reserveren voor een speelplaats in het openbare gebied;
  • Creëren van 2 toegangen naar het plangebied (evt. 1 toegang en 1 calamiteitenroute);
  • Toepassen van een duurzaam watersysteem;
  • Verkeersstructuur conform het principe 'duurzaam veilig' en een 30 km/u-regime.
5.2.2 Uitgangspunten
  • Ontsluiting plangebied via Rietdijk en Peelstraat;
  • Rijbaanbreedte 4,50 m;
  • In de planontwikkeling dienen waardevolle bomen van de gemeentelijke Bomenlijst ingepast te worden;
  • Behoud waardevolle dubbele bomenrij aan westzijde van het plangebied (historische structuur);
  • Behoud waardevolle bomenrij aan de zuidzijde van het plangebied (langs de Peelstraat);
  • Bij de aanplant van bomen dient voldaan te worden aan de uitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan;
  • Een zachte, groene overgang creëren naar het open landschap, oostzijde;
  • Passieve Zonne-energie benutten door zongerichte verkaveling;
  • Het toepassen van een evenwichtige verhouding tussen massa en ruimte, passend bij de ligging aan de dorpsrand;
  • Bestaande greppel-/slotenstructuur behouden;
  • Beeldkwaliteit bebouwing en openbare ruimte aansluiten bij dorps karakter;
  • Toepassen van duurzame materialen en het zoeken naar alternatieve energiebronnen wordt gestimuleerd in de gemeente Bernheze. In de woningen moet getracht worden om op creatieve wijze hier mee om te gaan. In de planregels wordt hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden;
  • Rekening houden met molenbiotoop, consequenties voor bouwhoogte;
  • Rekening houden met de aanwezige geluidhinder.

5.3 Planconcept

De houtsingelstructuur en waterlopen in noord-zuidrichting en de beplanting langs de Peelstraat zijn kenmerkende structuren in het gebied en benadrukken de verkavelingsrichting van de nattere gronden in het landschap. Uitgangspunt voor het ontwerp is het handhaven van deze lijnen en daar waar mogelijk versterken. Het landschappelijk casco is leidend voor de groenstructuur en het woningbouwprogramma. De ontsluitingsroute gaat mee in de richting van de groenstructuur, maar is duidelijk ondergeschikt daaraan. Tot slot wordt getracht de landelijke sfeer en invloed tot in de kern van Vorstenbosch te behouden. Dit kan door behoud en versterken van open ruimtes langs de Peelstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0025.png"

Figuur 5.5: Planconcept

Vanaf de Rietdijk wordt het plangebied ontsloten. De ontsluiting volgt de bestaande houtsingelstructuur aan de oostzijde van het plangebied. Halverwege buigt de route haaks af waarna deze weer afbuigt richting de Peelstraat. De beleving gaande door het gebied is hierbij zeer divers waarbij vooral haaks op de verkavelingsrichting doorzichten gemaakt kunnen worden naar het landschap en extra accent gelegd kan worden op de snijpunten met de houtsingelstructuur.

Naast de twee houtsingelstructuren wordt een groen open gebied gerealiseerd dat gaat dienen als waterbergingsgebied. Dit terrein zal bestaan uit een hol liggend grasvlak dat tevens gebruikt kan worden als speelplek. In de subparagraaf Groenstructuur wordt hier nader op ingegaan.

Het woningbouwprogramma heeft een divers karakter, bestaande uit kavels van ongeveer 400 m² tot kavels van ongeveer 1.000 m². Uitgangspunt van het ontwerp is om het programma door het plangebied te mengen, waarbij een diversiteit ontstaat in het straatbeeld. Het plan krijgt een dorpse uitstraling waarbij de structuur voortborduurt op de landschappelijke (orthogonale) onderlegger.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0026.png"

Figuur 5.6: Stedenbouwkundig plan

De nokrichting van de woningen staat haaks of parallel aan de groen- en infrastructuur. Een variatie in gevellijnen en nokrichtingen draagt bij aan een informeel karakter. Een dorpse sfeer staat voor ogen. Deze wordt bepaald door woningen bestaande uit één- tot anderhalve laag met een kap. Dit draagt bij aan een zachte overgang naar het landschap.

De woningen langs de groene open ruimte (die als waterberging dienst gaat doen), zijn dicht naar deze ruimte geschoven. De woningen vormen wanden langs deze ruimte en hebben een dubbele oriëntatie, hierdoor wordt de ruimte als openbare speelruimte leefbaar en is de sociale controle groter.

Duurzaamheid

Duurzaamheid ofwel milieuvriendelijkheid staat hoog in het vaandel. Naast integraal waterbeheer, dubbel ruimtegebruik (speelplek en wadi) en ecologisch groenbeheer wordt onder duurzaamheid ook verstaan hergebruik van bouwmaterialen, het toepassen van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het op verantwoorde wijze omgaan met energie.

Verkeersstructuur en parkeren

Vrijwel alle kavels worden aan een centrale ontsluitingsroute ontsloten. Aan de zuidzijde worden enkele kavels aan de Peelstraat ontsloten. De bochtstralen van de centrale ontsluitingsroute zijn voldoende voor een vuilniswagen en voor hulpdiensten zoals een brandweerauto.

Uitgangspunt voor de Ruimte voor Ruimte woningen is dat geparkeerd wordt op eigen terrein. Per Ruimte voor Ruimte-woning dienen tenminste twee parkeerplaatsen op de kavel gerealiseerd te worden.

Voor de reguliere woningen geldt ook een parkeernorm van 2,0. Op deze kavels dient minimaal een parkeerplaats van tenminste 6 meter diepte gerealiseerd te worden op eigen terrein. Voor de overige 1,0 parkeerplaatsen per reguliere kavel zijn openbare parkeerplaatsen voorzien in een rabatstrook centraal gelegen in het plangebied, zie de onderstaande figuur. Afhankelijk van de situering van de inritten naar de kavels, biedt de rabatstrook ruimte aan maximaal 11 parkeerplaatsen. Het ontwerp voldoet daarmee aan de parkeernormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0027.jpg"

Figuur 5.7: Voldoende ruimte voor openbare parkeerplaatsen in rabatstrook

Groenstructuur

De dubbele bomenrij aan de westzijde van het plangebied is een historische structuur die behouden blijft. Op de oostelijke kavelgrens staan her en der enkele bomen. Vermoedelijk vormen deze bomen een restant van een voormalige structuur. In de huidige situatie is daar geen sprake meer van. Aan de oostzijde van het plangebied wordt een nieuwe structuur, bestaande uit gebiedseigen bomen, aangebracht. Deze bomen worden niet strak in een rij gezet maar staan los verdeeld langs de gebiedsgrens.

In het centraal gelegen waterbergingsgebied worden in kleine groepjes, aan weerszijde van de ruimte, streekeigen bomen en heesters toegepast. Hierdoor ontstaat een natuurlijke sfeer van dit gebiedje.

Langs de Peelstraat staan diverse boomsoorten die niet planmatig beheerd worden. Dit zorgt voor een landelijk beeld dat min of meer toevallig zo is ontstaan. Deze landelijke sfeer wordt in het ontwerp zo veel mogelijk behouden. De waardevolle bomen die aan de Peelstraat zijn gelegen hebben grotendeels een verminderde conditie. Door de keuze voor gecombineerde inritten voor de nieuw op te richten woningen aan de Peelstraat, blijft de bestaande bomenstructuur zoveel mogelijk behouden. Aan de noordkant van de Peelstraat wordt de bestaande groenstructuur versterkt door de aanplant van nieuwe gebiedseigen bomen, zoals de Zwarte Els.

Ook aan de oostzijde van het plan en in het centrale middengebied wordt groen aangebracht, waardoor het gebied bijdraagt aan de landelijke sfeer. De nieuwe bomen zijn gebiedseigen en sluiten aan bij de natte bodemgesteldheid van het gebied. Te denken valt aan soorten als Els, Es en Wilg. Figuur 5.8 geeft de groenstructuur en het profiel van het centrale middengebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0029.png"

Figuur 5 .8: Groenstructuur (boven) en doorsnede centrale middengebied (onder)

5.4 Het watersysteem

5.4.1 Principe

Op basis van de gebiedsinventarisatie wordt voor de uitwerking van het duurzame watersysteem in het plangebied uitgegaan van het bergen en vertraagd afvoeren van het hemelwater (afkomstig van het toekomstig verhard oppervlak) naar het bestaande oppervlaktewaterstelsel. Door de ondiepe GHG zijn de mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren beperkt.

Onderstaand wordt het watersysteem op hoofdlijnen beschreven. Een en ander wordt nader uitgewerkt en onderbouwd in een advies Bouwrijp maken en Waterhuishouding.

5.4.2 Berging hemelwater

Voor de dimensionering van het schoonwatersysteem is het oppervlak van het plangebied en de toename verhard oppervlak van belang. Het oppervlak van het plangebied bedraagt 2 ha en het verhard oppervlak neemt met 0,6 ha toe. Dit houdt in dat om een bui met herhalingskans van 1 keer in de 100 jaar te kunnen bergen een berging 360 m3 water nodig is. De berging dient boven de GHG aangelegd te worden. Het plangebied wordt gemiddeld met 0,4 m opgehoogd. Hierdoor komt de GHG op 0,7 m –mv te liggen.

In onderstaande figuur is een bovenaanzicht van de waterstructuur van het plangebied weergegeven. De berging zal plaatsvinden in een aan te leggen wadi (Figuur 5.9 nummer A) en in greppels (Figuur 5.9 nummer B en C).

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0030.png"

Figuur 5.9 Bovenaanzicht van de nieuwe waterstructuur in het plangebied. In de groene gebieden kan water worden geborgen. 

De rijbaan die dwars door het gebied loopt wordt 'op één oor' gelegd. Hemelwater dat op de weg komt stroomt af richting een ondiepe greppel die de rijbaan aan één zijde begeleidt (Figuur 5.9 nummer B). Vanuit de greppel wordt het hemelwater naar de centraal gelegen wadi getransporteerd.

Hemelwater afkomstig van de Ruimte voor Ruimte kavels wordt oppervlakkig afgevoerd naar de greppel die door het plangebied loopt (Figuur 5.9 nummer B). In figuur 5.10 is een zijaanzicht van de waterstructuur opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0031.png"

Figuur 5 .10: Zijprofiel van het watersysteem.

5.4.3 Berging in wadi

De wadi is een hol liggend grasveld dat in zuidelijke richting steeds dieper wordt (Figuur 5.9 nummer A). In het hogere deel van de wadi kunnen speeltoestellen geplaatst worden. In onderstaande figuur is de wadi weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0032.png"

Figuur 5.11: Tekening van de nieuw aan te leggen wadi met daarin schetsmatig de hoogtelijnen aangegeven.

De wadi is 17 meter breed en in het midden 66 meter lang. Het diepste punt ligt op 8,55 m+NAP dat is 0,55 meter lager dan het omringende maaiveld. De oppervlakte bedraagt 1.124 m2 en het volume bedraagt 267 m3.

Het talud van de wadi is niet uniform. Aan de noordkant bedraagt het gemiddelde oost - west talud ongeveer 1:24 en in het diepste gedeelte van de zuidkant is het gemiddelde talud 1:16.

Vanuit het diepste punt kan het hemelwater vertraagd afgevoerd worden naar de bestaande watergang die aan de zuidkant van het plangebied ligt. De landelijke afvoercoëfficiënt in het plangebied bedraagt 1,74 l/s/ha omdat het een peilgestuurd gebied is. De stuw staat enkele honderden meters stroomafwaarts Dit betekent dat de maximale afvoercapaciteit vanuit deze waterberging 690 l per uur ( 1,74 l/s x 0,11 ha) bedraagt. De berekening met de HNO-tool is op verzoek van het Waterschap Aa en Maas in 2013 nogmaals uitgevoerd met een afvoercoëfficient van 0.67 l/s/ha. De HNO-tool is toegevoegd aan bijlage 2 van deze toelichting.

De afvoercapaciteit wordt beperkt tot de maximale afvoercapaciteit door het plaatsen van een knijpconstructie of gat in de overloop van de wadi. In figuur 5.12 is een principeontwerp van de wadi weergegeven. In de overloopleiding wordt een terugslagklep geplaatst. Dit voorkomt dat, bij een hoog (zomer-)peil in de sloot, water via de overloopleiding de wadi instroomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0033.png"

Figuur 5.12: Principeontwerp wadi

Doordat het water door de infiltratiekoffer stroomt, wordt een zuiveringsslag gemaakt.

De onderhoudspaden/voetpaden aan weerszijden van de wadi doen mee met het bergingssysteem. Deze berging is hier niet meegerekend.

5.4.4 Berging in de greppel en onderhoudspad

De lengte van de greppel (Figuur 5.9 nummer C) bedraagt 96 meter en de breedte 2 meter. Het oppervlak van de doorsnede van de greppel bedraagt 0,167 m2. De totale berging in de greppel bedraagt 96 x 0.167 = 32 m3.

De lengte van het onderhoudspad bedraagt 74 meter en het oppervlak van de doorsnede van het profiel van het onderhoudsprofiel bedraagt 0,84 m2. Op het onderhoudspad kan 62 m3 water geborgen worden.

5.4.5 Totale berging

De totale mogelijke berging in het plangebied bedraagt 267 + 32 + 62 = 361 m3. Op basis van de berekening met een afvoercoëfficient van 0.67 l/s/ha is bij een T=100 situatie is 386 m3 berging benodigd. Het tekort van 25 m3 wordt ondervangen doordat aan weerszijden van de wadi onderhoudspaden zijn ontworpen, die in de berekening niet zijn meegenomen als berging, maar wel de extreme berging kunnen opvangen. Het waterschap stemt in met de conclusie dat in het plangebied voldoende berging beschikbaar is.

5.5 Beeldkwaliteit

Om het gewenste ambitieniveau daadwerkelijk te kunnen realiseren is het van belang aandacht te besteden aan beeldkwaliteit. Als onderdeel van dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, waarin criteria ten aanzien van uitstraling en architectuur zijn vastgelegd. Voor de gebouwen en de openbare ruimte.

De opgestelde beeldkwaliteitscriteria zijn niet vrijblijvend. Het beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad conform artikel 12a van de Woningwet en vormt daarmee een verplichte leidraad voor de welstandstoetsing. Het beeldkwaliteitsplan betreft een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota.

Om een zachte overgang te creëren naar het buitengebied ten oosten van de locatie, dient de architectuur ingetogen te zijn. Dit uit zich in maat en schaal, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en positionering van de woningen. De beeldkwaliteit van de woningen moet aan de volgende punten voldoen:

  • Hoofdgebouw: het hoofdgebouw bestaat uit maximaal anderhalve bouwlaag met een kap. Indien dakoverstekken, balkons en andere toevoegingen worden gerealiseerd dienen deze duidelijk ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
  • Architectuur woning: refereren naar karakteristieke dorpse architectuur van Vorstenbosch. Een eigentijdse vertaling hiervan is mogelijk. Dorpse maat en traditionele verhoudingen verplicht;
  • Woningtype: vrijstaande woningen en een tweekapper;
  • Kap: er dient een gelijkbenig zadeldak te worden toegepast waarvan de nokrichting evenwijdig dan wel loodrecht in de voorgevelrooilijn staat. Een samengesteld dak is tevens toegestaan, mits de dakhelling van beide gelijk is. Mansardekappen zijn ook toegestaan;
  • De dakhelling bedraagt 45º tot 55º. Bij toepassing van een mansardekap is deels een dakhelling van 70º toegestaan;
  • Hoekwoningen: indien twee zijden van een woning aan het openbaargebied grenzen geldt dat een tweezijdige oriëntatie verplicht is, blinde gevels zijn uitgesloten;
  • Materiaal- en kleurgebruik gevels: Als basismateriaal voor de gevels wordt een rood – bruin gemêleerde handvorm baksteen voorgeschreven. Toepassing van witte, beige of gele stenen is niet toegestaan;
  • Materiaalgebruik gevelopeningen: voor gevelopeningen dient te worden uitgegaan van hout;
  • Materiaal en kleur daken: voor de daken worden keramische dakpannen voorgeschreven in een antraciet of rood/oranje kleur. Glanzende pannen zijn niet toegestaan;
  • Bij toepassing van zonnecollectoren wordt antracietkleurige dakbedekking geadviseerd;
  • Verbijzondering: verbijzondering van het gebouw is mogelijk mits in samenhang met de architectuur;
  • Dakkapellen: dakkapellen dienen bescheiden van schaal te zijn en in verhouding met de hoofdmassa;
  • Erkers: overschrijding van het bouwvlak met erkers is toegestaan maar deze dienen duidelijk ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;
  • De goothoogte bedraagt maximaal 4,50 meter;
  • De bouwhoogte bedraagt maximaal 9,00 meter. In verband met een aanwezig molenbiotoop mag de bouwhoogte van de twee westelijke woningen, niet hoger dan 8,5 meter bedragen;
  • De inhoud van het hoofdgebouw excl. bijgebouw is maximaal 1.250m³ voor bouwpercelen waarvan het oppervlakte groter is dan 600m2 en 600m3 voor bouwpercelen waarvan het oppervlakte kleiner is dan 600m2;
  • Aan- en bijbouwen: Aan- en bijbouwen dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw. Indien aan- en bijgebouwen worden gerealiseerd met een kapconstructie dienen deze een gelijkbenig zadeldak of een mansardekap te krijgen, aansluitend bij het hoofdgebouw. De nok staat evenwijdig dan wel loodrecht t.o.v. de voorgevelrooilijn. De architectuur is in stijl met het hoofdgebouw. Maximale goothoogte bedraagt 3,25 meter en bouwhoogte 5,5 meter. De dakhelling bedraagt 45 tot 55º, bij mansardekappen maximaal 70º;
  • Erfafscheiding: Erfafscheiding bij voorkeur in de vorm van groene hagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0034.png"

Figuur 5.13: Richtlijnen woningbouw

Enkele referentiebeelden geven de mogelijkheden voor de architectuur aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPRietdkPeelstr-vg01_0035.png"

Figuur 5.14: Referentiebeelden woningbouw

Om de gewenste beeldkwaliteit aan te geven is in het voorgaande het gewenste architectuurbeeld gegeven door middel van tekst en referentiebeelden. Dit dient ter inspiratie en communicatie. Om het beeldkwaliteitplan een toetsingskader voor welstand te laten zijn, gebruikt gemeente Bernheze een welstandstabel. De tabel heeft een toetsende functie en na realisatie van het plan een beheersfunctie. De welstandstabel voor het plangebied Rietdijk Peelstraat wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 5.1: Welstandstabel Ruimte voor Ruimte Rietdijk/Peelstraat, Vorstenbosch

Niveau (1, 2 of 3)   Beoordelingsaspecten   Omschrijving   Toetsing  
Hoofdaspecten   Type bebouwing   Vrijstaande woningen en een tweekapper   Streng  
  Plaatsing, situering, oriëntatie   In grens bouwvlak, naar de weg georiënteerd.
Bijgebouwen kunnen vrijstaand of geschakeld aan het hoofdgebouw.  
Streng  
  Massaopbouw   Goothoogte max. 4,5 meter.
Bouwhoogte max. 9,0 meter m.u.v. molenbiotoop, 8,5 meter.
Max. 1250 m³ voor hoofdgebouwen (percelen > 600 m2).
Max. 600 m3 (percelen < 600 m2).  
Streng  
  Gevelopbouw   Traditioneel, accenten zijn mogelijk, goede verhouding tussen gevel en dak.   Streng  
  Materiaalgebruik (hoofdvlakken)   Baksteen.
Pannendaken niet
glimmend/geglazuurd.  
Kritisch  
  Kleurgebruik
(hoofdvlakken)  
Gevel en dakvlak rood/bruin, dakpannen antraciet of rood/oranje.   Kritisch  
Deelaspecten   Samenstelling massa   Samengestelde massa is mogelijk, zadeldak of mansardekap, accenten zijn mogelijk zoals een erker,
risaliet, balkons of schoorsteen.  
Kritisch  
  Gevelindeling   Geordend, traditioneel.   Kritisch  
  Plasticiteit gevel   Vlak, gevarieerd.   Licht  
Detailaspecten   Materiaalgebruik (onderdelen)   Kozijnen: hout.   Licht  
  Kleurgebruik (onderdelen)   Geen harde primaire kleuren zoals rood, blauw of geel. Wit is wel mogelijk.   Licht  
  Detaillering   Eenvoudig.   Licht  
Specifieke aspecten   Hoeksituaties
(grenzend met 2 zijden aan het openbaargebied)  
Tweezijdige oriëntatie, gevelopeningen in de zijgevel.   Streng  
  Dakbeëindiging   Sobere afwerking.   Kritisch  

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht.

Ten opzichte van het vernietigde bestemmingsplan "Rietdijk Peelstraat, Vorstenbosch" zijn aanpassingen gedaan aan de planregels als gevolg van de uitspraak van RvS, de gewijzigde landelijkse standaarden (SVBP 2012) en wijzigingen in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

6.2 Planregels

6.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 6.2.2)

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 6.2.3)

  • bestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 6.2.4)

  • anti-dubbeltelregel
  • algemene gebruiksregels
  • algemene aanduidingsregels
  • algemene afwijkingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 6.2.5)

  • overgangsrecht
  • slotregel
6.2.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

6.2.3 Bestemmingsregels

De regels van artikel 3 t/m artikel 6 in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale regel van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend regels die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. De afwijking van de gebruiksregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen van een specifieke regel.

Artikel 3 Groen

De bestemming 'Groen' is gelegd op alle groenvoorzieningen binnen het plangebied, die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Binnen deze bestemming zijn paden toegestaan, alsmede speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn beperkt toegestaan.

Artikel 4 Tuin

De voor ' Tuin' bestemde gronden zijn bestemd voor voortuinen. Gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn beperkt toegelaten.

Artikel 5 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voet- en rijwielpaden, parkeer-, groen-, speel- en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen van algemeen nut. Gebouwen zijn binnen deze bestemming toegestaan ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale afmetingen hiervan zijn in de bouwregels opgenomen.

Artikel 6 Wonen

De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaande woningen en een tweekapper. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende vrijstaande en niet vrijstaande bijgebouwen. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken. De bestemming heeft tevens als doel om ruimte te bieden voor aan huis verbonden beroepen. Voor de gebruiksregels is bovendien een mogelijkheid tot afwijking opgenomen.

6.2.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardregels opgenomen, te weten de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn de aanvullende gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Verder zijn afwijkingsregels opgenomen om de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de daaraan gegeven bestemming.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel stelt regels ten aanzien van de in het plan opgenomen gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'. In verband met de bescherming van de functie van de molen zijn regels opgenomen ten aanzien van een maximale bouwhoogte van bouwwerken. Middels een omgevingsvergunning voor het bouwen is afwijken op onderdelen mogelijk. Daarnaast is geregeld dat voor het aanplanten van bomen, houtgewas en hoog opgaande beplanting een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Artikel 11 Overgangsrecht

In deze regel is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 12 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze regel omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Aan de uitvoering van de locatieontwikkeling Rietdijk Peelstraat zijn diverse kosten en opbrengsten verbonden. Op basis van het stedenbouwkundig plan zijn de kosten en opbrengsten van het plan op hoofdlijnen berekend. De kosten voor de planontwikkeling komen geheel ten laste van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR). De gemeente heeft zich slechts verplicht tot het zorgdragen van de normale bestuurskosten voor de te volgen procedures. Op grond van de uitgevoerde berekeningen kan worden geconcludeerd dat sprake is van een sluitende grondexploitatie. Hierbij is rekening gehouden met het vergoeden van door de gemeente in verband hiermee gemaakte kosten en te maken kosten, alsmede andere afdrachten. Afspraken omtrent uitvoerbaarheid en kostenverdeling zijn geregeld middels een anterieure overeenkomst. In deze overeenkomst is ook afgesproken dat planschade voor rekening van initiatiefnemer is.

Op grond van het voorgaande mag worden geconcludeerd dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate zeker gesteld kan worden geacht.

7.2 Handhaving

Een belangrijk aspect in de uitvoering van het plan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving van en het toezicht op de naleving van het in het plan gestelde. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren.

Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid. Alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de planregels en het plan. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden om toe te zien op de naleving vergroot.

Voor wat betreft de invulling van de kavels dient te worden aangesloten op de richtlijnen die in de welstandstabel, zoals opgenomen in tabel 4.1 (zie paragraaf 5.5) staan vermeld.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Sinds 1 april 2011 is een wijziging van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Eén van de wijzigingen in dit besluit is dat in elk initiatief dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst (m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten) van het Besluit m.e.r. aandacht moet worden besteed aan de vraag of er al dan niet een m.e.r.(beoordeling) nodig is.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. is een groot aantal activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Eén van de genoemde activiteiten betreft ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’ (activiteit D11.2). Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig indien deze betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer of een aangesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De voorgenomen activiteiten in het plan 'Rietdijk Peelstraat' liggen ruim onder de plandrempels waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is: de oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1,5 hectare, in het plangebied wordt een aaneengesloten gebied met 16 nieuwe woningen gerealiseerd en er wordt daarbij geen bedrijfsvloeroppervlakte gerealiseerd.

Het uitvoeren van een passende beoordeling (en dus een Plan-m.e.r.-procedure) vanwege mogelijke beinvloeding van een beschermd Natura 2000-gebied in de omgeving is bij dit project niet aan de orde. Ook in de provinciale milieuverordening zijn geen specifieke aanvullende voorwaarden omtrent een eventuele m.e.r.-plicht opgenomen.

Het bovenstaande betekent samengevat dat ten behoeve van de besluitvorming over voorliggend bestemmingsplan geen m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, waardoor in onderhavig plan kan worden volstaan met het uitvoeren van een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De resultaten van deze uitgevoerde vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn weergegeven in bijlage 9 van dit bestemmingsplan.

Op grond van deze uitkomsten is aan het bevoegd gezag voorgesteld om gelijktijdig met het besluit om voorliggend ontwerp bestemmingsplan ter visie te leggen, tevens te besluiten dat een verdere m.e.r.-procedure niet aan de orde is.

8.2 Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan wordt aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

8.3 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Rietdijk Peelstraat heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Deze tervisielegging wordt zoals gebruikelijk gepubliceerd op de gemeentepagina, in het weekblad "De Bernhezer" dat huis aan huis in de gemeente Bernheze wordt verspreid en op de site www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode kon een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad. Er zijn geen zienswijzen op het plan ontvangen.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Bernheze het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  • 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  • 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M - wijzigingen aangebracht.

8.4 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Rietdijk Peelstraat kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Rietdijk Peelstraat.