direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum - 2
Plan: Centrum Heesch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPCentrumHeesch-vg02

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum – 2´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep / aan-huis-verbonden bedrijvigheid, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep / aan-huis-verbonden bedrijvigheid tot een maximum van 50 m²;
  • b. hoofdgebouwen ten behoeve van:
    • 1. bestaande detailhandelsvestigingen;
    • 2. bestaande horecabedrijven;
    • 3. dienstverlening, kantoor en maatschappelijke voorzieningen;
    • 4. bedrijfsvormen welke niet worden genoemd onder sub 1 tot en met 3, uitsluitend voor zover zij:
      • voorkomen in categorie 1, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, of daaraan gelijk te stellen zijn of,
      • reeds bestaan en voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder categorie 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' tevens het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • d. bijgebouwen, vrijstaand en niet-vrijstaand;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld, vervangen en uitgebreid met inachtneming van het bepaalde in dit lid, met dien verstande dat wanneer de bestaande bebouwing en bestaande maatvoering afwijken van hetgeen in de hierna volgende bouwregels is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot. De voorgaande volzin is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’ mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangeduid.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand van woongebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ter plaatse van
      • vrijstaande woningen: aan twee zijden minimaal 3 meter;
      • twee-aaneengebouwde woningen: aan één zijde minimaal 3 meter;
      • aaneengebouwde woningen: aan de niet-aaneengebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 meter;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 6 meter respectievelijk 10 meter bedragen, tenzij op de verbeelding een andere goot- en/of bouwhoogte is aangegeven;
  • d. wonen op de verdieping: tot een maximum van 15 meter diep, gemeten vanuit de bouwgrens aan de zijde van de openbare weg, waarbij de voorgevel van elke woning direct naar de openbare weg dient te zijn georiënteerd.

5.2.3 Bijgebouwen

Ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen, voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;
    • 2. 70 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 600 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 3. 80 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 700 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 4. 90 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 800 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 5. 100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 800 m², mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • c. onverminderd het bepaalde onder b. bedraagt de oppervlakte van een bijgebouw bij een woongebouw maximaal 50 m² per bijgebouw. Dit is niet van toepassing op vrijstaande bijgebouwen op bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1000 m²;
  • d. per hoofdgebouw zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • e. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande woongebouwen aan één zijde van de woning minimaal 3 meter, voor zover gelegen binnen, naast en binnen een zone van 5 meter achter het bouwvlak;
  • f. bijgebouwen worden gesitueerd minimaal 4 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • g. in hoeksituaties (de zijkant van de woning grenst aan een straat of openbaar groen) mag de bouwgrens door het bijgebouw worden overschreden,
    • 1. tot op de zijdelingse perceelsgrens, indien er geen woningen aan diezelfde zijde in de zijstraat zijn gesitueerd;
    • 2. tot op minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens, indien er woningen zijn gesitueerd aan dezelfde zijde in de zijstraat;
  • h. de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
  • i. de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen is niet steiler dan de kap van het hoofdgebouw;
  • j. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,25 meter en 5,5 meter bedragen.

5.2.4 Carports

Ten aanzien van het bouwen van carports gelden de volgende regels:

  • a. carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per hoofdgebouw, uitsluitend woongebouw, is maximaal 1 carport toegestaan;
  • c. carports worden gesitueerd maximaal 1 meter voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw;
  • d. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m²;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 meter.

5.2.5 Ondergeschikte onderdelen van woongebouwen

Ten aanzien van het bouwen van ondergeschikte onderdelen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevelrooilijn mag naar de wegzijde toe uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van woningen (erkers);
  • b. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • c. de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
  • d. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 meter;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 0,25 meter boven de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw, met dien verstande dat het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
    • 2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2. onder a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  • a. horecabedrijven in de categorieën middelzware en zware horeca;
  • b. detailhandel in erotisch getinte artikelen, brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen en volumineuze goederen;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning als zelfstandige woning.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.4.1. onder a en toestaan nieuwvestiging van een horecabedrijf op bouwpercelen gelegen aan het Stationsplein en waar in de bestaande situatie geen horecabedrijf aanwezig is mits:
  • 1. er geen sprake is van erotisch getinte horeca, coffeeshops en/of zware horeca;
  • 2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
  • 3. voldaan wordt aan het gemeentelijk parkeerbeleid;
  • 4. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor de omgeving.
  • b. lid 5.4.1, onder c. en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:
  • 1. bewoning in het kader van mantelzorg waarbij de noodzaak door middel van een mantelzorgindicatie is aangetoond, of;
  • 2. bewoning door een alleenstaande ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar die gaat inwonen bij één van zijn/haar kinderen, of;
  • 3. bewoning door een ouder-echtpaar dat gaat inwonen bij één van hun kinderen waarvan ten minste één ouder met een leeftijd van minimaal 55 jaar;

onder de voorwaarden dat:

  • 4. de vloeroppervlakte die voor bewoning wordt gebruikt maximaal 80 m² bedraagt binnen de mogelijkheden van de in artikel 5.2 opgenomen bouwregels;
  • 5. er geen tweede woning ontstaat;
  • 6. het gebruik wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan lid 5.5.1., onder a. sub 1. tot en met 3.