direct naar inhoud van 4.2 Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Plan: Sluis Cavelot
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.004bpcav10-VG01

4.2 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Relevant toetsingskader

Landschap

In de Nota Ruimte is geheel West Zeeuws-Vlaanderen - dus ook het plangebied - als Nationaal Landschap aangeduid. Hierbij is aangegeven welke kernkwaliteiten West Zeeuws-Vlaanderen als gebied bezit, waaronder het goed herkenbare geulensysteem rond de voormalige eilanden zoals het voormalig Eiland van Cadzand. Binnen Nationale Landschappen geldt "behoud door ontwikkeling" als uitgangspunt.

Geheel West Zeeuws-Vlaanderen, waaronder ook het plangebied, is aangewezen als Belvedèregebied in de Nota Belvedère. Dit gebied is nader begrensd in het provinciale Omgevingsplan Zeeland. De beleidsstrategie van de provincie voor dit gebied is het versterken van de samenhang en de herkenbaarheid van de elementen.

Archeologie
In 1998 is het Verdrag van Malta gesloten. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Dit uitgangspunt is ook vertaald in het beleidskader van Rijk en provincie.

Conclusies milieuonderzoek

Landschap en cultuurhistorie

Aan het MER en het bestemmingsplan liggen het landschappelijk raamwerk en de landschapsanalyse van bureau Wissing ten grondslag. In beide documenten wordt de ontwikkeling het Eiland van Cadzand en van Cadzand-Bad als badplaats geschetst. Kort gezegd is de historische ontwikkeling van het Eiland van Cadzand als volgt verlopen (zie ook pagina 38 van de landschapsanalyse die als bijlage O bij het MER is gevoegd).

  • Het oorspronkelijke Eiland van Cadzand is terug te vinden in de vorm van de radiaal verkavelde oudlandpolder. Deze polder kenmerkt zich door een grote openheid en weinig bebouwing of begroeiing.
  • Rondom de middeleeuwse oudlandpolder bevinden zich enkele zeearmen, waarvan het Zwin aan de oostelijke zijde verruit de belangrijkste is. Vanaf de middeleeuwen tot in de 19e eeuw worden deze zeearmen ingedijkt en 'groeit' het eiland vast aan het voormalig eiland van Breskens en aan het 'vaste land' van Sluis en Aardenburg. Deze ontstaansgeschiedenis is in het dijkenpatroon rondom Cadzand en Cadzand-Bad terug te vinden.
  • Cadzand-Bad ontstaat vanaf het midden van de 19e eeuw als badplaats voor de, hoofdzakelijk Vlaamse, elite in het duingebied ten noorden van de Noorddijk (de Kievittepolder). Deze badplaats groeit gedurende de 20e eeuw uit tot de huidige omvang.

In het landschappelijk raamwerk en het stedenbouwkundig plan voor Cavelot is onderbouwd hoe de historische ontwikkeling van Cadzand-Bad in het plangebied wordt doorgezet. Dit gebeurd door aan de zijde van de Noorddijk een doorgaand duinlandschap te creëren met een landschappelijk goede en passende overgang naar de achterliggende open polders. Hierbij wordt expliciet aandacht besteed aan de voormalige kreek in het plangebied, die qua patroon in het plangebied wordt hersteld en benadrukt. Door op deze wijze het plangebied in te vullen wordt recht gedaan aan de ontstaansgeschiedenis van de kern Cadzand-Bad en de omliggende gronden. Niet ontkend wordt dat met de ontwikkeling van Cavelot een deel van de nu open polder wordt verdicht, ook wordt niet ontkend dat een andere logische en natuurlijk ogende grens, namelijk de huidige Noorddijk, door deze ontwikkeling wordt overschreden. Echter, naar de mening van het gemeentebestuur worden hiermee de karakteristieken van het Nationaal Landschap West Zeeuws Vlaanderen of het Belvedèregebied, zoals benoemd in het Omgevingsplan Zeeland, zie bijlage 3 van het MER, niet aangetast. Het kenmerkende dijkenpatroon rondom het voormalige Eiland van Cadzand wordt door het plan Cavelot niet aangetast en het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van de kenmerkende fortificaties van Retranchement of van de Staats-Spaanse Linies. Daarbij is het van belang dat in het Gebiedsplan Natuurlijk Vitaal de Lange Strinkweg is aangeduid als een 'dijk langs een schil- en eilandrand'. Daarbij is tevens aangegeven dat de schilpolders mede door ontwikkeling van plan Cavelot worden verdicht. De versterking van de landschappelijke kwaliteiten komt door plan Cavelot voorts tot uitdrukking in de landschappelijke inpassing van de zuidelijke randzone van het plangebied. In de volgende paragraaf wordt daar uitgebreider op ingegaan.

De landschappelijke inpassing van het plangebied langs de Lange Strinkweg is, zoals hiervoor uiteen is gezet, het meest kritische. Hierop is in het landschappelijk raamwerk, de stedenbouwkundige visie en de landschapsanalyse van bureau Wissing (allen als bijlage bij het MER gevoegd) uitgebreid ingegaan. Uitgangspunt is daarbij dat de zuidrand wordt ingericht als een polderrand. Dit wordt bereikt door de bestaande Lange Strinkweg beperkt op te hogen en te voorzien van een opgaande beplanting (pagina 19 van de landschapsanalyse). Daarbij is het van belang dat in het Gebiedsplan Natuurlijk Vitaal de Lange Strinkweg is aangeduid als een 'dijk langs een schil- en eilandrand'. Kenmerkend hiervoor zijn de hoogopgaande bomen. Hiermee wordt, geheel in aansluiting op hetgeen hiervoor over de cultuurhistorische ontwikkeling van Cadzand en omgeving is aangegeven, een goede overgang gecreëerd tussen het nieuwe duinlandschap van het plangebied Cavelot en de achterliggende open polders van het Eiland van Cadzand. De Cie. m.e.r. heeft in de aanloop van haar advies over dit aspect vragen gesteld. In bijlage 6 is een memo opgenomen waarin het toekomstbeeld van de Lange Strinkweg nader is uitgewerkt.

Wat betreft de zichtlijnen in de polderrand wordt nog opgemerkt dat een opgaande open beplanting juist kenmerkend is voor de dijken in Zeeuws Vlaanderen, zie ook de referentiefoto's op pagina 19 van de landschappelijke analyse. De eerste recreatiewoningen zijn op tenminste 20 meter afstand vanaf de Lange Strinkweg gesitueerd.

De Lange Strinkweg zelf behoeft niet in het plangebied te worden opgenomen om de gewenste inrichting en vormgeving af te kunnen dwingen. De vigerende bestemmingen in het bestemmingsplan staan de herontwikkeling van de Lange Strinkweg immers nu ook al toe. De herontwikkeling van de Lange Strinkweg maakt deel uit van de aanvullende privaatrechtelijke overeenkomst tussen de ontwikkelaar en de gemeente Sluis, die gesloten wordt voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan Cavelot. Hiermee wordt voldoende gewaarborgd dat de gewenste inrichting aan deze zijde van de Lange Strinkweg wordt aangelegd. Van belang daarbij is ook dat plan Cavelot niet alleen op zichzelf is beoordeeld, maar ook is geplaatst in de door het gemeentebestuur gewenste ontwikkeling van het gebied gelegen tussen Retranchement, Cadzand-Bad en Cadzand, de zogenaamde 'Schil van Cadzand'. Deze structuurvisie bevat, naast het eerder genoemde beleidsmatige deel, ook een realisatieparagraaf waarin de herontwikkeling en financiering van de Lange Strinkweg tot dijkrand is opgenomen. Hiermee wordt nog eens benadrukt dat de ontwikkeling van de Lange Strinkweg voldoende is gewaarborgd.

Tijdelijke landschappelijke inpassing eerste en tweede fase

In het MER is nog uitgegaan van een ontwikkeling van plan Cavelot als één geheel. Door de onzekere ontwikkeling van de gronden gelegen aan de kruising van de Bastingsweg en de Scheldestraat is echter een gefaseerde planontwikkeling voorzien. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat een 'gat' ontstaat in de landschappelijke inpassing rondom het plangebied in de periode die is gelegen tussen de eerste twee en de laatste fase. Om te komen tot een goede landschappelijke inpassing, voorziet het plan in een tijdelijke inpassing van de eerste twee fasen van het plan rondom de agrarische kavel in de zuidwestelijke hoek van het plangebied. De inrichting hiervan zal dusdanig zijn dat een goede landschappelijke inpassing van Cavelot is voorzien mocht de geplande derde fase onverhoopt geen doorgang vinden.

Archeologie

In het onderzoek wordt gesteld dat binnen het plangebied een lage verwachting bestaat voor het aantreffen van archeologische waarden uit de Vroege Middeleeuwen en ouder. Voor delen van het plangebied bestaat een middelhoge verwachting voor laat- en postmiddeleeuwse resten te relateren aan historische infrastructuur zoals (verdwenen) dijklichamen, de aanwezigheid van scheepswrakken, kleinschalige baksteenfabricage en een verdwenen boerderij langs de Noorddijk.

De resultaten van het archeologisch onderzoek zijn ter advisering voorgelegd aan de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ). Met betrekking tot locaties met een middelhoge verwachting voor scheepswrakken adviseert SCEZ om hier niet nader op in te zetten. Het plangebied wordt niet verstoord ter plaatse van deze locaties. Uit advies van SCEZ blijkt tevens dat de baksteenindustrie geen hoge prioriteit heeft in het Zeeuwse en Sluisse archeologiebeleid, waardoor ook hier geen nader onderzoek noodzakelijk is. Met betrekking tot dijklichamen wordt door SCEZ alleen geadviseerd om bij de doorsteek naar Cadzand-Bad (de coupure in de Noorddijk) het profiel te laten documenteren door een archeoloog (archeologische begeleiding bij de uitvoering).

Indien ter plaatse van de verdwenen boerderij in het plangebied graafwerkzaamheden dieper dan 0 m +NAP plaatsvinden, dient hier nader onderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien de gronden in dit deel van het plangebied worden opgehoogd voor de aanleg van duinen, zullen de ontgravingen deze diepte niet bereiken. Bij een eventuele wijziging van het inrichtingsplan, waardoor ter plaatse toch graafwerkzaamheden nodig zijn, zal dit aspect echter opnieuw bekeken moeten worden.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De meeste uitgangspunten van de landschappelijke inrichting zijn niet vastgelegd in dit bestemmingsplan maar worden vastgelegd in het inrichtingsplan. Het bestemmingsplan legt alleen de plaats en bouwhoogte van bebouwing zodanig vast dat een kwalitatief gewenste inrichting mogelijk is. Hierbij is specifiek rekening gehouden met de lagere bebouwing op de hoek van de Bastingsweg-Scheldestraat als overgang naar het buitengebied. Dit is met een specifieke bouwaanduiding op de plankaart en in de planregels vastgelegd.

In de planregels voor de bestemmingen 'Groen' en 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' is aangegeven dat deze bestemmingen nadrukkelijk ook bedoeld zijn voor het realiseren en in stand houden van landschappelijke en/of natuurlijke waarden in de vorm van landschappelijk groen, duinen en waterpartijen. Hiermee is tot uitdrukking gegeven dat deze gronden ook gebruikt kunnen worden voor de aanleg van landschapselementen in de vorm van duinen en waterpartijen. Voorts is een aanlegvergunning vereist zodat, na realisatie van deze bestemmingen, het vergraven of verwijderen van de gerealiseerde landschapswaarden niet zonder meer is toegestaan. Dit kan pas als het gemeentebestuur daarvoor een aanlegvergunning verleent.

De gronden rondom het agrarische kavel in de zuidwestelijke hoek van het plangebied worden voorzien van de bestemming 'Groen' om aan te geven dat ook deze gronden zijn bestemd voor de landschappelijke en natuurlijke elementen ten behoeve van de inrichting van de randzone. De wijzigingsbevoegdheid voor de derde fase zal ook voor deze gronden gaan gelden. De betreffende gronden krijgen na wijziging de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie zodat deze gronden in de derde fase ook kunnen worden bebouwd. De afschermende landschappelijke inrichting is ter plaatse na planwijziging ook niet meer noodzakelijk. Die komt namelijk dan te liggen op de gronden gelegen langs de Bastingsweg.

Ter plaatse van de voormalige boerderij is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen waaraan een onderzoeksverplichting is gekoppeld indien ter plaatse graafwerkzaamheden beneden 0 m +NAP worden verricht.