direct naar inhoud van 3.2 Water
Plan: Kom Breskens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.002bpbre10-VP01

3.2 Water

Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Zeeuws Vlaanderen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.

Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen grote en ingrijpende wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien. Voor eventuele toekomstige wijzigingen in het plangebied in de bebouwing en infrastructuur, geeft voorliggende watertoets de randvoorwaarden waaraan voldaan moet worden.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Nationaal Beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

De Waterwet is per 22 december 2009 in werking getreden. De wet voegt de volgende acht bestaande waterbeheerwetten samen:

  • 1. Wet op de waterhuishouding.
  • 2. Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
  • 3. Wet verontreiniging zeewater.
  • 4. Grondwaterwet.
  • 5. Wet droogmakerijen en indijkingen.
  • 6. Wet op de waterkering.
  • 7. Wet beheer rijkswaterstaatswerken (de 'natte' delen daarvan).
  • 8. Waterstaatswet 1900 (het 'natte' gedeelte ervan).

Daarnaast wordt vanuit de Wet bodembescherming de regeling voor waterbodems ondergebracht bij de Waterwet.

Een belangrijk uitgangspunt van de Waterwet is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. Zodoende is vooraf voor iedereen duidelijk wat wel en wat niet kan. Niet alles is echter in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen introduceert de Waterwet de integrale watervergunning.

Provinciaal beleid

Een belangrijk punt in de huidige denkwijze over het waterbeheer is de afstemming met de ruimtelijke ordening. In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water opgenomen. De nadruk ligt op de bestrijding van wateroverlast in het binnendijks systeem, maar het geheel wordt zo integraal mogelijk benaderd. Water van buitenaf, verdroging, verzilting, waterkwaliteit, bodemdaling, watertekort en stedelijk waterbeheer komen ook ruim aan bod.

Verder heeft de provincie haar grondwaterbeleid opgenomen in het grondwaterbeheersplan 2002-2007. Het belangrijkste doel hierin is de zorg voor voldoende grondwater met een kwaliteit die geschikt is voor de (locatiegebonden) functies die ervan afhankelijk zijn. De provincie bewaakt de kwaliteit en de kwantiteit van het grondwater binnen haar provinciegrenzen. Speerpunten daarbij zijn het voorkomen dat wordt ingeteerd op de voorraad zoet grondwater, het voorkomen van verdroging en het tegengaan van verzilting. Het is dus van belang om het gebruik van grondwater, ten behoeve van grondwateronttrekkingen, te reguleren en het grondwater te beschermen.

Deze plannen tezamen vormen het toetsingskader voor vergunningverlening en andere werkzaamheden in het kader van de Grondwaterwet en de Wet bodembescherming. In 2010 zijn deze wetten opgenomen in de nieuwe waterwet.

Beleid waterbeheerder

Het waterschap Zeeuws-Vlaanderen beheert een uitgestrekt gebied dat een landelijk karakter heeft. In het waterbeheerplan 2010-2015 staat dat het waterschap primair verantwoordelijk is voor het regionaal watersysteem (kwalitatief en kwantitatief), afvalwaterzuivering, waterkeringen en wegen in het gebied van gemeente Sluis, Terneuzen en Hulst. Het beleid van het waterschap is afgestemd op het Nationaal Bestuursakkoord Water, de Europese Kaderrichtlijn water en de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Het beleid sluit ook aan op andere beleidsvelden als ruimtelijke ordening en milieu.

Gemeentelijk waterbeleid

De gemeente heeft op watergebied twee beleidskaders. Het stedelijk waterplan Sluis uit 2007 en het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2009-2013 Het stedelijk waterplan gaat globaal in op alle watergerelateerde functies. Hierbij kan gedacht worden aan klimaatverandering, ecologie, milieu, ruimtelijke ordening, grondwater, enzovoorts.

In het GRP heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten; afvalwater, hemelwater en grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW. In dit kader biedt de gemeente aan haar inwoners, die geen watercompensatie op eigen terrein kunnen realiseren, om deze in te kopen. Deze bergingscompensatie wordt dan binnen de gemeentegrens gerealiseerd.

Huidige situatie

Afwatering

De kom van Breskens is ontstaan door het inpolderen van de schorren van Breskenszand. De bodem binnen de kom bestaat uit zandige zeeklei en het maaiveld in de kern ligt op circa +1 tot 1,5  m NAP. Richting het zuiden daalt het maaiveld tot circa +0,5 m NAP.

Kom Breskens maakt deel uit van het afvoergebied van het gemaal Nieuwe Sluis. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen (met name buiten de bebouwde kom) en bermsloten en kavelsloten wordt het overtollig water door neerslag afgevoerd richting westen naar het gemaal, waar het wordt uitgelaten op de Westerschelde.

Het polderpeil waarin het plangebied ligt, is afgestemd op de stedelijke en agrarische belangen (zomerpeil -0,60 m NAP en winterpeil -0,90 m NAP). Uit de Visienota Sluis (onderdeel van het Stedelijk waterplan Zeeuws-Vlaanderen, 2007) blijkt dat er in Breskens op een aantal plaatsen regelmatig water op straat staat. Het gaat dan om het gebied tussen Papendrecht en Havenstraat, en om het gebied in de Dorpsstraat, ter hoogte van het Molenwater.

Grondwater

De grondwaterstand in de gehele kern staat onder invloed van het getij van de Westerschelde en de kwelstroom. Er zijn echter geen klachten bekend waaruit blijkt dat de grondwaterstand tot overlast leidt.

Riolering

Het rioleringsstelsel in Breskens voldoet thans nog niet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen. De maatregelen uit het GRP moeten voor het einde van 2012 voor dit gebied zijn uitgevoerd.

Breskens is grotendeels voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. Hemelwater vanaf verhard oppervlak wordt samen met het huishoudelijke afvalwater afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Bij langdurige neerslag is het rioleringssysteem vol en voert het af op de watergangen via riooloverstorten. In het kader van de maatregelen van het GRP worden maatregelen getroffen, zoals het creëren van berging in het riool of het ombouwen van een gemengd riool naar een gescheiden stelsel. Zo is bij de realisatie van het Spuiplein dit gebied voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Schoon hemelwater wordt hier niet naar de zuiveringsinstallatie afgevoerd, maar naar een hemelwaterriool in de Scheldekade.

Er zijn in het plangebied zes riooloverstorten aanwezig. Hoewel riooloverstorten vanuit waterkwaliteitsbeheer ongewenst zijn, leveren deze riooloverstorten in de praktijk geen concrete problemen op. Via een persleiding wordt het verder getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie.

Waterkwaliteit

De water(bodem)kwaliteit in het plangebied is over het algemeen matig tot slecht door met name verontreinigingen, zoals riooloverstorten, afspoeling van wegen en door verontreinigingen vanuit het landelijke gebied (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, etc.).

Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer

In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening heeft de provincie Zeeland in het provinciale waterhuishoudingsplan waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Daarin wordt vrijwel de gehele kom aangeduid met een normaal inspanningsniveau voor stedelijke ontwikkeling.

Relevante ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot waterberging

In de komende planperiode kunnen verschillende ruimtelijke ontwikkelingen worden verwacht in Breskens. Het gaat daarbij onder andere om inbreidings- en herstructureringplannen. Deze plannen kunnen wijzigingen in het verhard oppervlak in het plangebied inhouden (afhankelijk van de situatie af of toename).

Algemene eisen duurzaam stedelijk water

Waterberging

In nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied hanteert het Waterschap de norm dat per m2verhard oppervlak 75 mm dient te worden geborgen. Deze norm is gebaseerd op een bui die eens per 100 jaar in een korte periode (10 dagen) valt. Het waterpeil mag ten hoogste stijgen tot het niveau van het laagste maaiveld.

Wanneer de eigenschappen van de bodem infiltratie toelaat (bijvoorbeeld op de hogere delen) kan volstaan worden met een kleinere bergingscapaciteit in oppervlaktewater.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of bij een uitbreiding van de hoeveelheid verharding dient een toetsende berekening te worden gemaakt om te controleren of het watersysteem ter plaatse voldoet. Daarbij wordt rekening gehouden met de maximaal toegestane peilstijging.

In geval van demping van oppervlaktewater moet volledige compensatie plaatsvinden van de bergingscapaciteit.

Afkoppelen naar open water

De waterbeheerder eist dat bij alle nieuwbouw minimaal 90% van het schoon verhard oppervlak (bijvoorbeeld daken) dient te worden afgekoppeld van de riolering. Alle dakoppervlaktes kunnen rechtstreeks worden afgekoppeld op het oppervlaktewater. Voor parkeerplaatsen geldt dat een lozingsvergunning verplicht is en dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Bij afwezigheid van oppervlaktewater in de directe omgeving, kan het water op de hogere delen van Breskens in de bodem worden geïnfiltreerd. Wanneer afkoppeling naar bodem of open water niet mogelijk is, dient wel een apart hemelwaterafvoerstelsel te worden aangelegd, welke vooralsnog (met toestemming van het Waterschap) op het gemengde riool afvoert. Te zijner tijd kan dan relatief eenvoudig worden aangesloten op een volledig gescheiden rioolstelsel. Bij alle nieuwbouw is het belangrijk dat duurzame (niet-uitloogbare) bouwmaterialen worden toegepast om diffuse verontreinigingen te voorkomen.

De netto toename aan af te koppelen verharding dient gecompenseerd te worden door extra waterberging. Waterberging kan worden gerealiseerd door het graven van extra water, door verlaagde oevers aan te leggen die kunnen meebergen of door de aanleg van een doorlatende verharding zoals bijvoorbeeld aquaflow.

Waterkeringen

Dijken met een waterstaatkundige functie

Binnen het plangebied zijn een zeewering en een regionale waterkering aanwezig. Het dijkvak van de zeewering aan de oostzijde van het Spuiplein en de Haven Westzijde maakt deel uit van de primaire waterkering aan de zuidzijde van de Westerschelde en het havengebied van Breskens en beschermt het achterliggende gebied tegen overstroming. Het Molenwater en de Rijksweg zijn binnendijken met een waterkerende functie (regionale waterkering).

Het onderhoud en het beheer van de primaire waterkering zijn in handen van Rijkswaterstaat en het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen. Het waterschap is daarbij beheerder van het landinwaartse deel van de waterkering, en het buitendijkse plateau. Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor de Westerscheldekant van de kering (grotendeels bestaand uit damwand).

Grenzen aan bebouwingsmogelijkheden

Van overheidswege worden duidelijke grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden op en rond waterkeringen. Zoals in het Omgevingsplan is aangegeven wordt de begrenzing van de waterkering bepaald door de beheerder, het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen. De waterkeringstechnische randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Keur Waterschap Zeeuws-Vlaanderen 2009.

De keur verbiedt het zonder vergunning gebruik te maken van een waterkering door in strijd met zijn functie diverse handelingen te verrichten in de diverse zones van de waterkering. De aanduiding in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, zoals deze tot en met 2009 gold, is in de Waterwet losgelaten en vervangen door waterstaatswerk en beschermingszone. Het begrip buitenbeschermingszone wordt niet meer gebruikt, maar is opgenomen in het begrip beschermingszone. In dat deel is echter wel een minder streng beleid mogelijk. In de keur is daarom voor een deel van de beschermingszone bepaald dat een aantal verboden in dat deel niet van toepassing zijn.