Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kom Eede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1714.001bpede10-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische bedrijven een en ander met inachtneming van het karakter van het gebied als agrarische kernrandzone en voorts met dien verstande dat geen neventak intensieve veehouderij is toegestaan;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterelementen, waterberging en
overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
  1. op de gronden zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
    1. binnen een bouwvlak: niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen;
    2. buiten een bouwvlak: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat een en ander slechts is toegestaan indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf, nodig is;
    3. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ (bw): tevens één bedrijfswoning;
  2. het bouwvlak mag voor maximaal 70% met gebouwen en overkappingen worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  3. de goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 meter bedragen tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  4. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 1000 m3 bedragen;
  5. de afstand van:
    1. niet aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 3 m;
    2. gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
  6. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste 4 m meer bedragen dan maximum toelaatbare goothoogte, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  7. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen 2 m;
    2. van pergola's en overkappingen 3 m;
    3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Fruitteelt

  1. Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beplanten met bedrijfsmatig geëxploiteerde fruitbomen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het in werking treden van het plan niet reeds met fruitbomen waren beplant.
  2. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
    3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
  3. Het beplanten als bedoeld onder a is slechts toelaatbaar, indien de in de nabijheid gelegen woonbestemmingen en -functies niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  4. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de milieudeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een vergunning geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

3.4.1 Beëindiging bedrijven en omzetting naar burgerwoningen

Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming van gronden met de bestemming Agrarisch en de aanduiding 'bouwvlak’ wijzigen in de bestemming Wonen- en / of de bestemming Agrarisch zonder de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het volgende:
  1. Woningen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het met ‘bedrijfswoning’ aangeduide gedeelte van het bouwvlak;
  2. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak en het bouwvolume van de gebouwen gelijk moet blijven;
  3. de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogte van de gebouwen gelijk moet blijven;
  4. wijziging niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

3.4.2 Wro-zone wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding Wro-zone wijzigingsgebied mogen de agrarische gronden omgezet worden in de bestemming Wonen-2 onder de voorwaarde dat:
  1. maximaal één woning mag worden gebouwd;
  2. de afmetingen en gebruik van de woning moeten voldoen aan de regels zoals gesteld in artikel 13 Wonen-2;
  3. De wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel  slechts mag worden toegepast voor zover het belang dat met de wijziging wordt gediend, geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies;
  4. uit onderzoek is gebleken dat de milieukundige situatie van het perceel geen belemmeringen oplevert tegen het voorgenomen bouwplan;
  5. bij het opstellen van het wijzigingsplande financiële haalbaarheid is aangetoond.