direct naar inhoud van 5.8 Niet - agrarische bedrijven en overige functies
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01

5.8 Niet - agrarische bedrijven en overige functies

Niet - agrarische bedrijven

Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn alle bestaande niet - agrarische bedrijfsactiviteiten in het plangebied geïnventariseerd. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen 'gewone' niet - agrarische bedrijven en niet - agrarische bedrijven gelieerd aan de agrarische sector. Behalve het voorkomen van de diverse functies is de planologische voorgeschiedenis onderzocht en is de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte bepaald.

Niet - agrarische bedrijven, niet gelieerd aan de agrarische sector

Van alle zelfstandige niet - agrarische functies is onderzocht of in het verleden planologisch of anderszins medewerking is verleend aan de totstandkoming van de betreffende activiteiten in het buitengebied (vigerende bestemming, vrijstelling ex artikel 19 WRO en dergelijke; zie bijlage 6).

Als dat het geval is, kunnen de betreffende activiteiten voorzien worden van een positieve bestemming. Van activiteiten die nog niet planologisch zijn geregeld is nagegaan hoe lang de functie op de betreffende locatie gevestigd is, of in het verleden is ingestemd met vestiging en of sprake is van knelpunten met betrekking tot ruimtelijke of milieu - aspecten. Op grond van deze toetsing kunnen de betreffende activiteiten in de meeste gevallen positief worden bestemd. Voor een nadere toelichting per bedrijf wordt verwezen naar de bijlagen.

De bestaande bedrijfsactiviteiten worden met een specifieke aanduiding bestemd (met uitzondering van activiteiten uit categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en enkele specifieke bedrijfsmatige functies, zoals rioolwaterzuiveringsinstallaties, het bedrijfsverzamelgebouw aan de Draaibrugseweg/Olieweg en nutsvoorzieningen). Dat betekent dat in beginsel ter plaatse geen andere bedrijfsactiviteiten mogen worden uitgeoefend. Om echter enige flexibiliteit te bieden in de gebruiksmogelijkheden van de bestaande bedrijfspercelen, zal op alle percelen met een bedrijfsbestemming de vestiging van bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zijnde bedrijven met een geringe milieu - uitstraling) mogelijk worden gemaakt. Gelet op het specifieke gebruik en de locatie zijn op de gronden in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw aan de Draaibrugseweg/Olieweg bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Met toepassing van een afwijkingsregeling kan in uitzonderlijke gevallen ook de vestiging van bedrijven uit één hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk worden gemaakt op bestaande bedrijfslocaties.

Aan bestaande niet - agrarische activiteiten in het landelijke gebied kan eenmalig een uitbreidingsmogelijkheid worden geboden, mits deze andere planologische belangen niet schaden. Deze uitbreidingsmogelijkheid kan maximaal 20% van de huidige bebouwing bedragen.

Met de hiervoor genoemde uitbreidingsmogelijkheden moet, vanuit het oogpunt van het tegengaan van verstening en versnippering van het landelijk gebied, terughoudend worden omgegaan. In alle gevallen moet nadrukkelijk de optie van verplaatsing of vestiging van een dependance op een regulier bedrijventerrein worden overwogen. Daarnaast is het noodzakelijk landschappelijke inbedding van de bestaande activiteiten inclusief de voorgenomen uitbreiding vorm te geven. Het principe van verevening is tevens van toepassing als het gaat om uitbreiding.

Nieuwe bedrijfslocaties worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Niet - agrarische bedrijven gelieerd aan de agrarische sector

Voor agrarische hulp- en nevenbedrijven is het buitengebied een passende vestigingslocatie om activiteiten, gelieerd aan de agrarische sector, te ontplooien.

Agrarische hulp- en nevenbedrijven zijn er in meerdere vormen. De eerste vorm laat zich als volgt omschrijven: een niet - industrieel bedrijf dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en / of het opslaan en verwerken van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven. Hierbij valt te denken aan toeleveranciers van meststoffen, zaai- en pootgoed, fouragehandelaren, regionale mestopslagen en landbouwmechanisatiebedrijven. De tweede vorm kan als volgt gedefinieerd worden: een niet - industrieel bedrijf dat met behulp van verplaatsbare landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur, uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering zoals door loonbedrijven.

Tot slot wordt ook een hoveniersbedrijf aangemerkt als een agrarisch hulp- en nevenbedrijf.

Voor de agrarisch hulp- en nevenbedrijven wordt een bouwvlak van ongeveer 1 hectare opgenomen met de mogelijkheid om het bouwvlak in de toekomst te vergroten. Voor landbouwmechanisatiebedrijven is een maximaal bebouwingspercentage opgenomen. Voorts wordt de omvang van regionale mestverzamelsilo's aan regels gebonden.

Windenergie

De bouw van hoge, solitaire of geclusterd opgestelde windturbines is niet toegestaan; het bestaande windturbinepark wordt positief bestemd. Het is wel toegestaan om op agrarische bouwvlakken of bij niet - agrarische bedrijven, ten behoeve van de eigen stroomvoorziening, kleine windturbines te bouwen met een maximale tiphoogte van 15 meter.