Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01 |
In het bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen recreatief en permanent bewoonde woningen. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen burgerwoningen en woningen bij voormalige agrarische bedrijven.
Burgerwoningen
Alle bestaande, recreatief of permanent bewoonde burgerwoningen in het plangebied worden bestemd tot Wonen, inclusief de woningen die in het verleden, in het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Oostburg niet positief zijn bestemd. Deze woningen mogen dus zowel permanent als recreatief bewoond worden. Een woning met bijbehorende aanbouwen, de (vrijstaande) bijgebouwen en de onbebouwde gronden (tuin) worden opgenomen in één bouw- c.q. bestemmingsvlak.
Woningen mogen in principe (rechtstreeks) worden uitgebreid tot een inhoud van 750 m³ voor het hoofdgebouw met aangebouwde aan- of uitbouwen. Een uitzondering wordt gemaakt voor relatief zeer kleine woningen die in een beschermde omgeving gevestigd zijn (natuur, dijk). Bij deze woningen is grootschalige uitbreiding niet mogelijk of wenselijk; deze woningen mogen, binnen het bouwvlak, uitbreiden tot maximaal 350 m³.
Op de bijbehorende erven zijn vrijstaande bijgebouwen toegestaan tot een oppervlakte van 60 m². Voor bestaande woningen en erfbebouwing die deze maximale maten reeds overschrijden worden de huidige maten als maximale maten gehanteerd.
Nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied wordt in principe niet mogelijk gemaakt, in verband met de bescherming van de agrarische belangen (woonfunctie kan leiden tot belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering), de aantasting van het landelijk karakter en het uitgangspunt dat de bouw van burgerwoningen dient plaats te vinden in de dorpskernen. Uitzonderingen hierop zijn de mogelijkheden die in dit bestemmingsplan worden geboden voor landgoederen en compensatiewoningen (zie hierna).
Tevens is in de planregels een afwijkingsregeling opgenomen van de algemene bouwregels voor erfbebouwing waarmee de bouw van een vrijstaande stallingruimte voor dieren of de opslag van materialen voor het onderhoud van het perceel mogelijk word gemaakt. Hieraan worden de volgende voorwaarden verbonden:
Wonen, voormalige agrarische bedrijven
Aan voormalige agrarische bedrijven wordt de woonbestemming toegekend. Een belangrijke vraag in relatie tot het beleid voor nieuwe economische dragers is welke situaties als voormalig agrarisch bedrijf worden gezien. Voor het bestemmingsplan is daarbij van belang welke peildatum wordt gehanteerd. Daarbij is gekozen voor de datum van vaststelling van de huidige bestemmingsplannen. Alle percelen waar in de vigerende bestemmingsplannen een agrarisch bouwvlak is toegekend en waar het agrarisch gebruik op dit moment is beëindigd of binnenkort wordt beëindigd, worden aangemerkt als voormalig agrarisch bedrijf. Voor deze percelen worden mogelijkheden geboden voor de ontwikkeling van nieuwe economische dragers.
Bij toekomstige bedrijfsbeëindigingen is de overgang van agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen uitsluitend toelaatbaar onder de voorwaarden dat het landelijk karakter van de bebouwing gehandhaafd blijft en dit niet leidt tot uit het milieubeleid voortkomende beperkingen voor nabij gelegen agrarische bedrijven.
Bouw van nieuwe (compensatie)woningen
De sloop van onbruikbare of niet - waardevolle bebouwing in het buitengebied, waaronder voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen, kan een bijdrage leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijke gebied. Om dit te bevorderen zal er in ruil voor de sloop van niet waardevolle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, planologische ruimte worden geboden voor de bouw van één of meer kwalitatief hoogwaardige (compensatie)woningen. Bij de uiteindelijke afweging zal een beoordeling moeten plaatsvinden van de te bereiken kwaliteitswinst. Daarnaast kan de locatie van de onbruikbare of detonerende bebouwing een rol spelen bij de afweging evenals of er sprake is van het oplossen van een milieuknelpunt. De volgende uitgangspunten zijn richtinggevend voor deze beoordeling.