Plan: | Noordhoek |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.Noordhoek-BP40 |
De gemeente Moerdijk actualiseert een groot aantal verouderde bestemmingsplannen voor de dorpskernen in haar gemeente. Naast de verscherpte actualiseringsplicht welke voortvloeit uit de Wet ruimtelijke ordening, dienen nieuwe bestemmingsplannen ook digitaal raadpleegbaar te zijn.
Noordhoek is een van de kleinere kernen in de gemeente Moerdijk, maar heeft desondanks een redelijk voorzieningenniveau. Daarnaast bevinden zich relatief veel bedrijven in de kern. Het laatste decennium hebben veel champignonloodsen hun functie verloren en zijn nieuwe functies ontstaan. De vigerende bestemmingsplannen zijn toe aan een vernieuwing.
Het plangebied omvat vrijwel de gehele kern Noordhoek en wordt omsloten door een open polderlandschap. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.
Figuur 1.1.Ligging plangebied
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |
Kern Noordhoek | 24-01-2001 | 24-07-2002 | |
Kern Noordhoek, 1e herziening | 22-04-2004 | 13-07-2004 | |
Kern Noordhoek, 1e herziening Wijzigingsplan Noordhoek 4 | 27-01-2009 | n.v.t. | |
Kern Noordhoek 2e herziening | 29-05-2008 | 21-08-2008 | |
Kern Noordhoek 1e wijziging St. Jozefstraat 13a-15 | 08-07-2003 | 26-08-2003 | |
Kern Noordhoek 2e wijziging Pastoor Verheijdenstraat 2 | 10-06-2003 | 26-08-2003 | |
Kern Noordhoek 3e wijziging Noordhoeksedijk 4 | 30-11-2004 | n.v.t. | |
Kern Noordhoek 4e wijziging Bisschop Hopmansstraat 24 | 24-01-2006 | n.v.t | |
Noordhoeksedijk 12-14 | 02-12-2012 | n.v.t. |
Het plan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en voorziet daarnaast in de ontwikkeling van 1 woning aan de Kerkring 1.
Het bestemmingsplan Kern Noordhoek bestaat uit een toelichting, de planregels en een plankaart (= digitale verbeelding). De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Er wordt ingegaan op de conclusies van het beleidskader. Ook wordt een samenvatting gegeven van de ruimtelijke en functionele bouwstenen voor het plan. Deze twee tezamen leiden tot de ruimtelijk-functionele gebiedsvisie. In Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 het onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie, cultuurhistorie en water besproken. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt ingegaan op de reacties uit het bestuurlijk vooroverleg zoals beschreven in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.
Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.
De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Rijksbelang in de omgeving van het plangebied zijn de A17 en de A59 als onderdeel van de hoofdwegenstructuur. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor deze wegen.
Het bestemmingsplan is daarnaast niet in strijd met de overige nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Ook is het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 3.6.1 van het Bro, omdat de ontwikkeling die binnen het plangebied is voorzien (1 woning) voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) (2010, herziening 2014)
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld.
De structuurvisie is opgebouwd uit twee delen (A en B) en een uitwerking.
Deel A
Dit deel bevat de hoofdlijnen van het beleid. Hierin heeft de provincie haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Deze belangen en keuzes zijn gebaseerd op trends en ontwikkelingen. Ook beschrijft de provincie vanuit welke filosofie ze haar doelen wil bereiken. Die is: ‘samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B beschrijft de provincie vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken. Op figuur 2.1 is een uitsnede van de structurenkaart ter plaatse van het plangebied weergegeven. Noordhoek is op die kaart aangeduid als:
Figuur 2.1 Uitsnede structurenkaart (bron: provincie Noord-Brabant)
De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur twee ontwikkelingsperspectieven: stedelijk concentratiegebied en kernen in het landelijk gebied. Noordhoek is een kern in het landelijk gebied.
Kernen in landelijke gebieden
In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen, werken en voorzieningen.
Het stedelijk gebied 'aan de randen' van de provincie, krijgt te maken met een afnemende groei van de woningbehoefte en op termijn zelfs (een beperkte mate van) krimp. Deze afnemende woningbehoefte biedt kansen voor verbetering van de kwaliteit, door gerichte ingrepen als verdunning en vergroening. Het is daarbij wel belangrijk om concurrentie tussen gemeenten en regio's, overproductie en leegstand te voorkomen. Het belang van regionale afspraken neemt daardoor toe.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).
Wonen
De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.
Het uitgangspunt voor het gemeentelijke reguliere woningbouwprogramma vormt de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, gebaseerd op demografische ontwikkelingen en trends. Daarnaast mag de gemeente Moerdijk nog 1075 woningen bovenop het reguliere woningbouwprogramma bouwen. Deze extra woningen vloeien voort uit de compensatieregeling voor huisvesting werknemers industrieterrein Moerdijk en de bestuursovereenkomst Realisatie Gebiedsontwikkeling Moerdijk (MoerdijkMeerMogelijk). Op basis daarvan heeft de gemeente een woningbouwcapaciteit van 2550 woningen voor de periode tot 2025.
Voor Noordhoek zal de woningbouwopgave vooral gericht zijn op herstructurering, verdunning en vergroening van de kern. De uitbreiding van woningbouw naar behoefte is mogelijk in westelijke richting.
Voorzieningen
In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied.
Accentgebied agrarische ontwikkeling
Binnen het accentgebied agrarische ontwikkeling geldt het beleid zoals beschreven in de paragraaf voor het 'perspectief gemengd landelijk gebied'. In aanvulling daarop wil de provincie optimale ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor het verbeteren van de agrarische productiestructuur. De landbouw levert met de verduurzaming van de productie en het steeds verder sluiten van kringlopen een goede kwaliteit van water, bodem, lucht en natuur en een (vernieuwd) robuust landschap. De maat en schaal van de omgeving en de draagkracht van het gebied inclusief aspecten van volksgezondheid, zijn sturend voor de groei van agrarische activiteiten.
Binnen de verschillende deelgebieden wordt clustering en samenwerkingscollectieven van gelijkgeaarde bedrijven, aansluitend op de bestaande, sterk vertegenwoordigde sector in het gebied, nagestreefd.
Zoekgebied verstedelijking
Op de structurenkaart zijn de zoekgebieden verstedelijking aangegeven. Zolang binnen deze gebieden nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, is daar feitelijk het perspectief van gemengd landelijk gebied aanwezig. Binnen de zoekgebieden verstedelijking geldt het beleid zoals beschreven in de paragraaf voor het 'perspectief gemengd landelijk gebied'. Extra aandacht wordt gevraagd voor (het beperken van) de ontwikkelingsmogelijkheden van functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling kunnen bemoeilijken. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt dus geen stedelijke ontwikkeling mogelijk in de zoekgebieden aan de noord- en westzijde van Noordhoek.
Verordening ruimte 2014 Noord-Brabant (2014)
In de Verordening ruimte 2014 staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden. De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte
Op kaart 1 van de Verordening ruimte 2014 is het plangebied voornamelijk aangewezen als bestaand stedelijk gebied (zie onderstaande figuur). Alleen de uiterste randen zijn aangewezen als 'gemengd landelijk gebied'.
Figuur 2.2 Uitsnede kaart 1 Verordening Ruimte (bron: provincie Noord-Brabant)
In verband met de realisatie van 1 nieuwe woning aan de Kerkring en door middel van dit bestemmingsplan is toetsing aan de volgende artikelen van de Verordening relevant:
Artikel 3 bevordering Ruimtelijke Kwaliteit | |
3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit | |
1.a | Beoogd is de ontwikkeling van de nieuwe woning Kerkring 1 op een goede wijze in te passen in de bestaande stedenbouwkundige structuur. Hiervoor is in het bestemmingsplan een gedetailleerde planregeling opgenomen. De woning wordt binnen de bestaande rooilijn van van de Kerkring ingepast. |
1.b | Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik aangezien een nieuwe invulling wordt gevonden voor de locatie van de voormalige brandweerkazerne. |
2.a. | n.v.t. |
2.b | n.v.t. |
2.c | verwezen wordt naar de toetsing onder de ladder van Duurzame verstedelijking. |
2.d | n.v.t. |
3.a | Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 waarin is ingegaan op de (sectorale) onderzoeksaspecten. |
3.b. | De nieuwe woning past qua schaalgrootte goed in de bestaande stedenbouwkundige structuur. |
3.c | De nieuwe woning krijgt een passende ontsluiting op de Kerkring. |
4 | n.v.t. |
Artikel 4 Bestaand stedelijk gebied | |
4.2 Stedelijke ontwikkeling | De nieuwe woning ligt in bestaand stedelijk gebied. |
4.3 Nieuwbouw van woningen | |
1.a. | Het bestemmingsplan voorziet in één nieuwe woning ter plaatse van bestaande bebouwing (inbreiding). Het gaat om een lokale behoefte en niet om een stedelijke ontwikkeling waarvoor regionale afstemming benodigd is. |
1.b. | zie onder 1.a. |
2.a. | n.v.t. |
2.b. | n.v.t. |
Conclusie: de nieuwe woning op het perceel Kerkring 1 voldoet aan de regels voor bestaand stedelijk gebied en de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 7 Gemengd Agrarisch gebied | |
7.1 a. | Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. De bestaande agrarische bedrijven in de kern Noordhoek hebben een passende agrarische bestemming gekregen. Daarnaast zijn de bestaande niet-agrarische bedrijven bestemd voor 'Bedrijf'. Door het opnemen van deze positieve bestemmingen voldoet het plan aan de doelstelling voor een gemengde plattelandseconomie. |
7.1.b. | Zoals aangegeven onder a. biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om de bestaande agrarische bedrijven te voorzien van een positieve bestemming. |
7.2.a. | Zie hiervoor. |
7.2.b | Gelet op het feit dat het om bestaande situaties gaat doet het bestemmingsplan geen afbreuk aan de ontwikkeling van de agrarische economie. |
Conclusie: Het bestemmingsplan biedt voldoende ruimte voor een duurzame plattelandseconomie en agrarische economie omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd.
In verband met het feitelijk bestemmen van het kantoor op het perceel Vlietweg 3a door middel van dit bestemmingsplan is daarnaast toetsing aan de Verordening relevant. Hieronder word een verantwoording gegeven van van de wijziging van 'Agrarisch' naar 'Kantoor'.
Vestiging niet-agrarische functie
Het gaat om de vestiging van een niet-agrarische functie in het 'Gemengd landelijk gebied'. In artikel 7.10 lid 1 van de Verordening Ruimte 2014 worden de voorwaarden genoemd waaronder een dergelijke vestiging mogelijk is. Op de volgende wijze wordt aan deze voorwaarden voldaan:
Artikel 7.10 Niet-agrarische functies | |
1. a | Het totale perceel bedraagt circa 3.300 m², waarvan het te bebouwen deel circa 700 m² bedraagt. |
1. b | De locatie grenst direct aan de bebouwde kom van Noordhoek. Hier is sprake van een gemengde plattelandseconomie waarin agrarische functie voorkomt naast andere functies, zoals bedrijvigheid en wonen. Al geruime tijd zijn de voorheen agrarische bedrijven in dit grensgebied gestopt of zijn ze niet meer in hoofdzaak agrarisch. De voorgestelde ontwikkeling past in deze binnen het gebied en maakt ruimtelijk gezien ook deel uit van de bebouwde kom van Noordhoek. |
1. c | Ten behoeve van de kantoorvestiging zijn drie champignoncellen gesloopt op het terrein. Daarmee is het bebouwd terrein met circa 350 m² afgenomen. |
1. d | Hiervan is geen sprake. |
1. e | Hiervan is geen sprake. |
1. f | Er is sprake van een kantoor, maar er is geen sprake van een baliefunctie. Er is geen sprake van een structureel contact met het publiek. Er wordt primair gewerkt op afspraak. |
1. g | Hiervan is geen sprake |
1. h | Het huidige kantoor beslaat een oppervlakte van 250 m². Voor de lange termijn is het niet waarschijnlijk dat de ruimtebehoefte zodanig zal groeien dat daarmee de in de verordening toegestane omvang wordt overschreden. Ook gezien de omvang van het voorgestane bouwvlak en ook gezien de oppervlakte van het gehele perceel is er niet de mogelijkheid om boven de in de verordening genoemde maximale omvang te komen. |
1. i | Gezien het gestelde bij het voorgaande punt is het onwaarschijnlijk dat de aanwezige functie zodanig zal uitgroeien dat daarmee een grootschalige ontwikkeling ontstaat. In het circa 18-jarige bestaan van het kantoor ter plaatse, heeft het kantoor hetzelfde ruimtebeslag ingenomen. |
Fysieke verbetering
Artikel 3.2 van de Verordening Ruimte 2014 stelt dat een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
Op basis van het regionale afsprakenkader Kwaliteitsverbetering Landschap (december 2014) valt deze ontwikkeling in categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen met weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden. De kwaliteitsverbetering vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassingsmaatregelen.
Aan de Vlietweg 3a is op de volgende wijze een invulling gegeven aan de kwaliteitsverbetering:
Fysiek:
Landschappelijk:
De basis van dit initiatief bestond uit de herontwikkeling van voormalige champignonloodsen. Hierbij is overtollige bebouwing gesloopt en is deze entree tot de kern verbeterd. In de loop van de tijd is op de locatie een passende landschappelijke structuur ontstaan die een extra bijdrage levert aan de lokale kwaliteiten en ecologische waarden.
Een aanvullende extra landschappelijke versterking die gerealiseerd zal worden, is een nieuwe bomenrij (STIKA: Landschapspakket L8B: Landschapsboom in bomenrij of boomgroep (geen agrarisch medegebruik)). Daarmee is invulling gegeven aan een maximale fysieke verbetering ter plaatse.
Op de volgende afbeelding is hiervan schematisch een overzicht gegeven in relatie tot de omgeving. Voor de bestaande en de nieuwe groenelementen zijn, voor deze bestemmingswijziging, in een anterieure overeenkomst de instandhouding van de landschappelijke elementen op eigen erf vastgelegd.
Zorgplicht Ruimtelijke kwaliteit
Artikel 3.1 van de Verordening Ruimte 2014 stelt dat:
Ten aanzien van punt a kan gesteld worden dat rekening is gehouden met de gevolgen van de activiteiten op de omgeving. Er is sprake van enige negatieve invloed vanuit de ontwikkeling op deze omgeving en/of ten aanzien van bodem, waterhuishoudkundige, archeologische , cultuurhistorische of ecologische aspecten. De activiteiten vinden binnen de bebouwing plaats en geven minder verstoring en overlast dan de voorheen aanwezige agrarische activiteiten. Ook passen ze wat betreft maat en schaal binnen het perceel en in de omgeving. Dit gezien de gevarieerde activiteiten die plaatsvinden in de directe omgeving en de inrichting van het perceel zelf en de openbare ruimte direct daarbuiten. In de afgelopen 18 jaar dat de activiteiten al plaatsvinden, hebben zich hier ook geen problemen mee voorgedaan.
Ten aanzien van punt b het volgende. Het voormalige agrarische bouwvlak is verkleind ten behoeve van de functiewijziging voor kantoor. In totaal is het bouwvlak met circa 1.100 m² verkleind. De functie wordt uitgeoefend in de bestaande bebouwing. Er vindt geen nieuwbouw plaats voor de functie.
Conclusie: de beoogde bestemmingswijziging van Agrarisch naar Kantoor op het perceel Vlietweg 3a voldoet aan de provinciale eisen voor niet-agrarische functies in gemengd agrarisch gebied. Daarnaast voldoet het plan aan de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.
De Strategische Visie voor Moerdijk 2030
De opgaven waarvoor de gemeente gesteld staat (onder andere vanwege vergrijzing, vergroening en globalisering van toeristisch-recreatieve sector) wenst zij in de periode van 2009-2030 uit te voeren. Deze strategische visie bevat een aantal fundamentele keuzes voor de gewenste toekomstrichting van de gemeente Moerdijk. Daarnaast bevat het een aantal nieuwe randvoorwaarden op hoofdlijnen en voor de langere termijn. De strategische visie bevat de missie van de gemeente Moerdijk op weg naar 2030 en een strategie om deze te bereiken. Het is de rode draad voor het totale beleid van de gemeente Moerdijk.
Structuurvisie Moerdijk 2030 (2011)
De gemeenteraad heeft op 9 juni 2011 de 'Structuurvisie Moerdijk 2030' vastgesteld welke de Structuurvisie Plus uit 1999 vervangt. De nieuwe structuurvisie is van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Moerdijk. De visie (het wensbeeld) loopt tot 2030. Bij de structuurvisie is een uitvoeringsparagraaf gevoegd. Deze uitvoeringsparagraaf heeft een looptijd tot 2020 en kan iedere twee jaar worden herzien.
De gemeente Moerdijk wil aan de hand van een uitvoeringsparagraaf komen tot gebiedsontwikkeling met de mogelijkheid van kostenverhaal. Daarnaast wil Moerdijk zich naar de toekomst toe profileren als ‘ondernemende netwerkgemeente’. Door een op uitvoering gerichte ontwikkelingsplanologie kan daar nader invulling aan worden gegeven. De gemeente heeft daarom een structuurvisie opgesteld, die voldoet aan de eisen van de Wro.
|
Uitsnede structuurvisie
Voor de kern Noordhoek zijn de bestaande karakteristieken als volgt geformuleerd:
De opgaven en ontwikkelingen zijn op hoofdlijnen:
Paraplunota Economisch Klimaat 2012-2030 (2012)
Ruimte om te ondernemen, een gezonde arbeidsmarkt, levendige kernen, Moerdijk als toeristische bestemming en Moerdijk als knooppunt van industrie en transport. In de Paraplunota Economisch Klimaat zijn de ambities voor economie en bedrijvigheid uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030. Ook in 2030 is het goed ondernemen in Moerdijk.
Een gezonde economie maakt het aantrekkelijk voor ondernemers om in Moerdijk te blijven of zich te vestigen. Een goed ondernemingsklimaat én prettig wonen dragen daar aan bij. Ondernemingsklimaat door de vestigingsmogelijkheden voor de bedrijven en prettig wonen voor de werknemers. Prettig wonen is wonen in een omgeving met voorzieningen zoals winkels en recreatiemogelijkheden. Het bedrijfsleven staat aan de lat om te zorgen voor economische groei (denk aan werkgelegenheid) en de overheid zorgt voor de randvoorwaarden.
In het voorliggende bestemmingsplan kunnen de bestaande bedrijven worden voortgezet.
Paraplunota Leefomgeving 2012 - 2030 (2012)
Een schone bodem, helder water, gezonde lucht, zuinig omgaan met grondstoffen en een stevige plaats voor onze natuur. In de paraplunota Leefomgeving worden de hoofdthema’s en –doelen met betrekking tot de fysieke leefomgeving uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030.
De paraplunota formuleert een aantal kernwaarden: ‘schoon’, ‘veilig’, ‘natuurrijk’, ‘gezond’, ‘vrij van hinder’ en ‘toekomstbestendig’. Ook voor bedrijven is het belangrijk in een omgeving gevestigd te zijn die deze kernwaarden bezit.
De doelen uit de Paraplunota Leefomgeving dragen bij aan een duurzame samenleving. De duurzame samenleving:
Voorliggend bestemmingsplan heeft enerzijds niet specifiek de doelstelling om invulling te geven aan de paraplunota. Anderzijds belemmert het bestemmingsplan deze doelstelling niet.
Paraplunota Maatschappij 2014-2030 (2014)
In de Paraplunota Maatschappij 2014-2030 zijn de ambities uitgewerkt om te bouwen aan een duurzame samenleving. Deze Paraplunota is de laatste in de rij, eerder zijn de Paraplunota’s Leefomgeving en Economisch Klimaat vastgesteld. De gezamenlijke ambitie van de drie Paraplunota’s is een duurzame woon-, werk en leefomgeving. De Paraplunota Maatschappij gaat over mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven.
De Paraplunota Maatschappij kent vijf thema’s, te weten wonen, gezondheid, woonomgeving, sociale structuur en ondersteuning. Elke thema heeft een eigen ambitie, die is uitgewerkt in doelen en een uitvoeringsstrategie.
Bij wonen streeft de gemeente naar een passende woningvoorraad en zet in op levensloop-bestendigheid, duurzaamheid en veiligheid van met name de bestaande woningvoorraad. De gemeente streeft ernaar dat meer inwoners kiezen voor een gezonde leefstijl en zet in op een goede en veilige woonomgeving gebaseerd op behoefte en draagvlak. Daarnaast is een goede sociale structuur een basis voor levendig kernen en ondersteuning dichtbij. Van belang is dan dat ondersteuning op elkaar is afgestemd en dat de ondersteuning zo dichtbij mogelijk wordt aangeboden, bij voorkeur in iemands directe leefomgeving.
Het voorliggende bestemmingsplan biedt voor de bestaande woningvoorraad een passende bestemming. De woonomgeving wordt specifiek beschermd door de bestemmingen 'Groen',
'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water'.
Gebiedsplan Noordhoek (2015)
De gemeente werkt voor iedere kern aan een 'gebiedsplan'. Het doel van een gebiedsplan is om te komen tot een nieuwe vorm van samenwerking tussen verschillende partners van de gemeente (waaronder Surplus, de politie, Bernardus Wonen, Brabantse Waard en Groenhuysen) én bewoners/ondernemers. Het gebiedsplan vormt de basis voor een blijvend goede samenwerking in de toekomst. Daarnaast is het de bedoeling tot een afsprakenagenda te komen die bijdraagt aan het versterken en behouden van de leefbaarheid in de kern in de toekomst, die onderschreven wordt door alle bovengenoemde partijen.
Uitdagingen
Voor Noordhoek is in een tabel aangegeven welke uitdagingen prioriteit hebben en welke niet. Zo is er voor het vervolg een duidelijk overzicht van de zaken die spelen en nog aandacht nodig hebben in het dorp. Het gaat om de volgende uitdagingen:
Toekomst leegstaande champigonloodsen
Veel van bovengenoemde uitdagingen kunnen niet tot stand worden gebracht via het bestemmingsplan. Wat wel noemenswaardig is, zijn de leegstaande champignonloodsen. Aangegeven wordt dat in het verleden de mogelijkheid is geboden om de oude champignonloodsen te slopen en de grond te hergebruiken voor het bouwen van een woning. Voor de sloop van de loodsen (asbestsanering) was zelfs een bijdrage van de provincie beschikbaar. In het geldende bestemmingsplan was hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hier is destijds nauwelijks gebruik van gemaakt. De belangrijkste reden hiervoor is dat er één woning per loods gebouwd mocht worden. Dat werd niet als rendabel gezien.
De oorzaak van de huidige leegstand van de loodsen is tweeledig (economische situatie en ouderdom/ pensioen). De huidige wet- en regelgeving beperkt de mogelijkheden van de eigenaren van de loodsen en overige burgers om te komen tot concrete acties. Volgens de bewoners/ eigenaren moet een duidelijk stappenplan worden gevolgd, wil men de loodsen een nieuwe bestemming geven. Hiermee worden twee vliegen in één klap geslagen: de vaak niet aantrekkelijk ogende loodsen worden verwijderd of gerenoveerd en er wordt ruimte voor bedrijvigheid en wonen gerealiseerd.
Eerste stap is een volledige inventarisatie van alle loodsen, het huidige gebruik en de wensen van de eigenaren en bewoners. Deze actie wordt bij de gemeente Moerdijk neergelegd maar dan wel in samenwerking met het dorp. Het resultaat wordt teruggekoppeld aan de gemeente omdat de tegenwoordige situatie betreffende de loodsen ook bij de gemeente niet voldoende bekend is. Op basis van het resultaat kunnen knelpunten in de regelgeving ontdekt en opgelost worden.
Deze evaluatie is noodzakelijk om de kaders uit te werken. Een hierop aansluitende draagvlakmeting garandeert dat de wensen en eisen van de bewoners geborgd zijn en dat de kaders geaccepteerd worden door de bewoners. De uitwerking en vastlegging van de regels is cruciaal aangezien de huidige procedures vaak onbekend of niet helder zijn.
Doel is een ontwikkelingsplan voor de toekomst van de champignonloodsen.
In lijn met het gebiedsplan voorziet het voorliggende bestemmingsplan niet meer in een wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van één woning op de locatie van een champignonloods. De transformatie vergt maatwerk en zal via buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan tot stand komen. Individuele initiatieven zullen worden getoetst aan het ontwikkelingsplan.
Huisvesting ten behoeve van Mantelzorg (2004)
Op 27 mei 2004 heeft de gemeenteraad besloten tot het opnemen van een ontheffingsmogelijkheid in de verschillende bestemmingsplannen ten behoeve van het bieden van een huisvestingsvorm in aan- en uitbouwen en bijgebouwen van een woning, voor het verlenen van mantelzorg. Het gaat om mantelzorg aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, zonder leeftijdsgrens. Hierdoor wordt tegemoetgekomen aan sociale woonwensen, kan langer zelfstandig worden gewoond en het voorkomt isolement en vereenzaming.
Het gebruik van een aan- of uitbouw en bijgebouw komt voor het verlenen van mantelzorg te vervallen zodra de noodzaak daartoe door verhuizing of overlijden niet meer aanwezig is.
Paraplunota Maatschappij thema Wonen (2014)
Wonen is een basisbehoefte. Het streven van de gemeente is: iedere woning levensloopbestendig, duurzaam en veilig. Door vergrijzing neemt het aantal ouderen toe en door veranderingen in de zorg zullen mensen langer thuis blijven wonen. Het is van belang om de bestaande woningvoorraad hierop aan te passen.
Speerpunten:
Parkeerbeleidsplan Moerdijk 2010 - 2013 (2009)
Het Parkeerbeleidsplan omvat een maatregelenpakket en acties voor de komende (vier) jaren op het gebied van parkeren. De parkeerproblemen binnen de gemeente Moerdijk zijn kleinschalig te noemen. Het merendeel van de problemen speelt zich af op straatniveau en is subjectief. Met het maatregelenpakket is de gemeente zich ervan bewust dat lang niet alle parkeerproblemen, al dan niet subjectief, opgelost worden. Met dit Parkeerbeleidsplan probeert de gemeente beter te kunnen sturen op toekomstige knelpunten. Daarnaast wil de gemeente de meest in het oog springende strategische knelpunten aanpakken. In het Parkeerbeleidsplan zijn onder andere parkeernormen opgenomen waar bij nieuwe ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden.
Tijdelijke huisvesting, tijdelijke werknemers
In het buitengebied worden geen mogelijkheden geboden voor structurele huisvesting voor tijdelijke werknemers. Binnen de kernen in de gemeente wordt structurele huisvesting in specifieke gevallen wel mogelijk geacht. Er dient een beroep gedaan te worden op structurele huisvesting, indien:
Met betrekking tot het begrip 'huishouden' in relatie tot huisvesting van arbeidsmigranten heeft de Raad van State op 2 mei 2007 uitspraak gedaan1.
De huisvesting van arbeidsmigranten staat bezien deze uitspraak op gespannen voet met de functie wonen, zoals gesteld in het bestemmingsplan. Het is dan ook niet mogelijk om binnen de bestemming wonen logies te verschaffen ten bate van structurele huisvesting. Structurele huisvesting binnen een pand in de kernen wordt dan ook gezien als een logiesfunctie in de zin van het bestemmingsplan (zie Handboek Bestemmingsplannen gemeente Moerdijk, 2008). Daar waar de geldende bestemmingsplannen vestiging van een logiesgebouw mogelijk maken, kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden welke het bestemmingsplan biedt ten bate van de structurele huisvesting. Wanneer een verzoek wordt gedaan voor een nieuwe locatie welke binnen het bestemmingsplan nog niet de mogelijkheid heeft voor vestiging van een logiesgebouw (nieuwe ontwikkeling), wordt het verzoek voor medewerking aan de ontwikkeling op de gebruikelijke manier door de gemeente behandeld. Hierbij wordt in ieder geval gelet op de volgende aspecten:
Wanneer de ontwikkeling positief wordt beoordeeld, kan medewerking worden verleend door een herziening van het bestemmingsplan.
Naast het respecteren en beheren van de karakteristieke dorpsomgeving van het woongebied en de voorzieningen, ligt de nadruk op het benutten van de mogelijkheden voor intensief ruimtegebruik voor de doelgroepen die gezien de bevolkingsopbouw van belang zijn. Het gaat hier dan met name om starters en ouderen. Inbreiden heeft veruit de voorkeur om de ruimte zo efficiënt mogelijk te (her)gebruiken.
Op enkele locaties in en grenzend aan het plangebied zijn nieuwe stedelijke functies afweegbaar, zoals uitbreiding van de kern in westelijke richting. Aan de Noordhoeksedijk is recent een bestemmingsplan vastgesteld voor woningbouw. Inmiddels is met de bouw hiervan gestart. Dit bestemmingsplan is daarom integraal overgenomen in voorliggend plan.
Mogelijke nieuwe ontwikkelingen worden echter niet in het kader van dit bestemmingsplan meegenomen, met uitzondering van de ontwikkelingslocatie op het perceel Kerkring 1 (voor een beschrijving van deze ontwikkeling zie paragraaf 2.7). De ontwikkeling van de woning past binnen de beleidskaders van rijk, provincie en gemeente.
Voor wat betreft het beleid voor de transformatie van champignonloodsen zet de gemeente in op maatwerk. De gemeente kiest er daarom voor om de transformatie tot stand te brengen door middel van de inzet van specifieke planologische instrumenten: via buitenplanse afwijking (beleid planologische strijdig gebruik) of met specifieke planherzieningen.
Landschappelijke ontwikkeling
Het landschap van het West-Brabantse zeekleigebied is zeer sterk bepaald door de ligging nabij de Noordzee. In de landschapsvorming van het gebied hebben zee-invloeden een grote rol gespeeld. Na de laatste ijstijd ontstond er een langgerekte schoorwal langs de kust. In de luwte van deze schoorwal ontstond in het gebied achter de schoorwal (aan de oostzijde) een uitgestrekt veenlandschap dat alleen werd doorsneden door een rivieren- en bekensysteem. Als gevolg van een versterkte zee-invloed drong de zee via de bij de schoorwal gelegen grote riviermondingen ver het achterliggende veengebied in, waardoor grote delen van het veenlandschap werden weggeslagen. Plaatselijk bleven restanten van het veenlandschap gespaard of konden zich door opslibbing eilanden vormen (opwassen). Deze opwassen werden vanaf de 15e eeuw door de mens bedijkt en ontgonnen en vormden een basis voor de verdere ontwikkeling van het polderlandschap.
Door de eb- en vloedwerking van het omringende water konden tegen deze eerste polders nieuwe gronden aanslibben (aanwassen), die vervolgens eveneens werden bedijkt en in cultuur genomen. Vanuit een aantal van deze oude eilandkernen zijn voortdurend nieuwe polders ingedijkt, nadat deze voldoende waren opgehoogd door slib dat met het dagelijkse getij werd afgezet.
Tot slot werden ook de overgebleven langgerekte tussengebieden door middel van een dijk afgesloten en als polder in cultuur genomen (de zogeheten halspolders, waaronder de toenmalige bij Noordhoek gelegen Keensche Polder). Hierdoor is uiteindelijk een karakteristiek en in grote delen nog herkenbaar landschap van polders en dijken ontstaan. Daarnaast zijn nog kreekrestanten herkenbaar, die herinneren aan de vroegere zee-invloeden op het landschap.
Dorpsontwikkeling
Noordhoek is in de 1e helft van de 16e eeuw gesticht bij de inpoldering van de Oudlandsche Polder. De kern ligt in de noordelijke punt van de polder waar de Klundertsedijk(/Noordhoek) aansluit op de Buitendijk en de Noordhoeksedijk(/St. Jozefstraat). De ten noordwesten van de aansluiting van de A17/A59 gelegen kern ligt centraal tussen Fijnaart, Klundert, Zevenbergen en Standdaarbuiten.
Het van origine agrarische kerkdorp is ontstaan bij de driesprong van de Oudlandschedijk (nu Noordhoeksedijk), de Buitendijk en de Klundertsedijk. De dorpskerk ligt aan de zuidzijde van de dijk, aan de Bisschop Hopmansstraat min of meer verborgen achter de school aan de St. Jozefstraat. Hier bevindt zich ook het monument ter ere van pastoor Koopmans.
De kern heeft zich aanvankelijk – deels door verdichting van de dijklinten – uitgebreid langs de drie dijken; daarna – vanaf de 2e helft van de vorige eeuw – voornamelijk in de vorm van een viertal clustervormige woonbuurten rond de aansluiting van de drie dijken.
Een bijzonder gegeven vormen de Buitendijk en de Groeneweg. De typische huidige plattegrond van Noordhoek wordt sterk bepaald door het tracé van de Groeneweg. De Groeneweg vormde in het verleden de zuidgrens van Klundert en verbond de in het zuidoosten langs de Mark gelegen Molendijk met de in het westen langs de Verlamde Vaart gelegen Manciadijk. Het westelijk deel van de Groeneweg is nadien opgeheven waardoor de weg eindigt in de kern en het westelijk tracé enkel nog herkenbaar is gebleven in het deels gedempte beloop van een kaarsrechte watergang bij de sport- en tennisvelden.
Voor Noordhoek vormde de teelt van vlas een belangrijke bestaansbron. Het van oorsprong agrarische karakter is duidelijk zichtbaar door de aanwezigheid van binnen de dorpskom gelegen oude boerderijen aan bijvoorbeeld de Buitendijk en de Bisschop Hopmansstraat. Met name aan de zuidzijde van de Buitendijk komen nog enkele verspreid gelegen boerderijen voor op polderniveau. Aan de noordzijde van de dijk bevindt zich enige woonbebouwing, deels in de vorm van open en deels in de vorm van gesloten lintbebouwing. Het merendeel van de burgerwoningen staat nu echter (als vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen) aan de zuidzijde van de flankerende en eertijds tot Klundert behorende Groeneweg. Met name bij de oostelijk helft van deze parallel gelegen weg is daarbij sprake van een steeds intensievere menging met bedrijvenfuncties. Aan de noordzijde van de Groeneweg liggen juist weer een aantal (oorspronkelijk agrarische) bedrijven.
De verwoesting van de dorpsbebouwing aan het einde van de 2e Wereldoorlog heeft ertoe geleid dat de hoeveelheid oudere vooroorlogse bebouwing beperkt is. De dorpsbebouwing langs de dijken bestaat voornamelijk uit vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen onder langskap. Het kleinschalig centrum bestaat uit enkele winkels, een kerk en het gemeenschapshuis 'd'ouwe school'.
Voor de nabije toekomst wenst de gemeente de locatie van de brandweerkazerne aan de Kerkring te herontwikkelen naar woningbouw. Deze ontwikkeling is opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Daarnaast is een nieuwbouwplan in ontwikkeling voor de locatie Noordhoeksedijk 12-14. Voor dit plan is een apart bestemmingsplan vastgesteld. Deze is als zodanig overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Ruimtelijk-functionele structuur
Woningtypologie
Het direct bij de oude dorpskern aansluitende woonbuurtje rond de Bisschop Hopmansstraat ligt als een schil aan de achterzijde van de oude dorpsbebouwing van de Kerkring. Er is sprake van een zeer gemêleerde bebouwing met vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen enerzijds en van oorsprong agrarische en niet-agrarische bedrijfjes anderzijds. De vele uiteenlopende bouwmassa's en de weinig eenduidige rooilijnen dragen bij aan een zeer levendige dorpsstructuur.
De achter de Noordhoeksedijk en St. Jozefstraat gelegen westelijke woonbuurt (rond Revelaar en Kapellenhof) kenmerkt zich door het parallel en haaks op de Noordhoeksedijk gelegen stratenpatroon. De omvang van dit woonbuurtje is zodanig dat hier – meer dan bij de overige kleinere woonbuurten – sprake is van een herkenbare ruimtelijke opzet, waarbij een deel van de bebouwing is geordend rondom enkele hofachtige ruimten. De overwegend onder langskappen gerealiseerde bebouwing bestaat uit vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. Een opvallend gegeven binnen deze woonbuurt vormt het enigszins autonoom binnen de stedenbouwkundige structuur van Noordhoek opgenomen sportveldencomplex.
De noordwestelijke woonbuurt rond het Reekje – gelegen tussen de sportvelden en het dijklint van de Noordhoek – bestaat uit zowel vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen als uit eengezinsrijenwoningen. De vrijstaande woningen staan voor het merendeel met een dwarskap aan de straat, de overige woonbebouwing met langskap. Opvallend is dat hier aan de zuidzijde van de Noordhoek nog veel bedrijfsbebouwing voorkomt behorende bij de aan de dijk gelegen woonpanden.
Het kleinste buurtje betreft het buurtje rond de Witte Weideweg waar vrijstaande, twee- alsook enkele drie-onder-een-kapwoningen voorkomen. Aan de noordzijde van de Witte Weideweg zijn bedrijfspanden gerealiseerd met bedrijfswoningen. Er is sprake van min of meer eenduidige rooilijnen maar – mede door de aanwezige bedrijfsbebouwing en bijbehorende woningen – tevens van een behoorlijke variatie in bouwvormen.
Door deze dorpsontwikkeling strekt de huidige kern zich nu uit over delen van 4 polders, namelijk van de Oudlandsche Polder, Nieuwlandsche Polder, Manciapolder en Bloemendaalsche Polder. Ook heeft Noordhoek twee duidelijk verschillende randzones; enerzijds een westelijke randzone die wordt bepaald door de achterzijde van woonbebouwing en achtertuinen en anderzijds een overige randzone waar sprake is van een sterke verweving van dorpsbebouwing, agrarische en niet-agrarische bedrijven, achtertuinen en deels onbebouwde dijktaluds.
Voorzieningen en bedrijven
De voormalige kerk met de begraafplaats neemt een centrale plaats in binnen de oude kern. Voor de voormalige kerk wordt nu ingezet op speciale culturele activiteiten. In de directe nabijheid bevinden zich tevens het dorpshuis, basisschool St. Jozef, een gymzaal, een café-restaurant (Eetcafé-Zaal-Partyservice Noordhoek) en enkele winkels.
Aan de andere zijde van de dijk vormt het sportcomplex Noordhoek het meest centrale element binnen het ten westen van de Noordhoeksedijk, St. Jozefstraat en Noordhoek gelegen woongebied.
Binnen de woonkern zelf komt nog op relatief veel plaatsen bedrijfsbebouwing voor, zowel van oorspronkelijke boerderijen als van champignonkwekerijen en niet-agrarische bedrijven.
Groenstructuur
Mede door de beperkte omvang en de kleinschalige bebouwingsstructuur van Noordhoek is er, ondanks de nabijheid van twee rijkswegen, sprake van een groene landschappelijke setting van de kern. Belangrijke lijnvormige groene structuren vormen de beplantingen, groene wegprofielen en doorzichten van de dijken en wegen zoals de Klundertsedijk, Zevenbergseweg, Noordhoeksedijk, Buitendijk en Groeneweg. Binnen de kern vormen de omgeving van de kerk, de omgeving van de sportvelden en de groene ruimte aan de Vlasaard belangrijke groenelementen binnen de stedenbouwkundige structuur.
Inleiding
In deze paragraaf wordt de huidige verkeersstructuur beschreven voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer. Eveneens is de huidige verkeersafwikkeling en de parkeersituatie beschreven.
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
De kern Noordhoek wordt ontsloten voor het gemotoriseerde verkeer door een interne wegenstructuur welke in drie richtingen aansluiting geeft op externe ontsluitingsroutes richting de A59 (Heijningen-Noordhoek) en A17 (Roosendaal-Moerdijk) en de overige kernen in de gemeente en regio. De externe ontsluitingsroutes zijn:
De A59 en A17 geven verbinding met de A16 (Breda-Rotterdam) en de huidige A29 (Dinteloord-Rotterdam en de A4 (Antwerpen-Amsterdam)). Het plangebied is dan ook in verschillende richtingen goed extern ontsloten.
De interne radiale hoofdontsluitingsstructuur bestaat uit de Noordhoek/Groeneweg en Buitendijk, welke van oost naar west door de kern lopen en de Sint Jozefstraat/Noordhoeksedijk, die van zuid naar noord door de kern loopt. Vanaf deze wegen worden de woonbuurten met buurtontsluitingswegen ontsloten, zoals de Bisschop Hopmansstraat, de Pastoor Verheijdenstraat, de Vlasaard, Het Reekje en de Witte Weideweg. De woonbuurten zijn door middel van lusvormige en doodlopende woonstraatjes verbonden met de radiale hoofdontsluitingsstructuur.
De gehele kern is opgenomen binnen een 30 km/h-verblijfsgebied. Alle wegen binnen de kern zijn dan ook vanuit het concept Duurzaam Veilig gecategoriseerd als erftoegangswegen type I of II binnen de bebouwde kom.
Foto 2.1 Suggestiestroken voor fietsers op Noordhoeksedijk | Foto 2.2 Voetgangersvoorzieningen langs de Pastoor Verheijdenstraat |
Ontsluiting langzaam verkeer
Conform de principes van het concept Duurzaam Veilig, wordt het fietsverkeer binnen het 30 km/h-verblijfsgebied gemengd met gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Fietsers beschikken over dezelfde ontsluitingsstructuur als het gemotoriseerde verkeer. Aangezien de bebouwde kom geheel bestaat uit verblijfsgebied met 30 km/h-wegen wordt een gemengde verkeersafwikkeling uit verkeersveiligheidsoogpunt voorgestaan. Op de hoofdontsluitingswegen (zoals Noordhoeksedijk en Sint Jozefstraat) beschikken fietsers over suggestiestroken. Voetgangers beschikken over voetpaden en trottoirs langs de wegen.
Foto 2.3 Suggestiestroken voor fietsers op Noordhoeksedijk | Foto 2.4 Voetgangersvoorzieningen langs Pastoor Verheijdenstraat |
Ontsluiting openbaar vervoer
Het plangebied wordt door het openbaar vervoer ontsloten via een buurtbus die halteert in de Sint Jozefstraat. Deze buurtbus geeft verbinding met Oudenbosch en Klundert. In Oudenbosch kan worden overgestapt op het landelijke railnetwerk en regionale reguliere busdiensten. Naast de buurtbus kan in Noordhoek gebruik worden gemaakt van de deeltaxi. Een rechtstreekse ov-verbinding met Zevenbergen ontbreekt.
Verkeersgegevens en afwikkeling
Op een aantal wegen in en nabij de kern Noordhoek zijn verkeerstellingen uitgevoerd in de jaren 2002, 2003 of 2006. Deze gegevens zijn aangeleverd door de gemeente Moerdijk. Voor de extrapolatie naar de jaren 2009, 2010 en 2020 is een autonome verkeersgroei van 1% per jaar aangehouden. In de huidige situatie zijn geen knelpunten in de verkeersafwikkeling aanwezig binnen de kern.
Tabel 2.1 Verkeersintensiteiten in mvt/weekdagetmaal (afgerond op 50-tallen)
weg | wegvak | 2009 | 2010 | 2020 | |||
Klundertsedijk | Provinciale weg-Noordhoek | 1.300 | 1.300 | 1.450 | |||
Groeneweg | Witte Weideweg-komgrens | 550 | 600 | 650 | |||
Buitendijk | Bisschop Hopmansstraat-komgrens | 500 | 500 | 600 | |||
Noordhoek | Klundertsedijk-Witte Weideweg | 1.300 | 1.300 | 1.450 | |||
Sint Jozefstraat | Buitendijk-Ambachtsherenweg | 850 | 850 | 950 |
Parkeren
In het plangebied wordt voornamelijk geparkeerd in het openbaar gebied langs wegen en straten. Bij een aantal woningen wordt op eigen terrein geparkeerd. Binnen de kern Noordhoek is over het algemeen geen sprake van grote parkeerproblemen.
Conclusie
De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen. De verkeersintensiteiten in de kern zijn relatief laag en er bevindt zich vrijwel geen doorgaand (sluip)verkeer zodat de verblijfskwaliteit langs de wegen goed is. Door de inrichting van de meeste wegen conform de principes van het concept Duurzaam Veilig, is de verkeersveiligheid in het plangebied voldoende gewaarborgd. Er doen zich geen knelpunten in de verkeersafwikkeling voor en er is geen sprake van substantiële parkeerproblemen.
Binnen Noordhoek ligt de nadruk op beheer van de bestaande ruimte. Daarnaast wordt in deze gebiedsvisie de transformatie van champignonloodsen benoemd. Tot slot wordt in het plangebied 1 nieuwe woning mogelijk gemaakt, gelegen aan de Kerkring 1.
Integrale ruimtelijke en functionele gebiedsvisie
De visie voor wat betreft de ruimte is dat de stedenbouwkundige structuur van het gebied zoveel mogelijk wordt gehandhaafd. Hierbij wordt voor de bebouwing gekozen voor een gedetailleerde planregeling om de ruimtelijke structuur te behouden. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de planologische regeling uit de (geactualiseerde) bestemmingsplannen die elders in Moerdijk vigeren.
Het plangebied kent een mix aan diverse functies, waarbij wonen de hoofdfunctie is. De visie op de functionele structuur is om deze te behouden voor het gebied. Dat betekent enerzijds dat ruimte moet worden geboden voor flexibiliteit, maar anderzijds dat overlast voor gevoelige bestemmingen voorkomen moet worden.
De structuur van wegen en groen dient te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt. De cultuurhistorische waardevolle dijken in het plangebied dienen daarbij specifiek beschermd te worden.
Visie op de champignonloodsen
De transformatie van champigonloodsen verdient bijzondere aandacht in Noordhoek. Vanwege economische omstandigheden zijn nagenoeg alle bedrijfsactiviteiten beëindigd. Nieuwvestiging is gelet op de martkomstandigheden niet aannemelijk. In het vigerende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om vervangende woningbouw mogelijk te maken. Van deze mogelijkheid is in de afgelopen planperiode nauwelijks gebruik gemaakt. De gemeente wenst deze dan ook niet meer op te nemen in het voorliggende bestemmingsplan. De nieuwe visie voor champignonloodsen is enerzijds gericht op functiewijziging en anderzijds op sloop en nieuwbouw.
Op dit moment werkt de gemeente Moerdijk aan een nieuw 'gebiedsplan' voor de kern Noordhoek. In het gebiedsplan worden actiepunten opgenomen om specifiek beleid voor champignonloodsen te ontwikkelen.
Ingezet wordt om de transformatie van champignonloodsen op basis van maatwerk tot stand te brengen. De manier waarop dit maatwerk plaats zal vinden, is afhankelijk van de discussie die met het dorp wordt gevoerd op basis van de actielijst uit het gebiedsplan.
De transformatie zal uiteindelijk tot stand kunnen worden gebracht door middel van de inzet van specifieke planologische instrumenten: via buitenplanse afwijking of met specifieke planherzieningen. Functiewijzigingen van bestaande loodsen kunnen via buitenplanse afwijkingen worden gerealiseerd op basis van het artikel 4, Bijlage 2 Besluit omgevingsrecht (de zgn. 'kruimelgevallen'). Aan de hand van uitkomsten uit het gebiedsplan kunnen specifieke functies worden toegevoegd aan de 'Beleidsnota planologisch strijdig gebruik' van de gemeente. Deze beleidsnota vormt het uitgangspunt voor toepassing van buitenplanse afwijkingen ingeval van kruimelgevallen. Hiermee kan door middel van de regulier procedure (8 weken) een omgevingsvergunning worden verleend en is planwijziging niet meer noodzakelijk.
Ontwikkelingslocatie Kerkring 1
Op de locatie Kerkring 1 zal een nieuwe woning worden gebouwd. Hierbij zal de bestaande bebouwing (onder andere de voormalige brandweerkazerne, zie foto) worden gesloopt.
Locatie Kerkring 1 (bron: GoogleEarth)
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verbeelding (plankaart) behorende bij het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen.
Figuur 3.1 Voorbeeld verbeelding, gemeente Moerdijk
Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Zie onderstaand figuur.
Figuur 3.2 Verbeelding met rechts in beeld de uitleg bij de locatie waar de blauwe pijl is geplaatst
In bovenstaand voorbeeld geldt voor de locatie waarin het rode kruisje is geplaatst een goot- en bouwhoogte van 6 en 10 m. Verder geldt dat de huizen twee-aaneen worden gebouwd. Indien meer informatie is gewenst, kan boven het blauwe vlak worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bestemmingsvlak kan voorzien zijn van aanduiding die betrekking heeft op (specifieke vormen van) gebruik. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.
Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de maximum bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'nutsvoorziening' en 'begraafplaats'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied zijn bouwaanduidingen opgenomen.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de buisleidingenstraat.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
Begrippen (Artikel 1 )
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2 )
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Agrarisch (Artikel 3 )
In het plangebied komen nog verschillende agrarische bedrijven en enkele onbebouwde agrarische percelen voor. Deze hebben de bestemming Agrarisch.
De aanwezige agrarische bebouwing is weergegeven door middel van bouwvlakken. De gebouwen – waaronder kassen – en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals sleufsilo's, mestsilo's, kuilvoerplaten, alsmede de erfverharding, dienen in principe binnen de bouwvlakken te worden gerealiseerd.
Op een aantal percelen zijn bedrijfswoningen aanwezig. Deze zijn door middel van een functieaanduiding op de verbeelding vastgelegd. Voor het overige geldt dat zoveel mogelijk is aangesloten bij de systematiek voor bedrijven in het buitengebied van de gemeente Moerdijk. Dit betekent dat verschillende flexibiliteitsregels zijn opgenomen voor zogenoemde neven- en vervolgfuncties.
Bedrijf (Artikel 4 )
Verspreid over het plangebied zijn verschillende bedrijven aanwezig. Deze hebben de bestemming Bedrijf. Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. Ook bedrijfsactiviteiten die vergelijkbaar zijn met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan met een maximum van 60 m2. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die is opgenomen als Bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 van de toelichting is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB) opgenomen.
De zonering is op de verbeelding aangegeven door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm bedrijf - B1'. Een aantal bedrijven voldoet niet aan de ter plaatse geldende maximale toelaatbare categorie, maar kunnen wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn maatbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de SvB.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven.
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen eveneens niet toegestaan.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van opslag voor consumentenvuurwerk. Hierbij dienen de opgenomen wijzigingsregels in acht te worden genomen.
In het plangebied komen verspreid een aantal meer grootschalige nutsvoorzieningen voor. Deze hebben een specifieke functieaanduiding.
Detailhandel (Artikel 5 )
Verspreid in het plangebied liggen enkele winkelpanden. Deze hebben de bestemming Detailhandel. Binnen deze bestemming zijn alle vormen van detailhandel toegestaan met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen en detailhandel in volumineuze goederen/grootschalige detailhandel.
Gemengd (Artikel 6 )
Op de gronden met de bestemming Gemengd is detailhandel en dienstverlening in combinatie met wonen toegestaan. In het plangebied betreft dit het perceel St. Jozefstraat 17 en het perceel St. Jozefstraat 21 A.
Groen (Artikel 7 )
De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen, maar ook voor voet- en fietspaden.
Horeca (Artikel 8 )
Op het perceel St. Jozefstraat 19 is een café aanwezig. Dit café heeft de bestemming Horeca. Horeca is toegestaan aan de hand van de indeling van horecacategorieën. Deze indeling is verklaard in het begrip 'horeca' in artikel 1 lid 1.47. De gemeente Moerdijk hanteert drie horecacategorieën, waarbij onderscheid is gemaakt in mate van hinder voor de omgeving. Het café valt binnen de algemene toelaatbaarheid van categorie 'horeca 1'. De dansschool aan de Noordhoeksedijk 15 is eveneens voorzien van de bestemming Horeca. De aanwezige bedrijfswoningen zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming is horeca toegestaan uit ten hoogste horecacategorie 1. Op het perceel Noordhoeksedijk nummer 19 is horeca toegestaan uit horecacategorie 2.
Kantoor (Artikel 9 )
Het bestaande kantoorpand op het perceel Vlietweg 3a is bestemd voor 'Kantoor'. De bijbehorende bedrijfswoning is als zodanig aangeduid.
Maatschappelijk (Artikel 10 )
Maatschappelijke functies, waaronder scholen en openbare dienstverlening, zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk. De voormalige kerk en de begraafplaats zijn specifiek aangeduid met een functieaanduiding. Binnen de bestemming Maatschappelijk is ondergeschikte horeca toegestaan.
Sport (Artikel 11 )
De sportvelden en bijbehorende clubgebouwen hebben de bestemming Sport. Bij deze voorzieningen is bijbehorende horeca toegestaan uit ten hoogste categorie 'horeca 1' (zie artikel 1 lid 1.47).
Tuin (Artikel 12 )
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de woningen. Hier zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Daarnaast is er een bouwregeling opgenomen om beperkt mogelijkheid te bieden aan erkers, luifels en balkons en andere ondergeschikte bouwdelen ten behoeve van de bij de aangrenzende bestemming Wonen behorende hoofdgebouwen.
Tuin - 1 (Artikel 13 )
De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor een perceel aan de Bisschop Hopmansstraat waar hobbymatig agrarisch gebruik plaatsvindt. Ter plaatse worden hobbymatig paarden (maximaal 5) gehouden en is een paardenbak en tredmolen aanwezig. Deze zijn binnen de bestemming 'Tuin - 1' toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 14 )
Het openbaar gebied met een verblijfs- en verplaatsingsfunctie is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, speeltoestellen en reclame-uitingen.
Water (Artikel 15 )
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging, zijn bestemd voor Water.
Wonen (Artikel 16 )
De woningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het woon-zorgcomplex aan de Pastoor Verheijdenstraat heeft een specifieke functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1'.
Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken en bestemmingsvlakken.
Bouwvlakken
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld de garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen, zijn op de verbeelding bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd.
Per hoofdgebouw is de maximum bouwhoogte vastgelegd. Deze hoogte is afgestemd op de rechten uit de vigerende bestemmingsplannen. In het geval van Noordhoek betekent dit dat voor vrijwel alle woningen een bouwhoogte van 11 m is opgenomen. Dit is gebaseerd op het feit dat in de vigerende bestemmingsplannen voor iedere woning de regeling geldt, dat deze uit ten hoogste 2 bouwlagen met kap mag bedragen. In combinatie met de bouwtechnische vereisten voor de minimale bouwhoogte van een bouwlaag is zodoende de bouwhoogte van 11 m opgenomen. Op deze manier ontstaat de gewenste uniformiteit, zonder dat ingezetenen in hun bestaande rechten worden beperkt.
Bij de grootte van de bouwvlakken is een onderscheid gemaakt tussen vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde en rijenwoningen. De bouwvlakken bij vrijstaande woningen bedragen in principe 15 m bij 15 m. Als uitzondering hierop geldt, dat de afstand van het bouwvlak tot de perceelsgrens ten minste 3 m dient te bedragen. In sommige gevallen kan het dus voorkomen dat de afmetingen bij bouwvlakken van vrijstaande woningen afwijken van de bovengenoemde vuistregel. De diepte van bouwvlakken bij twee-aaneengebouwde en rijenwoningen bedraagt 10 m. In afwijking van deze vuistregel geldt dat het bouwvlak 12 m bedraagt, indien het desbetreffende perceel dieper is dan 25 m.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking tot de oppervlakte en de hoogte van erfbebouwing. Deze regeling gaat uit van de Moerdijkse standaard.
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
Aan-huis-verbonden beroepen
Aan-huis-verbonden beroepen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 60 m² per woning.
Mantelzorg
Om in voorkomende gevallen huisvesting te kunnen bieden ten behoeve van mantelzorg, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels. Op basis hiervan kan een 'afhankelijke woonruimte' binnen de vigerende regeling voor bijgebouwen worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
Wonen - Woonwagenstandplaats (Artikel 17 )
Het woonwagenterrein aan de Weeldijk heeft de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats. Op deze gronden zijn standplaatsen voor woonwagens toegestaan en bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Woonwagens mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. Per bouwvlak is ten hoogste één woonwagen toegestaan.
Leiding - Hoogspanningsverbinding en Leiding - Riool (Artikel 18 en Artikel 19 )
Direct ten oosten van het plangebied is een bovengrondse hoogspanningsverbinding aanwezig. Ter bescherming van deze hoogspanningsverbinding is de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding opgenomen. Het betreft hier een dubbelbestemming. Bouwen is slechts mogelijk op basis van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan het belang van de hoogspanningsverbinding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad. De beheerder van de hoogspanningsverbinding brengt hierover voorafgaand advies uit aan burgemeester en wethouders.
Daarnaast bevindt zich in het plangebied een rioolleiding van het Waterschap Brabantse Delta. Ook voor deze leiding geldt en beschermingsregime. Deze is bestemd voor 'Leiding - Riool'.
Waarde - Archeologisch beleidsadviesgebied (Artikel 20 t/m Artikel 24 )
In het plangebied zijn gebieden aanwezig waar op grond van de gemeentelijke beleidsadvieskaart een een archeologische verwachting geldt (zie voor een toelichting paragraaf 4.11 Archeologie en cultuurhistorie). Afhankelijk van de verwachtingswaarde een specifieke dubbelbestemmning 'Waarde - Archeologisch beleidsadviesgebied' opgenomen.
Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.
Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan of niet groter zijn dan een bepaalde maat. Deze maat is per beleidszone anders, al naar gelang de verwachtingswaarde. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard.
Waarde - Cultuurhistorie (Artikel 25 )
De vanuit cultuurhistorisch oogpunt belangrijke dijken in Noordhoek zijn voorzien van de dubbelstemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Het betreft de Buitendijk, Noordhoek en Noordhoeksedijk. Op gronden met deze dubbelbestemming is het zonder omgevingsvergunning niet toegestaan om afgravingen of ophogingen aan het dijkalud uit te voeren. Bij de beslissing om de omgevingsvergunning dient te worden getoetst of er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarde van de betreffende dijk.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 26 )
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het open gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 27 )
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Het artikel Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 28 )
In verband met de aanwezige buisleidingstraat ten zuiden en oosten van de kern Noordhoek is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' opgenomen. Ter plaatse gelden beperkingen voor nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen en maatschappelijke voorzieningen (zoals verpleeghuizen en scholen). Voor de definitie naar (beperkt) kwetsbare objecten wordt verwezen naar het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Algemene afwijkingsregels (Artikel 29 )
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 30 )
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro, het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
Overige regels (Artikel 31 )
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 32 )
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 33 )
Deze regel bevat de titel van het plan.
Het Handhavingsprogramma 2012-2015 bevat de onderdelen die betrekking hebben op de wijze waarop Moerdijk wil handhaven en stelt de kaders voor de handhaving. Het programma is op 14 februari 2012 door het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk vastgesteld.
In het programma is vastgelegd op welk niveau de handhaving van de geprioriteerde taken moet plaatsvinden. Het programma beschrijft vervolgens wat voor handhavingsinstrumenten daarbij worden ingezet en hoe toezicht en controle feitelijk wordt uitgevoerd.
De doelstellingen van het handhavingsprogramma zijn als volgt samen te vatten:
De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Het Bro bevat een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Binnen de bestemming Wonen is het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken.
Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten, die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, daarnaast wordt 1 nieuwe woning mogelijk gemaakt. De effecten van de ontwikkeling van 1 woning is dermate gering dat de vaststelling van deze geen significante negatieve milieueffecten tot gevolg zal hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ten aanzien van de voorgestelde ontwikkeling rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt in het bestemmingsplan een milieuzonering toegepast. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk.
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn, wordt niet gewerkt met de systematiek van richtafstanden en afstandsstappen maar wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) 'functiemenging'. In deze staat wordt met een categorie-indeling in vier categorieën aangegeven in welke mate een bedrijfsactiviteit direct naast woningen toelaatbaar is. In het bestemmingsplan zal een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' worden opgenomen.
Onderzoek milieuzonering bedrijventerrein
Uitgangspunten milieuzonering functiemenging
Omdat in de huidige situatie bedrijven en milieugevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen en in het consoliderende plan over het algemeen niet voorzien is in een wijziging van deze situatie, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij de milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging wordt geen rekening gehouden met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving. De huidige bedrijfsactiviteiten in het gemengde gebied blijven gehandhaafd. In Bijlage 1 is een toelichting opgenomen op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
Uitwerking milieuzonering
De bedrijven zijn aanwezig in gebieden waar in enige mate sprake is van functiemenging. Het betreffen locaties waar enkele bedrijven aanwezig zijn. Praktisch alle bedrijven zijn gelegen in de directe nabijheid van woningen binnen de kern Noordhoek. Ter plaatse worden bedrijven uit maximaal categorie B1 van de SvB 'functiemenging' toelaatbaar geacht.
Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staten van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een specifieke aanduiding (zie Bijlage 2). Hierdoor zijn de betreffende bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op het huidige functioneren van de betreffende bedrijven binnen de bestaande kern acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven te verplaatsen.
Kerkring 1
Het bestemmingsplan voorziet tevens in de realisatie van één woning aan de Kerkring 1. Ten noordoosten van de beoogde woning is een bedrijf aanwezig. Ten behoeve van de ontwikkeling is door AGEL akoestisch onderzoek verricht om de geluidbelasting inzichtelijk te maken, en te toetsen of er sprake is van een goed woon en leefklimaat. Uit het akoestisch onderzoek (zie Bijlage 5) blijkt dat er sprake is van een te hoge geluidbelasting. Met behulp van aanpassingen aan de bedrijfsvoering en het ventilatiesysteem kan de geluidbelasting dermate veel gereduceerd worden dat aan de normen voldaan kan worden. Daarmee is sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. Deze aanpassingen zijn reeds vastgelegd in een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de eigenaar van het bedrijf.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd. Ter plaatse van de locatie Kerkring 1 is tevens sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Zodoende wordt de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten via de planregels vastgelegd. Binnen het plangebied zijn slechts horeca-activiteiten toegelaten die passen binnen de definitie van 'horeca 1'. Bij 'horeca 1' gaat het om voorzieningen die gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf als nevenactiviteit, het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en verhuur van zalen. Binnen deze categorie valt onder andere een café.
Onderzoek
De horeca-activiteiten binnen het plangebied zijn geïnventariseerd en gecategoriseerd aan de hand van de begripsbepaling in de planregels (zie artikel 1 lid 1.47). Binnen het plangebied komen overwegend horecavoorzieningen voor die passen binnen de algemene toelaatbaarheid. De horeca-activiteiten die niet algemeen toelaatbaar zijn worden met een specifieke aanduiding geregeld. Op deze wijze worden de huidige activiteiten vastgelegd.
Conclusie
Binnen het plangebied komen slechts horeca-activiteiten voor uit een categorie die algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze activiteiten veroorzaken geen onaanvaardbare milieuhinder voor het plangebied. Door het vastleggen van de toelaatbare categorieën horeca-activiteiten wordt ook in de toekomst milieuhinder voorkomen.
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Op een aantal locaties binnen het plangebied is in het verleden bodemonderzoek verricht. Uit dit onderzoek bleek dat er geen sprake was van bodemverontreiniging en nader onderzoek niet nodig was.
Voor de ontwikkelingslocatie Kerkring 1 is in 2007 een verkennend bodemonderzoek verricht (zie Bijlage 6). Dit verkennend bodemonderzoek is daarnaast uitgevoerd voor een aantal andere locaties in Noordhoek. Geconcludeerd wordt dat van de onderzochte parameters er geen overschrijdingen van de streefwaarde in zowel de bovengrond als de ondergrond zijn aangetroffen. Voor het grondwater geldt een lichte overschrijding van de streefwaarde voor benzeen, xylenen en naftaleen. De aangetoonde gehalten zijn echter gering. Nader onderzoek naar de bodem- en grondwaterkwaliteit is niet noodzakelijk. Er zijn geen belemmeringen voor wat betreft de realisatie van de beoogde woning.
In het kader van een functiewijziging op het perceel Weeldijk 7 ter plaatse van de voormalige drukkerij is eveneens bodemonderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen functiewijziging naar wonen.
Geconcludeerd kan worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Toetsingskader
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Wetgevend kader
Voor luchtkwaliteit zijn de luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5.2) van de Wet milieubeheer van kracht. Hierin is vastgelegd dat onder meer ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de in de wet opgenomen grenswaarden en richtwaarden. Deze wet is nader uitgewerkt in Besluiten en Regelingen, waarvan het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate (nibm), het Besluit gevoelige bestemmingen en de Regeling beoordeling de belangrijkste zijn. Daarnaast is ook het beginsel van een goede en duurzame ruimtelijke ordening van belang.
Grenswaarden
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de richtwaarden en de grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtvervuilende stoffen. De belangrijkste zijn de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Deze zijn weergegeven in tabel 5.1.
Tabel 5.1 Grenswaarden stikstofdioxide en fijn stof van bijlage 2 Wet milieubeheer
De concentraties van de overige stoffen benaderen de grenswaarden en de richtwaarden in Nederland niet. Deze zijn niet opgenomen in de bovenstaande tabel.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
Alleen projecten die 'in betekenende mate' bijdragen aan de concentraties luchtvervuiling worden getoetst aan de grenswaarden.
Er dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Het Besluit nibm bepaalt dat een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtvervuiling als deze minder is dan 3% van de grenswaarde, ofwel 1,2 microgram per m³. De Regeling nibm is hier een nadere uitwerking van. Hierin is bepaald dat woningbouwprojecten tot 1.500 woningen en kantoren tot 100.000 m² zijn vrijgesteld van toetsing aan de wettelijke grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof.
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van één woning mogelijk. Dit valt op grond van het Besluit nibm in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden uit de Wm. Formele toetsing kan derhalve achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2012 als in 2020 ruimschoots voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet milieubeheer, zoals weergegeven in tabel 5.1. Dit is gedaan langs de A17 en A59, twee maatgevende wegen die langs het plangebied lopen.
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden die zijn gesteld in de Wm. Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Uit informatie van de risicokaart blijkt dat zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Uit informatie van de professionele risicokaart, en het basisnet weg blijkt dat er in de omgeving van het plangebied gevaarlijke stoffen over wegen worden vervoerd. Het gaat hierbij om de A17 en A59. In het zuiden grenst het plangebied aan de A59. De A17 ligt ongeveer 400 m vanaf het meest westelijk gelegen deel van het plangebied. Gezien de afstand is er geen sprake van externe veiligheidsrisico's op de ontwikkelingen in het plangebied wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A17.
Uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen blijkt dat voor de A59 de PR 10-6-contour niet buiten de weg is gelegen. Hoewel het plangebied grenst aan deze weg, ligt de locatie waar een ontwikkeling mogelijk gemaakt wordt op ongeveer 660 m van deze weg. Daarnaast blijkt uit het Basisnet weg dat het GR kleiner of gelijk aan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is. Gezien dit feit en afstand tot de beoogde ontwikkeling is er geen sprake van externe veiligheidsrisico's op de ontwikkeling in het plangebied wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A59.
Buisleidingen
Uit informatie van de professionele risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving een aantal buisleidingen liggen. Deze zijn, inclusief de aan te houden afstanden, in tabel 4.2 vermeld.
Tabel 4.2 overzicht buisleidingen
Eigenaar | Leiding- naam |
Diameter (inch) | Max bedrijfsdruk (bar) | Pr 10-6 (m) | Invloeds-gebied 1% letaliteit (m) |
Kortste afstand tot het plan-gebied | Afstand tot de beoogde ontwikkeling | Zakelijk recht-strook |
Gasunie | A-667 | 48 | 80 | 0 | 590 | 30 | 340 | 5 |
Zebra-gas | A503N | 28 | 80 | 0* | 415 | 30 | 340 | 5 |
Total | 24” Crude oil | 24 | 60 | 32 | 47 | 30 | 340 | 5 |
Shell | Ethyleen WBT-100 | 10,75 | 98 | 30 | n/a | 30 | 340 | 5 |
Propyleen WBT-110 | 6,61 | 49 | 30 | n/a | 30 | 340 | 5 | |
Air Liquide | Waterstof | 6 | 74 | 0 | n/a | 30 | 340 | 5 |
Zuurstof | 10,75 | 64 | 0 | n/a | 30 | 340 | 5 | |
Stikstof | 12,75 | 64 | 0 | n/a | 100 | 400 | 5 | |
DPO | Kerosine P32 | 10,75 |
80 | 0 | 31 | 100 | 400 | 5 |
* Begin 2014 heeft de Zebra ter plaatse van Noordhoek een sanering doorgevoerd. De PR 10-6 contour is tot 0 meter teruggebracht.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat (de bebouwing) in het plangebied niet in de PR 10-6 van een van de leidingen is gelegen. Wel ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van de beide aardgasleidingen.
Ook de ontwikkeling van de woning aan de Kerkring 1, die door het bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, ligt binnen het invloedsgebied van beide aardgasleidingen.
In 2013 zijn voor beide aardgasleidingen risicoberekeningen uitgevoerd met behulp van Carola. De QRA is bijgevoegd (rapportage d.d. 22-02-2013, zie bijlage 8).
Uit deze berekeningen blijkt dat het groepsrisico als gevolg van beide aardgasleidingen (ruim) onder 0,1 maal de oriënterende waard is gelegen. In de QRA is voor de Zebra nog wel een PR 10-6 van ca. 250 meter berekend. Deze is in 2014 teruggebracht tot 0 meter. Door de Inspectie Leefomgeving en Transport is dit getoetst, en akkoord bevonden. Aan de saneringsplicht is daarmee voldaan, de bijbehorende brief van de Inspectie van Transport en Leefomgeving is opgenomen in bijlage 9.
Voor de Total leiding (Zeeland Refinery) is in het kader van het Bevb inzicht gegeven in de risico's ten gevolge van deze leiding. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2014. Uit dit onderzoek (zie bijlage 10) blijkt dat het plaatsgebonden risico ca. 2 meter over het plangebied is gelegen, echter niet over bebouwing.
Zodoende vormt deze leiding geen belemmering.
Verantwoording groepsrisico
Uit voorgaande informatie blijkt dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de ontwikkeling, en dat het groepsrisico niet significant toeneemt ten gevolge van de ontwikkeling. Echter omdat de ontwikkeling wel ligt binnen het invloedsgebied van enkele leidingen is er conform het Bevb een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Deze is opgesteld, en opgenomen in Bijlage 11. Hierin zijn de maatgevende scenario's, de effecten, de zelfredzaamheid en de bereikbaarheid opgenomen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. Zowel wat betreft vervoer van gevaarlijke stoffen, buisleidingen als risicovolle inrichtingen, spelen er geen knelpunten omtrent externe veiligheid.
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Beleid hoogspanningsleidingen
Het toenmalige Ministerie van VROM heeft in 2005 advies uitgebracht aan gemeenten en provincies over het omgaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningsleiding en. Zij adviseert om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvang voorzieningen) te realiseren binnen de 0,4 microtesla zone rond een hoogspanningslijn. Aanleiding voor dit rijksbeleid voor hoogspanningsleiding en vormen mogelijke gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling van kinderen aan elektromagnetische velden. Bij ondergrondse hoogspanningsleidingen dient slechts rekening te worden gehouden met een zakelijk rechtstrook.
Onderzoek en conclusie
In de directe omgeving van het plangebied liggen een aantal leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Deze leidingen worden besproken in de paragraaf over externe veiligheid. Met uitzondering van een rioolleiding van het Waterschap Brabantse Delta zijn geen planologisch relevante ondergrondse leidingen in het plangebied gelegen.
Wel lopen op ongeveer 170 m ten oosten van de bebouwing aan de Buitendijk de 150 kV-hoogspanningsverbinding Roosendaal-Moerdijk en de 380 kV-hoogspanningsverbinding Geertruidenberg-Kreekrak. Voor deze leidingen geldt een zakelijk rechtstrook van 22,5 m respectievelijk 40 m aan weerszijden van de leidingen. Tevens geldt voor deze leidingen een 0,4 microteslazone. Het plangebied ligt buiten de zakelijk rechtstrook. Tevens maakt het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk binnen de 0,4 microteslazone. Het aspect kabels en leidingen staat de realisatie van het plan daarom niet in de weg.
Beoogde ontwikkeling
Op de locatie Kerkring 1 wordt een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. De wegen in de kern Noordhoek hebben alle een maximumsnelheid van 30 km/h. Dit betekend dat de wegen niet gezoneerd zijn. Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting van niet-gezoneerde wegen te beoordelen, is de geluidsbelasting van de Kerkring en de Pastoor Verheijdenstraat berekend.
Toetsingskader
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (Lday-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
30 km/h-wegen
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde. Tevens wordt de correctie op basis van artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006) toegepast. Bij geluidsbelasting boven de richtwaarde wordt onderzocht of met maatregelen de geluidsbelasting kan worden beperkt en of er sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat. Daarnaast is het van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat voldaan wordt aan de normen voor de binnenwaarde, zoals vastgelegd in het bouwbesluit.
Onderzoek
Rekenmethodiek en invoergegevens
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het RMG 2006. Hierbij is de vrije veldcontour berekend en is geen rekening gehouden met de afscherming van de tussenliggende bebouwing. De berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 4.
In de paragraaf verkeer zijn de verkeersintensiteiten op de verschillende wegen genoemd. Van de Kerkring en de Pastoor Verheijdenstraat zijn echter geen verkeersintensiteiten bekend. Gelet op de intensiteit van 950 mvt/etmaal op de Sint Jozefstraat en 600 mvt/etmaal op de Buitendijk zal de intensiteit op de Pastoor Verheijdenstraat in 2022 niet meer bedragen dan 500 mvt/etmaal. De Kerkring is een doodlopende weg die enkele woningen ontsluit. De intensiteit zal in 2022 niet meer bedragen dan 50 mvt/etmaal.
Tabel 4.3 Verkeersintensiteiten in mvt/weekdagetmaal (afgerond op 50-tallen)
2022 | |
Pastoor Verheijdenstraat | 500 |
Kerkring | 50 |
Voor de Pastoor Verheijdenstraat is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een wijkverzamelweg en voor het de Kerkring van een standaardverdeling van het verkeer op een buurtverzamelweg. De wegdekverharding bestaat op beide wegen uit klinkers.
Resultaten niet gezoneerde wegen
De 48 dB-contour, de richtwaarde, ten gevolge van het verkeer op de Pastoor Verheijdenstraat is op 7 m uit de as van de weg gelegen. De nieuwe woning is op grotere afstand gelegen, zodat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Ten gevolge van het verkeer op de Kerkring bedraagt de geluidsbelasting op een afstand van 8 m uit de as van de weg 37 dB. Hierbij wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden.
Conclusie
Er is sprake van een aanvaardbare akoestische situatie ten gevolge van het verkeer op de niet gezoneerde wegen. De Wgh staat de realisatie van de woning dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
Waterbeheer en watertoets
In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.
Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Waterschap Brabantse Delta. In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens zijn de aandachtspunten en opmerkingen van het Waterschap Brabantse Delta verwerkt in het plan.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Rijksbeleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. Door de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening klopte de informatie in handreiking 2 niet meer. Deze handreiking is, ten opzichte van de Handreiking Watertoets 2, aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking Watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.
Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet verontreiniging oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen dienen nader uitgewerkt te worden in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.
Provinciaal beleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem van Waterschap Brabantse Delta. Knelpunten in het watersysteem zullen samen met gemeenten worden aangepakt en er zullen afspraken worden gemaakt om water te bergen en overstroming te voorkomen. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
In de Beleidsregel Hydraulische Randvoorwaarden geeft het Waterschap aan hoe het dagelijks bestuur omgaat met zijn bevoegdheid als waterbeheerder hydraulische normen te stellen aan ingrepen die effecten hebben op het watersysteem. In de beleidsregel zijn de technische voorwaarden vastgelegd die worden gehanteerd bij de beoordeling van ingrepen in het watersysteem. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld: voldoende hoeveelheid berging om het water niet versneld af te voeren, voldoende afmetingen van sloten om wateroverlast te voorkomen, nadere definiëring van het begrip 'water neutraal bouwen' en dergelijke. Hierbij is eveneens aansluiting gezocht bij de beginselen uit het NBW.
Waterschapsbeleid
De Keur maakt het mogelijk dat het Waterschap Brabantse Delta haar taken als waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met regelgeving (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit toch te mogen uitvoeren. Als het Waterschap daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 is op 9 december 2009 vastgesteld. In dit plan staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen in het watersysteem. Het nieuwe waterbeheerplan bevat minder details en biedt daardoor meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Het Waterschap werkt aan een beter watersysteem, voor mensen en voor flora en fauna. Het watersysteem moet robuuster worden: veiliger, minder kwetsbaar voor regenval en droogte, schoner, natuurlijker en beter toegankelijk voor recreanten. Deze thema's pakt het Waterschap in samenhang aan, omdat een integrale aanpak meerwaarde oplevert voor het resultaat. In het waterbeheerplan staan de doelen en de noodzakelijke ingrepen. Bij de keuze daarvan heeft het Waterschap een afweging gemaakt tussen belangen van boeren, bedrijven, burgers, natuurbeheerders en andere partijen.
Gemeentelijk beleid
De visie van het Waterplan Moerdijk 2009-2015 luidt: 'een robuust watersysteem van voldoende kwaliteit en veiligheid dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Moerdijkse grondgebied en dat nu en in de toekomst voldoet aan de wettelijke verplichtingen en beleidsregels'.
Verdeeld over een aantal thema's is in dit waterplan de visie op het toekomstig watersysteem in Moerdijk uitgewerkt. Per thema is een toekomstbeeld geformuleerd. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn dat:
Onderzoek
Huidige situatie
Het plangebied omvat de kern Noordhoek.
- Bodem en grondwater
De hoogte van het maaiveld ligt tussen circa NAP 0,4 m en NAP 0,75 m en de bodem bestaat uit klei. Volgens de Bodemkaart van Nederland is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature tussen 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.
- Oppervlaktewater
Het plangebied is gelegen in twee peilvakken. In elk peilvak wordt een afzonderlijk waterpeil gevoerd. In het peilvak Y05 Oudland van Standaardbuiten Midden bedraagt het zomerpeil NAP -1 m en het winterpeil NAP -1,25 m. In het peilvak Y11 Bloemendaalsepolder West bedraagt het zomerpeil NAP -1,35 m en het winterpeil NAP -1,5 m. In het plangebied liggen meerdere A-watergangen die in onderhoud en beheer van het Waterschap zijn, zie figuur 4.1.
Figuur 4.1
- Riolering
Het hemelwater vanaf de verhardingen watert af naar een gemengd rioleringsstelsel, dat zowel afvalwater als hemelwater afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Beheer en onderhoud
Het Waterschap is verantwoordelijk voor de waterhuishoudkundige verzorging (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied.
Toekomstige situatie
Voorliggend bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er wordt slechts één ontwikkeling mogelijk gemaakt aan de Kerkring 1. Omdat het een overwegend consoliderend plan betreft, zijn er weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het Waterschap Brabantse Delta, daar waar mogelijk toe te passen.
Concreet is het belangrijk om bij ontwikkelingen, zoals aan de Kerkring 1, duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Verder is het van belang dat wanneer het verhard oppervlak toeneemt, hiervoor gecompenseerd wordt in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Voor de locatie Kerkring 1 is nog niet duidelijk wat er precies gebouwd gaat worden. Het bouwvlak dat op de verbeelding wordt opgenomen is 15 x 15 m (225 m²). Daarnaast kan maximaal 90 m² erfbebouwing gerealiseerd worden. Omdat de toename aan verhard oppervlak kleiner blijft dan 2.000 m2 is geen retentie vereist.
Beheer en onderhoud
Het Waterschap is verantwoordelijk voor de waterhuishoudkundige verzorging (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, de aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd en zijn handelingen binnen 5 m uit de insteek van A-wateren alleen toegestaan na een ontheffing van het Waterschap. Ook dienen lozingen op het oppervlaktewater, die afkomstig zijn van een uitbreiding van het verhard oppervlak groter dan of gelijk aan 2.000 m², door het Waterschap vergund te worden. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van Waterschap Brabantse Delta.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie.
Toetsingskader
De natuurbescherming is onderverdeeld in gebiedsbescherming en soortbescherming. De gebiedsbescherming vindt plaats via de Natuurbeschermingswet. De soortenbescherming via de Flora- en faunawet.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (Ffw) regelt de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen die voorzien in de bescherming van vogel-, planten- en diersoorten en hun leefomgeving. De planten en dieren kunnen op drie manieren beschermd worden: de soort beschermen, de leefomgeving beschermen en schadelijke handelingen verbieden.
De Ffw beschermt in beginsel alle flora en fauna. De in de Ffw opgenomen dier- en plantensoorten zijn (middels de AMvB, Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten behorende bij de Ffw) onderverdeeld in drie categorieën. Voor de soorten uit tabel 1 is geen ontheffing nodig bij ruimtelijke ingrepen of bestendig beheer. Wel blijft voor deze soorten de zorgplicht uit de Ffw van kracht. Voor de soorten uit tabel 2 kan een vrijstelling tot ontheffingsaanvraag gelden als de initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen en beheer over een goedgekeurde gedragscode beschikt. Dit geldt ook voor de soorten uit tabel 3, als er sprake is van bestendig beheer en onderhoud. Voor andere ontwikkelingen bij soorten uit tabel 3 blijft een ontheffingsaanvraag verplicht.
Onderzoek
Voor de uitgebreide toetsing aan de Flora- en faunawet is het uitgebreide onderzoek beschreven in Bijlage 3. Hieronder zijn de belangrijkste conclusies weergegeven.
Ten aanzien van de ontwikkelingslocatie Kerking 1 is een apart onderzoek verricht.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van en is niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status zoals een Natura 2000-gebied of de Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Het plangebied maakt eveneens geen deel uit van de Groene Hoofdstructuur van de provincie Noord-Brabant.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen kunnen te beschermen diersoorten worden geschaad.
Onderzoek Kerkring 1
Op de locatie aan de Kerkring 1 zijn mogelijk broedvogels met vaste nesten en vleermuizen aanwezig. Naar deze soorten is nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek luiden als volgt.
Gebiedsbescherming
Kerkring 1 maakt geen deel uit van de Ecologische hoofdstructuur of Natura 2000. Gezien de grote afstand van deze gebieden en de beperkte ontwikkeling zijn effecten op beide uit te sluiten.
Soortbescherming
Veldbezoek
Op 28 augustus 2014 is een veldbezoek gebracht aan Kerkring 1 te Noordhoek. Hierbij is gekeken naar het voorkomen van beschermde soorten flora en fauna. De Kerkring is gelegen in het zuiden van het dorp en maakt deel uit van het stedelijk gebied van Noordhoek. De omgeving van Kerkring 1 is erg versteend met uitzondering van een intensief gebruikte moestuin.
Uit Noordhoek zijn weinig gegevens bekend over het voorkomen van beschermde soorten planten en dieren. Bekend zijn oude waarnemingen van gierzwaluwen in het noordwesten van het dorp en het voorkomen van huismussen.
Muurplanten
Gebouwen kunnen geschikte groeiplaatsen vormen voor beschermde planten zoals de steenbreekvaren. Op het gebouw aan de Kerkring werden geen beschermde planten aangetroffen.
Gebouwbewonende vogels
Het gebouw is in principe geschikt voor gebouwbewonende vogels. Het pannenbak biedt daarbij voldoende ruimte voor huismussen maar is minder geschikt voor gierzwaluwen vanwege de geringe valhoogte. Tijdens het bezoek is gericht gezocht naar huismussen. Hoewel in de omgeving roepende huismussen gehoord werden zijn geen huismussen aangetroffen.
Vleermuizen
Het gebouw is geïnspecteerd op plaatsen waar vleermuizen het gebouw kunnen binnengaan en mogelijke sporen. Met name de dichtgetimmerde ramen van het gebouw lijken op het eerste gezicht goede verblijfplaatsen. Hoewel vleermuizen slechts aan een kleine spleet genoeg hebben werden geen geschikte plaatsen gevonden waar de dieren het gebouw of delen daarvan kunnen betreden.
Conclusie
Tijdens het op 28 augustus 2014 uitgevoerde veldbezoek zijn geen beschermde planten, gebouwbewonende vogels of vleermuizen aangetroffen. Nader onderzoek naar broedvogels en vleermuizen is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Wet op de archeologische monumentenzorg
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
Besluit ruimtelijke ordening
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Provinciaal beleid
De provincie Noord-Brabant heeft de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) opgesteld. De CHW maakt informatie over ruim 30.000 erfgoedwaarden toegankelijk voor alle Brabanders. Het gaat hierbij om erfgoed dat van belang is voor de regionale identiteit. Het provinciaal cultuurhistorisch belang hangt nauw samen met het provinciaal ruimtelijk belang, zoals benoemd in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het is beperkt tot het landelijk gebied, waar de provincie haar belangrijkste taak heeft. De kaartlagen ‘cultuurhistorische vlakken’ en ‘complexen van cultuurhistorisch belang’ zijn ook opgenomen in de Verordening Ruimte.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Moerdijk heeft op 18 december 2014 een cultuurhistoriekaart en verschillende archeologische kaarten vastgesteld met de bijbehorende beleidsnota 'Tussen water en land'. Met deze kaarten is het erfgoed in de gemeente Moerdijk in beeld gebracht. Om het erfgoed te kunnen beschermen en in stand te houden voor toekomstige generaties, is bovendien de Erfgoedverordening aangepast.
Op de kaarten is te zien wat er aan cultuurhistorische- en archeologische waarden aanwezig is. De cultuurhistoriekaart geeft een overzicht van het bovengronds cultuurhistorisch erfgoed, bouwkundige objecten en landschappelijke gebieden met cultuurhistorische waarde. De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft een gedetailleerd overzicht van archeologische waarden en de archeologische verwachtingen. Deze kaart vormt de basis voor de beleidsadvieskaart. Deze beleidsadvieskaart geeft een vertaling van de archeologische waarden- en verwachtingen naar beleidsmaatregelen.
Onderzoek archeologie
Op de archeologische beleidsadvieskaart (zie figuur 4.2) is te zien dat in het plangebied verschillende verwachtingswaarden heeft.
Figuur 4.2 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart
Het bestemmingsplan is met uitzondering van de locatie Kerkring 1 consoliderend van aard. Dit betekent dat volstaan kan worden met het opnemen van een passende dubbelbestemming voor de verschillende beschermingsregimes in het plangebied.
Voor de ontwikkelingslocatie Kerkring 1 geldt ter plaatse 'archeologisch beleidsgebied 6'. Dit betekent een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Omdat er op dit moment nog geen concreet bouwplan voor de locatie ontwikkeld is kan op voorhand nog niet worden gezegd of archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Volstaan kan worden met het opnemen van dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch beleidsadviesgebied 6'. Bij toetsing van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen wordt bezien of een archeologisch rapport noodzakelijk is.
Onderzoek cultuurhistorie
De naam Noordhoek wordt voor het eerst omstreeks 1680 in archiefstukken vermeld. Noordhoek was eeuwenlang van belang voor de vlasbewerking. In 1937 werd er een vlasfabriek (roterij) opgericht.
Op de gemeentelijke cultuurhistorische kaart (zie figuur 4.3) is te zien dat ter plaatse van het plangebied enkele waardevolle gebouwen en erven aanwezig zijn.
Figuur 4.3 Uitsnede cultuurhistorische kaart
In het plangebied bevindt zich één rijksmonument: de kerk en voormalige pastorie op het perceel Bisschop Hopmansstraat 3-5. De kerk is gebouwd in 1922 door de benedictijner architect Dom Paul Bellot met in patroon gelegde dakpannen (zie figuur 4.4).
Figuur 4.3 Kerk en pastorie Noordhoek
Ook bevinden zich in het plangebied enkele panden die zijn aangeduid als 'overige historische bouwkunst'. Dit zijn objecten en structuren die als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt kunnen worden, maar die geen officiële monumentenstatus hebben. Het gaat om de volgende objecten:
Adres | Object |
Bisschop Hopmansstraat 1 |
Onderwijs en wetenschap (voormalig schoolgebouw) |
Bisschop Hopmansstraat 36 | Boerderij |
Buitendijk ongenummerd | Waterkering en waterdoorlaat (gedenksteen, onderdeel van de afdamming van de Mark) |
Pastoor Verheijdenstraat ong. | Kapel |
Sint Jozefstraat 5 | Winkel |
Sint Jozefstraat 19; 21 | Bedrijfswoning, fabriekswoning (woonhuis en café) |
In het plangebied bevindt zich ook nog een aantal (redelijk) hoge landschappelijke lijnen of dijken in het landschap, te weten de Buitendijk, Sint Jozefstraat, Noordhoeksedijk en Noordhoek. De Buitendijk, Noordhoeksedijk en Noordhoek zijn dermate waardevol dat hiervoor in het bestemmingsplan een specifieke dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' is opgenomen.
Conclusie
De in het plangebied aanwezige archeologische (verwachtings)waarden en cultuurhistorische waarden zijn door middel van een dubbelbestemming en de daarbij behorende regels beschermd. Voor het overige geldt een consoliderend beleid.
In het bestemmingsplan wordt één nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het betreft de realisatie van één woning op het perceel Kerkring 1. Door de gemeente is met de initiatiefnemer van het project een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten voor wat betreft het kostenverhaal (planschade, kosten onderzoek en planologische procedure etc.). Om die reden is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan is verder consoliderend van aard. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Inspraak
In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft inspraak plaatsgevonden en is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1. Bro ter beoordeling toegezonden aan de wettelijke overlegpartners van de gemeente Moerdijk. De reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg, zie Bijlage 12.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 19 maart 2015 tot en met 29 april 2015 ter inzage gelegen. In Noordhoek heeft op 16 april 2015 een openbare inloopavond plaatsgevonden, waarin vragen gesteld konden worden over het ontwerpbestemmingsplan. Tegen het bestemmingsplan zijn tijdens de terinzagelegging zes zienswijzen ingediend.
Deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Het gaat om de volgende aanpassingen:
Verder zijn er een aantal verbeteringen op het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd als ambtshalve wijziging. Het betreft de volgende punten:
In bijlage 13 is de Nota van zienswijzen (inclusief de ambtshalve wijzigingen) opgenomen.