direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Moerdijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.KernMoerdijk-BP40

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Kern Moerdijk met identificatienummer NL.IMRO.1709.KernMoerdijk-BP40 van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel; onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan biologische pluimveehouderij waarbij het pluimvee in overwegende mate buiten loopt;
  • b. paardenfokkerij: het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  • c. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  • d. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en/of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • e. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
  • g. sierteelt: de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • j. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel/bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande gebouwen.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.15 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algmene bepalingen omgevingsrecht/Woningwet.

1.18 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/Woningwet.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, indien en zover de activiteiten behoren tot categorie 1 horeca-activiteiten.

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.35 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.36 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

1.40 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.41 erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voorzover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw;

1.42 erfscheiding

de grens tussen twee percelen.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder

1.45 haven

een anker- of ligplaats voor recreatieve vaartuigen en schepen ten behoeve van de beroepsvaart, inclusief de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken.

1.46 hobbymatig agrarisch gebruik

het voortbrengen van agrarische producten en/of het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze.

1.47 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.48 kamer

onzelfstandige woonruimte in een woning en/of vrijstaand bijbehoren bouwwerk met een oppervlakte van tenminste 6 m2, bedoeld voor bewoning door maximaal 1 persoon.

1.49 kamergewijze verhuur

het bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimte/kamers voor bewoning.

1.50 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen discipline, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.51 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

1.52 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.53 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van dagrecreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.54 kleinschalige horecagelegenheid

theetuin of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.

1.55 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur en het menselijk grondgebruik.

1.56 mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt (artikel 1 Wmo).

1.57 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.58 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.59 niet-agrarische nevenfunctie

niet-agrarische onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf.

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.61 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die rechtstreeks samenhangt met de geleverde diensten en daaraan ondergeschikt is.

1.62 ondergeschikte horeca

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).

1.63 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.64 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.65 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.66 peil
  • a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.67 reëel agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht, met aannemelijk perspectief op volwaardigheid.

1.68 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken, indien en zover de activiteiten behoren tot categorie 1 horeca-activiteiten.

1.69 rijbak

een niet overdekte rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining;

1.70 sportvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van sport- en/of spelbeoefening alsmede ten behoeve van het geven van bewegingsonderwijs;

1.71 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze regels.

1.72 statische opslag

onder statische opslag wordt verstaan opslag van naar hun aard statische goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf. Voorkomen moet worden dat er (op termijn) sprake is van een dependance van een niet-agrarisch bedrijf.

1.73 verbeelding
  • a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “Kern Moerdijk”, bestaande uit één kaartblad met het nummer NL.IMRO.1709.KernMoerdijk-BP40;
  • b. digitale verbeelding: een verbeelding van het bestemmingsplan “Kern Moerdijk”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.KernMoerdijk-BP40.
1.74 verblijfsfunctie

de mate waarin een bouwwerk gebruikt wordt voor, of ingericht is als ruimte waar één of meerdere personen gedurende langere tijd op een kwalitatieve wijze kunnen vertoeven.

1.75 verkoop streekeigen agrarische producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.76 verzorgd wonen

een vorm van wonen, al dan niet in geclusterde vorm, waarbij zorg op afroep mogelijk is.

1.77 voldoende parkeergelegenheid

het aanwezig zijn van voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Nota parkeernormen" van de gemeente Moerdijk, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.

1.78 volwaardig agrarisch bedrijf

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.79 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.80 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.81 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning.

1.82 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.6 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarische bedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens voor volkstuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak': tevens voor een rijbak;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a gelden ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' de volgende regels:
    • 1. er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van kweekkassen/-bakken en gereedsschapskisten, schuurtjes en hobbykassen, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte ten hoogste 6 m² per afzonderlijke volkstuin bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt;
    • 2. bedraagt de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen en van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 1 m.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' gelden de volgende regels:
    • 1. een rijbak mag uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'rijbak';
    • 2. de oppervlakte van de rijbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van de omheining niet meer dan 1,5 m bedragen;
    • 4. het plaatsen van lichtmasten is niet toegestaan;
    • 5. de afstand van de rijbak tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 meter.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1, 2 en 3': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':
    aanduiding   bedrijfsactiviteit   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
    specifieke vorm van bedrijf - 1   aannemers-of bouwbedrijf   41, 42, 43.2   3.1  
    specifieke vorm van bedrijf - 2   Goederenwegvervoer-
    bedrijven: b.o. > 1000 m²  
    494   3.2  
    specifieke vorm van bedrijf - 3   Fokken en houden van huisdieren   0125.3   3.1  
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens nutsvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend voor opslag;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' bedraagt ten hoogste 3 m, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
  • d. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 1 meter bedraagt;
4.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' kan één bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 750 m3 bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer mag bedragen dan 11 m;
    • 3. de oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50 m2 mag bedragen, de goothoogte 3 m en de bouwhoogte 5 m;
    • 4. de afstand van de bedrijfswoning tot de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 15 m. Wanneer de bestaande afstand meer bedraagt, geldt deze afstand.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de schotelantenne-installatie ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het detailhandel betreft in goederen die ter plaatse zijn vervaardigd, die in het kader van de normale bedrijfsuitoefening worden verkocht of geleverd en die geen wezenlijk bestanddeel uitmaken van de totale bedrijfsuitoefening;
  • f. ten aanzien van bedrijfsgebonden kantoren geldt dat per bedrijf een kantoorvloeroppervlak van niet meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak is toegestaan, met een maximum van 400 m²;
  • g. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijkingen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':
    aanduiding   bedrijfactiviteit   SBI-code   uit ten hoogte milieucategorie  
    specifieke vorm van bedrijf - 1   scheepsreparatiebedrijf   301, 3315   5.1  
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hijswerktuig': uitsluitend een hijswerktuig;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, haveninstallaties en laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • c. nieuwvestiging van bedrijven is toegestaan voorzover de kavelgrootte minimaal 1000 m² en maximaal 5000 m² bedraagt. Wanneer bestaande bedrijven willen uitbreiden, geldt dat dezelfde minimale en maximale kavel aangehouden moet worden als bij nieuwvestiging, met dien verstande dat bedrijven, waarvan de bestaande kavelgrootte reeds groter is dan 5000 m², mogen worden uitgebreid met 15%;
  • d. indien op de verbeelding geen bouwhoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 8 m;
  • e. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 1 meter bedraagt;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a zijn aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan tot ten hoogste 50 m2 en met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, bedraagt gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van schotelantenne-installaties bedraagt gemeten vanaf de voet van de schotelantenne-installatie ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6,5 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is geen opslag van goederen toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het detailhandel betreft in goederen die ter plaatse zijn vervaardigd, die in het kader van de normale bedrijfsuitoefening worden verkocht of geleverd en die geen wezenlijk bestanddeel uitmaken van de totale bedrijfsuitoefening;
  • g. ten aanzien van bedrijfsgebonden kantoren geldt dat per bedrijf een kantoorvloeroppervlak van niet meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak is toegestaan, met een maximum van 400 m²;
  • h. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijkingen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, bruggen, speel- en verblijfsvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erf behorende bij de aangrenzende bestemming 'Wonen';
  • d. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ter plaatse van de aanduiding 'erf' ook gebouwen worden gebouwd, waarbij de bouwregels als bedoeld in lid 16.2.2 overeenkomstig van toepassing zijn;
  • c. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt ten hoogste 40 m;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  • f. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. in afwijking van het bepaald onder c. tot en met g. geldt voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'erf' de maatvoering als bedoeld in lid 16.2.3.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1': uitsluitend horecabedrijven van categorie 1a, 1b en 1,c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': uitsluitend horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 90% van het bouwperceel;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 1 m bedraagt;
7.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' kan één bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 750 m3 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 3. de oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50 m2 bedragen, de goothoogte 3 m en de bouwhoogte 5 m;
    • 4. de afstand van de bedrijfswoning tot de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 15 m. Wanneer de bestaande afstand meer bedraagt, geldt deze afstand.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1:

  • a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 7.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 7.1 genoemd;
  • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 7.1 genoemd.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen inzake bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': tevens een begraafplaats en het behoud van de aanwezige waardevolle groenelementen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aldaar aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens voor volkstuinen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'religie': tevens voor faciliteiten voor levensbeschouwelijke activiteiten en/of religieuze bijeenkomsten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - groen dorpshart': tevens sociale, culturele, sport- en speelactiviteiten en evenementen, met de daarbij voorzieningen zoals groen, water, paden, wegen, parkeerplaatsen, pleinen, sport- en speeltoestellen en verblijfsmeubilair;
  • h. bij deze voorzieningen behorende ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten, met een maximum oppervlakte van 50 m2';
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, speel- en verblijfsvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan tot ten hoogste 50 m2 met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3 en 5 m bedraagt;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 1 m bedraagt;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van gebouwen buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. er ten hoogste één gebouw mag worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 10 m² bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a gelden ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' de volgende regels:
    • 1. er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van kweekkassen/-bakken en gereedsschapskisten, schuurtjes en hobbykassen, met dien verstande dat:
      • de oppervlakte ten hoogste 6 m² per afzonderlijke volkstuin bedraagt;
      • de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen en van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 1 m.
8.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' kan één bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de inhoud ten hoogste 750 m3 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 3. de oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50 m2 bedragen, de goothoogte 3 m en de bouwhoogte 5 m;
    • 4. de afstand van de bedrijfswoning tot de daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 15 m. Wanneer de bestaande afstand meer bedraagt, geldt deze afstand.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. bij deze voorzieningen behorende ondergeschikte horeca;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals lichtmasten, dug-outs, ballenvangers, (ontsluitings)wegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan tot ten hoogste 100 m2 en met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte ten hoogste 4 m respectievelijk 6 m bedragen;
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van het openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 20 m;
  • d. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 7 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de aangrenzende woonfunctie, uitsluitend bij twee-aaneengebouwde, vrijstaande- en hoekwoningen.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    • 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    • 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, standplaatsen, groen, water, reclame-uitingen, speel- en verblijfsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging, aan- en afvoer;
  • b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder bruggen, beschoeiingen, kades en steigers.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 14 Water - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water ten behoeve van de beroepsvaart, alsmede recreatief vaarverkeer;
  • b. havens;
  • c. waterberging, aan- en afvoer;
  • d. water ten behoeve van de waterhuishouding;

met de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen voor het verkeer te water;
  • f. kaden en oevers;
  • g. bruggen, aanlegsteigers en golfbrekerconstructies;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - schepenlift': tevens een tillift voor schepen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder laad- en losplaatsen, beschoeiingen, kades en steigers.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. als permanente ligplaats voor woonschepen;
  • b. het aanbrengen van reclame-uitingen.

Artikel 15 Water - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer te water ten behoeve van de beroepsvaart, alsmede recreatief vaarverkeer;
  • b. waterberging, aan- en afvoer;
  • c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. het behoud en de ontwikkeling van de op die gronden voorkomende natuurwaarden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen voor het verkeer te water;
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het op de bestemming gerichte beheer en onderhoud van de grond, mits:
    • 1. het bouwwerk, geen gebouw zijnde, naar het oordeel van bevoegd gezag ter plaatse niet kan worden gemist;
    • 2. door de aanwezigheid van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, geen onevenredige schade aan natuur en/of landschap wordt toegebracht;
    • 3. vooraf het advies van een terzake deskundige is ingewonnen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  • a. het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor woonschepen;
  • b. het gebruik van de gronden als aanlegplaats voor boten;
  • c. het gebruik van de gronden als sport- en/of recreatieterrein behoudens extensieve recreatie, zoals vissen e.d.;
  • d. het aanbrengen van reclame-uitingen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verbod zonder een omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. het aanbrengen of aanleggen van aanlegplaatsen of oeverbeschoeiingen;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen en paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • d. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • e. het beschadigen of verwijderen van houtopstanden en/of rietkragen.
15.4.2 Uitzonderingen op het uitvoerverbod

Het onder 15.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan in uitvoering waren;
  • b. werken of werkzaamheden die het normale, op de bestemming gerichte, onderhoud en beheer betreffen.
15.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend wanneer:

  • a. dit geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het milieu en/of voor de natuur- en landschappelijke waarden van de in deze bestemming begrepen gronden;
  • b. vooraf het advies is ingewonnen van een terzake deskundige.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening, met de daarbij behorende ondergeschikte detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garages en bergingen': uitsluitend garages en/of bergingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erf behorende bij de woning aan de Julianastraat 42;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwvlak zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan mag niet worden uitgebreid;
  • c. het aantal bouwlagen is gelijk aan het aantal bouwlagen zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 50 % van het erf met een maximum van 90 m².
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mogen bijgebouwen en overkappingen behorende bij de woning aan de Julianastraat 42 worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, behorende bij de woning aan de Julianastraat 42, ten hoogste 90 m2 bedraagt.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Niet toegestaan gebruik

Met betrekking tot het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning niet is toegestaan.

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  • b. horeca uit ten hoogste categorie 1a Staat van Horeca-activiteiten, kantoren, detailhandel en bedrijvigheid uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garages en bergingen': uitsluitend voor garages en/of bergingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca uit ten hoogste categorie 1a, 1b en 1c Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens zelfstandige kantoren;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens zelfstandige detailhandel;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens een zelfstandig bedrijf uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwvlak zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan mag niet worden uitgebreid;
  • c. het aantal bouwlagen is gelijk aan het aantal bouwlagen zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
17.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 50 % van het erf met een maximum van 90 m²;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e. zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijgebouwen toegestaan met een groter oppervlakte dan 90 m2, waarbij de bestaande oppervlakte als maximaal toelaatbaar geldt.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Niet toegestaan gebruik

Met betrekking tot het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning niet is toegestaan.

17.3.2 Nevenfuncties

De in lid 17.1 sub b genoemde functies zijn toegestaan als nevengeschikte functie aan het wonen, mits:

  • a. de beoogde functie niet leidt tot een onevenredige toename aan verkeer;
  • b. er wordt voorzien in voldoende parkeerbehoefte, waarbij getoetst wordt aan de geldende gemeentelijke parkeernota;
  • c. er geen milieu-hygiënische belemmeringen bestaan;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in maximaal 4 grondgebonden woningen;
  • a. het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  • b. ten minste 2 buitenparkeerplaatsen per woning op eigen terrein;
  • c. bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd in een bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de voorgevel van het hoofdgebouw wordt in of ten hoogste 3 m achter de aanduiding 'gevellijn' gebouwd;
  • d. hoofdgebouwen worden in de vorm van rijwoningen, geschakelde woningen, gekoppelde woningen of vrijstaande woningen gebouwd;
  • e. hoofdgebouwen bestaan ten hoogste uit 2 bouwlagen en een kap;
  • f. de breedte van hoofdgebouwen bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen: ten hoogste 15 m;
    • 2. rijwoningen, geschakelde woningen en gekoppelde woningen: ten hoogste 12 m;
  • g. de afstanden van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande en geschakelde woningen: aan beide zijden ten minste 3 m;
    • 2. rijwoningen en gekoppelde woningen: aan één zijde ten minste 3 m;
    • 3. voor rijwoningen: bij eindwoningen niet minder dan 3 meter, met uitzondering van de woningen die grenzen aan een brandgang.
18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor zover gelegen op het erf bedraagt ten hoogste 50 % van de oppervlakte van het erf met een maximum van 90 m².
18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Binnen de bestemming 'Wonen - 2' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de functie beslaat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte;
  • c. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
  • e. detailhandel mag niet plaatsvinden.
18.3.2 Niet toegestaan gebruik

Met betrekking tot het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning niet is toegestaan.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolpersleiding.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 19.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
19.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 19.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
19.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 19.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 4

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' (Dorpskernen) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport, goedgekeurd door het bevoegd gezag, worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, of is vastgesteld dat deze niet aanwezig zijn;

en,

  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
20.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 80 m²;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
20.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 20.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).
20.2.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om bouwvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

20.2.5 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen 80 m² en dieper dan 30 cm;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 80 m² en dieper dan 30 cm.
20.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
20.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
  • a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 4' (Dorpskernen) aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 80 m² en niet dieper gaat dan 30 cm onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
20.4.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
20.4.3 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend wordt er ten behoeve van de beoordeling van het archeologisch onderzoeksrapport en het ruimtelijk plan advies ingewonnen bij de deskundige van de bevoegde overheid conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk.

20.4.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 20.4.2 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 4'(Dorpskernen) aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 4' (Dorpskernen) aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 6

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 6' (Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport, goedgekeurd door het bevoegd gezag, worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, of is vastgesteld dat deze niet aanwezig zijn;

en,

  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
21.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 21.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 250 m²;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
21.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 21.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).
21.2.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om bouwvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

21.2.5 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen 250 m² en dieper dan 50 cm;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm.
21.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 21.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
21.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
  • a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 6' (Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 250 m² en niet dieper gaat dan 50 cm onder maaiveld.
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door de door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  • d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
21.4.2 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.
21.4.3 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend wordt er ten behoeve van de beoordeling van het archeologisch onderzoeksrapport en het ruimtelijk plan advies ingewonnen bij de deskundige van de bevoegde overheid conform de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie-KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk.

21.4.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 21.4.2 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 6' (Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 6' (Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - medebestemd voor de waterhuishoudelijke voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de afvoer en berging van oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. verkeer te water;
  • d. aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  • e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
23.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2, en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

23.3.2 Afwegingskader

Een in lid 23.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
23.3.3 Procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning horen burgemeester en wethouders de rivierbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande, afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
25.2 Ondergeschikte bouwdelen

Voor het bouwen van balkons en/of dakterrassen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden.

25.3 Parkeren

Bij het bouwen op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, uitsluitend kan worden gebouwd indien op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

26.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van schepen en andere vaartuigen voor bewoning;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor verblijfsfuncties;
  • g. de kamergewijze verhuur van kamers in woningen en/of bijbehorende bouwwerken.
26.2 Parkeren

Bij het wijzigen van het bestaande gebruik op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend gewijzigd kan worden indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;

het bepaalde onder sub a en b geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Geluidzone - industrie
27.1.1 Geluidzone
  • a. Ter plaatse van de aanduiding “Geluidzone - industrie” ligt de zone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
  • b. Ten aanzien van de gronden met de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd;
27.1.2 Wijziging geluidzone

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegdhet plan te wijzigen door:

  • a. het wijzigen van de aanduiding 'Geluidzone - industrie', waarbij aangetoond dient te worden dat de geluidsbelasting in het gebied dat ophoudt deel uit te maken van de geluidzone lager is dan 50 dB(A) en/of wijziging van de geluidzone op basis van een vastgesteld zonebeheersmodel plaatsvindt;
  • b. het opheffen van de aanduiding 'Geluidzone - industrie', met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden wanneer de bestemming van het betrokken terrein zodanig is gewijzigd dat het geen zoneplichtig industrieterrein meer is.
27.2 Vrijwaringszone - vaarweg

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' geldt dat:

  • a. geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  • b. het verbouwen of uitbreiden van bouwwerken niet is toegestaan met uitzondering van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer op het Hollandsch Diep;

tenzij is aangetoond dat het functioneren van de vaarweg niet in het geding is en hiertoe een positief advies is afgegeven door de beheerder van de vaarweg.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kern Moerdijk'.