direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen - 2
Plan: Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.SCWDorpsplanBP01-VA01

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water;
  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterkering en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen en erven;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen zal ten hoogste het aantal bedragen dat is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens zal ten minste 10,00 m bedragen;
  • f. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de voorste grens van het bouwvlak zal maximaal 6,00 m bedragen;
  • g. de afstand van de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achterste grens van het bouwvlak zal ten minste 8,00 m bedragen;
  • h. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  • i. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen moeten minimaal 6,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • b. de bijgebouwen moeten minimaal achter de achtergevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens moet minimaal 3,00 m bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 50 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 60o bedragen.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen oeverbeschoeiingen, steigers, vlonders en plankieren worden gebouwd;
  • b. er mogen geen paardenbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, ten hoogste 1,00 mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de beeldkwaliteit;
  • c. een goede woonsituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de visuele binding tussen hoofdgebouw en bijgebouwen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Botenhuis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a en toestaan dat bij een hoofdgebouw een botenhuis wordt gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. per hoofdgebouw ten hoogste één botenhuis wordt gebouwd;
  • b. het bouwperceel grenst aan bevaarbaar water;
  • c. de bouwhoogte van een botenhuis ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • d. de dakhelling van een botenhuis ten minste 15° zal bedragen;
  • e. de oppervlakte van een botenhuis ten hoogste 25 m² zal bedragen.
7.4.2 Vergroten hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat de inhoud van het hoofdgebouw inclusief de uitbreidingen maximaal 750 m³ zal bedragen.

7.4.3 Afstand tot zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder e en lid 7.2.2 onder b. en toestaan dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen, dan wel een aan- of uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt verkleind dan wel dat het betreffende gebouw op de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd.

7.4.4 Oppervlakte hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder f en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 15 % van de oppervlakte van het bouwperceel.

7.4.5 Oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep; of
  • b. de vergroting gelet op de verminderde validiteit van de bewoner noodzakelijk is.
7.4.6 Dakhelling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder e en toestaan dat de dakhelling van een aan- of uitbouw of bijgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80o.

7.4.7 Oeverbeschoeiingen, steigers, vlonders en plankieren

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a en toestaan dat oeverbeschoeiingen worden gebouwd, alsmede steigers, vlonders en plankieren waarbij geldt dat de maximum oppervlakte en breedte als genoemd in artikel 3.4.1 van overeenkomstige toepassing is.

7.4.8 Voorwaarden

De in lid 7.4 genoemde omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de beeldkwaliteit;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met deze bestemming.

7.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.5.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, uitgezonderd aan-huis-verbonden beroepen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag;
  • g. het storten van puin en afvalstoffen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en/of recreatieve bewoning;
  • j. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, kunstnijverheid en ateliers;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen;
  • m. het realiseren van een ligplaats voor boten, anders dan voor eigen gebruik;
  • n. het gebruik van gronden voor paardenbakken.
7.5.3 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 7.5.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is het verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen of graven van sloten, vaarten, poelen, haventjes en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;
  • b. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, niet zijnde een bouwwerk;
  • c. het aanleggen van drainageleidingen.
7.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het in lid 7.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan volgens een op dat tijdstip verleende vergunning.
7.6.3 Voorwaarden

De in lid 7.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan de waterhuishoudkundige belangen.

7.6.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in lid 7.6.1 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.