direct naar inhoud van Artikel 8 Groen
Plan: Dwarsgracht en Jonen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.DwarsgrachtJonen-VA01

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals bermen en oevers met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
  • b. op- en afritten van bruggen;
  • c. structurele beplantingen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. herdenkingsmonumenten.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde:
    • 1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
    • 2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
    • 3. behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten;
    • 4. behorende tot het straatmeubilair;
    • 5. ten behoeve van nutsvoorzieningen;
    • 6. speelvoorzieningen;
    • 7. herdenkingsmonumenten;
    • 8. met sub 1 t/m 7 vergelijkbare bouwwerken

met inachtneming van de volgende regels (8.2.2 en 8.2.3)

8.2.2 Gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • b. de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt maximaal 15 m2.
8.2.3 Overige regels

Voor het overige gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 6,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt;
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen met een grotere bouwhoogte, met dien verstande dat:

  • a. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de milieusituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. de aanleg van terrassen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken van de gebruiksregels voor het verbreden van wegen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 ten behoeve van het verbreden van aan de bestemming grenzende wegen of voor de aanleg van fietspaden, onder de voorwaarden dat:

  • a. de verkeersveiligheid gewaarborgd blijft;
  • b. de verbreding binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse past;
  • c. geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • d. waarden en belangen van derden niet onevenredig worden geschaad of kunnen worden geschaad.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Vergunningsplicht

Het is verboden in afwijking van een verleende omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren en/of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, vellen en/of rooien van karakteristieke beplanting;
  • b. het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bosstroken en/of grasbanen;
  • c. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • d. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
8.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 8.6.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd.
8.6.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 8.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

8.6.4 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.6.1 wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat ter compensatie van gekapte bomen herplanting plaatsvindt.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Wijziging in de bestemming 'Tuin'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Tuin', ten behoeve van:

  • a. de vergroting van een aan de bestemming 'Groen' grenzende tuin;

met dien verstande dat:

    • 1. er geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
    • 2. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de omliggende en bestaande woning(en) gegarandeerd kan worden;
    • 3. de effecten op de omgeving niet zullen toenemen;
    • 4. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 5. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
    • 6. bij de wijziging in de bestemming 'Tuin' voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 13.