direct naar inhoud van Artikel 13 Tuin
Plan: Dwarsgracht en Jonen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.DwarsgrachtJonen-VA01

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. parkeren;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

13.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 28.2

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. botenhuizen, met dien verstande dat:
    • 1. een botenhuis uitsluitend aan bevaarbaar water wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte van een botenhuis maximaal 3,50 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte van een botenhuis maximaal 4,00 meter bedraagt;
    • 4. een botenhuis met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° wordt afgedekt;
    • 5. de oppervlakte van een botenhuis maximaal 25 m² bedraagt;
    • 6. er mag maximaal één botenhuis per bouwperceel worden opgericht;
  • b. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter en achter de naar de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter bedraagt;
  • c. vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 6,00 meter bedraagt.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Tuin' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het wijzigen van de bodemstructuur, het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem met meer dan 0,20 m;
  • a. het verwijderen, vellen en/of rooien van karakteristieke beplanting;
  • b. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • c. het dempen van oppervlaktewater;
  • d. het vergraven van oevers;
  • e. het verleggen van watergangen;
  • f. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kades en aanlegplaatsen;
  • g. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2.
13.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 13.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning/ontheffing mogen worden uitgevoerd;
13.4.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 13.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

13.4.4 Advies

Alvorens de vergunning te verlenen, wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij het bevoegde waterschapsgezag.

13.4.5 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat ter compensatie van gekapte bomen herplanting plaatsvindt, tenzij hier op grond van een schriftelijk advies van de Monumentencommissie van kan worden afgezien.