Plan: | Woldpoort |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.00003669-VA02 |
Waterbeleid
Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze "watertoets" is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de "Vierde Nota Waterhuishouding", "Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw", de "Europese Kaderrichtlijn Water", de "Beleidslijn ruimte voor de rivier" en de "Nota Ruimte".
In het "Nationaal Bestuursakkoord Water" worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap. Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies. In het bestuurlijke platform Vecht- Zwarte Water is een stroomgebiedsvisie opgesteld waarin onder andere de risico's op wateroverlast zijn omschreven. De "Kaderrichtlijn Water" omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau.
Het waterschap Reest en Wieden zoekt naar duurzame oplossingen. Het water moet zoveel mogelijk binnen een plangebied worden vastgehouden en relatief schoon water moet ook relatief schoon blijven. Een toename van het verharde oppervlak in risicogebieden of beekdalen wordt gecompenseerd met extra waterberging.
Regenwater dat op verharde oppervlakten valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk vastgehouden of geborgen. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen. Het beleid van waterschap Reest en Wieden is verwoord in het "Waterbeheerplan 2002-2006". De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element.
Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.
Watersysteem
Het plan ligt in stedelijk gebied en beslaat een oppervlakte van ongeveer 2,8 ha. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op ongeveer 0,80 - NAP. Dit is ongeveer 280 cm onder het maaiveld.
Het plan ligt voorts in een gebied waarvoor een rioleringsplan is opgesteld. Dit rioleringsplan is bij brief van 28 september 2007 goedgekeurd door het waterschap, met inachtneming van enkele opmerkingen.
Waterketen (riolering)
Bij de nieuwbouwprojecten in het plangebied wordt het hemelwater afgekoppeld en via een gescheiden stelsel geloosd op het oppervlaktewater. Om de kwaliteit van het water te waarborgen wordt geen gebruik gemaakt van niet uitlogende materialen.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan bevindt zich niet in een risicogebied en in het verleden is in dit gebied geen grondwateroverlast of wateroverlast als gevolg van overstromingen geconstateerd. Problemen met betrekking tot beheer en onderhoud zijn bij de gemeente niet bekend.
In het plan wordt open water gecreëerd met een oppervlakte van ongeveer 750 m2. Hierin is een voormalig sluisje geïntegreerd. Dit nieuwe oppervlaktewater staat in open verbinding met de stadsgracht.
Met de herinrichting van dit gebied moet, zoals in de Inleiding van dit rapport is aangegeven, aan de binnenstad een economische impuls worden gegeven. Daarbij is gezocht naar optimale ruimte voor parkeren en het maken van een zo aangenaam mogelijk verblijfsgebied voor voetgangers en winkelend publiek. Het "nieuwe water" vervult daarin een belangrijke rol. Met het integreren van de oude sluis is een extra ruimtelijk waardevol element toegevoegd.
Met deze uitgangspunten is naar de mening van de gemeente optimale invulling aan de beschikbare ruimte gegeven. Ruimte voor infiltratiemogelijkheden via groenzones zijn er hierdoor niet. Dat zou teveel ten koste van de overige elementen (parkeren, verblijfsgebied) gaan. Bovendien past de ontwikkeling van dit plan in en komt voort uit het beleid van zowel rijk en provincie als de gemeente, wat is gericht op inbreiding in plaats van uitbreiding. Mogelijkheden van meervoudig gebruik van bestaand bebouwd gebied moeten in dat verband optimaal worden benut. Dit beleid is leidend bij de ontwikkeling van het gebied.
Proces
De gemeente heeft het waterschap op tijd ingelicht over de planvorming. Op 3 juli 2009 is door het waterschap een watertoetsdocument opgesteld. In dit watertoetsdocument wordt gesteld dat er in het plangebied relatief hoge grondwaterstanden voorkomen, tot 40 cm onder het maaiveld. Op grond van metingen tijdens bijvoorbeeld de bodemsanering ter plaatse van de voormalige gasfabriek en ten tijde van de aanleg van de nieuwe waterpartij (met sluisje), is gebleken dat de grondwaterstand op ongeveer 0,85 - NAP ligt. Het straatniveau in dit gebied ligt op een hoogte variërend van 2,80 m + NAP (ter plaatse van de Goeman Borgesiusstraat) tot 1,25 m + NAP (ter plaatse van de Matthijs Kiersstraat). Het nieuwe parkeerterrein ligt op 1,75 m + NAP). Dit alles betekent dat de grondwaterstand op het laagste punt in het plangebied tenminste op 2,10 m beneden het maaiveld ligt.
Het waterschap heeft de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Wateradvies Waterschap Reest en Wieden
De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies:
"De procedure in het kader van de watertoets is gevoerd conform de Handreiking Watertoets II. Het waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.