direct naar inhoud van Artikel 20 Wonen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3003-VAST

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid;
  • b. niet-woonfuncties, voorzover aangeduid als bedoeld in 20.2.3;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde van een in bijlage 2 als beeldbepalend pand opgenomen pand;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

20.2 Nadere detaillering van de bestemming
20.2.1 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid

Voor zover ingevolge deze regels een bedrijfswoning is toegestaan, is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en lichte bedrijvigheid toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m².
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid.
  • d. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1).
  • e. De woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven.
  • f. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
20.2.2 Aantal woningen

Per aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan. In afwijking hiervan is ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het aangegeven aantal woningen toegestaan.

20.2.3 Niet-woonfuncties

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding terzake zijn tevens de volgende niet-woonfuncties toegestaan:

Aanduiding   adres   vloeroppervlakte  
hovenier   Het Laar 7A   -  
opslag   Boschdijkdwarsstraat 16A   1800 m2  
specifieke vorm van wonen – cateringbedrijf   Berg 20   20 m2  
specifieke vorm van wonen - herstel kleinschalige landbouwmachines   Hamonterweg 39   250 m2  
specifieke vorm van wonen – loodgietersbedrijf   Poelderstraat 22   30 m2  
specifieke vorm van wonen – stukadoorsbedrijf   Toom 25   176 m2  
specifieke vorm van wonen – agrarische nevenactiviteit   Diverse adressen  
20.2.4 Paardenbakken

Voor paardenbakken geldt dat bestaande paardenbakken zijn toegestaan.

20.3 Bouwregels
20.3.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.3.2 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan.

Hierbij geldt dat, indien de bestaande (legale) afstand of goot- of bouwhoogte, voorzover opgericht in overeenstemming met de Woningwet, afwijkt van onderstaande maten, de bestaande afstand respectievelijk goot- of bouwhoogte als minimum/ maximum geldt.

BOUWWERKEN ALGEMEEN   MIN.   MAX.  
AFSTAND TOT DE ZIJDELINGSE PERCEELSGRENS   3 m   n.v.t.  

HOOFDGEBOUW VAN DE WONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   7 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   10 m  
INHOUD   n.v.t.   600 m3 voorzover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
DAKHELLING   12º   45º  
BIJGEBOUWEN EN AANBOUWEN BIJ WONING   MIN.   MAX.  
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING   n.v.t.   90 m2 *)  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   5,5 m  
AFSTAND VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN TOT ACHTERGEVEL WONING OF VERLENGDE DAARVAN   n.v.t.   15 m  
DAKHELLING   12°   45°  
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   vóór voorgevel woning: 1 m;
overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   2,5 m  
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING   30 m2 *)  

*) de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aanbouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde tezamen, mag hierbij maximaal 90 m2 bedragen.

20.3.3 Afwijkende maatvoering ruimte voor ruimtewoning

In afwijking van het bepaalde in 20.3.2 geldt voor de goot- en bouwhoogte en de inhoud van woningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimtewoning" de volgende maatvoering:

  • a. de goothoogte mag maximaal 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 8 m bedragen;
  • c. de inhoud mag maximaal 900 m3; voorzover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum.
20.3.4 Herbouw

Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

  • a. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • d. het aantal woningen mag door de herbouw niet toenemen;
  • e. het bepaalde in 20.3.2. wordt in acht genomen.
20.4 Ontheffing van de bouwregels
20.4.1 Ontheffing bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.3.2. teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen, zowel aangebouwd als vrijstaand, van 200 m2, met dien verstande dat voor bouwpercelen met de aanduiding "agrarische nevenactiviteit" een maximum van 280 m2 kan worden toegestaan;
  • b. sloop van de in bijlage 2 opgenomen beeldbepalende en monumentale panden is niet toegestaan;
  • c. geen ontheffing kan worden verleend, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling "Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck", of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • d. de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen.
20.4.2 Ontheffing schuilhutten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.3.2. teneinde ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – agrarische nevenactiviteit" in aanvulling op het bepaalde in 20.3.2 bouwwerken toe te staan in de vorm van schuilhutten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze ontheffing wordt niet verleend indien de schuilhut wordt opgericht ten dienste van een agrarisch bedrijf;
  • b. een schuilhut is niet toegestaan binnen de dubbelbestemming "Waarde – Natura 2000";
  • c. per perceel mag maximaal één schuilhut worden opgericht, met dien verstande dat het perceel een minimale oppervlakte heeft van 5.000 m2;
  • d. het bouwwerk dient hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden te zijn;
  • e. de schuilhut moet minimal aan één zijde open zijn;
  • f. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • g. de oppervlakte mag maximaal 30 m2 bedragen; deze oppervlakte wordt toegestaan naast de oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen van maximaal 90 m2 , die is toegestaan ingevolge het bepaalde in 20.3.2.
20.4.3 Ontheffing m.b.t. herbouw

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.3.4. onder a. en/of b. en/of c. teneinde herbouw van bestaande woningen op hetzelfde perceel als de te slopen woning te kunnen toestaan buiten de bestaande fundamenten en de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn. Een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en van het perceel zelf niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. voldaan wordt aan de (overige) maatvoeringseisen als opgenomen in 20.3.2.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:

  • a. gronden en/of opstallen voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • b. gronden en/of opstallen voor detailhandel;
  • c. gronden en/of opstallen voor verblijfsrecreatie;
  • d. gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • e. (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
20.6 Ontheffing van de gebruiksregels
20.6.1 Ontheffing kleinschalig kampeerterrein

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.3. teneinde een kleinschalig kampeerterrein en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
  • b. het bouwperceel, waarvoor de ontheffing wordt verleend, mag niet minder dan 3000 m2bedragen;
  • c. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen binnen het bestemmingsvlak;
  • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); chalets, trekkershutten en stacaravans zijn niet toegestaan; groepsaccommodatie is uitsluitend toegestaan in bestaande bedrijfsgebouwen, die zijn gelegen in een bebouwingsconcentratie;
  • e. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, met een maximaal oppervlak van 750 m²;
  • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
  • g. ten behoeve van kleinschalig kamperen is een oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan van maximaal 50 m2, die niet wordt meegerekend voor de overigens toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van maximaal 90 m2;
  • h. de voorzieningen worden, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • i. gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; dit dient te worden aangetoond middels een beplantingsplan;
  • k. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • l. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • m. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • o. er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken.
20.6.2 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.5.1. onder e., en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m2;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 m van het hoofdgebouw;
  • f. burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
20.6.3 Ontheffing paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.2.4, teneinde paardenbakken toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. Een paardenbak mag uitsluitend worden gerealiseerd op een perceel met een minimale oppervlakte van 2500 m².
  • b. De paardenbak dient landschappelijk ingepast te worden.
  • c. Het watersysteem ter plaatse mag niet onevenredig worden aangetast; hieromtrent dient aan de waterbeheerder advies te worden gevraagd.
20.7 Sloopvergunning
20.7.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een in bijlage 2 opgenomen beeldbepalend pand, of delen van het beeldbepalend pand, te slopen.

20.7.2 Uitzonderingen

Het onder 20.7.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen sloopvergunning vereist was;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik.
20.7.3 Verlening

De in 20.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden. Dienaangaande wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.

20.8 Wijzigingsbevoegdheid
20.8.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
  • b. de bestaande woning betreft een voormalig boerderijgebouw;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of boerderijgebouw (inclusief de inpandige stal / het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • d. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • f. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij een in bijlage 2 opgenomen gemeentelijk monument, rijksmonument of beeldbepalend pand, alsmede bij woonboerderijen;
  • g. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • h. de splitsing dient te passen binnen de toegestane woningbouwaantallen per stedelijke of landelijke regio;
  • i. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • j. de oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m2 per woning;
  • k. indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een grotere oppervlakte van bijgebouwen worden toegestaan, met inachtneming van het volgende:
      • maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd/ blijven bestaan, tot een totaal maximum aan bijgebouwen, zowel aangebouwd als vrijstaand, van 200 m2;
      • sloop van de in bijlage 2 opgenomen beeldbepalende panden en monumentale panden is niet toegestaan;
      • een grotere oppervlakte kan niet worden toegestaan, indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of de regeling "Tegenprestatie Buitengebied in ontwikkeling gemeente Cranendonck", of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
      • de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • l. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • m. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • n. er wordt voldaan aan de geurnormen krachtens de Wet geurhinder en veehouderij, dan wel krachtens een op deze wet gebaseerde verordening;

de regels van "Wonen" blijven na wijziging van overeenkomstige toepassing.

20.8.2 Wijziging t.b.v. verwijderen agrarische nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming zodanig wijzigen dat de aanduiding "specifieke vorm van wonen – agrarische nevenactiviteit" wordt verwijderd, indien geen sprake meer is van een agrarische nevenactiviteit binnen het bestemmingsvlak, in die zin dat de agrarische activiteiten minder bedragen dan 3 Nge.

20.8.3 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van een bestemmingsvlak zodanig wijzigen, dat de aanduiding "opslag" wordt opgenomen, teneinde – naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - gebruik van bestaande bebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze wijziging is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";

deze wijziging is niet toegestaan voor bestemmingsvlakken omgeven door gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - 2", "Bos", of "Natuur";

  • b. het gebruik voor inpandige statische opslag dient te passen in de omgeving;
  • c. het gebruik voor inpandige statische opslag is uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
  • d. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle panden betreft;
  • e. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. detailhandel is niet toegestaan.
20.8.4 Wijzigingsbevoegdheid t.b.v. trekkershutten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat op een perceel maximaal 3 trekkershutten kunnen worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Het plaatsen van trekkershutten is uitsluitend toegestaan op een perceel met een oppervlakte van minimaal 3000 m²;
  • b. De oppervlakte van de trekkershutten wordt niet meegerekend bij de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen als bedoeld in 20.3.2;
  • c. de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. de belangen van omwonenden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. er mogen geen risico's bestaan vanuit het oogpunt van externe veiligheid, en er mag geen sprake zijn van situering binnen zakelijke rechtstroken.