Plan: | Bedrijventerreinen actualisatie 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1705.94-VG01 |
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.
Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en een streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS gewijzigd. Met deze wijzigingen zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg, het Basisnet Water en het Basisnet Spoor opgenomen in de circulaire.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze belemmeringenstrook is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Onderzoek
Inrichtingen
In het plangebied zijn in de huidige situatie geen inrichtingen aanwezig waar risicorelevante bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die onder de werking van het Bevi vallen, behalve een drietal Lpg-tankstations. Onderstaand wordt apart op de externe veiligheidsrisico's van Lpg-tankstations ingegaan.
Daarnaast vinden in het plangebied enkele overige risicorelevante activiteiten plaats, zoals opslag van gevaarlijke stoffen. Ook is bij de inrichting Green & White BV, gelegen aan de Handelstraat, een ammoniakkoelinstallatie aanwezig. Deze installatie valt vanwege de beperkte omvang niet onder het Bevi. Op de inrichting zijn generieke afstanden voor het plaatsgebonden risico van toepassing. Deze overige risicorelevante bedrijfsactiviteiten vallen niet onder het Bevi en worden gereguleerd in het milieuspoor.
Lpg-tankstations
In het plangebied zijn drie lpg-tankstations aanwezig die vallen onder de werking van het Bevi. Het betreft één lpg-tankstation aan de Galgendaal, één aan de Nijverheidsstraat en één aan de Houtakker. Voor de eerste twee verkooppunten van lpg geldt dat de jaarlijkse doorzet van lpg is beperkt tot 500 m³, voor de laatste is een jaarlijkse doorzet tot 1.000 m3 lpg vergund.
Met de toepassing van doorzetbeperkingen is ingespeeld op verkorte afstanden voor het plaatsgebonden risico in de omgeving van de lpg tankstations. Deze afstanden kunnen worden aangehouden nadat bronmaatregelen zijn uitgevoerd zoals het aanbrengen van een hittewerende coating op lpg-tankauto's en het toepassen van verbeterde vulslangen. Bij toepassing van deze maatregelen kunnen kortere afstanden worden aangehouden tot de PR 10-6 contour; 25 m rond het vulpunt bij een doorzetbeperking tot 500 m3 en 35 m rond het vulpunt bij een doorzetbeperking tot 1.000 m3. Deze afstanden zijn voorlopig nog niet in regelgeving vertaald. Tot die tijd zijn de afstanden uit tabel 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) van toepassing. Dat houdt in dat voor alle tankstations tot 1.000 m3 een afstand tot de PR 10-6 contour van 45 m van toepassing is. Omdat bovengenoemde bronmaatregelen al wel zijn benoemd in het zogeheten lpg convenant wordt in het bestemmingsplan wel rekening gehouden met deze verkorte afstanden. De bestemmingsregeling ziet er daarom als volgt uit:
Voor alle lpg-tankstations in het plangebied geldt dat er geen aandachtspunt is met betrekking tot het groepsrisico. Uit de professionele risicokaart blijkt dat de oriënterende waarde bij geen van de lpg-tankstations wordt benaderd of overschreden. Op grond van het Bevi is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoording is opgenomen in Bijlage 6.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de Betuweroute waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De veiligheidsafstand van maximaal 30 m en het plasbrandaandachtsgebied van eveneens 30 m reiken niet tot het plangebied. Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Uit het Basisnet Spoor en de bijbehorende onderzoeken blijkt dat het GR voor de Betuweroute in Nederland maximaal 0,27 bedraagt (ter hoogte van Gorinchem).
Over de A15, tussen Knooppunt Ressen en de aansluiting op de N839 vindt eveneens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Gelet op de kortste afstand tot het plangebied, die circa 360 m bedraagt, is de aanwezigheid van personen binnen het plangebied niet van invloed op de hoogte van de risico's. Wel kunnen effecten in geval van een incident reiken tot in het plangebied. In de verantwoording van het groepsrisico wordt op deze effecten ingegaan.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal en het Pannerdensch Kanaal is niet relevant. Uit de Circulaire RNVGS blijkt dat beide vaarwegen worden getypeerd als een 'zwarte vaarweg' waarover vervoer van gevaarlijke stoffen met binnenvaartschepen plaatsvindt. Uit de Handleiding risicoanalyse transport (HART) blijkt dat alleen de Waal een hoofdvaarweg vormt, het Pannerdens Kanaal is niet in de Handleiding benoemd. De Waal wordt volgens de schaal met bevaarbaarsklassen (CEMT) ingedeeld in CEMT 6. Op grond van de vuistregels uit de Handleiding geldt dat zowel voor CEMT 5 als CEMT 6 vaarwegen de PR 10-6 contour niet tot de oever reikt.
Voor het groepsrisico kan op grond van de Handleiding eveneens een vuistregel worden gehanteerd. Voor allen CEMT 6 vaarwegen geldt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico, bij een gemiddelde vaarwegsituatie, niet wordt overschreden. Het groepsrisico rond vaarwegen wordt daarom niet nader beschouwd. De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden gaat in haar veiligheidsadvies ook niet in op het vervoer van gevaarlijke stoffen over water.
Buisleidingen
Op het bedrijventerrein Agropark-Pannenhuis is een hogedruk aardgastransportleiding aanwezig. Het betreft leiding N578-07-KR met een druk van 40 bar en een diameter van 6,25 inch. De leiding vormt een verbinding met het gasontvangstation aan de veilingweg. Voor deze leiding is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen de belemmerende strook zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Uit recente risicoberekeningen die in opdracht van Milieusamenwerking Regio Arnhem (MRA) zijn uitgevoerd door adviesbureau Save (Externe veiligheid buisleidingen MRA Analyse ten behoeve van toetsing aan het Bevb, 6 februari 2012) blijkt dat de PR 10-6-contour van deze leiding niet buiten de leiding is gelegen. Tevens blijkt uit deze studie dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied 0,01 maal de oriënterende waarde bedraagt. Er is sprake van een verwaarloosbaar groepsrisico, een nadere beschouwing wordt achterwege gelaten.
Ten noorden van het bedrijventerrein Houtakker zijn twee hogedruk aardgasleidingen aanwezig met relatief grote druk en diameter van 66 bar en 47 inch. Voor deze leidingen geldt een invloedsgebied van 540 m. Het plangebied is binnen het invloedsgebied van de leidingen gelegen, de kortste afstand tot het plangebied bedraagt circa 150 m. Uit de professionele risicokaart blijkt dat ter plaatse van het plangebied aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan, de PR 10-6 contour bedraagt ten hoogste 25 m. Daarnaast blijkt uit het eerder genoemde onderzoek van Save dat het groepsrisico 0,22 maal de oriënterende waarde bedraagt.
Ten zuiden van het bedrijventerrein Gendt/Bemmel is eveneens een hogedruk aardgasleiding aanwezig met een druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Voor de leiding geldt een invloedsgebied voor het groepsrisico van 140 m. De kortste afstand tot objecten in het plangebied bedraagt circa 100 m. De PR 10-6 contour reikt daarom in geen geval tot het plangebied. In de directe omgeving van deze leiding komen geen relevante personendichtheden voor. Voor deze leiding is dan ook geen risicoberekening uitgevoerd door Save. Aangenomen wordt dat het groepsrisico niet kan worden berekend. De leiding vormt daarom geen relevante risicobron.
In de verantwoording van het groepsrisico wordt eveneens ingegaan op de veiligheidssituaties rond buisleidingen.
Verantwoording van het groepsrisico
In Bijlage 6 is een verantwoording van het groepsrisico opgenomen waarin wordt ingegaan op de ongevalscenario's en effectafstanden die behoren bij de relevante risicobronnen. In de verantwoording is tevens ingegaan op maatregelen om de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied te vergroten en de hulpverlening te verbeteren. In deze verantwoording is het advies van de Veiligheid Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) dat in het kader van de voorbereiding van bestemmingsplan is uitgebracht. Het advies van de VGGM is integraal opgenomen in Bijlage 5.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Uit de verantwoording van het groepsrisico blijkt dat er sprake is van een aanvaardbare risicosituatie. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.