Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1701.0000BP000000000509-0010 |
De overkoepelende beleidskeuze dat het landschap randvoorwaardenstellend is, leidt tot de volgende hoofduitgangspunten met betrekking tot het landschapsbeleid:
Behoud en waar mogelijk versterking
De randvoorwaarden ten aanzien van de (ontwikkelings)mogelijkheden voor de functies vloeien in het buitengebied in belangrijke mate voort uit het landschap van Westerveld. Dit met het oog op de aanwezige waardevolle kenmerken en het in stand houden en versterken van de landschappelijke verscheidenheid. De landschappelijke kwaliteit komt naar voren in de waardevolle landschappelijke gebieden. Dit zijn onder andere gebieden als de essen en de beekdalen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is deze gebieden te beschermen en open te houden. Voor de beekdalen is een aanduiding en voor de essen een dubbelbestemming opgenomen, zodat de gebieden kunnen worden uitgesloten van bijvoorbeeld boomteelt. De beekdalen die in het ontwikkelingsgebied landbouw en recreatie liggen en volgens het POP II in zone 1 of 2, zijn niet aangeduid.
De aanwezigheid van het waardevolle Drentse landschap brengt met zich mee dat er in de gemeente veel waardevolle landschappelijke elementen voorkomen, zoals bijvoorbeeld houtwallen, poelen of karakteristieke beplantingen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is een tweedeling aan te brengen in deze landschappelijke elementen. De waardevolle en bovendien onvervangbare (landschaps)elementen worden beschermd door een dubbelbestemming op de verbeelding. In bijlage 1 is voor deze landschapselementen een beschrijving opgenomen; tevens is de ligging weergegeven. De overige landschapselementen worden door middel van de regels beschermd. Overige landschapselementen zijn bijvoorbeeld houtwallen of beplantingen die kenmerkend zijn in het totaalbeeld van het landschap, maar die niet locatiegebonden zijn. Uitgangspunt is deze elementen te behouden door een compensatieregeling. Voor het verwijderen van onder meer een houtwal is een omgevingsvergunning vereist. Die vergunning moet eerst worden getoetst aan onder meer het Beeldkwaliteitsplan. De elementen worden gezien als waardevol, maar niet als onvervangbaar. Door de verwijdering verandert het landschap ter plaatse wel, maar met een herplant elders kan de structuur van het omringende landschap in stand blijven. Dat is telkens een afweging naar evenredigheid. Het belang van de landbouw wordt afgezet tegen het belang van het landschap. Houtwallen en de andere genoemde elementen zijn dus beschermd via een omgevingsvergunningstelsel. Het volledig vastleggen van alle elementen op de verbeelding is vanuit het beschermingsregiem niet noodzakelijk. Daarnaast is er het gemeentelijke landschapsbeleidsplan welke binnenkort wordt vernieuwd. Dit beleidsplan beoogt de kwaliteit van het landschap te versterken door gerichte uitvoeringsprojecten te ontwikkelen en tot realisatie te brengen. Van het Landschapsontwikkelingsplan gaat indirect ook een beschermende werking uit naar waardevolle landschappelijke elementen.
Incidenteel zal landschapsversterkende beplanting mogelijk zijn ter verbetering van de landschappelijke structuur: de aanleg van landschappelijke beplantingen in beekdalen, open gebieden of op een es is ook mogelijk, daar waar dit de landschappelijke structuur ten goede komt.
Waterlopen zoals kleine beken kunnen ook landschappelijke waardevol zijn. Uitgangspunt hiervoor is de landschappelijke waterstructuur te behouden door in het hele buitengebied via een omgevingsvergunningstelsel het graven en dempen van sloten vergunningsplichtig te stellen.
Afweging van nieuwe ontwikkelingen met het Beeldkwaliteitsplan
Het Beeldkwaliteitsplan 24 is richtinggevend voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen in het landschap. Om de landschappelijke verscheidenheid te handhaven c.q. te versterken, worden nieuwe ontwikkelingen getoetst aan de landschappelijke kwaliteiten zoals deze zijn vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan. In het rapport staan de kwaliteitseisen en criteria opgenomen waaraan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst. Deze verschillen per landschapstype en per gebied.