direct naar inhoud van 5.3 Bodem
Plan: Oppad 2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP1600oppad22012-va00

5.3 Bodem

5.3.1 Algemeen

In de bouwverordening is wettelijk geregeld dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom moet bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld worden gebracht. Het bodemonderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken.

5.3.2 Situatie plangebied

Op de onderzoekslocatie is in mei 2012 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (project 19164, Grondslag BV, 14 mei 2012). Daarbij zijn matige en sterke verhogingen aan koper en een matige verhoging aan zink in grond zijn aangetoond. Daarnaast is uit het verkennend onderzoek gebleken dat grond niet voldoet aan kwaliteitsklasse ‘Wonen’.

Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek is nader bodemonderzoek verricht. De resultaten zijn vastgelegd in het document 'Nader Bodemonderzoek, Oppad 2 te Loosdrecht, grondslag bodemkwaliteitsbureau, 24 juli 2012.' De omvang van een verontreiniging met zware metalen ter plaatse van de onderzoekslocatie is middels het nader onderzoek vastgelegd.

De omvang van de sterke verontreiniging in de grond bedraagt circa 525 m3. Er is sprake van een ‘geval van ernstige bodemverontreiniging’ in het kader van de Wet Bodembescherming (Wbb);

De herkomst van de verontreiniging is waarschijnlijk van grond die is gebruikt bij de integrale ophoging van het gebied in het verleden (vermoedelijk begin jaren zeventig) om het geschikt te maken voor bebouwing. De verontreiniging in veen is waarschijnlijk veroorzaakt door het opbrengen van grond (toemaakdekmateriaal) op het perceel voordat de locatie in gebruikt werd genomen voor bebouwing.

De verontreiniging is ontstaan voor 1987, waardoor er geen sprake is van een ‘nieuw geval van bodemverontreiniging’ in het kader van de zorgplicht zoals opgenomen in de Wet Bodembescherming (Wbb).

Na toetsing van de gehalten aan het Besluit Bodemkwaliteit is vastgesteld dat de bodem niet voldoet aan de bodemfunctieklasse ‘Wonen’.

Er bestaan geen verspreidingsrisico’s ten aanzien van de aangetoonde sterke verontreinigingen.

sanering

Aangezien de locatie zal worden ontwikkeld als woongebied, zal de aangetroffen verontreiniging gesaneerd worden. De grond zal geschikt worden gemaakt voor de functie wonen door het aanbrengen van een leeflaag. In gevallen als deze is het gebruikelijk een leeflaag van één meter aan te brengen. In de planexploitatie is hiermee reeds rekening gehouden. De kosten van de sanering kunnen uit de exploitatie worden betaald.

5.3.3 Conclusie

De bodem is op dit moment vervuild en daarom niet geschikt voor de functie wonen. Middels functiegericht saneren (het aanbrengen van een leeflaag) is de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik. De kosten die daarmee gemoeid zijn kunnen worden gedekt uit de exploitatie. Het aspect bodem staat de ontwikkeling niet in de weg.