direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Woningbouwlocatie Akkerwinde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpschakkerwind2009-VG01

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. woningen overeenkomstig de aanduidingen, met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede tuinen/(open)erven, brandgangen, in- en uitritten;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 40% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van 45 m2;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. water, waaronder begrepen waterpartijen, watergangen, greppels en (berm)sloten;
  • f. groen- en speelvoorzieningen;
  • g. verblijfsgebieden;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. de bij sub a t/m sub g behorende erven, tuinen, terreinen, voorzieningen en bouwwerken.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  • a. op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd;
  • b. op de gronden 'Wonen' mogen maximaal het aangeduide aantal wooneenheden worden gebouwd;
  • c. het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt 50;
  • d. de minimale breedte van een bouwperceel bedraagt per woningtype:

12 meter - vrijstaande woningen;

9 meter - twee-aaneen woningen;

5.2.2 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • a. indien geen nadere aanduidingen omtrent maatvoerings- en situeringseisen worden gegeven, moeten de hoofdgebouwen voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen zoals aangegeven in tabel 1;
  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende regels:
      • de voorgevel dient te worden gebouwd in, of maximaal 1 meter achter de aangeduide gevellijn, met uit zondering van woningen gelegen parallel aan de Louwstraat. Voor de woningen parallel aan de Louwstraat geldt dat de voorgevel dient te worden gebouwd in of maximaal 3 meter achter de aangeduide gevellijn.
      • hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap.
      • op de gronden gelegen tussen de gevellijn en de aan de weg gelegen perceelsgrens, mag per woning één portaal of erker worden gebouwd aan de voorgevel van het hoofdgebouw met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 meter, mits de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de afstand tussen de voorgevellijn en de weg of openbaar groen, tot een maximum van 1,2 meter.
5.2.3 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • a. bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2;
  • b. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 2 gelden de volgende regels:
      • bij vrijstaande woningen mogen slechts aan één zijgevel bijgebouwen worden gebouwd;
      • voor de berekening van het gezamenlijke oppervlak van bijgebouwen per bouwperceel worden aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen niet meegerekend die gesitueerd zijn binnen de zone, bepaald door de voorgevel van het hoofdgebouw, de denkbeeldige lijn op 13 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de denkbeeldige lijnen uit de zijgevels;
      • de totale diepte van hoofdgebouw inclusief aan de achtergevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw bedraagt maximaal 17 meter;
      • de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt minimaal 1 meter indien:
            • a. het bijgebouw in de hoek ligt, bepaald door het verlengde van de zijgevel en van de achtergevel van het hoofdgebouw:
            • b. het bijgebouw voor 75% buiten de vlakken ligt bepaald door het verlengde van de zijgevels van de woning en de breedte van het bijgebouw niet groter wordt dan 4 meter.
5.2.4 Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:
  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van een voorziening van algemeen nut bedraagt 15 m².

5.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen gelden de volgende regels:
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen, voor zover gelegen voor de voorgevellijn, bedraagt 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt 3 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte van tuinmeubilair voor zover gelegen voor de gevellijn 2,5 meter bedraagt;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte van bouwwerken voor zover gelegen voor de gevellijn 1 meter bedraagt;
  • e. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten bedraagt 5 meter.

5.2.6 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in het verblijfs- en groen-gebied, gelden de volgende regels:
  • a. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter, van afvalcontainers 2 meter, van kunstobjecten 7 meter, van verlichting en van overige bouwwerken 3 meter;
  • b. de maximale oppervlakte van afvalcontainers bedraagt 4 m2, indien bovengronds geplaatst.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
  • a. de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals bepaald in dit artikel;
  • b. de situering van gebouwen en bouwwerken, zoals bepaald in dit artikel.
  • c. de nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld ter voorkoming van onevenredige aantasting in:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water);
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • het woon- en leefklimaat.

5.4 Ontheffing van de bouwregels
5.4.1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.2. sub b onder (2) voor de bouw van een woning met een platte afdekking, onder volgende voorwaarden:
  • a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering en hoogtedifferentiatie;
  • b. het bouwplan betreft een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan dat niet kan worden gerealiseerd binnen het bepaalde in artikel 5.2.2 sub b, onder (2) zonder daarbij in essentieel opzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.

5.4.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.3. sub a voor de bouw van een bijgebouw of overkapping op minder dan 3 meter van de voorgevelrooilijn dan wel geheel of gedeeltelijk voor de voorgevelrooi-lijn, onder de volgende voorwaarden:
  • a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel;
  • d. de maximale oppervlakte van het bijgebouw bedraagt 20 m²;
  • e. de maximale goothoogte van het bijgebouw bedraagt 3 meter;
  • f. het gedeelte van het gebouw dat voor de gevellijn wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben.

5.4.3 Voor de aspecten in de ontheffing van de bouwregels mag getoetst worden aan stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  • a. de uitoefening van handel;
  • b. de uitoefening van dienstverlening, met uitzondering van de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 5.1 sub b van dit artikel;
  • c. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • d. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • e. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen;
  • f. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • h. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • i. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • j. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

5.5.2 Het bepaalde in artikel 5.5.1 is niet van toepassing voor zover het betreft:
  • a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

5.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel sub b en sub e, voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw of een bijgebouw onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik waarvoor de ontheffing geldt, geen onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent in ieder geval dat:
  • in principe geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50), tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
  • vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  • het gebruik naar zijn aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming dient te zijn en geen publieksgerichte voorziening betreft;
  • degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden beroepsmatige activiteit;
  • f. geen onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • g. geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend;
  • h. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een absoluut maximum van 45 m².

5.7 Ontheffing mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.5.1 sub d voor het gebruik van een bijgebouw bij een reeds bestaande woning als afhankelijke woonruimte, mits:

  • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, het geen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • 2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • 4. gebleken dient te zijn dat er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan c.q.bestaande belemmeringen zijn opgeheven;
  • 5. de afhankelijke woonruimte binnen de regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast;

5.7.1 Voor de ontheffing van de gebruiksregels mag getoetst worden aan stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding en woon- en leefklimaat.

Tabel 1: Bouwregels voor hoofdgebouwen (woningen) in geval geen nadere aanduiding op de plankaart is weergegeven:

Maatvoeringseisen   Vrijstaande woning  
maximale diepte   13 meter  
minimale inhoud   300 m³  
minimale breedte   6 meter  
maximale goothoogte   zie aanduidingen  
maximale bouwhoogte   zie aanduidingen  
maximale gevelbreedte   25 meter  
   
Situeringseisen    
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 meter aan beide zijden  
minimale afstand uit de naar de weg toegekeerde voorste perceelsgrens   4 meter  
minimale afstand tot achterste perceelsgrens   5 meter  

Tabel 2: Bouwregels voor bijgebouwen

Maatvoeringseisen   Eis  
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen per bouwperceel   70 m²  
maximale oppervlakte vrijstaand bijgebouw   40 m²  
maximale goothoogte vrijstaand bijgebouw   2,75 meter  
maximale goothoogte aangebouwd bijgebouw   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw  
maximale bouwhoogte   4 meter  
maximale breedte aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw   4 meter  
maximale breedte aan de achtergevel aangebouwd bijgebouw   breedte hoofdgebouw  
   
Situeringseisen    
minimale afstand tot voorgevelrooilijn / voorgevellijn van hoofdgebouw   3 meter  
minimale afstand van vrijstaand bijgebouw tot hoofdgebouw   3 meter