direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen - 2
Plan: Buitengebied Landerd, eerste ontwikkelplan 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bplan2011herz1-OH01

Artikel 8 Wonen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen overeenkomstig het op de verbeelding opgenomen type woning:
    • 1. vrijstaande woning;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woning;
  • b. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten in of bij een woning door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 40% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van 45 m²;
  • c. de bij sub a t/m sub b behorende erven, tuinen, voorzieningen en bouwwerken.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
  • a. Op de in 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde doeleinden worden gebouwd.
  • b. Hoofdgebouwen mogen, behoudens in deze regels bepaalde uitzonderingen, uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • c. Het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt maximaal 50.
  • d. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan.

8.2.2 Aanduiding 'tuin'

Binnen de aanduiding ‘tuin’ gelden de volgende bepalingen:

  • a. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a, mag de voorgevelbouwgrens worden overschreden voor de bouw van portalen of erkers aan de voorgevel met een maximale oppervlakte van 6 m² en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de afstand tussen de voorgevelbouwgrens en de weg of openbaar groen, tot een maximum van 1,2 m;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen, vóór de voorgevelrooilijn   1 m  
terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn   2 m  
tuinmeubilair, vóór de voorgevelrooilijn   2,5 m  
tuinmeubilair achter de voorgevelrooilijn   3 m  
speeltoestellen   4 m  
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten   5 m  
overige bouwwerken   1 m  

8.2.3 Maatvoering en situering

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Woning   Vrijstaande woning   Twee-aaneen gebouwde woning  
maximale diepte   13 m bij bestaande woningen. Voor andere woningen geldt de diepte van het bouwvlak   13 m bij bestaande woningen. Voor andere woningen geldt de diepte van het bouwvlak  
minimale breedte   6 m   5,5 m  
maximale goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m)   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m)  
maximale bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m)   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' (m)  
maximale gevelbreedte   25 m bij bestaande woningen. Voor andere woningen geldt de gevelbreedte van het bouwvlak   n.v.t.  
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens   3 m aan beide zijden   3 m aan één zijde  
minimale afstand tot achterste perceelsgrens   5 m   5 m  
dakhelling   minimaal 30° en maximaal 60°   minimaal 30° en maximaal 60°  

in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. tussen de aldus bepaalde (denkbeeldige) maximale 60°-contouren van het dak ook afwijkende afdekkingen en dakvlakken zijn toegestaan met een helling van meer dan 60° en minder dan 30°, alsmede voor rechtopstaande gevelconstructies;
  • b. overschrijding van de (denkbeeldige) maximale 60°-contouren is toegestaan voor dakkapellen, schoorstenen en andere uitstekende bouwdelen, voor zover zij niet meer dan de helft van het dakvlak beslaan.

Bijgebouwen bij woning algemeen   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen per woning   n.v.t.   70 m²  
oppervlakte vrijstaand bijgebouw   n.v.t.   40 m²  
goothoogte vrijstaand bijgebouw   n.v.t.   2,75 m  
goothoogte aangebouwd bijgebouw   n.v.t.   hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw  
bouwhoogte   n.v.t.   5 m  
maximale breedte aan de zijgevel aangebouwd bijgebouw   n.v.t.   4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' slechts aan één zijgevel bijgebouwen worden gebouwd  
maximale breedte aan de achtergevel aangebouwd bijgebouw   n.v.t.   breedte hoofdgebouw  
afstand tot voorgevelrooilijn van hoofdgebouw   3 m    
afstand van vrijstaand bijgebouw tot hoofdgebouw   1 m   15 m  
diepte van het hoofdgebouw, inclusief een aan de achtergevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouw   n.v.t.   17 m  

in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in bovenstaande tabel geldt dat voor de berekening van het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen per bouwperceel de aan het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen niet meegerekend worden, die gesitueerd zijn binnen de zone, bepaald door de voorgevel van het hoofdgebouw, de denkbeeldige lijn op 13 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw alsmede de denkbeeldige lijnen uit de zijgevels.

Bouwwerken, geen gebouwen, zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   2 m  
bouwhoogte tuinmeubilair   3 m  
speeltoestellen   4 m  
verlichtingsarmaturen en vlaggenmasten   5 m  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2 m  

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van handel;
  • b. de uitoefening van dienstverlening, met uitzondering van de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in lid 1, sub b van dit artikel;
  • c. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • d. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen;
  • e. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • g. opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • h. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • i. seksinrichtingen.

8.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in 8.4.1 sub f en g is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1onder d en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen,waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m² en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt.

8.5.2 Dakhelling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3voor de bouw van een woning met een kap met een afwijkende dakhelling, onder volgende voorwaarden:

  • a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering, kapvorm en hoogtedifferentiatie;
  • b. het bouwplan betreft een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan dat niet kan worden gerealiseerd binnen het bepaalde in artikel 8.2.3, zonder daarbij in essentieel afzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen.

8.5.3 Kleinere afstand tot voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3voor de bouw van een bijgebouw of overkapping op minder dan 3 m van de voorgevelrooilijn dan wel geheel of gedeeltelijk voor de voorgevelrooilijn, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  • b. door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel;
  • d. het oppervlak van het bijgebouw bedraagt maximaal 20 m²;
  • e. de goothoogte van het bijgebouw bedraagt maximaal 3 m;
  • f. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevelrooilijn wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben.

8.5.4 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.4.1sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw of een bijgebouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. het gebruik waarvoor de omgevingsvergunning geldt, geen onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. in principe geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50), tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
    • 3. het gebruik naar zijn aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming dient te zijn en geen publieksgerichte voorziening betreft;
    • 4. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteit;
  • f. geen onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt;
  • g. geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend;
  • h. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een absoluut maximum van 45 m².