Plan: | perspectiefplan Boeren Nieuw Buinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1681.05BP0005-VG01 |
Afwatering
Voor alle drie de te verplaatsen agrarische bedrijven geldt dat in de toekomstige situatie, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, wordt aangesloten bij de uitgangspunten van een duurzaam waterbeheer. Vuil water (huisaansluitingen, eventueel bedrijfsafvalwater) wordt opgevangen in een IBA-systeem opgevangen.
Het hemelwater wordt niet op de riolering aangesloten, maar op het oppervlaktewatersysteem rond de locatie. Infiltratie is met oog op de hoge grondwaterstanden niet aan te bevelen. Op deze locatie wordt geadviseerd het hemelwater te bergen en vertraagd af te voeren naar oppervlaktewater. Deze berging wordt gerealiseerd om piekafvoeren op het bestaande watersysteem te voorkomen. Een deel van het water zal op natuurlijke wijze infiltreren in de zanderige bodem met lage grondwaterstanden.
Conform het beleid van waterschap Hunze en Aa's dient voorkomen te worden dat de realisatie van het plan wateroverlast veroorzaakt. Hiervoor zijn in het beheersgebied Hunze en Aa's normen opgesteld. In extensief bebouwd gebied dient een neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (T=100) geen wateroverlast te veroorzaken of inundatie op het maaiveld in de omgeving optreden. Daarbij mag rekening worden gehouden met een afvoer van 1 l/s/ha. In een T=100 situatie mag 2 l/s/ha worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
In de nader planvorming dient het watersysteem nader te worden uitgewerkt. Daarbij wordt uitgegaan van bovenstaande afvoernormen en de volgende neerslaggebeurtenissen.
Maatgevende neerslag- gebeurtenis |
Duur neerslag gebeurtenis |
Intensiteit neerslag gebeurtenis |
Inhoud neerslag gebeurtenis |
Frequentie | |||
Zomer | 30 minuten | 230,8 l/s/ha | 41,5 mm | 1/100 jaar | |||
Winter | 7200 minuten | 2,8 l/s/ha | 119,0 mm | 1/100 jaar |
Op basis van deze getallen is indicatie bepaald wat de 'wateropgave' voor de drie deelgebieden zijn. Voor de worstcase situatie is de zomersituatie berekend. Deze getallen geven een indicatie en dienen in een later stadium verder te worden uitgewerkt.
In het geval van het akkerbouwbedrijf is het bruto oppervlak 4,0 ha. De verharding op het perceel (daken en terreinverharding) bedraagt circa 1,35 ha. De inhoud van een zomerse neerslaggebeurtenis is 565 m³, waarbij 4,0 l/s afgevoerd mag worden. De inhoud van de berging dient circa 560 m³ te zijn. Hiervoor is circa 2.350 m² nodig (uitgaande van 0,3 m peilstijging en ruimte voor taluds).
In geval van de melkveehouderij is het bruto oppervlak 2,5 ha. De verharding op het perceel (daken en terreinverharding) bedraagt circa 1,15 ha. De inhoud van een zomerse neerslaggebeurtenis is 475 m³, waarbij 2,5 l/s afgevoerd mag worden. De inhoud van de berging dient circa 470 m³ te zijn. Hiervoor is circa 1.950 m² nodig (uitgaande van 0,3 m peilstijging en ruimte voor taluds).
In het geval van de pluimveehouderij is het bruto oppervlak 4,3 ha. De verharding op het perceel (daken en terreinverharding) bedraagt circa 3,6 ha. De inhoud van een zomerse neerslaggebeurtenis is 1.495 m³, waarbij 4,3 l/s afgevoerd mag worden. De inhoud van de berging dient circa 1.490 m³ te zijn. Hiervoor is circa 6.200 m² nodig (uitgaande van 0,3 m peilstijging en ruimte voor taluds).
Wanneer bestaande watergangen (deels) worden gedempt, dient de verloren gaande berging in hetzelfde watersysteem en/of peilvak gecompenseerd te worden.
De exacte locatie van deze retentievoorziening is nog niet bekend. De benodigde ruimte voor een retentievoorziening is daarom wel opgenomen in de regels, maar niet op de verbeelding.
Wateroverlast
Wateroverlast wordt voorkomen door de bergingsvoorziening te voorzien van een noodoverlaat. Indien de berging volledig gevuld is, en er meer regen valt, kan het water in deze situatie versneld overstorten naar het oppervlaktewatersysteem.
Daarnaast wordt geadviseerd om het vloerpeil van de bouwblokken (in ieder geval de woning en eventueel andere gevoelige bouwblokken) 0,3 m hoger aan te leggen dan het omliggend maaiveld of verharding. Hiermee wordt voorkomen dat bij intensieve neerslaggebeurtenissen het hemelwater wateroverlast veroorzaakt in deze bouwblokken.
Ontwatering
De ontwatering is de afstand tussen de hoogste grondwaterstanden en het maaiveld, de terreinverharding of de vloeren van de bebouwing. Het is belangrijk om voldoende ontwatering te realiseren om grondwateroverlast en verzakking van terreinverharding te voorkomen. Conform de uitgangspuntennotitie van waterschap Hunze en Aa's worden de volgende ontwateringsnormen gehanteerd:
De ontwateringseisen dienen te worden afgestemd met de oppervlaktewaterpeilen. Wanneer er onvoldoende ontwatering aanwezig is, wordt eerst gekeken naar mogelijkheden voor ophoging. Als tweede komt drainage in beeld. Bezien vanuit duurzaamheid heeft drainage niet de voorkeur.
Waterkwaliteit
Omdat het hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater, is het belangrijk de waterkwaliteit te bewaken. Om deze reden worden in het plan geen uitloogbare materialen (lood, koper, zink) toegepast. Daarnaast wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van strooizout en chemische onkruidbestrijding.