Plan: | perspectiefplan Boeren Nieuw Buinen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1681.05BP0005-VG01 |
Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat voor het vaststellen van ruimtelijke plannen de watertoetsprocedure dient te worden doorlopen. Het doel van de Watertoets is om de waterbeheerders vroegtijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming en waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar te maken in het plan. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Hunze en Aa's.
Het plannen voor de verplaatsing van de agrarische bedrijven zijn aangemeld op www.dewatertoets.nl. Hiermee zijn de voorgenomen plannen kenbaar gemaakt aan het waterschap. Via deze weg is de uitgangspuntennotitie verkregen, die input levert aan deze waterparagraaf.
Zowel de uitgangspuntennotities als de instemmende reactie van het waterschap zijn in de bijlage opgenomen, zie Bijlage 3.
Waterbeheersplan 2010-2015
Het beleid van waterschap Hunze en Aa's is verwoord in het nieuwe beheerplan 2010-2015. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en –afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.
Notitie stedelijk waterbeheer, waterschap Hunze en Aa's
In het beleid van waterschap Hunze en Aa's (Notitie stedelijk waterbeheer, maart 2003) staat het beheer van waterkeringen en het watersysteem centraal. Daarbij zijn het niet afwentelen van problemen en het aansluiting bij het natuurlijke watersysteem belangrijke elementen. Hunze en Aa's handelt vanuit een principe van een natuurlijke evenwicht. Het watersysteem dient zodanig te worden ingericht dat wateroverlast voorkomen wordt. Dit kan onder meer bereikt worden door voldoende bergingscapaciteit in het oppervlaktewatersysteem te creëren in combinatie met infiltratie in de bodem. Het waterschap stelt voorts waterkwaliteitsnormen op, gerelateerd aan functies en gebieden. Daarbij staat de watersysteembenadering voorop. Ook voert het waterschap actief bronnenbeleid ter voorkoming van ongewenste overstortsituaties.
Watersysteemplan Veenkoloniën
In het watersysteemplan Veenkoloniën, dat door waterschap Hunze en Aa's is opgesteld wordt onderscheid gemaakt tussen een korte termijn strategie en een lange termijn strategie. De korte termijn strategie richt zich vanaf het heden tot 2015 en heeft als zwaartepunt het op orde krijgen van het watersysteem. De lange termijn strategie richt zich op de tijd er na op het op orde houden van het watersysteem. Veiligheid, wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zijn de thema's van het beleid.
De beschrijving van de huidige situatie is gericht op de drie agrarische bedrijven die worden verplaatst. Voor het overige plangebied blijft de huidige situatie gehandhaafd en is een watertoets derhalve niet noodzakelijk.
Bodem
De bodem op de planlocaties op de Bodemkaart van Nederland (kaartblad 12/13) is gekarteerd als Moerige eerdgronden, Moerige podzolgronden en Veldpodzolgronden. De moerige gronden hebben een veenkoloniaal dek met daaronder een moerige laag. De moerige eerdgrond is gelegen op zand. De Veldpodzolgrond is getypeerd als gemeenschappelijk gebruikt, buiten de essen gelegen, heideveld.
In onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven van de Bodemkaart van Nederland met daarin het projectgebied van de watertoets en de locaties van de drie te verplaatsten agrarische bedrijven (gele cirkels).
De ondergrond (bron: TNO) bestaat tot 14 meter beneden maaiveld uit matig fijn zand. In de laag van 14 tot 20 meter beneden maaiveld bevindt zich zeer grof zand. Vanaf 21 meter beneden maaiveld bevinden er zich enkele kleilagen met een dikte van 0,2 meter afgewisseld door zandlagen.
Grondwaterhuishouding
Op de Bodemkaart van Nederland zijn de grondwatertrappen gekarteerd. Hieruit blijkt dat in het gebied grondwatertrappen III en V heersen. Ten oosten van de locaties heerst ook het grondwaterregime van grondwatertrap IV. De bijbehorende Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) en Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) zijn in de volgende tabel opgenomen.
III | IV | V | |||
GHG | < 0,4 m-mv | > 0,4 m-mv | < 0,4 m-mv | ||
GLG | 0,8 – 1,2 m-mv | 0,8 – 1,2 m-mv | > 1,2 m-mv |
In onderstaande afbeelding is een uitsnede weergegeven van de grondwatertrappen met daarin het projectgebied van de watertoets en de locaties van de drie te verplaatsten agrarische bedrijven (gele cirkels).
Oppervlaktewaterhuishouding
In de huidige situatie is het projectgebied in gebruik voor agrarische doeleinden. In de voorgenomen ontwikkelingen zijn geen watergangen anders dan kavelsloten gelegen. In het noorden, vlak buiten het projectgebied, is er een visvijver. Ten zuiden van de locaties ligt het kanaal de Dreefleiding. Deze watert af op het Musselkanaal. Ten oosten van het projectgebied is een vloeiveld, welke ingericht is om 1x in de 25 jaar te inunderen.
Watersysteem De Veenkoloniën
Het projectgebied valt binnen het gebied van de veenkoloniën. Veenkoloniën typeren zich als uitgestrekte agrarische gebieden met lintbebouwingen langs de kanalen. De veenontginning is begonnen in de 15e eeuw. Deze karakteristieke eigenschappen zijn samen met de eis van waterberging bij extreme buien de peilers van de ontwikkeling die de komende jaren in gang gebracht en uitgevoerd dient te worden.
Door het oxideren van het veen zal er een bodemdaling intreden. Deze bodemdaling is voor het projectgebied bepaald tussen de 0 en 20 cm. Hemelwater dient zo optimaal mogelijk in het oppervlaktewatersysteem worden ingebracht. Hierdoor kan een verbetering van de waterkwaliteit behaald worden en wordt het wateraanvoerstelsel minder belast.