direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuw-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland wil voor haar grondgebied over actuele bestemmingsplannen beschikken. In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is daarnaast de verplichting opgenomen dat een bestemmingsplan niet ouder mag zijn dan 10 jaar. Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied Nieuw-Haamstede is vastgesteld op 22 december 2005.

1.2 Doel

Voorliggend bestemmingsplan wordt opgesteld met als doel te voldoen aan de actualiseringsverplichting uit de Wro. Daarnaast wordt de geldende regeling aangepast aan de huidige maatschappelijke normen over wat er in een bestemmingsplan vastgelegd dient te worden. Het gaat dan onder andere om de in de geldende bestemmingsplannen gehanteerde systematieken, deze zijn gedeeltelijk achterhaald. Verder vragen gewijzigd vastgesteld beleid, verleende vrijstellingen, ontheffingen of afwijkingen om een aangepaste regeling. Primair is sprake van een consoliderend bestemmingsplan. Ook nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied, mits volledig ruimtelijk afgewogen en bestuurlijk positief op besloten, kunnen worden meegenomen. Vooralsnog is dit niet aan de orde.

1.3 Ligging en plangrenzen

Het plangebied omvat de bebouwde kom van Nieuw-Haamstede. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de plangrens van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Nieuw-Haamstede'. Ook wordt het plangebied omsloten door het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen'. Dit laatste bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld.

In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied opgenomen. Een uitgebreide beschrijving van het plangebied is te vinden in hoofdstuk 3 van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0001.jpg"

Ligging van plangebied Nieuw-Haamstede

1.4 Geldende bestemmingsregeling

Voor de gronden die binnen het bestemmingsplangebied Nieuw-Haamstede vallen, wordt de bestaande bestemmingsregeling herzien. Daarmee vervallen de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende plannen:

Naam plan   Datum Vaststelling   Vervalt geheel of gedeeltelijk  
Bebouwde Kom Nieuw-Haamstede   22 december 2005   geheel  
Bebouwde Kom Nieuw-Haamstede, 1e herziening   25 oktober 2007   geheel  
Facetbestemmingsplan Archeologie   29 oktober 2009   gedeeltelijk  
Strandweg 21 Nieuw-Haamstede   20 december 2012   geheel  

Overzicht te vervallen plannen

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2, 3 en 4 worden achtereenvolgens het beleidskader, het planologisch kader en het milieu- en duurzaamheidskader beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied toegelicht. Daarna volgt hoofdstuk 6 met daarin de juridische aspecten en hoofdstuk 7 met een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid. De toelichting van dit bestemmingsplan wordt afgesloten met een hoofdstuk over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 Beleidskader

2.1 Inleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft te maken met geldende beleidskaders van diverse overheden. Deze kaders zijn van invloed op de inhoud van een bestemmingsplan. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, dient zich te bewegen binnen de marges van deze beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante beleidskaders en de wijze waarop deze in dit plan hun grondslag vinden, beschreven. Een uitgebreide beschrijving van geldende beleidskaders is opgenomen in bijlage 1 Beleidskader.

2.2 Europees beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende Europese beleidskaders, waarvan de Kader Richtlijn Water de meest relevante is. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieu- en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingplan zijn deze kwaliteiten beschermd door conserverende bestemmingen.

2.3 Rijksbeleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskaders, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Nota Belvedère, de Modernisering Monumentenzorg (MoMo), en Nationaal Bestuursakkoord Water, het Nationaal Waterplan. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteiten, cultuurhistorische waarden en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingplan zijn deze beleidsuitgangspunten geborgd door conserverende bestemmingen. Ook sluit het bestemmingsplan aan op de Waterwet en de regelgeving voor de Natura 2000.

2.4 Provinciaal beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende provinciale beleidskaders, waaronder het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018, met de daarbij behorende Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ), het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland, de Zeeuwse Nota Waterkeringen en het Natuurbeheerplan Zeeland. Met name het Omgevingsplan en de VRPZ zijn voor dit bestemmingsplan van belang en worden hierna toegelicht. Daarbij is de inhoud van het Omgevingsplan sturend en de inhoud van de Verordening leidend.

Omgevingsplan Zeeland (2012-2018)

Verblijfsrecreatie

De Provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten. Daarom is gekeken naar het marktperspectief voor de meest ruimtevragende verblijfsrecreatieve sectoren (kamperen, recreatiewoningen, hotellerie en watersport). Dit onderzoek heeft geleid tot een recreatiekansenkaart die de onderlegger vormt voor het recreatiebeleid. Voor de geboden verblijfsrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in hotspots, kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland.

Nieuw-Haamstede valt in het gebied 'kustzone'. Revitalisering vormt de belangrijkste opgave voor het verblijfsrecreatieve aanbod in de kustzone. Om dit te kunnen realiseren wordt bestaande bedrijven de mogelijkheid geboden tot kwaliteitsverbetering en productinnovatie (of transformatie) al dan niet in combinatie met beperkte uitbreiding. In Nieuw-Haamstede hebben vier locaties een horecabestemming, namelijk hotel 'Duinhotel Burgh-Haamstede' aan de Torenweg 1, groepshotel 'De Schouwsche Boer' aan de Torenweg 10, hotel-bar-restaurant en appartementencomplex 'De Torenhoeve' aan de Torenweg 38 en een snackbar aan de Strandweg ter hoogte van het Vuurtorenpad. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden tot nieuwvestiging van verblijfsrecreatie, en voorziet ook niet in mogelijkheden in uitbreiding van de bestaande horecagelegenheden ten op zichte van de planologische regeling zoals in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Nieuw-Haamstede'.

Voorzieningen

De Provincie heeft als doelstelling een goed voorzieningenniveau voor alle bewoners, toeristen en bedrijven, vanwege het grote belang voor de leefbaarheid en economie. Voorzieningen zijn betaalbaar, bereikbaar en divers.

De Provincie zet zich in voor het toekomstbestendig maken van het Zeeuwse voorzieningenstelsel. Het bieden van een goede kwaliteit van voorzieningen is daarbij belangrijker dan de fysieke nabijheid.

Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling van functies en versterking van attractieve steden ziet de Provincie (binnenstedelijke) kernwinkelgebieden als primaire vestigingsplaats voor detailhandel. In kernen zonder kernwinkelgebied is ruimte voor lokale detailhandel en buiten bestaand bebouwd gebied zijn kleinschalige en aan het buitengebied gebonden vormen van detailhandel mogelijk. In Nieuw-Haamstede is als enige vorm van detailhandel een kleine supermarkt gevestigd aan de Esdoornweg 1. Deze supermarkt is circa 7 maanden per jaar geopend. Voor overige voorzieningen zijn de bewoners van Nieuw-Haamstede aangewezen op Burgh-Haamstede.

Woningbouw en herstructurering

De Provincie streeft een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland na, met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.

Het onderscheid tussen reguliere woningen en recreatiewoningen wordt in de praktijk steeds kleiner. Dit komt ook tot uitdrukking in de wijze van gebruik. Woningen met een permanente woonbestemming worden steeds vaker gebruikt in 'deeltijd', terwijl recreatiewoningen lang niet altijd worden gebruikt voor de recreatieve verhuur aan recreanten en toeristen. De Provincie verwacht dat gemeenten een helder onderscheid maken in het gewenste gebruik via het bestemmingsplan en de gemeentelijke gebruiks- of huisvestingsverordening. Dit biedt de noodzakelijke duidelijkheid voor toekomstige eigenaren voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden. De Provincie ziet kansen voor 'deeltijdwonen' mits dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van wonen en recreatie.

In Nieuw-Haamstede is sprake van 'deeltijdwonen'. Het bestemmingsplan staat permanent wonen en gebruik van de woningen als 2e woning toe.

Kwaliteit en medegebruik natuurgebieden

Doelstelling van de Provincie is bescherming, beheer en ontwikkeling van typisch Zeeuwse natuurwaarden, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het behoud van de (inter)nationale biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

De Provincie beschermt alle bestaande natuurgebieden en de agrarische gebieden van ecologische betekenis planologisch. De bestaande natuurgebieden zijn op kaart 13 van het Omgevingsplan aangegeven. Op deze kaart is te zien dat het natuurgebied Kop van Schouwen op een aantal locaties overlap heeft met de plangrenzen van bebouwde kom Nieuw-Haamstede. Deze overlap wordt verkleind tot een drietal locaties, specifiek tegenover de snackbar achter het toiletgebouw, op het perceel Zeepaardjesweegje 4 en een kleine strook tegenover het parkeerterrein van het Duinhotel aan de Torenweg 1.

Rond natuurgebieden geldt een zone van 100 meter waar bij nieuwe ontwikkelingen wordt beoordeeld of er gevolgen zijn voor de natuur. De gemeenten dienen de bestaande natuurgebieden en de agrarische gebieden van ecologische betekenis via een passende bestemming te beschermen.

De Provincie bekijkt alle natuurgebieden van de EHS systematisch op mogelijkheden voor verbetering van de toegankelijkheid. Vervolgens formuleert de Provincie een streefbeeld voor medegebruik, stelt eisen aan de toegankelijkheid van de beheerssubsidie (SNL) en stimuleert de aanleg van voorzieningen. Daarnaast realiseert de Provincie in samenwerking met onder andere Stichting Landschapsbeheer Zeeland, waterschap, gemeenten en ondernemers per regio een netwerk van wandelpaden door natuurgebieden en over boerenland. Vanuit het verkeers- en vervoersbeleid (PVVP) worden maatregelen genomen om aantasting van de natuur-, landschaps- en recreatiewaarde door autoverkeer te beperken. De belevingswaarde voor wandelaars en fietsers wordt zoveel mogelijk versterkt. Het natuurgebied Kop van Schouwen is openbaar toegankelijk, ook vanuit Nieuw-Haamstede, en kent vele wandelpaden, zodat het natuurgebied een grote belevingswaarde heeft.

Landschap en erfgoed

De Provincie wil waardevolle landschappen en cultuurhistorisch erfgoed in Zeeland beschermen en ontwikkelen, en daarnaast de (in)directe economische baten die voortvloeien uit landschap en erfgoed vergroten. Zij zet zich daarom in om de meest kenmerkende kwaliteiten en waarden in Zeeland te behouden.

De Provincie beoogt de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het Zeeuwse landschap en de aanwezige cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken. In overleg met gemeenten, Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) en Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) zijn de kernkwaliteiten van het Zeeuwse Landschap per regio geïnventariseerd. De Provincie heeft de kwaliteiten een basisbescherming in de ruimtelijke verordening gegeven (zie VRPZ).

Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ)

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de artikelen 2.12, 2.16 en 2.17 uit de VRPZ van belang.

Bestaande Natuur (artikel 2.12)

Artikel 2.12 bepaalt dat in een bestemmingsplan de op kaart 8 van de VRPZ aangegeven gebieden met de aanduiding 'Bestaande natuur', primair de bestemming 'Natuur' krijgen aangewezen. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing mogen positief worden bestemd. Dit is een regeling ter bescherming van de EHS.

Zoals onder het kopje 'kwaliteit en medegebruik natuurgebieden' in het Omgevingsplan reeds omschreven, vallen een drietal locaties in Nieuw-Haamstede onder de aanduiding 'Bestaande natuur'. Deze locaties, daar waar het geen verhardingen of bebouwing betreft, hebben in het voorliggende bestemmingsplan nu de enkelbestemming 'Natuur' gekregen.

Afwegingszone natuurgebieden (artikel 2.16)

Artikel 2.16 bevat regels voor de afwegingszone van 100 meter rond natuurgebieden. Artikel 2.16 heeft betekenis voor nieuwe activiteiten, niet beoogd is beperkingen te stellen aan bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Voorafgaand aan het toestaan van nieuwe activiteiten dient een afweging te worden gemaakt waarbij de natuurwaarden van het naastgelegen natuurgebied moeten worden betrokken. In de regels van voorliggend bestemmingsplan is de afwegingszone van 100 meter opgenomen.

Landschap en erfgoed (artikel 2.17)

Artikel 2.17 schrijft voor dat in de toelichting bij een bestemmingsplan inzicht wordt gegeven in de landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen, zoals vermeld in bijlage 5 van de verordening en kaart 11 van de verordening. De Atlantikwall als lijnelement is geïnventariseerd als kernkwaliteit van provinciaal belang. Nieuw-Haamstede is in de Atlantikwall gelegen. In paragraaf 3.2.5 Historische bouwkunde van dit bestemmingsplan wordt dit beschreven.

Daarnaast is er ook een historische duinbeek aan de Meidoornweg aangewezen als lijnelement van provinciaal belang. Deze duinbeek is, evenals houtwallen die voorheen beschermd waren door de gemeentelijke Wallenverordening 1999, opgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan. Zie ook paragraaf 3.2.3 Historische ecologie voor een beschrijving van duinbeken en houtwallen.

In dit bestemmingplan zijn de provinciale beleidsuitgangspunten geborgd door:

2.5 Regionaal beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende regionale beleidskaders, waaronder het Toetskader bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid, het Beleidsplan Veiligheidsregio Zeeland 2012-2015, het Waterbeheerplan en de Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen. De voornaamste uitgangspunten richten zich op het verbeteren van veiligheid en milieukwaliteit. In het onderhavig bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van conserverende bestemmingen.

2.6 Gemeentelijk beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende gemeentelijke beleidskaders. De ambities op het gebied van wonen, werken en verblijven zijn vastgesteld in de Strategische visie 'Tij van de Toekomst'. In onderhavig bestemmingsplan zijn de bestaande woonfuncties conserverend bestemd en zijn voor werk en verblijfsfuncties mogelijkheden opgenomen die bijdragen aan het halen van de ambities uit de Strategische visie.

In onderhavig plan zijn de diverse beleidskaders voor wonen, detailhandel en horeca doorvertaald. Het gaat daarbij onder meer over de Woonvisie, Detailhandelstructuurvisie en de Horecaontwikkelingsvisie. Deze verschillende beleidsstukken zijn de basis voor de bestemmingsplanregels zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

In het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland zijn de kaders vanuit verschillende milieuaspecten opgenomen. Het bestemmingsplan is op de relevante onderdelen getoetst aan het Milieubeleidsplan. Het bestemmingsplan past binnen de geldende uitgangspunten (zie ook hoofdstuk 4 Milieu- en duurzaamheidskader).

De voorwaarden die voortvloeien uit het Beleidsplan Archeologie zijn doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. Op basis van het beleidsplan is een passende archeologisch bestemmingsregime opgenomen voor de gronden in het plangebied.

Met name de uitgangspunten uit de Woonvisie, de Nota Recreatiewoningen, de Detailhandelstructuurvisie en de Horecaontwikkelingsvisie zijn voor dit bestemmingsplan van belang en worden hierna nader toegelicht.

Woonvisie

In de bijlage 1, paragraaf 5.2 Woonvisie 2013-2022 (2013) zijn de ambities en de strategie van de gemeente beschreven. De grootste uitdaging die er nu voor de gemeente ligt, is de plancapaciteit meer in evenwicht te brengen met de kaders en de beleidsaccenten in de Woonvisie. In totaliteit is de plancapaciteit namelijk momenteel bijna twee keer zo groot als de eigen behoefte en die van vestigers.

Voor de herprogrammering van de nieuwbouw is in de Woonvisie de actie aangegeven dat het college de mismatch in beeld brengt tussen de kaders en plancapaciteit, en een prioriteringsvoorstel doet met bijbehorende woning(her)programmering. Deze mismatch is inmiddels in beeld gebracht, en de Woningmarktafspraken Regio Schouwen-Duiveland zijn op 18 maart 2014 door het college vastgesteld. Daarmee is duidelijk geworden welke stappen de gemeente moet nemen om regie te kunnen pakken en te sturen op de ontwikkelingen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland

Minder en anders

Uit de inventarisatie is gebleken dat we te maken hebben met een kwalitatieve mismatch (behoefte sluit niet aan bij de vraag), een grote overcapaciteit (meer woningbouwplannen, dan behoefte) en te weinig spreiding (te veel plannen in bepaalde kernen/woonmilieus). De gezamenlijke opgave is minder en andere woningen!

Voor alle woonmilieus Zierikzee, Dorpswonen en Wonen aan de kust zijn keuzes gemaakt om zo veel mogelijk aan de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte te voldoen voor eigen inwoners en vestigers. Er is echter veel harde plancapaciteit (85%), waardoor er op dit moment weinig (kwalitatieve) keuzes gemaakt kunnen worden en er ook weinig ruimte is voor nieuwe initiatieven. De gemeente heeft in eerste instantie alleen ruimte gemaakt door zachte plannen te schrappen of deze door te schuiven tot na 2024. En er zijn keuzes gemaakt om minder of geen woningen te realiseren in eigen gemeentelijke plannen. Hiermee willen we het goede voorbeeld geven. Echter het kan niet zo zijn dat alleen de gemeente werkt aan het beter in balans brengen van plannen op vraag en aanbod en daarvoor de financiële consequenties draagt. Het college doet nadrukkelijk ook een beroep op andere (markt)partijen om daaraan ook een bijdrage te leveren.

Woningmarktafspraken regio Schouwen-Duiveland

Met het vaststellen van de regionale woningmarktafspraken heeft het college duidelijkheid gegeven over gewenste en ongewenste ontwikkelingen op basis van de prognoses uit de Woonvisie. Ook vormt dit document de basis om met marktpartijen en corporaties, die plannen hebben voor woningbouw en die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma, in gesprek te gaan. Het college wil in overleg met hen kijken of er mogelijkheden zijn om bestaande plannen kwalitatief aan te passen, zodat de juiste woningen op de juiste plaats gerealiseerd kunnen worden. Hiermee wil het college bovendien ook bereiken dat de concurrentie tussen plannen vermindert, zodat de gewenste woningen echt gerealiseerd worden. Dit is een eerste stap om erop te sturen dat de gemeente nu, maar ook in de toekomst op Schouwen-Duiveland naar wens en behoefte kunnen wonen.

Aanpak verborgen woningbouwplancapaciteit

Uit onderzoek is gebleken dat veel inwoners op Schouwen-Duiveland percelen in hun bezit hebben waarop nog woningbouw mogelijk is. Zij hebben daar tot nu toe -soms al tientallen jaren- geen gebruik van gemaakt. Dit noemen we ook wel de verborgen woningbouwplancapaciteit, deze bouwmogelijkheden maken namelijk geen onderdeel uit van de regionale woningmarktafspraken. Realisatie van al deze verborgen woningbouwplancapaciteit kan de woningmarkt uit balans brengen. Om dit te voorkomen gaan we de verborgen woningbouwplancapaciteit actief terugdringen. In de Structuurvisie Ongebruikte bouwtitels in bestemmingsplannen is de verborgen woningbouwplancapaciteit in beeld gebracht. Hierin is tevens bepaald dat de eigenaren van deze percelen nog 10 jaar de tijd krijgen om gebruik te maken van hun bouwtitel.

Relevantie voor Nieuw-Haamstede

De bestaande woonbestemmingen in dit bestemmingsplan zijn overgenomen conform het oude bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Nieuw-Haamstede'. Er zijn geen lopende woningbouwprojecten in Nieuw-Haamstede en er worden geen nieuwe woonbestemmingen toegevoegd. Percelen waarop nog woningen gerealiseerd mogen worden op basis van het vorige bestemmingsplan zijn in beeld gebracht en voorzien van een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bouwtitel voor een woning kan worden verwijderd. De eigenaren van deze percelen hebben 10 jaar de tijd om alsnog gebruik te maken van de bouwmogelijkheid voor een woning. Wanneer daar geen gebruik van wordt gemaakt, dan wordt te zijner tijd de bouwtitel uit het bestemmingsplan gehaald door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Detailhandelstructuurvisie

In de detailhandelstructuurvisie (DSV) wordt Nieuw-Haamstede niet met name genoemd. Burgh-Haamstede wel. Voor het centrum van Burgh-Haamstede ligt in de hoofdwinkelstructuur van Schouwen-Duiveland de nadruk op 'boodschappen doen'. Het centrum van Burgh-Haamstede heeft net als Bruinisse en Renesse een bovenlokale verzorgingsfunctie voor inwoners en toeristen in het gebied. De visie op de detailhandel in de overige kernen van Schouwen-Duiveland is gericht op het behouden en het versterken van het lokaal verzorgende aanbod om zo de leefbaarheid te waarborgen. Nieuwe supermarkten worden niet voorgestaan.

Zoals in paragraaf 2.4 Provinciaal beleid beschreven is er in Nieuw-Haamstede een kleine supermarkt gevestigd. In dit bestemmingsplan wordt geen uitbreiding voorzien van de bestaande bestemming 'Detailhandel', waar 'detailhandelsbedrijven' zijn toegestaan.

Horecaontwikkelingsvisie

In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (zoals hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (zoals café, discotheek, restaurant). In Nieuw-Haamstede zijn vier horecavestigingen gelegen. Dit betreffen hotel 'Duinhotel Burgh-Haamstede' aan de Torenweg 1, groepshotel 'De Schouwsche Boer' aan de Torenweg 10, en hotel-bar-restaurant en appartementencomplex 'De Torenhoeve' aan de Torenweg 38. Ten slotte is er aan de Strandweg, ter hoogte van het Vuurtorenpad, een snackbar aanwezig. Deze vier locaties hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Horeca', bestemd voor horecabedrijven die voorkomen in categorie 1a, b en c van de bij de regels van dit bestemmingsplan horende Staat van Horeca-activiteiten.

Bed & Breakfast

De visie geeft aan dat het aanbieden van Bed & Breakfast een nevenactiviteit is in een bestaande woning, met een maximaal toegestane aantal van vijf slaapplaatsen. De woning dient bewoond te worden door de hoofdbewoners en is geschikt voor permanente bewoning. Het parkeren van de voertuigen van bezoekers mag uitsluitend op eigen erf plaatsvinden, en enkel terughoudende reclame is toegestaan. Voor het starten van een Bed & Breakfast is geen aparte planologische procedure nodig. Het aanbieden van Bed & Breakfast is in dit bestemmingsplan doorvertaald in artikel 15.3 Bed & Breakfast van dit bestemmingsplan.

Hotels

Een hotel is een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen, zo geeft artikel 1.44 hotel van dit bestemmingsplan aan. De visie geeft aan dat er in de Kop van Schouwen een grote concentratie aan eenvoudige en middenklassehotels is. De visie schrijft dan ook een zeer beperkte groei voor, voor 2 tot 3 sterrenhotels. Aan de andere kant is (nieuw)vestiging van 4-sterrenhotels en eventueel 5-sterrenhotel een wenselijke aanvulling op het aanbod. Het aanbod van hotels in Nieuw-Haamstede sluit aan bij de visie, nu er een groepshotel, een 3-sterrenhotel en een 4-sterrenhotel aanwezig zijn. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuw vestiging voor hotels mogelijk, de aanwezige hotels kunnen enkel nog uitbreiden voorzover de bestemmingsplanregeling daar in voorziet.

Terrasoverkappingen

De gemeente wil inspelen op de trend in de consumptieve horeca tot het overkappen van terrassen. De laatste jaren komen er steeds meer verzoeken voor het geheel of gedeeltelijk overkappen van terrassen, over het algemeen in de vorm van aan weerszijden van een stalen frame uitschuifbare zonneschermen. De gemeente wil hieraan, waar mogelijk, medewerking verlenen ter bevordering van jaarrondexploitatie van terrassen en daarmee seizoensverlenging.

Omdat terrasoverkappingen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, heeft de gemeente hiervoor welstandscriteria geformuleerd in de 'Beleidsregels terrassen Schouwen-Duiveland'. In artikel 5 Horeca van dit bestemmingsplan zijn horecaterrasoverkappingen tot 4 meter toegestaan.

Consumptieve horeca

Nieuw-Haamstede wordt als horecaontwikkelingsgebied voor consumptieve horeca niet genoemd in de visie.

Nota Recreatiewoningen

In de Nota Recreatiewoningen heeft de gemeente kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan naar de markt van recreatiewoningen op Schouwen-Duiveland. Op basis van het behoefteonderzoek recreatiewoningen zijn voor het uitgangspunt 'herstructurering van recreatiewoningen(terreinen) gaat voor nieuwbouw' de volgende prioriteiten geformuleerd:

  • 1. Herstructurering van bestaande recreatiewoningterreinen.
  • 2. Nieuwbouw op een bijzondere locatie met een voor Zeeland uniek concept;
  • 3. Omvorming van bestaande reguliere kampeerterreinen met enkel permanente standplaatsen.

Op grond van het voorliggende bestemmingsplan, kunnen de woningen in Nieuw-Haamstede gebruikt worden als permanente woning, of als 2e woning. Ofschoon bekend is dat er wel woningen zijn die recreatief worden verhuurd, staat dit bestemmingsplan geen recreatieve verhuur toe. Het omzetten van een 2e woning naar recreatiewoning is niet als prioriteit benoemd in de Nota Recreatiewoningen. Uit het behoefteonderzoek is ook niet gebleken dat er behoefte is aan (planologisch) toevoegen van nieuwe recreatiewoningen. Bovendien is in de Nota Recreatiewoningen vastgelegd dat er in de Kop van Schouwen, waar Nieuw-Haamstede onderdeel van uit maakt, omwille van de hoge natuurwaarden geen uitbreiding van het aantal recreatiewoningen meer plaats kan vinden. De Nota Recreatiewoningen is dan ook niet van toepassing op Nieuw-Haamstede.

2.7 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het onderhavig plan aansluit bij het beleid zoals hierboven beschreven.

3 Planologisch kader

3.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Daarbij is aandacht nodig voor de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke opbouw en de functionele opbouw van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk wordt dit in beeld gebracht door een historische analyse, een ruimtelijke analyse en een functionele analyse.

3.2 Historische analyse

3.2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Nieuw-Haamstede is ontstaan in een duinpolder in de binnenduinen (of oude duinen). Het gebied is al sinds de Middeleeuwen als cultuurgrond in gebruik. Van oudsher bestaan de binnenduinen uit twee soorten gronden: de besloten, bosachtige lagere delen en de open en hoger gelegen duingraslanden. Nieuw-Haamstede behoort met zijn hoogteligging van 3 tot 4 meter + NAP tot de lager gelegen delen. Voordat het dorp ontstond, was hier dan ook sprake van een cultuurlandschap van elzenmeten (ook wel haaimannen genoemd). Het gebied was opgedeeld in akkers en meetjes. Er stonden twee grote boerderijen in het gebied: de Torenhoeve en Lust en Leven (tegenwoordig de Schouwsche Boer). Langs de greppels lagen walletjes met elzenhakhout dat brandstof opleverde en de akkers en meetjes beschermde tegen de wind en het stuifzand. De akkers en meetjes werden afwisselend gebruikt voor teelt (zoals rogge) en beweiding. De omliggende duingraslanden, ook wel vroongronden genoemd, werden vooral gebruikt voor beweiding en de jacht op konijnen. Tot circa 1780 werd het elzenhakhout gebruikt om de vuurboeten mee te stoken. Deze vuurboeten stonden in de duinen, onder andere langs het Oude Vuur, en deden dienst als lichtbaken voor de scheepvaart. Later ging men over op het stoken van kolen, totdat van 1837 tot 1840 de Westerlichttoren werd gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0002.jpg"

Kaartfragment 1750, Hattinga (bron: Geografisch loket provincie Zeeland)

Gezien de in het begin van de 19e eeuw reeds gemoderniseerde kustverlichting elders in Nederland, vond men het noodzakelijk om de gebrekkige verlichting langs de Schouwse duinkust hierbij aan te passen. Ten behoeve van de scheepvaart in het Brouwershavense Gat, en uiteraard ook de Noordzee, werd van 1837 tot 1840 een stenen vuurtoren gebouwd achter de duinen van Haamstede met enkele lichtwachterswoningen. De toren werd 47 meter hoog, gerekend vanaf het omliggende maaiveld. Tot circa 1920 was er niet veel meer bebouwing dan de boerderijen, de vuurtoren en de bijbehorende dienstwoningen.

In de jaren ‘30 werd ten oosten van de Westerlichttoren het vliegveld Haamstede aangelegd. Dit is de directe aanleiding geweest om de vuurtoren te beschilderen met zijn kenmerkende rood-witte spiraal. Op die manier was de toren goed zichtbaar voor het luchtverkeer. De luchtlijn Rotterdam-Haamstede was de eerste binnenlandse luchtlijn van de KLM (vanaf juli 1931). De dreigende oorlog bracht een vroegtijdig einde aan de Zeeuwse luchtlijn: de vliegeropleiding van de Wapen der Militaire Luchtvaart werd van Soesterberg naar Haamstede verplaatst. Op 13 maart 1940 kreeg het vliegveld, op last van Defensie, een uitsluitend militaire functie. De dienst is na de oorlog niet hervat, na 1945 bleef het in de oorlog beschadigde vliegveld Haamstede acht jaar lang ongebruikt. Rijkswaterstaat liet na de Watersnoodramp in 1953 weer een landingsbaan aanleggen om in noodgevallen een normale verbinding met het eiland mogelijk te maken. Later keurde de Rijksluchtvaartdienst de baan af en is het vliegveld in gebruik genomen als zweefvliegveld. Het gebouw van de KLM, dat in de oorlog was verwoest, is herbouwd als hotel-restaurant.

Gelijk met de aanleg van het vliegveld kwam vanaf 1920 ook het toerisme in opkomst. Het agrarische gebruik is vanaf dat moment steeds minder geworden, totdat in de jaren '80 en '90 ook de laatste akkers en boomgaarden plaats hebben gemaakt voor woningbouw. Reeds vanaf de jaren dertig werden op verschillende plaatsen binnen het huidige Nieuw-Haamstede vakantiewoningen opgericht. In die periode heeft Nieuw-Haamstede ook zijn naam gekregen. Aan de Torenweg werd toen ook de boerderij Lust en Leven omgevormd tot hotel-restaurant De Schouwsche Boer. Ook hotel-restaurant De Torenhoeve is een voormalige boerderij. Door de Tweede Wereldoorlog moest De Torenhoeve worden ontruimd. In 1947 werd het gebouw opgeknapt, waarna het huidige hotel-restaurant zich er vestigde.

Na de Watersnoodramp zijn de eerste planmatige uitbreidingen in Nieuw-Haamstede gerealiseerd. Ten zuiden van de vuurtoren en de Torenhoeve werd het Oostenrijkse Dorp gebouwd, dat bestaat uit de straten Lijsterbesweg, Populierenlaan, Acacialaan, Elzenpad, Abelenpad, Berkenpad en Larixweg. Ten zuiden van De Schouwsche Boer werden twee straten aangelegd met Noorse geschenkwoningen: de Duindoornweg en de Duinroosweg.

Vanaf 1960 is het gebied tussen de Strandweg en de Torenweg geleidelijk aan verkaveld. Het oorspronkelijke verkavelingsplan ging daarbij nog wel uit van een mengeling van (al dan niet recreatieve) woningen op zeer ruime kavels en tuinbouwgronden. De bebouwing zou zich vooral concentreren aan beide zijden van het huidige dorp, rondom de vuurtoren en rondom de Schouwsche Boer. De tussenliggende gronden bleven in eerste instantie in gebruik als tuinbouwgrond. Rond 1980 heeft uitbreiding aan de Kamperfoelielaan plaatsgevonden. De laatste uitbreiding van Nieuw-Haamstede heeft vanaf 1990 plaatsgevonden op het laatste stukje agrarische grond rond de Korenbloemlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0003.jpg"

Ontwikkeling van Nieuw-Haamstede

3.2.2 Historische geografie

Voor de geologische geschiedenis van Schouwen-Duiveland zijn de gebeurtenissen in het laatste deel van het Pleistoceen en in het Holoceen bepalend geweest voor het huidige landschap. Gedurende het laatste deel van het Pleistoceen (de periode van de ijstijden) is in dit deel van Zeeland een pakket van tien tot vijftien meter dik dekzand afgezet. Het zand werd door de wind aangevoerd uit de toen drooggevallen Noordzee.

Na afloop van de laatste ijstijd, zo'n tienduizend jaar geleden, werd het klimaat warmer en vochtiger. Als gevolg van het afsmelten van de uitgestrekte ijskappen steeg de zeespiegel en rees ook de grondwaterstand. Er ontstonden gunstige omstandigheden voor veenvorming, waardoor de zandafzettingen in de ondergrond bedekt zijn geraakt met een veenlaag (basisveen later Hollandveen). Omstreeks 5000 jaar geleden werd de veenvorming onderbroken, doordat ongeveer ter plekke van de huidige Nederlandse kust een reeks parallelle strandwallen opstoof waarbij jongere strandwallen gevormd werden ten westen van de oudere. Wegens de doorgaande, doch langzamere zeespiegelstijging werden de jongere strandwallen hoger dan de oudere. Tevens werden door aanlandige wind lage duinen gecreëerd op de strandwallen, zoals bij Haamstede. Er ontstond dus een duinenkust, met een waddengebied er achter. De veenlagen werden bedekt met wadafzettingen, voornamelijk klei en zavel.

Circa 3700 jaar geleden was er zo een vrijwel geheel gesloten strandwal langs de gehele Nederlandse kust ontstaan. Op de zo ontstane strandvlaktes tussen de strandwallen ging de ophoging van zand verder in de vorm van duinvorming. Deze strandwallen worden ook wel de oude duinen genoemd.

Door een sterke aanvoer van zand vanuit de zee werden tussen 1000 en 1300 de aanwezige oude duinen overstoven, evenals het achterliggende zeekleilandschap. Er vormden zich grote paraboolduinen, die steeds verder naar het oosten schoven. De restanten van deze paraboolduinen liggen nu ten zuiden van Nieuw-Haamstede en ten westen van Haamstede. Vanaf de 17e tot en met de 19e eeuw is hier opnieuw zand overheen gestoven waarbij de hoge Meeuwenduinen zijn gevormd. De verstuivingen werden vanaf 1923 aan banden gelegd door de aanplant van helmgras en duinbebossing. De hoogste duintoppen reiken tot circa 30 meter boven NAP.

Het noordelijke deel van de Kop van Schouwen bestaat uit een smalle zone jonge duinen en een brede strook oudere binnenduinen. Deze gronden werden vroeger als cultuurland (vroongronden) gebruikt voor graanteelt, hakhout en beweiding. Sterke verstuiving en agrarisch gebruik hebben geleid tot een licht geaccidenteerd landschap van lage duinkopjes en ondiepe laagten. Vooral in het oostelijke deel, langs de voormalige Vroonweg, is het reliëf goed behouden. De vroongronden zijn plaatselijk geheel ontkalkt en bestaan uit droge en vochtige graslanden, afgewisseld met wat bosjes. Op veel plaatsen bevindt zich op een diepte van 2-3 meter nog kalkhoudend materiaal in de ondergrond. De diepste valleien krijgen toestroom van grondwater dat in contact staat met deze kalkrijke lagen.

Het gebied kent van oudsher een hoge grondwaterstand. Tot 1683 werd het overtollige water afgevoerd naar het strand via het Palinxgat. Toen dat door duinvorming werd afgesloten, werd het water via duinwateringen naar de lager gelegen polder Schouwen afgevoerd.

Aan de zeezijde van het binnenduingebied, direct ten noorden van Nieuw-Haamstede, bevinden zich de Verklikkerduinen, het jongste gedeelte van de Kop van Schouwen. Deze liggen op een plaats waar tot in de 17de eeuw een waterloop vrij afstroomde naar zee, het Palinxgat. De zee had hier via een breed zandstrand vrij toegang tot de vroongronden. In de 17de eeuw is dit zeegat dichtgestoven, waarbij ook de vroongronden deels met zand bedekt raakten. Bij de Verklikkerduinen groeit de kust nu aan, zodat hier jonge duintjes en een reeks van afgesnoerde strandvlakten zijn gevormd, te midden van hoge duinruggen. Het gebied achter de Verklikkerduinen ligt lager dan de landinwaartse vroongronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0004.jpg"

Kaart topografie Kop van Schouwen

3.2.3 Historische ecologie

De hoge natuurlijke grondwaterstand van het gebied maakte dat hier van oudsher vooral soorten standhielden die goed tegen het hoge grondwater bestand waren: grasachtige vegetaties, elzen en wilgen. Om het gebied in cultuur te brengen werden haaimannen aangelegd: kleine akkers (of meetjes), omzoomd met greppels en houtwallen. Ook elzenmeten, waar elzen werden geplant voor de houtproductie, kwamen hier veelvuldig voor.

Toen door polderbemaling in de 19e eeuw de grondwaterstand in de binnenduinen daalde, had dit ook zijn uitwerking op de vegetatie. Veel elzenmeten werden gerooid en de grond werd meer voor tuinbouw gebruikt. De percelen werden daarbij ook wat groter. Veel later, in de loop van de 20e eeuw, is men de bijzondere natuurwaarden van het duingebied meer gaan beschermen en is onder andere de grondwaterstand weer verhoogd.

Duinbeken

Duinbeken zorgen van oudsher voor de afwatering van overtollig hemel- en grondwater uit het gebied. De oorspronkelijke duinbeek ligt in het verlengde van de Torenweg aan de Meidoornweg. In de Verordening Ruimte Provincie Zeeland is deze opgenomen op kaart 11 Landschap en Erfgoed. Recentelijk is er een tweede duinbeek aangelegd aan de zuidzijde van Nieuw-Haamstede. Deze takt even buiten Nieuw-Haamstede aan op de historische duinbeek. In het bestemmingsplan is de duinbeek aan de Meidoornweg opgenomen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0005.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0006.jpg"

Foto links: oude duinbeek Meidoornweg; foto rechts: houtwallen aan weerszijden van de Torenweg

Houtwallen

In het gebied zijn vandaag de dag nog diverse houtwallen aanwezig, die het gebied al sinds de Middeleeuwen kenmerken. Deze kenmerkende landschapselementen zijn opgeworpen bij het wegzetten van opgestoven zand dat op de akkers en weides terecht kwam. Ze dienden bovendien als erfafscheiding en door ze met dicht struweel van met name elzen, wilgen en doornstruiken te beplanten tevens als wildkering. Het hakhout werd bovendien gebruikt voor verwarming of het stoken van bakovens. Houtwallen komen uitsluitend voor in het duingebied. De hoogte van de wallen varieert van 0,20 tot 1,50 meter. De breedte varieert van 1 tot 6 meter. De houtwallen hebben een hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarde.

Voorheen werden de houtwallen beschermd door de gemeentelijke Wallenverordening 1999 en in dit bestemmingsplan zijn ze voorzien van een aanduiding 'houtwal', voor zover deze zijn gelegen op gronden met een bestemming Groen. Op de verbeelding is een zone van 6 meter breed aangeduid (3 meter aan weerszijde van de hartlijn van de houtwal). In de regels zijn voor deze gronden enkele bepalingen opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde van de houtwallen. De gronden waar deze zone van 6 meter breedte samenvalt met wegverhardingen zijn hiervan uitgezonderd, omdat de houtwallen daar fysiek in ieder geval niet (meer) aanwezig zijn. De gemeenteraad heeft in 2010 bovendien besloten om houtwallen op particuliere grond niet langer te beschermen, waardoor ook de houtwallen gelegen binnen de bestemmingen Wonen en Wonen - Landhuis niet als zodanig worden aangeduid op de verbeelding.

Langs de Torenweg is de oorspronkelijke houtwal aan weerszijden nog duidelijk herkenbaar. Langs de Strandweg is de oude houtwal eveneens nog duidelijk aanwezig in de voortuinen van de grote landhuispercelen. Opvallend daarbij is dat de historische houtwal hier gedeeltelijk buiten de huidige verkaveling ligt. Ter hoogte van Strandweg 23 tot 30 ligt de oorspronkelijke houtwal in een puntvorm noordelijk van de weg. Tussen Strandweg 29 en 34 en Torenweg 32 en 36 liggen bovendien nog houtwallen aan weerszijden van de oorspronkelijke akkertjes. Bij de verkaveling van de landhuispercelen zijn deze veelal gebruikt als reeds bestaande erfafscheiding. Aan de zuid- en oostzijde van het Oostenrijkse Dorp is nog een lage houtwal aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0007.jpg" Kaart houtwallen en duinbeken

3.2.4 Archeologie

De archeologische rijkdom van een gebied is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het landschap. Het aantreffen van archeologische resten is immers sterk afhankelijk van de mogelijkheden tot bewoning en gebruik van het landschap in het verleden. Op Schouwen-Duiveland is de invloed van de zee een zeer belangrijke factor. Het landschap heeft door de eeuwen heen een sterk dynamisch karakter gehad. Deze ontwikkelingsdynamiek heeft de mogelijkheden van gebruik sterk beïnvloed. Verder kunnen door het dynamische landschap tevens eventuele archeologische resten aan het oog zijn onttrokken door erosie of juist bedekking met sedimenten. Voorbeelden hiervan zijn weggespoelde nederzettingen die in de geul van de Oosterschelde zijn verdwenen of nederzettingen die overstoven zijn met duinzand.

Het is dan ook niet vreemd dat de hoogste archeologische waarden te vinden zijn op de plekken die als eerste bewoond werden. Een groot archeologisch monument ligt dan ook in het duingebied bij Haamstede, waar al vanaf het Neolithicum (4000 - 3100 v.C.) bewoning heeft plaatsgevonden. Ook op de voormalige eilanden Duiveland en Dreischor liggen diverse terreinen met hoge archeologische waarde.

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0008.png"

Het gehele plangebied van dit bestemmingsplan valt in het gebiedstype 'archeologisch onderzoeksgebied A', waarvoor geldt dat er wel een bepaalde verwachtingswaarde is. Pas bij ontgravingen dieper dan 50 centimeter en over een totale oppervlakte van meer dan 2500 m2 is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

3.2.5 Historische bouwkunde

Monumenten

In het plangebied zijn de volgende objecten aangewezen als Rijksmonumenten:

  • Vuurtoren, Vuurtoren 1, monumentennummer: 38794
  • Woonhuis, Vuurtoren 2, monumentennummer: 38795
  • Dubbel woonhuis, Vuurtoren 3 en 4, monumentennummer: 38796
  • Dubbel woonhuis, Vuurtoren 5 en 6, monumentennummer: 38797

In het plangebied zijn verder geen Rijks- of gemeentelijke monumenten.

De tussen 1837 en 1840 naar ontwerp van L. Valk gebouwde vuurtoren (Vuurtoren 1) heeft een grondoppervlak met een doorsnede van 12.20 meter. Feitelijk bestaat de toren uit twee om elkaar heen gebouwde torens. In de ruimte tussen de torens is een wenteltrap aangebracht. De kenmerkende rood-witte spiraalvormige beschildering is pas in 1935-'37 aangebracht in verband met het vliegveld dat nabij was aangelegd. In 1979 is het lichthuis van de vuurtoren vervangen door een moderner exemplaar met een hogere lichtsterkte. Het oude lichthuis doet sindsdien dienst als kantoor van de havenmeester in Burghsluis.

De uit circa 1840 daterende eenlaags vuurtorenwachterwoningen (Vuurtoren 2-6) zijn tegelijk met de toren gebouwd en deels met elkaar verbonden door zigzag-muren met rondboogdoorgangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0010.jpg"

Foto's vuurtoren

Geschenkwoningen

Door de watersnoodramp in 1953 zijn op Schouwen-Duiveland veel woningen verloren gegaan. Hoewel Nieuw-Haamstede door de hoge ligging in de duinen zelf niet te lijden heeft gehad onder de watersnoodramp, zijn hier wel geschenkwoningen gebouwd. De hoge gronden waren immers nog droog. De houten geschenkwoningen die na de ramp van Zweden, Noorwegen, Denemarken en Oostenrijk werden verkregen, zijn een stille herinnering aan het leed dat aan deze geschenken vooraf ging. De meeste woningen werden geleverd door de Rode Kruisorganisaties uit deze landen. Deze woningen waren oorspronkelijk bedoeld om de geëvacueerde bevolking van noord-Scandinavië na de Tweede Wereldoorlog te kunnen huisvesten. Een aantal van deze prefab-woningen was daar echter niet gebruikt, omdat ze onvoldoende geïsoleerd waren voor het hoge noorden. Voor de Nederlandse omstandigheden voldeden ze wel en zodoende kregen de woningen in 1953/1954 alsnog een bestemming. De Oostenrijkse woningen waren bedoeld als vakantiewoningen.

Houtbouw was destijds nog een relatief onbekende bouwwijze. Doordat het prefab-bouwdelen waren, konden ze veel sneller gebouwd worden dan de traditionele stenen huizen. Nog steeds kunnen we de noodwoningen herkennen aan hun kenmerkende houten gevels, die verder weinig voorkomen in de omgeving. Volledig authentieke woningen komen echter niet meer voor. Aan de buitenzijde zijn veel woningen gewijzigd. Het vervangen van de houten wanden door metselwerk is daarvan de meest ingrijpende, maar ook wijzigingen in raampartijen zijn veelvuldig uitgevoerd. Het interieur van de woningen, met de originele kamerindeling en meegeleverde keuken is vrijwel overal gewijzigd.

De Oostenrijkse geschenkwoningen verschillen sterk van de Noorse. De Noorse woningen waren de grootste van alle geschenkwoningen. Deze vrijstaande woningen van één laag met een hoge kap staan op ruime kavels. Kenmerkend zijn de houten gevels. Oostenrijkse woningen bestaan uit één bouwlaag met een zeer flauwe kap. Het Oostenrijkse Dorp is bovendien ontwikkeld vanuit de gedachte dat het slechts enkele jaren gebruikt zou worden voor noodbewoning, om daarna verder dienst te doen als vakantiepark. Tot op de dag van vandaag worden nog veel van deze woningen gebruikt als vakantiewoning, hoewel er toch ook veel mensen permanent wonen in deze wijk. Kenmerkend voor het Oostenrijkse Dorp is dat er bij de bouw veel aandacht is besteed aan het kleurgebruik aan de buitenzijde van de huizen. Alle ramen, deuren en kozijnen moesten zuiver glanzend wit worden geschilderd en per groepje woningen werd er een kleurencombinatie aanbevolen voor het overige houtwerk: grijs met groen, gebroken wit met Engels rood of okerbruin met geel. Deze kleurencombinaties zijn nu helaas niet meer overal aanwezig. Opvallend is dat, in tegenstelling tot in de meeste andere kernen, de straatnamen in Nieuw-Haamstede niet verwijzen naar de herkomst van de woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0013.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0014.jpg"

Boven: Noorse geschenkwoningen aan de Duinroosweg in aanbouw (W 0428) en anno 2014
Onder: het Oostenrijkse dorp in de jaren '50 (DIA 3725) en anno 2014

Atlantikwall

In de Tweede Wereldoorlog is de Atlantikwall aangelegd: een linie verdedigingswerken langs de kust die liep van Noorwegen, via Denemarken, Duitsland, Nederland en België naar Frankrijk tot aan de grens met Spanje. De verdedigingslinie, die overigens nooit geheel werd voltooid, bestond uit bunkers, kanonnen en mijnenvelden. De Atlantikwall was geen aaneengesloten muur van verdedigingswerken zoals de naam suggereert. De verdedigingswerken waren geconcentreerd op strategische punten als riviermondingen, zoals bij Hoek van Holland en IJmuiden. Langs de tussenliggende kust werden op geruime afstand van elkaar verdedigingsposten gebouwd. Feitelijk was de Atlantikwall een aaneenschakeling van kustbatterijen, versperringen en ondersteuningsbunkers. Behalve artillerie tegen invasieschepen werd ook luchtafweer en antitankgeschut geplaatst. Bij dit antitankgeschut werden veelal tankversperringen aangelegd, zoals tankgrachten, drakentanden, tankmuren en tankvallen. De Atlantikwall is nooit helemaal voltooid. Na de invasie in Normandië op 6 juni 1944, waarbij de Atlantikwall werd doorbroken, is de bouw grotendeels stilgelegd. Op dat moment waren er 10.273 bunkers afgewerkt en waren er nog 799 bunkers in aanbouw.

Nieuw-Haamstede lag in de Atlantikwall en bovendien werd het vliegveld in gebruik genomen door de Luftwaffe. Er hebben in dit gebied dan ook veel bunkers gestaan. Na de oorlog zijn er veel bunkers geruimd, daarbij al dan niet geholpen door de natuur. Veel bunkers op de eerste duinenrij zijn door afkalven van de duinen in elkaar gestort. Maar er zijn er ook veel geruimd om plaats te maken voor andere bebouwing. De laatste jaren wordt de cultuurhistorische waarde van de restanten van de Atlantikwall echter steeds meer erkend. Ze herinneren ons aan de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog en vormen de getuigenis van de enorme inspanning van de bezetter om de Atlantische kust te beschermen tegen een geallieerde invasie. Ze geven inzicht in een belangrijk deel van onze moderne geschiedenis.

Momenteel zijn er in het plangebied nog een zestal bunkers uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig. Deze bevinden zich allemaal op privéterrein en zijn geen van allen openbaar toegankelijk. Enkele bunkers zijn vanaf de openbare weg nog wel zichtbaar.

  • Duitse observatiebunker, Strandweg 45
    Deze observatiebunker of bunker voor logistieke doeleinden is een van de talloze verdedigingswerken die de Duitsers hebben gebruikt op Schouwen-Duiveland. Vermoedelijk is de basis van deze bunker echter al in 1925 gebouwd, maar dan als voedersilo voor de boerderij die hier toen nog gelegen was (bron: gemeentearchief, bijschrift bij foto W0574).
  • Duitse kabelbunker, Torenweg 39
    Nabij de kruising Torenweg en Wilgenweg staat een bunker van het type Kabelschaltstelle. Deze bunker had de functie van telefoonschakelpost. Voor zover bekend stonden er op Schouwen-Duiveland negen kabelbunkers, te onderscheiden in Kabelschaltstelle en Kabelschaltbrunnen. Deze bunker kreeg de code S.4, waarbij S staat voor Schouwen en 4 voor de plaats in de numerieke volgorde van de telefoonposten. De muren van deze bunkers zijn drie meter dik, het dak is twee meter dik.
  • Duitse kabelbunker, Azaleaweg 2
    Nabij de kruising Duindoornweg en Torenweg staat eveneens een bunker van het type Kabelschaltstelle. Deze bunker kreeg de code S.5.
  • Duitse bevelbunker, Befehlsstand für Flugplatz Haamstede, achter woning Torenweg 1a
    De Luftwaffe gebruikte het vliegveld voor de verdediging van hun scheepskonvooien langs de kust. Tussen 1940 en medio 1942 waren er doorgaans één of twee Staffeln (squadrons) jachtvliegtuigen gestationeerd op Haamstede. Naarmate het oorlogsbeeld veranderde en de Duitsers prioriteiten moesten leggen bij verdediging van de kust elders, werd het vliegveld minder gebruikt en uiteindelijk opgeheven in 1943. Het bunkercomplex op de percelen Torenweg 1a en 3 maakte onderdeel uit van het hoofdkwartier van de Stützpunktgruppen Schouwen.
  • Duitse schuilbunker, op perceel Torenweg 3 (links naast toegang perceel)
    Op dit perceel staat vrijwel direct aan de Torenweg een Luftschutzbunker, een schuilbunker die tijdens luchtaanvallen werd gebruikt.
  • Duitse bunker, op perceel Badweg 5
    Deze bunker is een zogenaamde Sanitäts-unterstand, een plek waar gewonden verzameld werden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0016.jpg"

Foto links: Observatiebunker Strandweg 45; foto rechts: Kabelbunker Torenweg 39

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0017.jpg"

Kaart historische bouwkunde

3.3 Ruimtelijke analyse

3.3.1 Stedenbouwkundige analyse

De historie van Nieuw-Haamstede is nog goed afleesbaar aan de huidige stedenbouwkundige structuur. De huidige kern is gevormd rondom de twee boerderijen (tegenwoordig hotel-restaurant De Schouwsche Boer en De Torenhoeve), de vuurtoren en het voormalige KLM gebouw (nu het Duinhotel) die daar van oudsher al lagen met de Torenweg daartussen als structuurdrager in het hart van de kern. Het oude verkavelingspatroon van houtwallen en elzenmeten is op diverse plaatsen nog steeds intact en de houtopstanden hebben nog steeds een duidelijke bijdrage aan de stedenbouwkundige structuur. Bovendien verwijzen ze nog naar de functie die het gebied lang geleden had.

Langs de Badweg, de Strandweg en een gedeelte van de Torenweg is een lint van landhuizen ontstaan: brede en diepe kavels, met daarop ver van de weg gelegen grote huizen. Het feit dat de bebouwing nergens breder is dan de helft van de kavel is erg bepalend voor het bebouwingsbeeld. Hoewel de percelen een breedte hebben tot soms wel 100 meter en er daardoor dus ook bijzonder grote huizen kunnen worden gebouwd, blijft de ruimtelijkheid behouden. Door de stevige begroeiing aan de voorzijde van de meeste percelen (in veel gevallen gaat het hier nog om de oude houtwallen), is er vanaf de weg weinig zicht op de bebouwing. De bebouwing bestaat vrijwel zonder uitzondering uit één bouwlaag met een plat dak of kap. Hoger was er op grond van de vorige bestemmingsplannen ook niet toegestaan. Ook dat draagt bij aan het specifieke ruimtelijke karakter van dit landhuizengebied. Recentelijk worden er echter ook wel eens aanvragen gedaan voor het bouwen van een landhuis in twee bouwlagen met plat dak. Dit hoeft niet bezwaarlijk te zijn, zolang er maar wel aansluiting wordt gezocht bij de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving. In dit geval betekent dit bijvoorbeeld dat de bovenverdieping niet over het gehele pand wordt gebouwd, maar over een relatief beperkt gedeelte.

Bijzonder zijn ook de twee gebieden met geschenkwoningen van net na de Watersnoodsramp in 1953. Het Oostenrijkse dorp bestaat, zoals de naam al aangeeft, grotendeels uit Oostenrijkse geschenkwoningen. Vele woningen zijn door de jaren heen gemoderniseerd en sommigen zijn zelfs afgebroken en vervangen. Toch zijn er ook nog veel woningen herkenbaar als geschenkwoning, met de kenmerkende houten wanden en de lage kap. De geschenkwoningen aan de Duindoornweg en de Duinroosweg zijn afkomstig uit Noorwegen. Ook hiervan zijn er velen gemoderniseerd, bijvoorbeeld door het vervangen van de houten wanden door gemetselde wanden. Maar ook hier is de authentieke vorm in de meeste gevallen behouden. De herkenbaarheid van de geschenkwoningen wordt versterkt doordat ze in duidelijk afgebakende clusters bij elkaar staan.

Rondom de Torenweg, Korenbloemlaan en de Kamperfoelieweg zijn door de jaren heen veel vrijstaande woningen gebouwd. Aaneengebouwde of geschakelde woningen komen in Nieuw-Haamstede vrijwel niet voor. Alleen de oude lichtwachterswoningen onder de vuurtoren zijn gebouwd als twee-onder-een-kap woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0018.jpg"

Kaart stedenbouwkundige analyse

3.3.2 Landschap

Nieuw-Haamstede wordt omringd door duingronden (vroongronden) en zandduinen. Gezien vanuit het landschap domineert vooral de vuurtoren, die met zijn kenmerkende roodwitte beschildering prominent in het landschap aanwezig is. De dorpsranden zijn vooral heel groen, waardoor de woonbebouwing vanuit het landschap meestal nauwelijks zichtbaar is. De aanwezigheid van de kenmerkende houtwallen draagt hier in belangrijke mate aan bij.

Vanuit het dorp is het landschap wel goed beleefbaar. Het vormt voor veel bewoners en recreanten bovendien de belangrijkste reden om hier te wonen of te recreëren. Vanaf de Strandweg zijn er wijde zichten over de vroongronden richting de Verklikkerduinen. Via vier paden, het Verklikkerpad, het Middenpad, het Vuurtorenpad en 't Oude Vuurpad, kan men hier naar het strand. Via 't Oude Vuurpad, het Zeesterweegje en een wandelpad vanaf de Korenbloemlaan zijn de oude duinpolders aan de west- en zuidzijde bereikbaar en kan onder meer een ommetje gemaakt worden langs de rand van het vliegveld.

Het gehele landschap rondom Nieuw-Haamstede maakt deel uit van het Nb-wetgebied Kop van Schouwen en heeft een beschermde status vanwege de hoge natuurwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0019.jpg"

Foto landschap (Strandweg)

3.3.3 Natuur, groen, water en ecologie

Nieuw-Haamstede ligt midden in het duingebied. De sfeer hiervan is in de gehele kern voelbaar. Over het algemeen is er sprake van goede boomstructuren die de stedenbouwkundige structuur versterken.

In het gebied komen zowel in openbaar groen als in de privétuinen vooral lokale soorten voor. De natuurlijke omstandigheden, zoals de zilte lucht, de schrale grond en de hoge grondwaterstand gedijen niet alle soorten beplanting hier immers even goed.

Vanwege de natuurwaarden in de Kop van Schouwen is de grondwaterstand tegenwoordig weer teruggebracht naar het niveau waarop het oorspronkelijk was. Dat betekent voor Nieuw-Haamstede echter dat de grondwaterstand bijzonder hoog is. De afwatering van overtollig hemelwater is dan ook van groot belang. Infiltratie in de bodem is immers niet altijd vanzelfsprekend. In Nieuw-Haamstede liggen van oudsher een aantal waterlopen, die uitkomen op de oude duinbeek waarmee het water vroeger al werd afgevoerd naar de polder Schouwen. Het is van groot belang om deze waterlopen, die grotendeels op privé-terrein liggen, in stand te houden en te onderhouden. Deze oude duinbeken zijn beschermd op basis van de Verordening Ruimte Provincie Zeeland.

In de afgelopen jaren is bovendien een extra waterbuffer aangelegd rondom de duinbeek in de brede groenstrook rond de Korenbloemlaan. Deze watert af op een nieuw gegraven duinwatering, die langs de rand van het vliegveld loopt en uiteindelijk via de duinpolder ook weer uitkomt op de oorspronkelijke duinwatering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0020.jpg"

Watersysteem Nieuw-Haamstede

3.3.4 Verkeer

De verkeersstructuur in Nieuw-Haamstede is relatief eenvoudig. De Kloosterweg is de enige toegangsweg. De Badweg, Strandweg en Torenweg zijn de belangrijkste verkeersdragers in het gebied. Deze geven toegang tot de verschillende woongebieden. In de woongebieden is veelvuldig sprake van doodlopende woonstraten, die eindigen bij de privé-oprit van het laatste huis in de straat of in een cul-de-sac. Overal geldt een maximumsnelheid van 30 km per uur.

Nagenoeg alle bewoners beschikken over een eigen oprit met parkeerruimte op eigen terrein. Langs de Strandweg en het gedeelte van de Torenweg ter hoogte van 't Oude Vuurpad zijn parkeervakken aangebracht waar de bezoekers van strand en duinen kunnen parkeren.

De drie hotel-restaurants en de supermarkt in het gebied beschikken over parkeerruimte op eigen terrein. Alleen de snackbar bij het Vuurtorenpad heeft geen eigen parkeergelegenheid, maar maakt gebruik van de openbare parkeerplaatsen in de omgeving.

3.3.5 Kabels en leidingen en overige infrastructuur

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger.

Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter kunnen planologisch relevant zijn.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische procedure worden aangelegd.

Uit een oriëntatiemelding (Klic) is gebleken dat diverse leidingen in het plangebied voorkomen. Van de gemeente ligt er een vrijverval rioolstelstel en gedeeltelijk een drukrioleringsstelsel. In het gebied staan drie opvoergemalen en een hoofdgemaal op de kruising van de Badweg en de Kloosterweg. Dit hoofdgemaal bevindt zich net buiten het plangebied. Alle panden in het gebied zijn hierop aangesloten.

Er bevinden zich geen buisleidingen in het plangebied met een diameter van 400 mm en groter. Er zijn derhalve geen leidingen in het plangebied aanwezig die planologisch relevant zijn.

In het bestemmingsplan zijn twee elektriciteitskasten aanwezig, deze zijn in het bestemmingsplan opgenomen met de aanduiding "Maatschappelijk, nutsvoorziening".

3.3.6 Sociale veiligheid

Er zijn in Nieuw-Haamstede relatief veel tweede woningen, dus zeker in de winter is er veel sprake van leegstand. In combinatie met het vrijstaande karakter van de bebouwing en de dichte begroeiing op de meeste percelen is er hierdoor relatief weinig sociale controle mogelijk. Dit komt de sociale veiligheid niet ten goede. De Belangenvereniging Nieuw-Haamstede pleit daarom voor een bestemmingsplan dat niet alleen het gebruik als tweede woning mogelijk maakt, maar ook het gebruik als recreatiewoning voor verhuur aan wisselende gezelschappen. Door de aard en de omgeving van het gebied zijn het vooral de rust- en ruimtezoekers die hier recreëren. Vrees voor overlast voor permanente bewoners is er dan ook niet. Dit wordt verder behandeld in paragraaf 3.4.5.

3.4 Functionele analyse

3.4.1 Functionele hoofdstructuur

Nieuw-Haamstede is hoofdzakelijk een woon- en verblijfsrecreatiegebied. Vrijwel alle woningen worden permanent bewoond of gebruikt als tweede woning. Aanvullend daarop zijn er in de kern nog drie hotel-restaurants aanwezig. Tevens zijn er een snackbar en een supermarkt aanwezig. Andere bedrijvigheid beperkt zich tot beroepen of bedrijven aan huis. Ook de vuurtoren is nog in bedrijf.

3.4.2 Wonen

Wonen en recreatief wonen zijn verreweg de meest voorkomende functies in Nieuw-Haamstede. Men woont hier rustig temidden van de natuur aan de rand van de duinen.

Op grond van het vorige bestemmingsplan zijn er meer woningen in Nieuw-Haamstede toegestaan dan er werkelijk gerealiseerd zijn. Op diverse percelen rusten nog zogenaamde 'ongebruikte bouwtitels', waarop binnen de regels van het bestemmingsplan nog extra woningen gerealiseerd kunnen worden. Veel van deze percelen zijn momenteel in gebruik als tuin bij een andere woning of zijn volledig begroeid. Door de aard van het gebied, waarin wonen op ruime kavels temidden van de natuur de overhand heeft, is er geen sociaal-maatschappelijk bezwaar tegen het niet bebouwen van deze percelen. Conform het gemeentelijke woonbeleid (zie paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid) worden deze percelen voorzien van een wijzigingsbevoegdheid, waarmee de bouwtitels voor woningen te zijner tijd kunnen worden geschrapt uit het bestemmingsplan. Na het verstrijken van de termijn van 10 jaar die hen middels de Structuurvisie Ongebruikte bouwtitels in bestemmingsplannen is gegeven, behoudt het college zich het recht voor om de bouwtitel uit het bestemmingsplan te halen. In het ontwerpbestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om 24 bouwtitels te kunnen schrappen op de volgende percelen:

Kadastrale gegevens perceel   Adres   Aantal bouwtitels  
WTS C2680   Azaleaweg 2   5  
WTS C2820   Bramenlaan achter Bramenlaan 2 en 3   1  
WTS C2730   Kamperfoelieweg naast Kamperfoelieweg 12   1  
WTS C1203   Klaproosweg naast Klaproosweg 24 en aan de achterzijde van Strandweg 31   1  
WTS C1396   Klaproosweg achter Strandweg 30   1  
WTS C1395   Klaproosweg naast Klaproosweg 16   1  
WTS C1872   Klaproosweg naast Klaproosweg 32   1  
WTS C1176   Klaproosweg naast Klaproosweg 9   1  
WTS C1114   Klaproosweg naast Torenweg 20   1  
WTS C1758   Klaproosweg tussen Klaproosweg 28 en 30a   1  
WTS C2301   Meidoornweg 5   1  
WTS C1565   Meidoornweg naast Meidoornweg 1   1  
WTS C2834   Sleedoornlaan naast Sleedoornlaan 8   1  
WTS C1485   Strandweg 21   1  
WTS C2895 en C2527 (*)   Strandweg 27   1  
WTS C36   Strandweg 29   1  
WTS C864   Strandweg naast Strandweg 19   1  
WTS C77   Strandweg tussen Strandweg 8 en 10   1  
WTS C1521   Torenweg 35   1  
WTS C747   Torenweg naast Torenweg 12   1  
WTS C2354   Violenweg naast Violenweg 3   1  

(*) Het perceel Strandweg 27 is in gedeeld eigendom. Hier bestaat nog één ongebruikte bouwtitel die in theorie op één van beide percelen kan worden toegepast.

3.4.3 Werken

Bedrijfsmatige functies komen nauwelijks voor in Nieuw-Haamstede. Alleen een enkel beroep of bedrijf aan huis en de vuurtoren zijn aan te merken als bedrijfsfuncties. Deze zijn echter vanwege aard en omvang niet overlastgevend voor de woonfuncties en natuurwaarden in de omgeving.

3.4.4 Voorzieningen

In het plangebied bevinden zich vier horecavestigingen. Dit betreffen hotel 'Duinhotel Burgh-Haamstede' aan de Torenweg 1, groepshotel 'De Schouwsche Boer' aan de Torenweg 10, en hotel-bar-restaurant en appartementencomplex 'De Torenhoeve' aan de Torenweg 38. Ten slotte is er aan de Strandweg, ter hoogte van het Vuurtorenpad, een snackbar gelegen. In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Nieuw-Haamstede' was deze snackbar, hoewel sinds jaar en dag aanwezig, niet verwerkt. In september 2008 heeft het college aan de eigenaren van de snackbar bouwvergunning en vrijstelling verleend, en daarom is in dit bestemmingsplan de snackbar opgenomen. Alle horecavestigingen hebben in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Horeca' gekregen. Aan de Esdoornweg 1 is een supermarkt gelegen, welke circa 7 maanden per jaar geopend is. Deze supermarkt heeft de bestemming 'Detailhandel'.

3.4.5 Sport en recreatie

Sportverenigingen komen in het plangebied niet voor. Tennisbanen en zwembaden zijn wel aanwezig, maar allemaal in privé-eigendom en niet openbaar toegankelijk. Deze worden als zodanig dan ook niet apart bestemd.

Langs de Strandweg en een deel van de Torenweg zijn openbare parkeervakken aangelegd, waar bezoekers van duinen en strand tegen betaling kunnen parkeren. Ook zijn er bij de diverse duinovergangen fietsenstallingen aangelegd met hetzelfde doel. De werkelijke dagrecreatie vindt echter buiten het plangebied plaats.

Verblijfsrecreatie komt voor in de vorm van tweede woningen en recreatieve verhuur van woningen. Het gebruik als tweede woning is toegestaan binnen de woonbestemming. Een woning mag voor eigen gebruik als tweede woning worden gebruikt. Het gebruik van een woning als verblijfsrecreatief verhuurobject is in principe niet toegestaan binnen de bestemming wonen, maar komt wel voor in Nieuw-Haamstede. In de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft de toenmalige gemeente Westenschouwen, gezien het gebruik van veel van de woningen voor permanente bewoning en als tweede woning, besloten dat het gehele gebied een woonbestemming kreeg. Hiermee is tevens een verbod op recreatieve verhuur ingesteld. In de praktijk blijkt echter dat een deel van de woningen toch recreatief verhuurd worden, veelal binnen de eigen sociale netwerken van de eigenaren.

Dit strijdige gebruik komt het meeste voor in het Oostenrijkse dorp. Dit is in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontwikkeld. In eerste instantie als noodwoningen voor de overlevenden van de Watersnoodramp, maar met de uiteindelijke bedoeling dat het een verblijfsrecreatiegebied zou worden. Recreatieve verhuur komt in mindere mate ook buiten het Oostenrijkse Dorp voor, waardoor er sprake is van een spreiding van recreatieve verhuur over de gehele kern.

In dit bestemmingsplan houden wij vast aan het uitgangspunt om nieuwe recreatieve verhuur van woningen niet toe te staan. Een belangrijke reden hiervoor is dat recreatieve verhuur van woningen doorgaans op gespannen voet staat met de woonfunctie. Op diverse plekken binnen de gemeentegrenzen is vergelijkbare verhuur van woningen als recreatieobject vanwege overlastsituaties beëindigd door middel van handhaving van het bestemmingsplan. In de praktijk blijken de belangen en gedragingen van vaste bewoners en de tijdelijk verblijvende recreanten te ver uiteen te liggen om in duurzame harmonie naast elkaar te kunnen bestaan. Het bestemmingsplan kan immers niet regelen aan welke specifieke doelgroep de woningen verhuurd mogen worden. Door recreatieve verhuur in het bestemmingsplan toe te staan, is het aannemelijk dat ook meer commercieel ingestelde verhuurders zonder sociale wortels in Nieuw-Haamstede zich in deze markt gaan begeven. Ervaringen elders binnen de gemeente leren ons dat overlastsituaties hiermee in de hand gewerkt worden, terwijl we die juist willen vermijden.

De Belangenvereniging Nieuw-Haamstede heeft in een overleg gevraagd om de recreatieve verhuur van woningen toe te staan. Ook uit de vele inspraakreacties met betrekking tot dit onderwerp is duidelijk geworden dat veel bewoners de bestaande situatie -waarin het gebruik van woningen als hoofdverblijf, als tweede woning en in beperkte mate voor de recreatieve verhuur naast elkaar bestaat- als positief voor de leefbaarheid ervaren. We kunnen dan ook stellen dat er hier sprake is van een evenwicht tussen permanente bewoning en recreatieve verhuur. De ontstaansgeschiedenis van Nieuw-Haamstede is de directe aanleiding voor het ontstaan van deze bijzondere en unieke ruimtelijke situatie. De stedenbouwkundige opzet van Nieuw-Haamstede met vrijwel uitsluitend vrijstaande woningen op grote groene percelen draagt daar zeker aan bij. Naar aanleiding van de inspraakreacties nemen wij ons derhalve voor de reeds bestaande recreatieve verhuur van woningen in Nieuw-Haamstede te legaliseren.

Om een goed overzicht te verkrijgen van de recreatieve verhuur hebben we de gegevens van de afdracht toeristenbelasting in 2014 geanalyseerd. Dat geeft een actueel overzicht van de panden die recreatief verhuurd worden. Hieruit is gebleken dat er voor de woningen op de onderstaande adressen in deze periode toeristenbelasting is afgedragen. In het bestemmingsplan hebben we voor deze panden een regeling opgenomen, waarmee de bestaande recreatieve verhuur wordt gelegaliseerd. Op de verbeelding zijn deze panden voorzien van een functieaanduiding 'recreatiewoning'.

Adres     Adres     Adres  
Acacialaan 10     Duinroosweg 8     Populierenlaan 16  
Acacialaan 19     Elzenpad 5     Populierenlaan 17  
Acacialaan 24     Elzenpad 7     Populierenlaan 21  
Acacialaan 6     Kamillelaan 2     Populierenlaan 23  
Acacialaan 7     Kamperfoelieweg 18     Populierenlaan 24  
Acacialaan 8     Kamperfoelieweg 19     Populierenlaan 5  
Acacialaan 9     Korenbloemlaan 6     Sleedoornlaan 13  
Badweg 5     Larixweg 3     Strandweg 25  
Berkenpad 6     Larixweg 8     Torenweg 49  
Berkenpad 7     Populierenlaan 12     Zeepaardjesweegje 4  
Duindoornweg 3     Populierenlaan 13     Zeesterweegje 4  
Duindoornweg 5     Populierenlaan 14      
Duindoornweg 8     Populierenlaan 15      

Uitbreiding van het aantal woningen dat recreatief verhuurd wordt is evenwel in strijd met het gemeentelijke beleid. Bovendien kan daardoor het op dit moment aanwezige evenwicht tussen permanente bewoning en recreatieve verhuur verstoord worden ten nadele van de permanente bewoners. Om die redenen wordt een verdere toename van recreatieve verhuur van woningen niet toegestaan.

3.5 Duurzaamheidsladder

Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking, ook wel de duurzaamheidsladder als centraal ruimtelijk toetsinstrument opgenomen.

De duurzaamheidsladder gaat uit van drie stappen, met duidelijke voorwaarden om naar een volgende stap te gaan. Het geeft de voorkeur aan ontwikkelen naar regionale behoefte, in bestaand stedelijk gebied en op goed ontsloten locaties. Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet worden onderbouwd hoe met die voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor de ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De nog ongebruikte bouwtitels voor 24 extra woningen voldoen in principe niet aan de duurzaamheidsladder. Ze maken immers geen deel uit van de regionale woningmarktafspraken en voorzien daardoor niet in een actuele regionale behoefte. Het bestemmingsplan zou echter economisch niet uitvoerbaar zijn wanneer deze bouwtitels direct worden geschrapt. Het planschaderisico zou dan namelijk bij de gemeente komen te liggen. Door de eigenaren eerst een jaar de tijd te geven om alsnog gebruik te maken van hun bestaande rechten en pas wanneer geen gebruik is gemaakt van de geboden mogelijkheid over te gaan tot het herbestemmen, wordt het planschaderisico bij de eigenaren gelegd. In dit bestemmingsplan wordt daarom voorzien in een wijzigingsbevoegdheid voor de percelen met ongebruikte bouwtitels, waarmee burgemeester en wethouders na het verstrijken van de termijn voor passieve planschaderisicoaanvaarding alsnog kunnen overgaan tot het herbestemmen van deze percelen.

Aangezien dit bestemmingsplan verder een consoliderend plan is en er binnen het plangebied geen nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorgenomen of mogelijk wordt gemaakt, kan in dit geval een toets aan de duurzaamheidsladder achterwege blijven.

3.6 Conclusie

De ligging in een duinpolder in de binnenduinen heeft door de eeuwen heen altijd duidelijke invloed gehad op het gebruik en de verschijningsvorm van het gebied dat we nu kennen als Nieuw-Haamstede. De kern is onlosmakelijk verbonden met haar natuurlijke omgeving. De natuur- en landschapswaarde van de omgeving worden hoog gewaardeerd door zowel bewoners als bezoekers. De status van Nb-wetgebied beschermt de hoge natuurwaarde. De toegankelijkheid van het natuurgebied draagt in belangrijke mate bij aan de hoge belevingswaarde.

Diverse houtwallen in het gebied geven inzicht in de vroegere landbouwfunctie van het gebied. Ze markeren de oude verkavelingsstructuur van haaimannen en elzenmeten. Hierdoor hebben ze een hoge cultuurhistorische waarde. Bovendien hebben ze een belangrijke bijdrage aan de huidige stedenbouwkundige structuur. Door de aanwezigheid van deze houtwallen wordt veel bebouwing op de achtergelegen percelen grotendeels aan het oog onttrokken. Hierdoor is het mogelijk om grote villa's of landhuizen te realiseren, zonder dat die visueel inbreuk doen op de hoge landschapswaarde.

Vanwege de specifieke natuurwaarden in het Nb-wetgebied Kop van Schouwen wordt de grondwaterstand hoog gehouden. Doordat Nieuw-Haamstede is ontstaan op een van de laagst gelegen delen in de omgeving, is het moeilijk om overtollig hemelwater water te laten infiltreren in de bodem. De afvoer hiervan via het oppervlaktewater is dan ook noodzakelijk. In de afgelopen jaren zijn diverse maatregelen getroffen om het watersysteem te verbeteren. Instandhouding van de waterafvoer in dit gebied is dan ook erg belangrijk.

De vuurtoren met de omliggende lichtwachterswoningen en de vele de geschenkwoningen geven samen met de nog aanwezige bunkers uit de Atlantikwall en de voormalige boerderijen een bouwkundig inzicht in de historie van Nieuw-Haamstede. Ook het feit dat vrijwel de gehele kern verder bestaat uit na-oorlogse vrijstaande woningen, villa's en landhuizen draagt bij aan het specifieke karakter van de kern.

In functionele zin is Nieuw-Haamstede vooral een monofunctioneel woon- en verblijfsrecreatiegebied, bestaande uit permanent bewoonde en tweede woningen. Verhuur van recreatiewoningen komt in beperkte mate voor. Andere functies in het gebied zijn kleinschalig en passen bij het woonkarakter van de omgeving.

4 Milieu- en duurzaamheidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden alle relevante milieuaspecten behandeld die van toepassing zijn op het plangebied. Hierbij is uitgegaan van alle activiteiten die in het plan worden toegestaan, zowel rechtstreeks als middels een wijzigingsbevoegdheid.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Toetsingskader

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-handreiking) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

De VNG-handreiking bevat een lijst met bedrijven waaraan, afhankelijk van de mate waarin de in de lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), een categorie wordt toegekend. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden. Per bedrijfstype wordt zo een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en de gevel van een woning gelegen in een rustige woonwijk. Wanneer er geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied, kan één afstandsstap worden teruggedaan. Een bedrijf dat 50 meter afstand tot een rustige woonwijk moet aanhouden, mag zich hierdoor op 30 meter van een gemengd gebied vestigen.

Onder een rustige woonwijk wordt verstaan een woongebied met weinig verkeer en praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijvigheid. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct naast de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Voor dergelijke gebieden kunnen de richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Milieucategorie   Minimale richtafstand tot een rustige woonwijk   Minimale richtafstand tot gemengd gebied  
1   10 m   Niet van toepassing  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  

Milieucategorieën en richtafstanden (bron: Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009, VNG)

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief worden gezien. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

4.2.2 Toetsing

Het plan omvat de kern Nieuw-Haamstede. Er zijn in het bestemmingsplan geen bedrijfsbestemmingen opgenomen. Wel zijn er vier horecabestemmingen en een bestemming detailhandel. Het gehele plangebied valt in het omgevingstype rustige woonwijk.

De functies binnen het plangebied zijn getoetst aan de richtafstand volgens de handreiking. Verder is tevens aangegeven welke categorie van de Staat van horeca-activiteiten van toepassing is.

Detailhandel

Aan de Esdoornweg 1 is een buurtwinkel gevestigd. Deze functie valt onder milieucategorie 1 volgens de VNG-handreiking (richtafstand 10 meter). Er is echter geen sprake van reguliere detailhandel. De oppervlakte is beperkt evenals de openingstijden. Er kan één afstandsstap terug worden gedaan en de richtafstand wordt dan 0 meter (de richtafstand voor het aspect gevaar is ook 0 meter). De afstand tussen de rand van het perceel en het dichtstbijzijnde bouwvlak is 4,4 meter. Er wordt aan de richtafstand voldaan.

Horeca

Binnen het plangebied zijn vier horecafuncties aanwezig:

- een snackbar aan de Strandweg 2. Deze snackbar valt in categorie 1a van de Staat van horeca-activiteiten en milieucategorie 1a volgens de VNG-handreiking (richtafstand 10 meter). De afstand tussen de rand van het perceel en het dichtstbijzijnde bouwvlak is ongeveer 38 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.

- een hotel aan de Torenweg 1. Dit hotel valt in categorie 1c van de Staat van horeca-activiteiten en milieucategorie 1c volgens de VNG-handreiking (richtafstand 10 meter). De afstand tussen de rand van het perceel en het dichtstbijzijnde bouwvlak is 10 meter zodat aan de richtafstand wordt voldaan.

- een groepsaccommodatie aan de Torenweg 10. Deze groepsaccommodatie valt in categorie 1c van de Staat van horeca-activiteiten en milieucategorie 1 volgens de VNG-handreiking (richtafstand 10 meter). De afstand tussen de rand van het perceel en het dichtstbijzijnde bouwvlak is minimaal 15 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.

- een appartementencomplex aan de Torenweg 38 voor de verhuur van recreatie-appartementen. Dit appartementencomplex valt in categorie 1c van de Staat van horeca-activiteiten en in categorie 1 volgens de VNG-handreiking (richtafstand 10 meter) en. De afstand tussen de rand van het perceel en het dichtstbijzijnde bouwvlak is 10 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan.

4.2.3 Conclusie

De milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Toetsingskader

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijnde bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect stof niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (hierna Wm), ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd (hierna Wlk). Het doel van de Wlk is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De in de Wlk vastgestelde normen voor luchtkwaliteit mogen niet overschreden of, in geval van een bestaande overschrijding, mag een eventuele toename niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitsnormen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project slechts in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); of.
  • een project een ander project van gelijke of grotere omvang vervangt.

Niet in betekenende mate

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:

  • het valt onder de beschrijving in de tabellen met categorieën van gevallen in de 'Regeling Niet In Betekenende Mate', of
  • het bevoegd gezag aannemelijk kan maken, bijvoorbeeld door berekeningen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op die locatie de vestiging van een gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone.

4.3.2 Toetsing

Het bestemmingsplan maakt, ten opzichte van het vigerende plan, geen nieuwe gevoelige functies mogelijk. Aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit hoeft niet te worden getoetst. Daarnaast is de achtergrondwaarde voor NOx en PM10 laag.

4.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit is geen belemmering voor het plan.

4.4 Geluid en stilte

4.4.1 Toetsingskader

Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van o.a. wegverkeerlawaai en industrielawaai door middel van zonering.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijnde bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geluid niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht,

Regelgeving

Industrielawaai

In de Wgh wordt verhoudingsgewijs maar een klein gedeelte van het industrielawaai gereguleerd, namelijk alleen voor bedrijven gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De geluidsruimte is voor een deel van de bedrijven vastgelegd in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Een groot deel van de bedrijven valt onder een algemene maatregel van bestuur. Hierin zijn o.a. voor geluid voorschriften opgenomen. Deze voorschriften kunnen bepalend zijn voor de benodigde afstand tussen het bedrijf en gevoelige functies in de omgeving. Daarnaast moet bij de afweging in het kader van het bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met geluidsemissies die niet geregeld zijn in het kader van de milieuwetgeving zoals laden en lossen, verkeersaantrekkende werking of menselijk stemgeluid.

Menselijk stemgeluid

Bestemmingen waarbij menselijk stemgeluid in de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol kan spelen, zijn onder andere bedrijven (horeca), sportvelden of speelplaatsen/hangplekken. Getoetst moet worden of het stemgeluid niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Tevens zijn in de Wgh onderzoekszones opgenomen waarbinnen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen van wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige bestemming. Deze onderzoekszones bedragen voor het stedelijk gebied voor wegen met 1 of 2 rijstroken 200 meter en voor het buitenstedelijk gebied 250 meter voor wegen met 1 of 2 rijstroken. Voor gezoneerde wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB, afhankelijk van de ligging en of het een nieuwe of bestaande situatie betreft.

Een geluidsbelasting hoger dan deze grenswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is de geluidbelasting alleen toepasbaar na een afwegingsproces in de vorm van een procedure hogere grenswaarde.

4.4.2 Toetsing

Het bestemmingsplan maakt, ten opzichte van het vigerende plan, geen nieuwe gevoelige functies mogelijk. Aan het aspect geluid hoeft niet verder te worden getoetst.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Toetsingskader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag), of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Voor een aantal categorieën van risicovolle inrichtingen is een standaardbenadering voor het omgaan met risico's voorgeschreven in het Bevi. Deze benadering is uitgewerkt in een aantal veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). De categorieën van inrichtingen waarop het Revi van toepassing is, betreffen onder meer lpg-tankstations en opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen die voldoen aan de PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen). Propaantanks van meer dan 13 m³ vallen onder de werkingssfeer van het Bevi.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden (zie hierna).

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Basisnet

Op dit moment wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.

Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS3. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water.

Basisnet Weg

Het Basisnet Weg moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen voor wat betreft de gevaarlijke stoffen. Daarnaast moeten ruimtelijke ontwikkelingen langs het hoofdwegennet op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen van externe veiligheid.

Het Basisnet Weg bestaat uit twee kaarten: een kaart met de veiligheidszones en een kaart met de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) en een tabel. In de gemeente Schouwen-Duiveland gaat het om de N256, rijksweg N57 en de rijksweg N59. In de tabel is aangegeven hoe groot de zone voor elk wegvak is en met welke vervoergegevens de gemeente groepsrisicoberekeningen moet maken.

Basisnet Water

Het Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland garanderen waarbij ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het water op verantwoorde wijze mogelijk blijven.

In het Basisnet Water is gebruik gemaakt van CEMT-klassen die in Europa gelden. Opgenomen zijn de vaarwegen met CEMT-klasse 2 en hoger. Vaarwegen die zijn ingedeeld in een lagere CEMT-klasse, maken geen onderdeel uit van het Basisnet. Op die vaarwegen (en alle andere vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren) vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen in bulk plaats. Af en toe vaart er een bunkerschip van maximaal 300 ton voor de bevoorrading van brandstofstations langs de vaarweg. Opname in het Basisnet van deze vaarwegen heeft geen effect op de veiligheid. Zij zijn daarom buiten beschouwing gelaten.

De opgenomen vaarwegen zijn in 3 typen routes verdeeld zijn:

  • I. Zeevaartroutes (rood): dit zijn alle vaarwegen vanaf zee naar zeehavens (gebruikt door grote zeeschepen en binnenvaartschepen), zoals in Zeeland de Westerschelde.
  • II. Binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart): dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met het achterland en de Noord-Zuid verbindingen. Dit zijn tevens de vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt, zoals het Zijpe.
  • III. Binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (groen): overige vaarwegen waar weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld minder dan 1 geladen benzinetanker per dag). Voor Schouwen-Duiveland gaat het dan om de Grevelingen en vaarroutes op de Oosterschelde.

Per route geeft het Basisnet Water een gebruiksruimte aan door langs alle vaarwegen een maximale ligging van deze PR10-6 contour vast te stellen. Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR10-6 contour is (ook niet op het water zelf) en naar verwachting zelfs bij voortgaande groei ook niet zal komen. Voor zwarte vaarwegen komt de PR10-6 contour maximaal tot de oeverlijn.

Na inwerkingtreding van het Basisnet moeten gemeenten bij nieuwe ruimtelijke plannen rekening houden met de maximale risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.

Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

Tussen een bestaand gasontvangstation (GOS) en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden aan te houden veiligheidsafstanden volgens de Wet Milieubeheer. Afhankelijk van de inlaatdruk worden nadere eisen gesteld.

4.5.2 Toetsing

Risicovolle inrichtingen

Volgens de Risicokaart (Bron: risicokaart.nl, augustus 2014) bevinden zich in de nabije omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen die van invloed zijn op de planontwikkeling. De invloedsgebieden van de dichtstbijzijnde Bevi-inrichtingen reiken niet over het plangebied. Andersom zorgt de ontwikkeling van het plangebied niet tot een beperking van deze Bevi-inrichtingen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Wegen

Zoals eerder vermeld zijn de rijkswegen N57, N59 en N256 aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze wegen liggen op een zodanig grote afstand dat de invloedsgebieden niet over het plangebied reiken.

Plaatsgebonden risico

Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de voornoemde wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; er is geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).

Groepsrisico

Ook blijkt uit het Basisnet Weg dat voor de betreffende wegvakken in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde). De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde wegen niet overschreden.

Water

Op de kaart behorende bij het Basisnet Water is het Zijpe aangeduid als binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart). Voor zwarte vaarwegen komt de PR 10-6 -contour maximaal tot de oeverlijn. Er is daarom geen noodzaak op het land rekening te houden met veiligheidszones.

Buisleidingen

De meest nabij gelegen planologisch relevante aardgastransportleiding betreft een 8 inch leiding met een maximale werkdruk van 40 bar. Deze leiding komt vanuit de Grevelingen ten noordoosten van Zonnemaire het eiland op, en loopt langs de Dreischorsedijk naar een gasontvangstation tot ongeveer de kruising met de Stoofweg. De lengte van de leiding op het land bedraagt ongeveer 1,2 km.

De afstand van de leiding tot aan het plangebied bedraagt circa 15 km. Geconcludeerd wordt dat de leiding geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Ook de afstand van het gasontvangststation tot de ontwikkeling is zodanig groot dat hier geen belemmeringen uit voortvloeien.

4.5.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de ontwikkeling. Andersom zorgt de ontwikkeling niet voor een beperking van Bevi-inrichtingen en de buisleiding bij Zonnemaire, en een verhoging van het groepsrisico op de rijkswegen N256, N57 en N59.

Op grond van het provinciaal beleid geldt voor het landelijk gebied dat de risicosituatie niet mag verslechteren. Op grond van het huidige bestemmingsplan zijn geen Bevi-inrichtingen toegestaan en feitelijk zijn ook geen Bevi-inrichtingen aanwezig. In dit plan is opnieuw opgenomen dat geen Bevi-inrichtingen toegestaan zijn. Hiermee wordt voldaan aan de uitgangspunten in het provinciaal beleid.

4.6 Bodem

4.6.1 Toetsingskader

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.

Een belangrijk basis vormt de Wet bodembescherming (Wbb) en daarnaast zijn het Besluit bodemkwaliteit en de Waterwet van toepassing. Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Besluit bodemkwaliteit omvat de regels rond grondverzet, bouwstoffen en een stuk kwaliteitsborging.

Aardkundige waarde

Ten aanzien van de aardkundige waarde richt het gemeentelijk beleid zich op het versterken van de plaatselijke landschapskwaliteiten. Dit kan door aardkundige patronen een zichtbare rol te laten spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Doorsnijding en versnippering van het landschap moet zo veel mogelijk worden voorkomen.

Er is geen landelijke wetgeving met betrekking tot aardkundige waarden. In de provincie Zeeland en in de gemeente zijn de aardkundige waarden opgenomen in het Omgevingsplan en bodembeleidsplan.

Warmte-koude opslag

De basis van warmte-koude opslag ligt in het seizoensmatig opslaan van warmte en koude in de bodem. Er zijn zowel open systemen als gesloten systemen. Warmte-koude opslag is een bewezen vorm van duurzame energie en wordt gestimuleerd in Zeeland.

Het aspect bodemenergie is geregeld in het Besluit bodemenergie (vanaf juli 2013). Het Besluit bodemenergie schrijft o.a. voor dat een nieuw systeem een bestaand systeem niet mag hinderen en dat de systemen door een erkend bedrijf moeten worden aangelegd. Bodemenergiesystemen mogen niet in grondwaterbeschermingsgebieden worden aangelegd.

Voor de gesloten systemen geldt een meldingsplicht (Activiteitenbesluit). Open systemen en grote gesloten systemen (>70kW) zijn vergunningplichtig onder de Waterwet. De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een kansenkaart bodemenergie.

Geothermie

Geothermie (aardwarmte) is een vorm voor duurzame energie door het rechtstreeks benutten van de warmte uit de aarde op kilometers diepte. Er liggen mogelijkheden deze techniek toe te passen in de ondergrond van Schouwen-Duiveland, dit vraagt wel een grote investeringen en kan alleen rendabel zijn bij een zeer grote vraag aan energie/warmte.

Voor het opsporen en winnen van aardwarmte zijn volgens de Mijnbouwwet vergunningen nodig van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Er gelden de voorwaarden dat winningspunten de invloedssfeer van de winning (de ruimteclaim) in de diepe ondergrond planologisch moet worden ingepast en vastgelegd.

Niet gesprongen explosieven

De potentiële aanwezigheid van niet gesprongen explosieven kan een bedreiging inhouden bij grondroerende werkzaamheden en kan tot vertraging in de planvorming en - uitvoering leiden. De gemeente beschikt over een historisch vooronderzoek naar niet gesprongen explosieven (NGE), waaruit blijkt dat erin het plangebied in het verleden oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Vooral de aanwezigheid van het nabij gelegen vliegveld heeft geleid tot een groot aantal bombardementen en beschietingen in de omgeving. Op basis van de huidige gegevens kan geconcludeerd worden dat het plangebied zich in een NGE risicogebied bevindt. Doordat het merendeel van bebouwing is gerealiseerd na de oorlog, zal afhankelijk van de toekomstige ontwikkeling getoetst worden of een vervolg onderzoek nodig is. Daar waar het huidige grondgebruik wordt gecontinueerd is geen sprake van een verhoogd risico en is vervolgonderzoek of opsporing niet noodzakelijk.

4.6.2 Toetsing

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Aangezien het bestemmingsplan vrijwel geen functiewijziging mogelijk maakt is geen nieuwe toetsing of onderzoek noodzakelijk naar de bodemkwaliteit. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd waarbij de noodzakelijk onderzoeken worden uitgevoerd.

Aardkundige waarde

Aardkundige waarden behouden of versterken. Nieuw-Haamstede bevindt zich in/nabij het omvangrijke duinencomplex op de kop van Schouwen. Dit duingebied heeft een grote verscheidenheid in landschapsvormen en -patronen.

Bodemenergie (geothermie en warmte-koude opslag)

Nieuw-Haamstede ligt binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Binnen grondwaterbeschermingsgebieden is het gebruik van bodemenergiesystemen niet toegestaan.

Niet gesprongen explosieven

Zover uit de huidige beschikbare gegevens blijkt valt het plangebied binnen een aandachtsgebied waar niet gesprongen explosieve kunnen voorkomen. Vliegveld in Burgh-Haamstede is veel gebombardeerd. Ook zijn er enkele mijnenvelden. Momenteel wordt dit verder in kaart gebracht middels een historisch vooronderzoek naar conventionele explosieven. Op basis van de huidige gegevens zal bij ontwikkelingen waar veel grondroering gaat plaatsvinden rekening gehouden moeten worden met de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen explosieven.

4.6.3 Conclusie

Het aspect bodem is geen belemmering voor het plan. Bij concrete plannen moet rekening worden gehouden met bovengenoemde aspecten.

4.7 Water

4.7.1 Toetsingskader

Algemeen

In ruimtelijke plannen moet voldoende aandacht besteed worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.

Regelgeving

In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, Waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.

In artikel 3.1.1. van het Bro is vastgelegd dat bij het opstellen van het bestemmingsplan overleg dient plaats te vinden met de waterbeheerder. Water dient in een zo vroeg mogelijk moment in de planvorming te worden meegenomen, bij voorkeur in de initiatieffase.

Grondwateronttrekking

Zorgvuldig omgaan met grondwaterwinning beperkt het risico op verzilting van het vaak schaarse zoete grondwater. Door verzilting neemt het zoutgehalte van het (grond)water en de bodem toe. Verzilting kan tot schade leiden voor de landbouw, omdat het grondwater minder of ongeschikt wordt voor beregeningsdoeleinden. Winning van grondwater kan verlaging van de grondwaterstand en daarmee verdroging van gebieden tot gevolg hebben.

Om verdroging tegen te gaan zijn in kwetsbare gebieden, bijvoorbeeld (natte) natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, alleen grondwaterwinningen op basis van een melding toegestaan als ze kortdurend zijn (maximaal 6 maanden) en een laag debiet hebben (maximaal 100 m3 per uur en maximaal 1.000 m3 per maand) hebben. Voor alle andere grondwateronttrekkingen is altijd een vergunning van het waterschap of de provincie vereist.

4.7.2 Toetsing

Geschiedenis

Zoals reeds in paragraaf 3.2.2 van dit bestemmingsplan beschreven kent het gebied van oudsher een hoge grondwaterstand. Nieuw-Haamstede is namelijk gebouwd in een duinvallei, welke van nature nat is. Tot 1683 werd het overtollige water afgevoerd naar het strand via het Palinxgat. Toen dat door duinvorming werd afgesloten, werd het water door duinwateringen naar de lager gelegen polder Schouwen afgevoerd. In de loop van de 20e eeuw, is men de bijzondere natuurwaarden van het duingebied meer gaan beschermen en is onder andere de grondwaterstand weer verhoogd naar het oorspronkelijke bijzonder hoge niveau.

Sinds 1930 wordt drinkwater gewonnen uit de zoetwaterbel in de duinen. Deze onttrekking is tot 1977 toegenomen. Sinds 1994 is de netto onttrekking tot 2008 afgenomen door het vergroten van de infiltratie van water uit het Haringvliet.

Project 'Wateroverlast Kop van Schouwen'

De problemen die de hoge grondwaterstand met zich meebrengen, hebben de aandacht van de overheden en direct betrokkenen, namelijk de bewoners. Na de extreme wateroverlast in 1998, is op initiatief van de Provincie, in samenwerking met de gemeente Schouwen-Duiveland en het (toenmalige) Waterschap Zeeuwse Eilanden het project 'Wateroverlast Kop van Schouwen' gestart. Het doel van het project was het zo goed mogelijk verkennen van alle problemen met wateroverlast bij de bestaande bebouwing in dit gebied en het aandragen, voorbereiden en uitvoeren van maatregelen om deze problemen zo efficiënt mogelijk te verhelpen. De oplossingen moesten vooral in de Kop van Schouwen zelf worden gezocht. Echter door het grote gebrek aan beschikbare ruimte, was oplossingen vinden lastig. Een groot gedeelte van het afwateringsstelstel loopt over particulier terrein, of het onderhoud is alleen mogelijk via particulier terrein.

Afgelopen jaren zijn er in het kader van dit project de volgende maatregelen genomen:

  • Langs de Torenweg “rond de vuurtoren” is een hemelwaterstelsel aangelegd waar perceeleigenaren hun drainage en/of hemelwater op kunnen lozen.
  • De sloot langs de Strandweg tot aan het gemaal aan de Badweg is opgeschoond.
  • Diverse sloten die afwateren op de vijver aan de Korenbloemlaan zijn verbeterd en het nieuwe pompgemaal zorgt voor een betere afvoer van het water uit deze vijver.

Huidige situatie

Bij beëindiging van het project 'Wateroverlast Kop van Schouwen' in 2010 zijn de bewoners geïnformeerd over het feit dat zich ook na uitvoering van de maatregelen lokaal nog wateroverlastproblemen voor kunnen doen. De problemen en het aantal klachten in de Kop van Schouwen zijn na de natte winters vanaf 1998 en de uitgevoerde maatregelen weliswaar duidelijk afgenomen, echter ervaren de bewoners nog steeds overlast, bestaande uit water in hun tuinen en de kruipruimtes in de bebouwing.

Momenteel kan de (grond)waterstand met name in het gebied rond de vuurtoren erg hoog oplopen. In het project 'wateroverlast Kop van Schouwen' is gedaan wat mogelijk was om het watersysteem te verbeteren. Dit heeft effect gehad, maar blijkt niet afdoende te zijn. Het watersysteem is in 2013/2014 opgeschoond, maar een optimaal geschoond systeem lijkt deze problemen niet te voorkomen. Onduidelijk is waarom de slootpeilen structureel hoger zijn dan de ontwerppeilen in de sloot langs de Strandweg. Het afkalven van oevers vanwege de zanderige grondslag leidt tot wateroverlast. Het baggeren van de waterlopen eens per 8 jaar blijkt te beperkt.

Toekomst

Bovengenoemde klachten zijn voor de overheden aanleiding geweest om maatregelen in gang te zetten bestaande uit het plaatsen van een tijdelijke pomp in de sloot langs de Strandweg. De effecten hiervan worden gemonitord waarna zo mogelijk een definitieve maatregel kan worden genomen. Ook zal de onderhoudsfrequentie van de betreffende sloten in het gebied sloten worden verhoogd.

Watertabel

Er is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen nagegaan of het voorliggende bestemmingsplan strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Hierna wordt per thema ingegaan op de wateraspecten.

Thema en water(schaps)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.


 
De primaire waterkering ligt op enkele plekken net binnen het plangebied. We nemen de gebruikelijke regeling op in het bestemmingsplan waarmee bouwen in de primaire waterkering zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het waterschap wordt uitgesloten.  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.


 
Er wordt niet voorzien in nieuwe bouwmogelijkheden of extra verhard oppervlak. Grondwateroverlast is echter wel een bekend probleem in dit gebied. In de afgelopen jaren zijn er enkele maatregelen uitgevoerd om water beter af te kunnen voeren uit het gebied. Door de lage ligging ten opzichte van de omgeving (duinvallei) en de hoge grondwaterstand (in verband met de natuurwaarden) blijft dit echter wel een belangrijk aandachtspunt.  
Riolering / RWZI
(inclusief water op straat / overlast)
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken en drainagewater in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het afvalwater wordt afgevoerd door het vuilwaterstelsel van de gemeente. Hemelwater dient door middel van grindkoffers, via het oppervlaktewater of via een gescheiden rioleringstelsel (indien aanwezig) te worden afgevoerd.
 
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.  
Er zijn 2 gemalen van het waterschap aanwezig. De ruimtelijke ontwikkelingen belemmeren de werking van deze waterschapsobjecten niet.
 
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.  
Hemelwater van verharde oppervlakten wordt oppervlakkig afgevoerd. Dit betekent dat het hemelwater via de bodem wordt afgevoerd of via leidingen naar het waterstelsel.
 
Volksgezondheid (water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Er zijn geen risico's voor volksgezondheid bekend.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Niet van toepassing  
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.







 
De aanwezige secundaire en tertiaire waterlopen in Nieuw-Haamstede worden beschermd door de Keur van het waterschap. De Keur bepaalt dat oppervlaktewater met een status niet zonder vergunning van het waterschap mag worden gedempt of aangepast. Daarnaast is aan twee zijden een obstakelvrije onderhoudsstrook van toepassing. De Keur biedt derhalve voldoende waarborg voor de waterafvoerfunctie. Op de onderstaande uitsnede uit de Legger Oppervlaktewaterlichamen 2012 is af te lezen wat de secundaire en tertiaire waterlopen in Nieuw-Haamstede zijn.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het
watersysteem.  
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.  
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn.  
Verdroging (Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.  
Als boven genoemd.
 
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn.  
Onderhoud waterlopen 
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
kunnen worden.  
zie 'grondwateroverlast'.  
Waterschapswegen
Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap.  
Niet aanwezig.  

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01_0021.jpg"

Uitsnede Legger Oppervlaktewaterlichamen 2012

4.7.3 Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan. De watertoets is voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen voor het formele wateradvies, en op 24 november 2014 akkoord bevonden.

4.8 Flora en fauna

4.8.1 Toetsingskader

Algemeen

In deze paragraaf wordt het toetsingskader op het vlak van ecologie beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Soortbescherming

Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke beschermde soorten die in het plangebied voorkomen. Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of de actuele beschermde natuurwaarden van de locatie worden bedreigd.

De bescherming van soorten is verankerd in de Flora- en faunawet, die op 1 april 2002 van kracht is geworden. In de Flora- en faunawet zijn verbodsbepalingen opgenomen die bijvoorbeeld het doden of verwonden van dieren en het aantasten van vaste rust- of verblijfplaatsen strafbaar stellen. Artikel 75 van de wet biedt echter de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor bepaalde activiteiten die leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen.

Op 23 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) inzake artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. In deze AMvB worden de onder de Flora- en faunawet beschermde soorten planten en dieren onderverdeeld in drie verschillende beschermingscategorieën:

  • algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten);
  • strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten);
  • overige beschermde soorten (tabel 2-soorten).

De indeling van de beschermde soorten in verschillende beschermingscategorieën heeft met name invloed op het beschermingsregime dat ten aanzien van de betreffende soort geldt. Het is niet mogelijk om zonder onderzoek en zonder motivatie ruimtelijke nieuwe ontwikkelingen juridisch mogelijk te maken via het bestemmingsplan, waarbij sprake is van aantasting van belangrijke leefgebiedsfuncties. Voor soorten die beschermd zijn via de Habitatrichtlijn (deze soorten staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn) is het niet mogelijk om ontheffing te verlenen voor ruimtelijke ingrepen (recente jurisprudentie), tenzij tevens sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang.

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998 en Ecologische Hoofdstructuur

Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke gebiedsbescherming in of nabij het plangebied. Bij ruimtelijke ingrepen dient in kaart te worden gebracht of er effecten zijn op beschermde gebieden.

De gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet en de regelgeving rondom de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet danwel de EHS de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn door het ministerie van EL&I de volgende gebieden aangewezen:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Gebieden die de minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.

Per gebied worden in een aanwijzingsbesluit de instandhoudingdoelstelling voor bepaalde soorten of habitattypes bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden van beschermde vogelsoorten (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van kenmerkende soorten van deze habitattypen (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden.

Zonder vergunning en motivatie is het niet mogelijk nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken in het bestemmingsplan als sprake is van negatieve effecten op gebieden waar gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet aan de orde is.

De EHS is een netwerk van natuurgebieden, agrarische beheergebieden en ecologische verbindingszones waarbinnen de natuur in stand wordt gehouden. Het beleid is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuurwaarden. De gebieden behorend tot de EHS worden beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening. Het rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS is vastgelegd in de Nota Ruimte. Het beleid is vertaald in regelgeving in het Bro en per provincie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening.

Het is zonder motivatie niet mogelijke nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de EHS mogelijk te maken in het bestemmingsplan als sprake is van significant negatieve effecten op de gebiedsafhankelijke kenmerken en waarden van de EHS.

Stikstofdepositie

Om de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden terug te dringen heeft het ministerie van I&M samen met o.a. het ministerie van EL&I de PAS ontwikkeld. PAS staat voor Programmatische Aanpak Stikstof. In de PAS worden maatregelen opgenomen op de stikstofdepositie terug te brengen en hiermee de biodiversiteit in de Natura2000 gebieden te beschermen. De PAS is op 1 juli 2015 in werking getreden.

Als een bestemmingsplan een mogelijke toename van de stikstofemissie toestaat, moet in het plan gemotiveerd worden hoe de depositie eruit ziet en hoe zich dat verhoudt tot de kritische depositiewaarde en de achtergrondwaarde. Er zal dan dus getoetst moeten worden hoeveel mogelijke woningen er nog gebouwd kunnen worden, en welke toename van stikstofdepositie dit tot gevolg zal hebben.

4.8.2 Toetsing

Nieuw-Haamstede ligt midden in het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. En het zelfde gebied vormt ook de Ecologische hoofdstructuur. Een klein deel van het Natura2000-gebied ligt in het plangebied. Dit deel heeft de bestemming natuur gekregen. Voor het overige worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de huidige planologische situatie. Er is nog nader gekeken of de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Burgh-Haamstede' biedt, en in dit bestemmingsplan worden overgenomen, nadelige effecten kunnen opleveren voor de natuurwaarden. Uit de 'voortoets in het kader de Natuurbeschermingswet 1998, artikel 19j', september 2014 van de Anteagroup, toegevoegd als Bijlage 2 Voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, artikel 19j bij deze toelichting, blijkt dat de potentiële storingsfactoren ruimtebeslag, verontreiniging en verdroging, recreatiedruk en stikstofdepositie niet leiden tot (significant) negatieve effecten van de Natura 2000-gebieden Kop van Schouwen, Voordelta, Oosterschelde en Grevelingen. Er hoeft dus geen passende beoordeling opgesteld te worden.

4.8.3 Conclusie

Er is, als gevolg van het plan, geen sprake van een significant effect op het Natura2000-gebied.

4.9 Licht en duisternis

4.9.1 Toetsingskader

Algemeen

Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, (fiets)paden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, recreatieterreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden, e.d.). Mogelijk negatieve effecten van lichthinder worden bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier.

Regelgeving

De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

4.9.2 Toetsing

Nieuw-Haamstede ligt midden in het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen. Er zal dus ook bij het plaatsen van verlichting rekening gehouden moeten worden met de effecten van de verlichting op de natuurwaarden. De gemeente heeft als doelstelling om de duisternis te borgen. Bij alle aan te brengen buitenverlichting zal dus afgevraagd moeten worden of het noodzakelijk is, of het slechts datgene verlicht wat verlicht moet worden (geen onnodige uitstraling) en zo mogelijk ook slechts dan verlicht als het licht nodig is (dynamische verlichting) met niet onnodig veel licht.

4.9.3 Conclusie

Plaatsing van de verlichting dient zorgvuldig en bewust te gebeuren, waarbij onnodige verlichting voorkomen dient te worden, evenals verlichting die uitstraalt naar het natuurgebied.

4.10 M.e.r.-beoordeling

4.10.1 Toetsingskader

Algemeen

De bedoeling van de Mer regelgeving is om (in een aantal gelimiteerde gevallen) milieu een volwaardige plaats in de besluitvormingsprocessen van een groot aantal wetten, waaronder de Wro, te geven.

Regelgeving

De basis voor de regelgeving met betrekking tot de MER wordt gevormd door de Europese richtlijn voor milieueffectrapportage (85/337/EEG) en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (2001/42/EG). Beide richtlijnen zijn in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 7) en het Besluit milieueffectrapportage in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

De MER-regelgeving maakt onderscheid tussen plannen en besluiten en geeft hiervoor verschillende procedurele verplichtingen. Uitgangspunt van de MER-regelgeving is dat de procedure van het betreffende plan of besluit, waarbij het milieueffectrapport wordt opgesteld wordt gevolgd.

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid tussen:

  • 1. een m.e.r.-plicht voor plannen (plan-m.e.r.);
  • 2. een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor projecten (project-m.e.r.);
  • 3. een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor projecten die als activiteit genoemd zijn in het Besluit m.e.r., ook al blijven zij onder de genoemde drempelwaarden.

Dit betekent dat het bevoegd gezag ook bij deze kleinere activiteiten (die niet aan de drempelwaarden voldoen), na moet gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Als uit de (vormvrije) m.e.r-beoordeling blijkt dat geen MER behoeft te worden opgesteld of uit de MER blijkt dat er als gevolg van het plan geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen, kan het plan worden uitgevoerd.

4.10.2 Toetsing

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, worden niet genoemd in bijlage I onderdeel C en/of D van het Besluit m.e.r.

4.10.3 Conclusie

Er hoeft geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling te worden gedaan danwel een MER te worden opgesteld.

4.11 Conclusie

Uit de toetsing van de sectorale aspecten blijkt dat er, rekening houdend met de in de deelconclusies opgenomen voorwaarden, geen belemmeringen zijn voor het onderliggende bestemmingsplan.

5 Visie op het plangebied

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. In de eerdere hoofdstukken is uitgebreid stilgestaan bij het beleidskader, de ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke en functionele karakteristieken en de kaders voor wat betreft milieu en duurzaamheid. Hier worden deze samengebracht in een allesomvattende visie op het plangebied voor de komende 10 jaar. Daarbij ligt de focus uiteraard op onderwerpen waar het bestemmingsplan een rol in kan spelen.

5.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden

We streven naar een toekomstbestendige woningmarkt. Dit betekent dat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe woonbestemmingen worden toegevoegd naast de reeds bestaande woonbestemmingen. Het splitsen van kavels met als doel meer woningen te realiseren dan er reeds aanwezig zijn is niet langer vanzelfsprekend. Daar waar technisch gezien geen woning meer mogelijk is, zijn bouwtitels verwijderd. Bovendien zijn de ongebruikte bouwtitels voor extra woningen voorzien van een wijzigingsbevoegdheid, waarmee burgemeester en wethouders te zijner tijd de bouwtitels kunnen verwijderen uit het bestemmingsplan.

We gaan respectvol om met de aanwezige cultuurhistorische waarden. De waarde van de clusters van geschenkwoningen en de restanten van de Atlantikwall worden in het bestemmingsplan beschreven. Het behoud van de kenmerkende houtwallen en duinbeek wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd en archeologische waarden worden beschermd.

De ligging van Nieuw-Haamstede midden in het beschermde natuurgebied Kop van Schouwen geeft de kern een uniek en aangenaam karakter. De rondom aanwezige en beleefbare natuur zorgt voor een aantrekkelijke omgeving. We streven er naar om de goede harmonie tussen de natuurlijke omgeving en woongebied te behouden.

Wonen en recreëren gaan in Nieuw-Haamstede van oudsher goed samen. Bestaande recreatieve verhuur in woningen wordt gelegaliseerd. We faciliteren kwaliteitsverbetering in de verblijfsrecreatieve horeca, voor zover dat geen afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. Andere bedrijvigheid blijft beperkt tot beroep of bedrijf aan huis, voor bedrijfsactiviteiten van grotere omvang of een hogere milieucategorie is in Nieuw-Haamstede geen plaats.

5.3 Ruimtelijke streefbeelden

Nieuw-Haamstede kent hoofdzakelijk vrijstaande bebouwing. Rondom de Badweg en de Strandweg zijn de kavels zeer ruim bemeten. De woningen staan ver van de weg, op ruime afstand van elkaar en worden veelal aan het oog onttrokken door dichte bosschages. Op deze zogenoemde landhuispercelen mogen van oudsher al grote woningen worden gebouwd. De bouwregels worden hier zodanig aangepast dat naast de traditionele woningen van één laag met een kap ook meer eigentijdse bouwvormen kunnen worden gerealiseerd.

De overige woonkavels in Nieuw-Haamstede zijn doorgaans wat kleiner van afmetingen. De standaard bouwregels voor vrijstaande woningen bieden voldoende bouwmogelijkheden. Daar waar woonkavels direct aan of op korte afstand van de openbare weg liggen, is het wenselijk om enkele meters afstand tot de openbare weg te respecteren.

De clusters van geschenkwoningen zijn van hoge cultuurhistorische waarde. Ze markeren een belangrijk punt in de geschiedenis van Schouwen-Duiveland. Het is wenselijk dat de herkenbaarheid van deze clusters wordt behouden. Dat wil niet zeggen dat er geen enkele verandering meer mogelijk is. Behoud van de geschenkwoningen is alleen mogelijk wanneer ze hun functie kunnen blijven behouden. Modernisering hoort daar bij, maar wel met respect voor het oorspronkelijke karakter.

De laatste gebouwde overblijfselen van de Atlantikwall in het plangebied zijn een zestal bunkers. Ook deze markeren een belangrijk punt in de geschiedenis. Behoud van deze bunkers is wenselijk.

Ook de historische houtwallen in het gebied geven inzicht in de ontstaansgeschiedenis en de cultuurhistorie van deze omgeving. Bovendien dragen ze in belangrijke mate bij aan de beleving van de kern. We streven dan ook naar het behoud van deze houtwallen.

5.4 Functionele streefbeelden

Nieuw-Haamstede is hoofdzakelijk een woongebied, waar tevens veel gerecreëerd wordt. Natuur en natuurbeleving zijn daar nauw mee verweven. We streven naar een blijvende goede harmonie tussen wonen, recreëren en natuurwaarden. De omliggende natuurgebieden blijven zo veel mogelijk beleefbaar. De grondwaterstand wordt vanwege de natuurwaarden in het gebied hoog gehouden. Om overlast voor de omgeving zo veel mogelijk te beperken zal een goede waterafvoer uit het woongebied moeten worden geborgd. Op die manier kan de balans in evenwicht blijven.

Naar aanleiding van de inspraakreacties nemen wij ons voor om de reeds bestaande recreatieve verhuur van woningen in Nieuw-Haamstede te legaliseren. Nieuw-Haamstede is primair een woonkern, waar tot op zekere hoogte ook recreatief verblijf plaatsvindt zonder dat dit als storend wordt ervaren. Bij verdere toename van het aantal adressen waar recreatieve verhuur plaatsvindt komt de ruimtelijke uitstraling van Nieuw-Haamstede als woonkern echter steeds verder onder druk te staan. Om verstoring van het bestaande evenwicht tussen permanente bewoning en recreatieve verhuur te voorkomen beperken we ons hierbij tot de reeds bestaande verhuuradressen. Uitbreiding van het aantal woningen dat recreatief verhuurd wordt is bovendien in strijd met het gemeentelijke beleid.

6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan kan grotendeels worden gekarakteriseerd als een zogenaamd beheersplan. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Dit heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen, een verbeelding en een uniforme opzet van de bouwbepalingen. Alle bestaande functies worden gerespecteerd, ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien.

6.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Hierna volgt een toelichting op de afzonderlijke onderdelen. De verbeelding is een kaart van het plangebied waarop onder andere te zien is waar, welke bestemming geldt en waar bouwvlakken liggen waarbinnen gebouwen opgericht dienen te worden. Op de verbeelding zijn de volgende hoofdgroepen opgenomen:

  • Enkelbestemmingen;
  • Dubbelbestemmingen;
  • Functieaanduidingen;
  • Bouwvlakken;
  • Bouwaanduidingen;
  • Maatvoeringen.

Uit de bestemmingsregels blijkt hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingsplanregels bestaan altijd uit de volgende vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

De opzet van de verbeelding en regels sluit aan op de wettelijk vastgelegde Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Verder zijn de bestemmingen zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gronden.

In de toelichting wordt gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridische plangedeelte, dient het wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.

6.3 Toelichting op de bestemmingen

6.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels staan in hoofdstuk 1 (artikel 1 en 2) van de regels.

In artikel 1 van de regels worden diverse begrippen die in de planregels voorkomen nader omschreven. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis, ook als in het normale spraakgebruik of bijvoorbeeld in een encyclopedie andere, afwijkende definities voorkomen.

Artikel 2 geeft aan hoe hoogte-, oppervlakte- en andere maten moeten worden gemeten.

6.3.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 (met de artikelen 3 tot en met 13) zijn de bouw- en de gebruiksregels opgenomen van de op de verbeelding opgenomen (enkel)bestemmingen en dubbelbestemmingen.

In de regels van de verschillende bestemmingen komen een aantal onderdelen (bijna altijd) terug. De bestemmingsomschrijving omschrijft voor welke functies de gronden zijn bedoeld. In de bouwregels is vervolgens geregeld wat er ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd.

In veel bestemmingen is de regeling opgenomen dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Als nadere eis komen in de verschillende bestemmingen de volgende criteria voor:

  • een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • milieusituatie: met het oog op de milieukundige situatie kunnen eisen worden gesteld als gevoelige functies zich in de nabijheid bevinden van hinderlijke functies; vanwege de gevolgen voor flora en fauna, geluid, bodemkwaliteit en/of (grond)waterkwaliteit en gelet op de situering van gebouwen ten opzichte van water;
  • verkeersveiligheid: nadere eisen kunnen worden gesteld gelet op de verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte;
  • sociale veiligheid: het zoveel mogelijk voorkomen van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. Zo kunnen nadere eisen hierbij zien op verbetering van toezicht op en overzichtelijkheid en toegankelijkheid van sociaal onveilige plekken en andere openbare ruimten;
  • brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten: nadere eisen kunnen zien op de aanwezigheid en bereikbaarheid van vluchtwegen, bereikbaarheid van bouwwerken en de beschikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  • gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden: voorkomen van een zodanige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen ontstaat, dat een gebruik van die percelen overeenkomstig de bestemming niet meer volledig mogelijk is.

In de specifieke gebruiksregels is het volgens de begripsomschrijving toegestane gebruik van zowel de onbebouwde gronden als van de aanwezige gebouwen gedetailleerder uitgewerkt en/of wordt een nader omschreven soort gebruik uitgesloten.

Verder komen diverse flexibiliteitsbepalingen voor (afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden) en kan een vergunningplicht zijn opgenomen om bepaalde werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld afgraven of het kappen van bomen) te mogen uitvoeren.

Let op: de gebruiks- en de bouwmogelijkheden die in de enkelbestemmingen zijn opgenomen, kunnen worden beperkt door de dubbelbestemmingen of door de bepalingen uit hoofdstuk 3 (de algemene regels).  

Artikel 3 Detailhandel

De bestemming detailhandel is bedoeld voor kleinschalige detailhandelsbedrijven en/ of voor een vrijstaande woning.

Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid om de bouwmogelijkheid voor een woning uit de regels te verwijderen. De bevoegdheid kan worden ingezet indien de woning feitelijk nog niet in aanbouw is en de woning ook in juridische zin nog niet in oprichting is, dat wil zeggen dat er geen procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in gang is gezet.

Artikel 4 Groen

Binnen deze bestemming bevinden zich plantsoenen, grasveldjes, sloten, enzovoorts. Ondergeschikte voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- of fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Artikel 5 Horeca

Deze bestemming is bedoeld voor 'lichte' horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b of 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Een voorwaarde aan het gebruik van hotels waarbij ook appartementen aanwezig zijn, is dat sprake is van een centraal bedrijfsmatige exploitatie, zodat naast het beheer van de gronden en gebouwen behorende bij het horeca-bedrijf bijvoorbeeld ook sprake is van een centrale verhuur van de kamers en appartementen.

Artikel 6 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming is de vuurtoren van Nieuw-Haamstede opgenomen. Een aantal gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen is middels een aanduiding ook in deze bestemming opgenomen.

Artikel 7 Natuur

Deze bestemming ziet op een aantal kleine percelen aan de rand van het bestemmingsplangebied, die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur. De regels zien op de bescherming en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden.

Artikel 8 Verkeer

Binnen de bestemming verkeer zijn de openbare wegen en fiets- en voetpaden opgenomen.

Artikel 9 Water

Enkele vijvers in gebieden met openbaar groen hebben de bestemming Water gekregen waarmee de waterbergingsfunctie van deze waterlopen wordt beschermd.

Artikel 10 Wonen

Woningen mogen binnen de bestemming Wonen alleen worden gebouwd binnen een op de verbeelding opgenomen bouwaanduiding 'vrijstaand' of twee-aaneen'. Binnen deze bouwaanduiding is één woning toegestaan, tenzij middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een groter aantal woningen is opgenomen.

De adressen waarop vanwege de afdracht van toeristenbelasting bekend is dat er in de afgelopen periode recreatieve verhuur heeft plaats gevonden (belastingjaar 2014), zijn voorzien van een functieaanduiding 'recreatiewoning'. Op deze percelen is het gebruik van de woning als recreatiewoning voor de recreatieve verhuur toegestaan.

In de algemene gebruiksregels (artikel 15) is opgenomen dat als ondergeschikte functie aan het wonen (en onder voorwaarden) ook een bed & breakfast en een beroep of bedrijf aan huis zijn toegestaan.

In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouwmogelijkheid voor een woning te verwijderen op die percelen waarop nog geen woning in oprichting is. De bevoegdheid kan worden ingezet indien de woning feitelijk nog niet in aanbouw is en de woning ook in juridische zin nog niet in oprichting is, dat wil zeggen dat er geen procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in gang is gezet.

Artikel 11 Wonen - Landhuis

Woningen binnen deze bestemming mogen worden gebouwd in het bouwvlak. per bouwvlak is één woning toegestaan, tenzij met aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een groter aantal woningen is opgenomen.

De adressen waarop vanwege de afdracht van toeristenbelasting bekend is dat er in de afgelopen periode recreatieve verhuur heeft plaats gevonden (belastingjaar 2014), zijn voorzien van een functieaanduiding 'recreatiewoning'. Op deze percelen is het gebruik van de woning als recreatiewoning voor de recreatieve verhuur toegestaan.

In de algemene gebruiksregels (artikel15) is opgenomen dat als ondergeschikte functie aan het wonen (en onder voorwaarden) ook een bed & breakfast en een beroep of bedrijf aan huis zijn toegestaan.

In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouwmogelijkheid voor een woning te verwijderen op die percelen waarop nog geen woning in oprichting is. De bevoegdheid kan worden ingezet indien de woning feitelijk nog niet in aanbouw is en de woning ook in juridische zin nog niet in oprichting is, dat wil zeggen dat er geen procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen in gang is gezet. Hierbij is ervoor gekozen om op de verbeelding wel het bouwvlak te handhaven, zodat de mogelijkheid bestaat om hier bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een naastgelegen woning met de bestemming Wonen - Landhuis te kunnen bouwen (in de gevallen dat het samen één bouwperceel vormt).

Aanduidingen die voorkomen binnen de primaire bestemmingen

'Houtwal': De houtwallen die voorheen beschermd waren door de Wallenverordening 1999 zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een aanduiding 'houtwal', voor zover deze zijn gelegen op gronden met een bestemming Groen. Deze houtwallen variëren in breedte van 1 tot 6 meter. Op de verbeelding is daarom een zone van 6 meter breed aangeduid (3 meter aan weerszijde van de hartlijn van de houtwal). In de regels zijn voor deze gronden enkele bepalingen opgenomen ter bescherming van de cultuurhistorische waarde van de houtwallen.

'specifieke vorm van natuur - duinbeken': De duinbeek die op grond van de Verordening Ruimte provincie Zeeland is beschermd, is voorzien van een functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken'. Deze zone is 3 meter breed. Een aanlegvergunningstelsel beschermt deze duinbeek.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 6  

Het overgrote deel van het plangebied is vanwege de archeologische verwachtingswaarde in het Beleidsplan Archeologie opgenomen in één van de onderzoeksgebieden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 sluit hierbij aan. Zowel voor bouwwerkzaamheden als voor verschillende soorten (graaf)werkzaamheden die dieper gaan dan 50 centimeter en tegelijk een oppervlakte bestrijken van 2.500 m² of meer, moet eerst de archeologische waarde van het betreffende terrein worden vastgesteld en eventuele waarden worden veiliggesteld.

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te bieden om de dubbelbestemming te laten vervallen voor die percelen waarop na onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gronden met een waterkerende functie. Met deze dubbelbestemming komt het belang van de waterkerende functie nadrukkelijk naar voren. Voordat vergunning voor uitbreiding of vervanging van bestaande bouwwerken verleend kan worden, wordt met het oog op het belang van de waterkerende functie eerst advies ingewonnen bij het waterschap.

6.3.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

Artikel 14 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor - legale - bouwwerken die niet voldoen aan de bouwregels uit het vorige hoofdstuk. Eventueel afwijkende hoogte-, inhouds- hellings- en oppervlaktematen gelden voor die bouwwerken als vervangende (maximale/minimale) maat, ook als sprake is van vervangende nieuwbouw.

In het tweede lid is een bepaling over parkeren opgenomen. Bij de bouw van bouwwerken moet zijn aangetoond dat sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Hiervoor worden de normen van CROW publicatie nr. 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' als leidend genomen.

Verder is een regeling opgenomen die vanwege de ruimtelijke kwaliteit een beperking oplegt aan het aantal vlaggenmasten en een regel die vanwege het gemeentelijk beleid gericht op behoud van duisternis het naar boven toe verlichten van reclame-uitingen verbiedt.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

Naast een verbod om gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken is in dit artikel een aantal specifieke gebruiksverboden opgenomen. Zo is bijvoorbeeld vanuit de algemene veiligheid een verbod opgenomen voor opslag en be- en verwerking van explosieve stoffen.

Voor bestemmingen waarbinnen een woning is toegelaten is geregeld onder welke voorwaarden een Bed & Breakfast en/of een beroep/bedrijf aan huis is toegestaan.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Om een aantal ondergeschikte veranderingen aan gebouwen mogelijk te maken in de gevallen dat ze niet rechtstreeks aan de bouwbepalingen van de verschillende bestemmingen voldoen, is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Toepassing geven aan deze bevoegdheid is alleen mogelijk als het stedenbouwkundig passend is, de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden en als het niet te grote nadelen oplevert voor naastgelegen percelen.

De afwijkingsbevoegdheid is verder alleen mogelijk indien niet eerder al afgeweken is voor eenzelfde soort bouwwerk. Een afwijking voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.

Voor bestemmingen waarbinnen een woning is toegelaten is geregeld onder welke voorwaarden afgeweken kan worden ten behoeve van een mantelzorgwoning en/of een vrijstaand gastenverblijf.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

Om een aantal functioneel en architectonisch ondergeschikte bouwwerken mogelijk te maken die net buiten de 'eigen' bestemmingsgrens vallen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De stedenbouwkundige passendheid en het niet mogen veroorzaken van substantiële nadelen voor naastgelegen percelen zijn ook hier voorwaarden waaraan voldaan moet worden om toepassing te kunnen geven aan deze flexibiliteitsbepaling. Een wijziging is verder alleen mogelijk indien dit niet eerder al is toegepast voor eenzelfde soort bouwwerk. Een wijziging voor bijvoorbeeld een entreepartij is dus eenmalig mogelijk.

Artikel 18 Overige regels

In dit artikel is onder meer de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als een deel van een bouwperceel van eigenaar wisselt, terwijl diezelfde gronden bij een al eerder verleende omgevingsvergunning zijn meegeteld bij het bepalen van de maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel waartoe het behoorde. Het is dus niet mogelijk de gronden in te zetten voor twee verschillende bouwpercelen om op die manier een omgevingsvergunning voor het bouwen te verkrijgen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen en is in de slotregel (artikel 20 Slotregel) de citeertitel van de bestemmingsplanregels benoemd.

In artikel 19 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen voor zover dat afwijkt van de (nieuwe) bestemming. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing welke in strijd zijn met dit nieuwe bestemmingsplan, maar al aanwezig was ten tijde van voorgaande plannen, mag onder voorwaarden in stand blijven (bebouwing) dan wel worden voorgezet (gebruik). Gebruik en bebouwing dat voorheen al illegaal was, wordt met deze bepaling niet gelegaliseerd.

6.3.5 Bijlagen bij de regels

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten  

De Staat van Horeca-activiteiten is gebaseerd op de indeling uit de gemeentelijk Ontwikkelingsvisie horeca en maakt verder alleen horecabedrijven mogelijk die in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering' in milieucategorie 1 vallen.

6.4 Handhaving

6.4.1 Handhaving en bestemmingsplannen

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.

De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak beperkt uitgelegd als uitsluitend het toepassen handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze vorm van handhaving is overwegend repressief van aard. Handhaving bestaat echter ook uit het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving van wet- en regelgeving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt daartoe in beginsel een plicht tot handhaving aan. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

6.4.2 Handhavingsbeleid gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook de nodige ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten.

In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. De zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

6.4.3 Uitvoering handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen, het handhavingsplan en het daaruit voortvloeiende jaarprogramma. Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie, de koppeling met het exploitatieplan en eventuele inschatting tegemoetkoming in planschade.

7.2 Toepassing Grondexploitatiewet

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Tevens is wettelijk geregeld dat voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Door als gemeente alle gronden en opstallen in eigendom te hebben, zelf de grondexploitatie te voeren en de bouwgrond uiteindelijk bouwrijp tegen een marktconforme prijs te leveren wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval verhaald via de gronduitgifteprijs.

7.3 Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Een exploitatieplan is dan ook niet benodigd, waardoor de economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

Gedurende de voorbereiding van bestemmingsplannen wordt het plan één of meerdere keren ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode wordt ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de resultaten zijn van deze maatschappelijke consultaties.

8.2 Resultaten ter inzage legging voorontwerpbestemmingsplan

Tijdens de ter inzage legging zijn er 73 inspraakreacties en 4 vooroverlegreacties ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door het college vindt u in bijlage 3 Antwoordnotitie voorontwerpbestemmingsplan Nieuw-Haamstede. Het college heeft als gevolg daarvan bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • I. De toelichting is op diverse onderdelen gewijzigd en/of aangevuld naar aanleiding van de beantwoording van diverse inspraak- en vooroverlegreacties.
  • II. De bestaande recreatieve verhuur van woningen wordt gelegaliseerd, voor zover deze bij de gemeente bekend is vanwege de afdracht toeristenbelasting. Als peiljaar is 2014 gebruikt, omdat de gegevens van 2015 nog niet bekend zijn. Op de verbeelding zijn deze woningen voorzien van de functieaanduiding 'recreatiewoning'. In de regels is hier een passende regeling voor opgenomen.
  • III. De toepassingsermijn in de wijzigingsbevoegdheden waarmee ongebruikte bouwtitels kunnen worden ingetrokken wordt van 1 naar 10 jaar verlengd, ingaande op de dag van inwerkingtreding van de daartoe opgestelde structuurvisie 'Ongebruikte individuele bouwtitels in bestemmingsplannen', bekend onder identificatienummer NL.IMRO.1676.00159StvGEMSD.
    De wijzigingsbevoegdheden voor de percelen Esdoornweg 1 en Wilgenweg 2 komen te vervallen, omdat gebleken is dat hier wel woningen aanwezig zijn. Op het perceel Strandweg 21 wordt een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd omdat hier twee woningen zijn toegestaan terwijl er maar één gerealiseerd is. Het ontwerpbestemmingsplan is hiermee in overeenstemming met de eerdergenoemde structuurvisie.
  • IV. De bestemming van het perceel Torenweg 1a wordt gewijzigd van Horeca naar Wonen - Landhuis.
  • V. Door een recente wetswijziging geldt dat in gebieden waarvoor een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld, aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen niet meer getoetst worden aan de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Omdat de aanwezigheid van onder meer voldoende parkeervoorzieningen bij nieuwbouw van belang is, is in het ontwerpbestemmingsplan een regeling opgenomen die vergelijkbaar is met de regeling uit de bouwverordening zoals we die tot nu toe kennen.

8.3 Resultaten ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Tijdens de ter inzage legging zijn 9 zienswijzen ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door de gemeenteraad vindt u in bijlage 4 Antwoordnotitie ontwerpbestemmingsplan Nieuw-Haamstede. De gemeenteraad heeft als gevolg daarvan bij de vaststelling van het bestemmingsplan de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • I. De toelichting is op diverse onderdelen gewijzigd en/of aangevuld naar aanleiding van de beantwoording van zienswijzen.
  • II. In artikel 11.2.3 b wordt de aanduiding "wonen uitgesloten" vervangen door "woning uitgesloten", zodat deze in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 11.7.1 b.
  • III. De regeling ten aanzien van parkeren in artikel 14.2 wordt aangepast en aangevuld met bepalingen ten aanzien van laad- en losruimte.
  • IV. De bestaande recreatieve verhuur van de woning Strandweg 25 wordt -in aanvulling op de percelen die reeds waren opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan- gelegaliseerd. Op de verbeelding is deze woning voorzien van de functieaanduiding 'recreatiewoning'.
  • V. De aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' wordt op de verbeelding verwijderd van perceel Strandweg 19.
  • VI. De aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' wordt op de verbeelding verwijderd van perceel Wilgenweg 2.
  • VII. De aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' wordt op de verbeelding toegevoegd aan de percelen Strandweg 21 en Klaproosweg ongenummerd ten zuiden van Klaproosweg 32 (kadastraal bekend WTS C 1872).
  • VIII. De vijf aanduidingen 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' rondom Azaleaweg 2 worden gewijzigd in 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2'.
  • IX. De begrenzingen van het bouwaanduidingsvlak 'vrijstaand' en het maatvoeringsvlak - maximum aantal wooneenheden' tussen de percelen Korenbloemlaan 6 en Kamperfoelieweg 11 worden in overeenstemming gebracht met het kadastrale eigendom.

Het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad is opgenomen in bijlage 5 Vaststellingsbesluit bestemmingsplan Nieuw-Haamstede