direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuw-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Nieuw-Haamstede met identificatienummer NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.7 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.8 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.9 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.10 afhaalrestaurant

een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatse, met het al dan niet daarnaast verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse en waarbij tevens de mogelijkheid bestaat dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden.

1.11 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.12 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.17 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en dat is gericht op consumentenverzorging en waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.19 beroepsmatig gebruik van de woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.20 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijbehorend bouwwerk

architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 bordes (woning)

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.32 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.33 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van een hotel inclusief appartementen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.36 erfgrens

de grens van het erf.

1.37 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.38 gastenverblijf

een bijbehorend bouwwerk welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.41 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.42 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.43 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.44 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen.

1.45 kampeermiddelen

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes of -lodges, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.46 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.47 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.48 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.49 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.50 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.51 ondergeschikte horeca-activiteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van etenswaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.53 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.54 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.55 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.56 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.57 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.58 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.59 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.60 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.61 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.62 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.63 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.64 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.65 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.66 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.67 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.68 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.69 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling, verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.

1.70 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.71 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.72 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.73 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.74 zijdelingse perceelsgens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.75 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.76 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.77 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.10 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandelsbedrijven;
  • b. het wonen in woningen;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals paden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven
  • a. Gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in een bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten dienste van detailhandelsbedrijven bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • d. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
3.2.3 Woningen en bijbehorende bouwwerken
  • a. Woningen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden uitsluitend gebouwd in een bouwvlak;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste één;
  • c. een woning mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • d. de breedte van een woning bedraagt ten minste 6,5 meter en ten hoogste 50% van de bouwperceelsbreedte;
  • e. de diepte van een woning bedraagt ten hoogste 15 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van een woning, inclusief bijbehorende bouwwerken en overkappingen, bedraagt ten hoogste 50% van het bouwperceel;
  • g. vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn van de woning gebouwd, overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van de woning gebouwd;
  • h. de afstand van een woning en van bijbehorende bouwwerken tot de bouwperceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 meter;
  • i. de goot- en bouwhoogte van een woning bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • j. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een woning bedraagt ten hoogste 3,3 meter, de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • k. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • l. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)
  • a. De bouwhoogte van een erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn en tot 1 meter achter de voorgevellijn bedraagt maximaal 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. horeca, uitgezonderd ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van een detailhandelsbedrijf tot ten hoogste 25% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
  • b. de opslag en/of verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. de opslag en/of verkoop van 10.000 kilogram of meer aan consumentenvuurwerk;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Burgemeester en wethouders kunnen, na afloop van een periode van een half jaar na de dag waarop het ontwerp van dit bestemmingsplan(deel) ter inzage is gelegd, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 3' het bestemmingsplan wijzigen door in de planregels het bepaalde in artikel 3.1, onder b en in artikel 3.2.3 te laten vervallen.

3.5.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het opstarten van een procedure is slechts toegestaan indien geconstateerd kan worden dat er plaatse van het aangeduide bouwvlak geen woning is opgericht, noch in oprichting is;
  • b. het opstarten van een procedure is niet toegestaan indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het betreffende perceel niet is ingetrokken.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal': het behoud en het herstel van een houtwal of van houtsingels;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken': het behoud, versterken en ontwikkelen van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden als gevolg van een duinbeek;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbare toiletvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

4.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 3,5 meter bedragen.
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speelvoorzieningen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'houtwal' en/of de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
4.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • d. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen.
4.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt slechts verleend indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven voor zover die voorkomen tot en met categorie 1c van de bij deze regels horende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'cafetaria'; uitsluitend een cafetaria/snackbar;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals terrassen, verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

5.2.2 Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen
  • a. De gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de oppervlakte van gebouwen en overkappingen in een bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage, indien geen bebouwingspercentage is opgenomen geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
  • g. de oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning, bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoning bedragen ten hoogste de volgende maten:
Bouwwerk   oppervlakte   inhoud   goothoogte   bouwhoogte  
bedrijfswoning   200 m²   750 m³   6 meter   10 meter  
bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning   40 m² (inclusief overkappingen)   niet geregeld   3,3 meter   6 meter  
overkapping   zie oppervlakte bijbehorend bouwwerk   niet geregeld   niet geregeld   3 meter  
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:
      bouwwerk   bouwhoogte  
      erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
      erfafscheidingen elders   2 meter  
      licht- en vlaggenmasten   8 meter  
      terrasschermen   1,5 meter  
      parasols   5 meter  
      horecaterrasoverkappingen   4 meter  
      overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
  • b. de uitvalschermen van horecaterrasoverkappingen dienen onder een hellingshoek van ten minste 20° te worden gemonteerd.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. de buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
  • b. er dient sprake te zijn van een centraal bedrijfsmatige exploitatie in geval van hotels, inclusief appartementen;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte, gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg is niet toegestaan.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen, waaronder in elk geval worden begrepen transformatorhuisjes en gasdrukregel- en meetstations;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

6.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. de gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
erfafscheidingen vóór de voorgevellijn   1 meter  
erfafscheidingen elders   2 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. buitenopslag van goederen;
  • b. crematoria;
  • c. dierenasiels en dierenpensions.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
7.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • d. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen.
7.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt slechts verleend indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken': het behoud, versterken en ontwikkelen van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden als gevolg van een duinbeek;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

8.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m².
8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende maten:

bouwwerk   bouwhoogte  
antennes   5 meter  
speelvoorzieningen   4 meter  
licht- en vlaggenmasten   8 meter  
openbare nutsvoorzieningen   3,5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 meter  
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
8.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • d. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen.
8.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt slechts verleend indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. taluds en oevers;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 9.2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

9.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit geen nadelige gevolgen heeft voor de waterberging;
  • b. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor recreatieve verhuur van een woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, waarbij het aantal slaapplaatsen ten behoeve van de recreatieve verhuur maximaal 10 per woning bedraagt;
  • c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

10.2.2 Woningen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. Woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'vrijstaand', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'twee-aaneen': uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een woning en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • c. het aantal woningen per aanduidingsvlak bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • d. per woning bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van de woning, bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 50% van het bouwvlak, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woning niet meer dan 60 m² mag bedragen;
  • e. de breedte van een woning bedraagt ten minste 6,5 meter;
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling van een woning maximaal 60° bedragen.
  • g. de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens - in beide gevallen een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - mag ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken niet minder bedragen dan:
      bouwaanduidingsvlak   afstand bouwperceelsgrens  
      vrijstaand   3 meter  
      twee-aaneen   3 meter (aan één zijde)  
  • h. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd, overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • i. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en/of overkappingen behorend bij een woning ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken en de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan:
      bouwaanduidingsvlak   gebouwd aan de zij- of achtergevel   vrijstaand bijbehorend bouwwerk en/of overkapping  
      vrijstaand   3 meter   3 meter (aan één zijde)  
      twee-aaneen   3 meter (aan één zijde)   niet nader bepaald  
  • j. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de maten:
  bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte  
  woningen   3,3 meter, tenzij anders is bepaald middels de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';   10 meter, tenzij anders is bepaald middels de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';  
  bijbehorende bouwwerken   3,3 meter   6 meter  
  overkappingen   niet nader bepaald   3,3 meter  
10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn en tot 1 meter achter de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 10.2.2, onder j voor een hogere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 10.2.2, onder g voor een kortere afstand van een woning tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. lid 10.2.2, onder i voor een kortere afstand van een bijbehorend bouwwerk tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • d. lid 10.2.3 voor een grotere bouwhoogte van de in de tabel genoemde categorie 'overige bouwwerken geen gebouwen zijnde' tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
10.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van een natuurgebied plaatsvindt, in de gevallen dat de afstand tot een natuurgebied als bedoeld in artikel 2.16 van de verordening ruimte provincie Zeeland minder bedraagt dan 100 meter.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 10.3 gesteld worden.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als woonruimte voor mantelzorg is niet toegestaan;
  • b. recreatief nachtverblijf in een bijbehorend bouwwerk is niet toegestaan.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Burgemeester en wethouders kunnen met ingang van 22 oktober 2025 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied - 1' het bestemmingsplan wijzigen door:

  • a. het maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' van de verbeelding te verwijderen, in de gevallen dat een dergelijk maatvoeringsvlak is opgenomen, of
  • b. het aanduidingsvlak 'vrijstaand' van de verbeelding te verwijderen in de gevallen dat geen maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen.
10.6.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het opstarten van een procedure is slechts toegestaan ten aanzien van een perceel(sgedeelte) waarvan geconstateerd kan worden dat er plaatse van de bouwaanduidings- dan wel maatvoeringsvlakken geen woning is opgericht, noch in oprichting is;
  • b. het opstarten van een procedure is niet toegestaan indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het betreffende perceel(sgedeelte) niet is ingetrokken.

Artikel 11 Wonen - Landhuis

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend een huishoudelijke berg- of werkruimte of een opslagruimte ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken': het behoud, versterken en ontwikkelen van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden als gevolg van een duinbeek;
  • d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

11.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan.
11.2.3 Woningen
  • a. Het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1, tenzij middels de aanduiding 'aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woning uitgesloten' zijn geen woningen toegestaan;
  • c. de bouwperceelbreedte van een woning bedraagt ten minste 25 meter;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter, tenzij middels de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' en/of 'maximum bouwhoogte (m)' een andere hoogte is aangegeven;
  • e. de breedte van een woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, bedraagt ten minste 6,5 meter en bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van het bouwperceel;
  • f. de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 5 meter;
  • g. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 60° bedragen.
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. De gezamenlijk oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 100 m², waarbij het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bouwperceel ten hoogste twee mag bedragen;
  • b. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3,3 meter;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • d. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden gebouwd op een afstand van ten minste 5 meter van de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mogen bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden opgericht ten behoeve van een woning gelegen in het bouwvlak van een naastgelegen perceel, waarbij de gezamenlijk oppervlakte van alle vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen behorende bij een woning het maximum genoemd onder a niet mag worden overschreden.
11.2.5 Huishoudelijke berg- en werkruimten ter plaatse van de aanduiding 'garagebox'

De hoogte van een gebouw of overkapping ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' bedraagt maximaal 3,3 meter.

11.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn en tot 1 meter achter de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.6 voor de bouw van een erfafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, waarbij sprake moet zijn van een voornamelijk transparante erfafscheiding voor dat deel van het bouwwerk dat hoger is dan 1 meter;
  • b. lid 11.2.6 voor een grotere bouwhoogte van de in de tabel genoemde categorie 'overige bouwwerken geen gebouwen zijnde' tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
11.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van een natuurgebied plaatsvindt, in de gevallen dat de afstand tot een natuurgebied als bedoeld in artikel 2.16 van de verordening ruimte provincie Zeeland minder bedraagt dan 100 meter.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 11.3 gesteld worden.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk of van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' als:

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
11.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 11.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Natuurbeschermingswet;
  • d. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen.
11.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.6.1 wordt slechts verleend indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Verwijderen onbenutte bouwmogelijkheid woning

Burgemeester en wethouders kunnen met ingang van 22 oktober 2025 ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied - 2' het bestemmingsplan wijzigen door :

  • a. het maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' van de verbeelding te verwijderen, in de gevallen dat een dergelijk maatvoeringsvlak is opgenomen, of
  • b. de aanduiding 'woning uitgesloten' op de verbeelding op te nemen in de gevallen dat geen maatvoeringsvlak 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen.
11.7.2 Voorwaarden wijzigingsbevoegdheid
  • a. Het opstarten van een procedure is slechts toegestaan ten aanzien van een perceel(sgedeelte) waarvan geconstateerd kan worden dat er ter plaatse van de aangeduide bouwvlak dan wel maatvoeringsvlak geen woning is opgericht, noch in oprichting is;
  • b. het opstarten van een procedure is niet toegestaan indien een toegekende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het betreffende perceel(sgedeelte) niet is ingetrokken.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 6

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

12.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 12.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

12.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

12.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 12.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

12.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 12.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
12.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.
12.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 12.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 12.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

12.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 12.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 12.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
12.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6'.

12.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 12.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

12.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de waterkering.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Toelaatbare bebouwing bestemming 'Waterstaat - Waterkering'

Op deze gronden mogen ten dienste van de in lid 13.1 genoemde bestemming worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter.

13.2.2 Toelaatbare bebouwing andere bestemmingen

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het peil, niet wordt uitgebreid.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken andere bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

14.2 Parkeren en laad- en losruimte

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien ten behoeve van de betreffende functie voldoende parkeergelegenheid voor auto's worden gerealiseerd en indien in de aanvraag aangetoond is dat voldoende ruimte aanwezig is voor het laden of lossen van goederen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

14.3 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten onstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
14.4 Afwijkingsbevoegdheid Parkeren en Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 14.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren leidt of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  • b. lid 14.3 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
14.5 Onoverdekte zwembaden

Bij een woning mag een onoverdekt zwembad worden gebouwd, mits:

  • a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.
14.6 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

14.7 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen, waaronder skybeamers worden begrepen, mogen geen licht naar boven uitstralen.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

15.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  • e. als woonwagenstandplaats.
15.3 Bed & Breakfast

Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast mag uit maximaal vijf slaapplaatsen bestaan;
  • b. de woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  • c. de woning is bestemd én geschikt voor permanente bewoning;
  • d. het parkeren van de voertuigen van bezoekers mag uitsluitend op het eigen erf plaatsvinden;
  • e. er mogen geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen zichtbaar zijn.
15.4 Beroep of bedrijf aan huis

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het beroep of bedrijf mag geen bedrijvigheid betreffen die voor de activiteit milieu omgevingsvergunningplichtig is als genoemd in artikel 2.1 lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. het parkeren van bedrijfsvoertuigen en voertuigen van bezoekers mag uitsluitend op het eigen erf plaatsvinden;
  • e. horeca is niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • g. een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) is toegestaan;
  • h. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • i. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf is toegestaan;
  • c. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • d. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • e. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het gastenverblijf tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • f. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • g. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • h. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
16.2 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als (bedrijfs)woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder).
16.3 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

16.4 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  • a. erfafscheidingen;
  • b. overkappingen.
16.5 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.1 tot en met lid 16.4 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 16.3, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken
  • e. geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van een natuurgebied plaatsvindt, in de gevallen dat de afstand tot een natuurgebied als bedoeld in artikel 2.16 van de verordening ruimte provincie Zeeland minder bedraagt dan 100 meter.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
17.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in lid 17.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van lid 17.1 onder b, deze wijziging niet eerder is toegepast voor eenzelfde bouwwerk op het betreffende bouwperceel;
  • d. geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van een natuurgebied plaatsvindt, in de gevallen dat de afstand tot een natuurgebied als bedoeld in artikel 2.16 van de verordening ruimte provincie zeeland minder bedraagt dan 100 meter.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

18.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

18.3 Voorrangsregeling (dubbel)bestemmingen
  • a. Voor zover gronden met een (enkelvoudige) bestemming samenvallen met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
  • b. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dan geldt de volgende prioriteitenvolgorde:

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 19.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  • c. lid 19.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid 19.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Haamstede.