Plan: | Nieuw-Haamstede |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.00109BpaNH-VA01 |
In 2000 hebben de landen van de Europese Unie de Kaderrichtlijn Water (KRW) onderschreven om te komen tot basisbeginselen voor een duurzaam waterbeleid in de Europese Unie. De KRW is van kracht voor het waterbeheer, dat wil zeggen voor het totaal aan activiteiten die tot doel hebben om het grond- en oppervlaktewater zo goed mogelijk te beheren. De KRW is door Nederland vertaald naar landelijke beleidsuitgangspunten voor een robuust en duurzaam watersysteem. In 2027 moeten de door Nederland aangewezen KRW-oppervlaktewaterlichamen voldoen aan de richtlijnen, zoals deze door de Europese Unie zijn vastgesteld. Voor het bereiken van de KRW-doelen is in het Nationaal Bestuursakkoord Water de onderlinge samenwerking tussen de overheden vastgelegd.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn:
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Natuurbeschermingswet, Deltawet en de (toekomstige) Omgevingswet.
In dit besluit worden regels gesteld voor verschillende aspecten van nationaal belang. Veel daarvan moeten nog worden uitgewerkt en vastgesteld.
De Nota Belvedere geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Daarnaast geeft het aan welke maatregelen getroffen moeten worden en geeft het een aanvulling op het bestaande sectorale beleid. Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat daarbij centraal. Die invalshoek dient in het ruimtelijk beleid te worden bevorderd.
Deze nota vormde een belangrijke bouwsteen voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en andere relevante rijksnota's. Daarnaast heeft het beleid uit de Nota Belvedere zijn vertaling gekregen in het beleid van de andere bestuursniveaus.
De centrale doelstelling van het beleid luidt:
De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen.
Deze hoofddoelstelling is vertaald in de volgende doelen:
In bestemmingsplannen dienen de fysieke dragers (cultuurhistorische kernkwaliteiten) als ruimtelijk toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen te worden vastgelegd en kan indien nodig tevens een beleidsmatige opgave gericht op het herstel van de cultuurhistorische kwaliteit en samenhang worden opgenomen. De uitvoeringsstrategie kan van gebied tot gebied verschillen, van meeliften met bestaande initiatieven tot het initiëren van specifieke projecten.
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreide eigen beleid.
De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen. In paragraaf 3.2 Historische analyse zijn de cultuurhistorische waarden in het plangebied beschreven.
In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water ondertekend. Het doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor:
De vijf partners willen dit bereiken door doelmatiger te werken, dat wil zeggen: goede kwaliteit tegen lagere kosten en minder bestuurlijke drukte. Noodzakelijke investeringen leiden daardoor niet tot sterke stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven. De partners streven daarnaast ook naar doelmatigheid, door met minder kosten en minder bestuurlijke drukte de werkzaamheden te verrichten.
In de Waterwet is vastgelegd dat het Rijk een nationaal waterplan opstelt. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen aan voor een optimaal waterbeheer. Het Nationaal Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens structuurvisie.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is ontstaan uit het samenvoegen van acht oude waterwetten. De Waterwet kent één watervergunning, voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast.
Het aantal soorten planten en dieren in Europa gaat hard achteruit. De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument daarvoor is Natura 2000: een samenhangend netwerk van bijzondere natuurgebieden van Europees belang. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen en ontwikkelen van de biodiversiteit in Europa. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan Natura 2000. Natura 2000-gebieden zijn de gebieden waar aangewezen soorten (dieren en/of planten) in een bepaalde mate voorkomen. Natura 2000 is vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wijst de gebieden aan. In een aanwijzingsbesluit beschrijft ze de natuurdoelen voor ieder gebied: welke natuurtypen en dier- en plantensoorten er in een bepaalde hoeveelheid en kwaliteit moeten blijven of - opnieuw - ontwikkeld worden. In Zeeland heeft de minister van EZ zestien Natura 2000-gebieden aangewezen, waaronder de Kop van Schouwen. Voor zeven van de zestien gebieden in Zeeland is de Provincie Zeeland verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen. Voor de overige gebieden (zoals o.a. Grevelingen, Oosterschelde en Voordelta) in Zeeland blijft het Rijk zelf verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen.
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 (vastgesteld op 28 september 2012) beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen. De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:
In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt ingegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.
Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan komt terug in de verordening. Een aantal is van belang voor dit bestemmingsplan. In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt hier nader op ingegaan.
De nationale planstructuur voor verkeer en vervoer is vastgelegd in het Nationale Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Op grond van de Planwet dient de provincie te voldoen aan haar planverplichting een Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) op te stellen. Het PVVP gaat in op de essentiële onderdelen uit het NVVP en besteedt aandacht aan de afstemming met andere beleidsterreinen als ruimtelijke ordening, economie en milieu. De provincie is verplicht de meest belanghebbende bestuursorganen bij de planvoorbereiding te betrekken. Het PVVP zet in op een optimaal verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in goede verhouding staat tot de kwaliteit van de samenleving als geheel, en dat recht doet aan de verschillende functies in de gebieden. Het basisbeleid, de elementen die voor heel Zeeland gelden, is gerelateerd aan de verschillende beleidssectoren en vertaald in verkeerskundige termen. Deze elementen zijn:
Gezien de gebiedsspecifieke situaties is er aanleiding geweest om in het PVVP lokaal of in een bepaald gebied accenten aan te brengen in het basisbeleid.
Met de Zeeuwse Nota Waterkeringen 2010 stelt het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW) een gezamenlijk beleidskader en een gezamenlijke ambitie voor de waterkeringzorg vast. Het ZOW speelt hiermee in op nieuwe ontwikkelingen, regelgeving en beleid en neemt een standpunt in over de Zeeuwse uitwerking van het advies van de Deltacommissie en het Nationaal Waterplan. De nota geeft bovendien een eerste aanzet voor de gebiedsvisie voor de Zeeuwse kust, die is aangekondigd in het Nationaal Waterplan. Meer in detail heeft de Zeeuwse Nota Waterkeringen de volgende doelen:
De Provincie Zeeland is verantwoordelijk voor praktisch het hele natuurbeleid op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Wet inrichting landelijk gebied (WILG). De Provincie stelt de beleidskaders vast, verleent ontheffingen en vergunningen, voert budgetbeheer, heeft de regie over de uitvoering, monitoring en toezicht (handhaving). Daarnaast wil de Provincie dat natuurgebieden en het platteland voor het publiek ontsloten worden: bekend, vindbaar, bereikbaar, toegankelijk en beleefbaar met daarbij speciale aandacht voor mensen met een functiebeperking.
De Zeeuwse natuur wordt goed en actief beheerd. De Provincie stelt de doelen vast middels het Natuurbeheerplan Zeeland en stuurt het beheer van de natuurorganisaties en particuliere (agrarische) beheerders aan op basis van de Subsidieregeling Natuur en Landschap.
Het Natuurbeheerplan Zeeland bevat het provinciale beleid voor begrenzing, verwerving, omvorming, inrichting en beheer van natuurgebieden en agrarische beheergebieden van de Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurbeheerplan wordt jaarlijks gewijzigd. Op 29 september 2009 is het Natuurbeheerplan Zeeland 2009 vastgesteld, in 2010, 2011, 2012 zijn kleine planwijzigingen doorgevoerd. In 2013 is een grote planwijziging doorgevoerd, vanwege de landelijke herijking van de EHS. Daarbij ligt het accent nu meer op inrichting dan verwerving en wordt er gestreefd naar een koppeling met Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water. Voor Zeeland betekent dit een kleinere EHS. Begrensde natuurontwikkelingsgebieden worden via een waarborgingbeleid planologisch beschermd tegen onomkeerbare ingrepen.
Het toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid is een samenvoeging van de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, lokale inzichten en andere beleidsstukken uit het land. Het toetskader is bedoeld als toelichting op artikel 10 van de Regeling bluswatervoorziening en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland (2010). In dit artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor of toezien op de realisering van zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.
In 2012 heeft de Veiligheidsregio Zeeland het beleidsplan 2012-2015 'Bestuursvisie op fysieke veiligheid in Zeeland' opgesteld. Dit is een beleidsplan opgesteld vanuit een wettelijke verplichting, maar ook om de richting van de Veiligheidsregio aan te geven. Zeeland heeft een risicoprofiel met een groot aantal risico's. De kans dat een incident optreedt is onwaarschijnlijk, maar als het optreedt zijn de gevolgen zeer groot. Het is daarom belangrijk dat dit beleidsplan er ligt. Dit beleidsplan gaat over meerdere typen veiligheid, te weten: openbare orde, sociale veiligheid, integrale veiligheid, milieuveiligheid, en fysieke veiligheid. Samenwerken en investeren zijn sleutelwoorden van dit beleidsplan. De belangrijkste beleidsprogramma's van dit beleidsplan zijn:
1.Water en veiligheid
Het thema water en veiligheid kent drie verschillende aandachtsterreinen, te weten: incidentenbestrijding op het water, overstromingen en extreme neerslag.
2. Nucleaire Veiligheid
Zeeland is de regio in Nederland met de meeste nucleaire inrichtingen voor energie productie op of nabij haar grondgebied: de kerncentrale van EPZ in Borssele en de vier kerncentrales van Electrabel in het Belgische Doel. Voor de voorbereiding op incidenten met deze inrichtingen is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft het opperbevel bij incidenten met deze inrichting totdat dit door de minister wordt overgenomen.
Door de aanwezigheid van deze nucleaire industrie in Zeeland is er een specialisme ontstaan over nucleaire veiligheid bij de veiligheidsregio. Ook worden, door o.a. de Hogeschool Zeeland, nucleaire opleidingen ontwikkeld om de behoefte aan specialisten bij de nucleaire industrie te kunnen waarborgen.
Het beleid van de Zeeuwse overheden is er op gericht om deze expertise ontwikkeling in Zeeland te ondersteunen en gezamenlijk, met de industrie, onderwijs en overheid in Zeeland een expertisecentrum voor de nucleaire industrie voor Nederland en omliggende landen te realiseren.
3. Industriële Veiligheid en Infrastructuur
Het thema industriële veiligheid en infrastructuur behelst de veiligheid van de chemische industrie in Zeeland en weg- en treinvervoer. Zeeland heeft, na Rotterdam Rijnmond de meeste BRZO-plichtige bedrijven.
De aanwezigheid van petrochemische industrie tezamen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor maakt Zeeland tot het tweede risicogebied van Nederland. Binnen dit programma valt de uitvoering van het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO), de advisering over externe veiligheid, aanwijzing bedrijfsbrandweer, routering gevaarlijke stoffen en de risicobeheersing van overige industrie, ondergrondse transportleidingen, vervoer over weg en spoor en door tunnels.
4. Recreatie, toerisme en evenementen
Recreatie en toerisme zijn economisch van groot belang voor Zeeland. Het bieden van veiligheid voor de bezoekers van Zeeland moet dan ook prioriteit krijgen. Dit kan alleen in samenwerking met de recreatiesector. Bezoekers van campings, jachthavens, bungalowparken, stranden en historische steden en gebouwen moeten kunnen vertrouwen op effectieve hulpverlening.
Evenementen moeten ook zodanig worden georganiseerd dat de bezoekers hier geen bijzondere risico's lopen. Dit vereist goede afspraken tussen vergunningverlenende instanties, organisatie en veiligheidsregio.
5. Veilig wonen en werken
Inwoners moeten een veilige leefomgeving hebben. Dit moeten zij grotendeels eerst zelf realiseren. De taak van de veiligheidsregio is te voorzien in hulpverlening op die momenten dat de burgers zelf onvoldoende middelen hebben.
Dit beleidsplan behandeld de fysieke omgeving waarin wordt gewoond en gewerkt. Het gaat dus niet om sociale veiligheid. De lijn tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid is echter niet eenvoudig meer te trekken. Sociale onrust of een 'sociaal' incidenten kan leiden tot een crisis en daarmee wordt ook de veiligheidsregio, verantwoordelijk voor de organisatiestructuur, bij een crisis betrokken.
In het waterbeheerplan staat het beleid van het waterschap voor oppervlaktewater en waterkeringen. Het waterbeheerplan bevat de ambities en uitvoeringsprojecten voor een planperiode. Het waterbeheerplan wordt vergeleken met een structuurvisie van de gemeente.
In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast. In paragraaf 4.7 Water van de toelichting op het bestemmingsplan is de Watertoets opgenomen.
De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien.
In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'.
In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Hierna zijn de strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.
Strategische doelen: werken
Strategische doelen: wonen
Strategische doelen: verblijven
De bestaande ruimtevragende functies wonen, werken en verblijven zijn positief bestemd in onderhavig bestemmingsplan. De ambities worden binnen de bestemmingsgrenzen van dit bestemmingsplan gefaciliteerd.
De gemeente heeft de ambitie om minimaal te kunnen voorzien in de opvang van de natuurlijke groei in de kernen. Verder wordt ruimte gegeven aan de woningbehoefte van permanente en tijdelijke vestigers, door aantrekkelijke woonmilieus in zowel de bestaande voorraad als ook in de nieuwbouw.
Ambities
Deze Woonvisie moet er voor zorgen dat tot 2022 de juiste keuzes te maken om in 2040 het strategische doel te hebben bereikt: 'We wonen prettig naar wens en behoefte'. Deze doelstelling tot 2022 is uitgesplitst in de volgende ambities/beleidsaccenten:
Kwantitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022
Kwalitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022
Pakken van woonkansen voor vestigers tot 2022
Ruimte geven aan de woningbehoefte van tijdelijke en permanente vestigers. Wonen op Schouwen-Duiveland spreekt veel mensen aan: de rust, ruimte en veiligheid. Bouwen voor vestigers wordt gezien als een kans. Kwantitatief wordt er een limiet gesteld van maximaal 200 nieuwbouwwoningen voor vestigers. Voor deze extra ambitie worden wel eisen gesteld dat het moet gaan om niches in de woningmarkt: creatieve nieuwbouwconcepten die aantrekkelijk zijn voor vestigers op de juiste locatie. Hierbij leggen we de focus op het woonmilieu 'Wonen aan de kust' en in mindere mate aan 'Zierikzee' en 'Dorpswonen'.
Onderscheid naar woonmilieu
In de woonvisie is een onderscheid gemaakt in woonmilieus vanwege de diversiteit. Waar nodig wordt bij de diverse beleidsonderdelen onderscheid gemaakt naar de verschillende woonmilieus.
Wonen aan de kust (Burgh-Haamstede, Ellemeet, Noordwelle, Renesse en Scharendijke). De focus ligt hier (steeds meer) op herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad. Vanwege vergrijzing en krimp in deze dorpen is in beginsel beperkt ruimte nodig voor uitbreiding van de woningvoorraad. Door de aantrekkelijkheid van dit woonmilieu, ook voor de lokale behoefte, is er nog ruimte om 30 woningen toe te voegen. In deze kernen is het bouwen op maat, waarbij het accent ligt op de doelgroep ouderen en levensloopgeschikt bouwen.
Dorps wonen (Bruinisse, Brouwershaven, Nieuwerkerk, Oosterland, Dreischor, Kerkwerve, Noordgouwe, Ouwerkerk, Serooskerke, Sirjansland, Zonnemaire). Er is ruimte in dit woonmilieu om ca. 100 woningen toe te voegen. De kernen in dit woonmilieu zijn relatief jong in leeftijdsopbouw en kennen nog enige groei de komende jaren. Het is belangrijk om in deze lokale behoefte te voorzien. Kansen om vestigers aan te trekken zijn in dit woonmilieu beperkter. Voor Bruinisse, als centrumkern binnen dit woonmilieu, zijn 60 woningen gepland en wordt een richting gegeven aan de verhouding voor huur-koop en eensgezinsappartementen. Voor de overige kernen is het bouwen op maat / rekening houden met de huidige grootte (aantal huishoudens) en te verwachten ontwikkeling daarin. In totaliteit komt het aantal per saldo toe te voegen woningen in deze kernen tezamen niet boven de 40 uit. Ook binnen dit woonmilieu geldt dat het vizier zich langzaam gaat richten op herstructurering en transformatie van de bestaande woningvoorraad.
Zierikzee De focus ligt voor Zierikzee op gedifferentieerd bouwen. Zierikzee neemt als centrumstad het leeuwendeel van de gemeentelijke woningbehoefte voor zijn rekening: voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een toevoeging van ongeveer 320 woningen aan de woningvoorraad. In de kwalitatieve toedeling wordt rekening gehouden met de trends en opgaven in de woonbehoefte.
Strategie
Het strategisch uitgangspunt is gericht op kwaliteit!: de juiste woningen realiseren op de juiste plaats en veel aandacht hebben voor de fysieke omgevingskwaliteiten. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. De woonkwaliteit wordt integraal benaderd; de kwaliteit van de woning en de woonomgeving zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en staan centraal! Het gaat om lange termijn kwaliteit en niet om de kwaliteit die vandaag verkoopt in de nieuwbouw. Dus: kiezen tussen plannen en alleen de beste mogen door.
Deze strategie is uitgewerkt aan de hand van de volgende speerpunten:
De strategie is uitgewerkt in een actieprogramma om het de uitvoering van het beleid te waarborgen. Daarnaast leidt de visie tot het herprogrammeren van de plancapaciteit.
Herprogrammeren plancapaciteit
In totaliteit is de plancapaciteit momenteel bijna 2 x zo groot als de eigen behoefte en die van vestigers. Dit brengt risico's met zich mee, zoals exploitatietekorten, schaderisico's, stedenbouwkundig onafgemaakte plannen, zeer langdurige bouwlocaties, verkoop- en verhuurbaarheid van delen van de bestaande voorraad komt onder druk te staan. Er moet een nieuw evenwicht komen tussen de omvang van de plancapaciteit, de eigen woningbehoefte, de kansen op instroom van elders en de mate waarin woningen worden onttrokken uit de bestaande woningvoorraad.
Voor de (her)programmering van de nieuwbouw zijn de volgende acties aangegeven.
In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid van dit bestemmingsplan wordt in gegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.
Op 26 maart 2015 heeft de gemeenteraad een (gewijzigde) notitie ‘Aanpak verborgen woningbouwplancapaciteit’ vastgesteld. In deze notitie is onder meer bepaald dat ongebruikte particuliere bouwtitels in de gemeente Schouwen-Duiveland nog voor een periode van 10 jaar gebruikt mogen worden. In deze structuurvisie geven we uitwerking aan dit voornemen.
Deze structuurvisie ziet op alle ‘ongebruikte individuele bouwtitels in bestemmingsplannen’. En dus uitdrukkelijk niet op bouwtitels binnen woningbouwprojecten die opgenomen zijn in de regionale woningmarktafspraken voor Schouwen-Duiveland. Deze structuurvisie is van toepassing op de bij de structuurvisie bijgevoegde lijst en kaart (bijlage 1 en 2) met ongebruikte individuele bouwtitels in vigerende bestemmingsplannen.
Na vaststelling van de structuurvisie wordt in iedere volgende actualisatie van het bestemmingsplan en/of door middel van een ‘facetherziening’ een passende regeling opgenomen, waarmee de ongebruikte bouwtitels na afloop van de periode van 10 jaar na vaststelling van deze structuurvisie komen te vervallen of kunnen worden ingetrokken. Door de periode van 10 jaar na vaststelling van deze structuurvisie kan in alle gevallen voldaan worden aan de minimale termijn voor passieve risicoaanvaarding van het planschaderisico.
De Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland is tijdens het opstellen van dit bestemmingsplan van rechtswege vervallen en zodoende niet langer relevant.
Om te komen tot een algemeen toetsingskader dat de gemeente kan gebruiken bij de toetsing van initiatieven tot het ontwikkelen en bouwen van recreatiewoningen, heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in 2011 een 'Behoefteonderzoek recreatiewoningen Schouwen-Duiveland' laten uitvoeren.
Op basis van de belangrijkste conclusies uit het behoefteonderzoek zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
Het toetsingskader bevat richtinggevende uitspraken, waaraan nieuwe initiatieven worden getoetst. Er wordt getoetst op kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Een plan moet een gedegen en complete ontwikkelingsvisie bevatten met niet alleen een focus op het terrein zelf, maar ook een beschrijving van de relatie met de omgeving.
In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid van dit bestemmingsplan wordt in gegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.
In oktober 2008 heeft de gemeenteraad de detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. Na 2008 hebben zich echter ontwikkelingen voorgedaan die vragen om een evaluatie en aanpassing van de detailhandelsstructuurvisie. Het betreft de volgende ontwikkelingen:
In de nieuwe Detailhandelsstructuurvisie (vastgesteld op 28 maart 2013), wordt, rekening houdend met bovengenoemde ontwikkelingen, een geactualiseerde ruimtelijke visie op de detailhandelsstructuur voor Schouwen-Duiveland gegeven.
Het detailhandelsbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de volgende hoofddoelen:
Om de consument zo goed mogelijk te bedienen, wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien zo veel mogelijk ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel (vernieuwing).
In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid van dit bestemmingsplan wordt in gegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.
De Ontwikkelingsvisie horeca is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de Gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De Ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen. Deze kaders zijn richtinggevend bij de actualisatie van bestemmingsplannen. De gemeente wil daarmee een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van de horeca en duidelijkheid bieden voor ondernemers.
In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (zoals hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (zoals café, discotheek, restaurant). Bij deze tweedeling is gekeken naar het oorspronkelijke doel van de horecagelegenheid: het aanbieden van overnachtingen of het aanbieden van consumerende goederen.
In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid van dit bestemmingsplan wordt in gegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.
Deze actualisatie legt de verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland voor de komende jaren in hoofdlijnen vast. Ook voor het regionaal beleid wordt met het gewenst fysiek netwerk en de opdeling van de gemeente in gebiedsprofielen een duidelijke visie gegeven wat betreft de infrastructuur. In deze actualisatie wordt uitgegaan van een andere benadering van het mobiliteitsvraagstuk. In plaats dat alleen van de gedachte wordt uitgegaan dat mobiliteit een voorwaarde is voor economisch functioneren en deelnemen aan maatschappelijke processen, wordt de aandacht voor een groot deel gericht op het faciliteren. Met andere woorden: De bestaande verkeersstructuur en gebiedsprofielen moeten voor een belangrijk deel richting gevend zijn voor verdere ontwikkelingen en economische ontwikkelingen om geen nodeloze extra mobiliteit te genereren. Hierbij spelen de Ruimtelijke/strategische Visie Schouwen-Duiveland en bestemmingsplannen een belangrijke rol.
Op basis van het gewenst fysiek netwerk willen wij in samenhang met de andere wegbeheerders knelpunten aanpakken om daarmee de veiligheid en bereikbaarheid te verbeteren. Via gebiedsgerichte aanpak zal de afstemming plaatsvinden van de netwerken van de verschillende wegbeheerders. Daarbij zal differentiatie in bereikbaarheid plaatsvinden al naar gelang de functie en betekenis van het gebied.
Nieuwe uitbreidingsplannen en inbreidingen worden ingericht conform de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig" en aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW. Dit betekent dat voor uitbreidingsplannen een 30km-regime geldt en de gebieden als zodanig worden ingericht.
Op het gebied van verkeersveiligheid willen wij ons voor de korte termijn richten op een sobere en kosteneffectieve aanpak van verkeersonveilige situaties. De financiële mogelijkheden om onze doelstellingen en ambities te realiseren zijn beperkt.
Wegbeheer is een wezenlijk onderdeel van het beheer van de openbare ruimte. Wegbeheerders hebben vanuit de Wegenwet de zorgplicht voor wegverhardingen. Dit betekent dat de gemeente Schouwen-Duiveland als wegbeheerder te allen tijde verantwoordelijk is voor de kwaliteit (onderhoudstoestand) van de verhardingen die de gemeente in beheer heeft. Deze zorgplicht moet er voor zorg dragen dat het gebruik van de wegen veilig plaats kan vinden en schades/ongevallen ten gevolge van gebreken aan de weg zoveel mogelijk worden voorkomen.
Andere wettelijke kaders waarbinnen wegbeheer dient te worden uitgevoerd zijn het Burgerlijk Wetboek, de Wet Milieubeheer en de ARBO-wetgeving. Spelers in het proces van wegbeheer zijn het bestuur, het ingenieursbureau van de afdeling Openbare Werken, de buitendienst (districten) en de gebruikers van het product van wegbeheer, de burgers. Dit complexe kader vraagt om een duidelijk beheerbeleid.
Het beheer- en beleidsplan wegen 2012-2016 geeft in hoofdlijnen het kwalitatieve en financiële niveau aan waarop het college haar taak als wegbeherende instantie dient uit te voeren.
Jaarlijks legt het college aan de gemeenteraad verantwoording af middels de evaluatie wegbeheer. In de evaluatie wegbeheer wordt terug gekeken op het uitgevoerde onderhoud, het kwaliteitsverloop van de gemeentelijke verhardingen en de toereikendheid van de voorziening wegen. Het beheer- en beleidsplan wegen kijkt met name vooruit en is bepalend voor het stellen van prioriteiten en de beschikbaar te stellen budgetten.
Evaluatie 2008-2011 en Herijking Beleidsvoornemens 2012 tot en met 2015
Wat betreft economische ontwikkelingen zijn de volgende zaken van belang:
Het advies van Buck Consultants International 2011, uitgebracht voor de Strategische visie: 'Tij van de Toekomst 2011 - 2040', luidt: 'Toerisme blijft belangrijk, maar groeit niet meer: boor nieuwe toeristische bronnen aan zoals wellness'.
Op het gebied van toerisme moet de gemeente zich richten op drie aandachtspunten:
Wat betreft de economische doelstellingen kiest de gemeente voor:
De gemeentelijke overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving in het algemeen en de visuele- of beeldkwaliteit in het bijzonder. In de Woningwet (vanaf 1 januari 2003) wordt de gemeenteraad verplicht:
Dergelijke criteria dienen te worden opgenomen in een gemeentelijke welstandsnota. Voordat het gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld wordt, is het echter van belang te beschikken over een beleidskader inzake de ruimtelijk-visuele kwaliteit van het gehele gemeentelijk grondgebied.
Middels een uitgebreide inventarisatie en analyse van zowel de bestaande beleidsstukken als van de ruimtelijke structuur van het gemeentelijke grondgebied, is gebleken dat Schouwen-Duiveland onder te verdelen is in een aantal gebieden en/of clusters van gebieden met gelijke kenmerken en eigenschappen op stedenbouwkundige, architectonische, functionele en/of thematische gronden.
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Schouwen-Duiveland. Het gaat met name om criteria ter beoordeling van omgevingsvergunningplichtige bouwwerken. Daarnaast omvatten de gebiedsuitwerkingen ook criteria voor de veel voorkomende kleine bouwplannen. Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is onderscheid gemaakt naar een vijftal verschillende gebiedscategorieën (thema's) onderverdeeld in 19 deelgebieden met overeenkomstige kenmerken en eigenschappen.
De volgende gebiedscategorieën zijn aangegeven:
Binnen het selectieve gebiedsgerichte welstandsbeleid is het van belang om vast te stellen in welke gebieden meer regulering gewenst is en in welke gebieden minder. Dit is inzichtelijk gemaakt door het vastleggen van zogenaamde welstandsniveaus. In Schouwen-Duiveland wordt gebruik gemaakt van een viertal welstandsniveaus:
Op 28 mei 2014 heeft de gemeenteraad de visie Integraal beheer Openbare Ruimte vastgesteld. In deze visie is aangegeven hoe de gemeente Schouwen-Duiveland met de openbare ruimte om wil gaan.
Uiteraard moet de leefomgeving schoon, heel en veilig zijn. Maar soms verschillen we van mening over het resultaat, of is het niet duidelijk welke criteria er worden gehanteerd om te bepalen wat schoon, heel en veilig is. Daarom is het goed dit met elkaar af te spreken en vast te leggen met behulp van een integrale visie op de openbare ruimte. Hiermee leggen we voor langere tijd vast welke kant we op gaan met de openbare ruimte op ons eiland.
Meetbare kwaliteit
De gemeenteraad heeft besloten dat er twee kwaliteitsniveaus voor de openbare ruimte zijn. Niveau A en niveau B. Hieronder staat uitgelegd wat deze niveaus betekenen.
Niveau | A | B |
Omschrijving | Hoog | Basis |
Kwaliteit | Uitstekend | Voldoende |
Waar? | Centra en accenten, begraafplaatsen | Woon- en verblijfsgebieden |
Om te kunnen bepalen wat nu de kwaliteit van de openbare ruimte is, hebben we een meetlat gemaakt. Dit is een boekje met foto’s van de openbare ruimte in verschillende kwaliteiten. Bijvoorbeeld een straatbankje dat er perfect uitziet. Dit is dan kwaliteit A. Maar daarbij ook foto’s van de kwaliteitsniveaus B en C. Dit laatste niveau willen we niet zien en juist daarom is deze ook opgenomen in het boekje. De meetlat kwaliteit beheer openbare ruimte, het boekje, wordt ook gebruikt om jaarlijks een schouw uit te voeren. Tijdens een schouw gaat een medewerker van de gemeente op pad om met behulp van het boekje de kwaliteit van de openbare ruimte te meten. Voor een schouw van de openbare ruimte kan het zijn dat ook dorps- en stadsraden en gebruikers (burgers en bedrijven) worden uitgenodigd.
Aandacht voor de gebruiker en participatie
Naast aandacht voor de gebruiker is er voor burgers en bedrijven de gelegenheid om te participeren in het beheer en de inrichting van de openbare ruimte. De betrokkenheid bij de leefomgeving wordt hiermee vergroot. Participatie is uitdrukkelijk niet bedoeld als bezuiniging. Met participatie kan de kwaliteit van de openbare ruimte wel worden verhoogd. Als gemeente ondersteunen we initiatieven vanuit de gebruikers als deze levensvatbaar zijn en gedragen worden door de samenleving. Daarnaast bieden we mogelijkheden tot participatie, zoals het deelnemen aan de schouw of het vervullen van lichte onderhoudswerkzaamheden. Ook andere vormen van participatie zijn mogelijk. Denk hierbij aan:
Een openbare ruimte die aansluit op de wensen en behoeften van de gebruikers (burgers en bedrijven); dat is de kern van deze visie. Met daarbij een optimale balans tussen de inrichting, het beheer en het gebruik. Hier gaan we in de komende jaren graag mee aan de slag, samen met de gebruikers.
Het belang van groen is met name vastgelegd in het (inmiddels vervallen) Groenkwaliteitsplan uit 2009. Omdat dit groenkwaliteitsplan niet specifiek op bomen is gericht, heeft de gemeente in 2009 een Bomenbeleidsplan vastgesteld. Het bomenbeleid beschrijft de manier waarop de gemeente met de bomen in het openbaar gebied wil omgaan. Het vormt de basis voor beheer- en werkplannen en biedt bescherming aan bomen tijdens bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden. Het Bomenbeleidsplan geeft een duidelijke richting aan de gewenste ontwikkelingen voor de middellange termijn (10 jaar).
'DE SCHATKAMER VAN SCHOUWEN-DUIVELAND, BEHOUDEN...BELEVEN, BENUTTEN'
Schouwen-Duiveland is trots op haar rijke geschiedenis. We koesteren de honderden monumenten als getuigen van deze geschiedenis en ons landschap met veel historische kenmerken. Het erfgoed geeft karakter en identiteit aan onze leefomgeving. Bovendien geeft het herkenning voor bewoners en verrast het bezoekers. De geschiedenis en het grote aantal monumenten maken Schouwen-Duiveland aantrekkelijk als woon-, werk- en vakantie-eiland. Ons erfgoed is een fundament om op te bouwen. De gemeente Schouwen-Duiveland zet met de erfgoednota in op het behouden, het beleven en het benutten van haar Cultuur-Historisch Erfgoed.
Behouden: behoud van al het erfgoed dat als waardevol en belangrijk voor de samenleving geacht wordt (Archeologie, cultuurlandschap, beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten). Behoud gaat in de nota hand in hand met ontwikkeling. Cultureel erfgoed kan ook een belangrijke inspiratiebron zijn voor het verbinden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de vorm en geschiedenis van de bestaande omgeving. Ruimtelijke kwaliteit en identiteit wordt hiermee verder versterkt. Behoud is een randvoorwaarde om te kunnen beleven en benutten. Behouden doen we vooral door: de wettelijke bescherming van monumenten, gemeentelijke monumenten, erfgoed in bestemmingsplannen, herbestemming van monumenten en subsidiëring.
Beleven, benutten: door het beleven en benutten van ons erfgoed komt onze geschiedenis tot leven. Beleven en benutten is dan ook een meer actieve vorm van omgaan met onze monumenten, cultuurlandschappen en verhalen. Het zien en beleven van erfgoed maakt dat burgers en bezoekers ons eiland nog meer gaan waarderen. Maar erfgoed zien is goed (leren) kijken. De gemeente kan burgers en bezoekers hierbij helpen. Door erfgoed, in de meest brede zin van het woord, meer onder de aandacht te brengen en beter toegankelijk te maken. Hierdoor kan een groter of juist een specifieker publiek bereikt worden. Beleven en benutten doen we vooral door: educatie, versterking van het toeristisch-recreatief product, versterking samenwerking, toegankelijke informatie en de ontwikkeling van gerichte producten.
De gemeente Schouwen-Duiveland zet met het erfgoedbeleid 2012-2017 verder in op:
Onder het motto 'van collectie naar connectie' wordt de zorg voor het cultureel erfgoed verbonden met andere (ruimtelijke) ontwikkelingsopgaven. Ons cultureel erfgoed is geen stoffige verzameling historische elementen maar leeft en wordt beleefd. We verbinden ons erfgoed met de verhalen en de ontwikkelingen. Dat betekent een ander manier van kijken en een ander manier van omgaan met het erfgoed. Dit verlangt een reikwijdte die verder gaat dan onze wettelijke taken en bevoegdheden. Collectie blijft altijd de basis voor ons erfgoed beleid. Immers zonder collectie geen connectie. Behoud, beleven en benutten gaan echter hand in hand.
Samenhang en samenwerking zijn sleutelwoorden van onze integrale erfgoednota. We kiezen ook hier voor connectie in de vorm het aangaan van waardevolle allianties. We zetten in op haalbare en realistische ambities, creativiteit en slimme constructies. Belangrijk onderdeel van de Erfgoednota vormt het Erfgoed 10 punten plan. Hierin zijn de prioriteiten voor de periode 2012-2017 vastgelegd. Het oprichten van een Erfgoedplatform heeft prioriteit.
In paragraaf 3.2 Historische analyse wordt het erfgoed van Nieuw-Haamstede beschreven.
In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden. In paragraaf 3.2.4 Archeologie wordt het aspect archeologie getoetst.
Het milieubeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgelegd in het milieubeleidsplan. Het beleid wordt besproken en vastgelegd in een aantal modules die elke een apart milieuthema behandelen. Hierna worden de belangrijkste aandachtspunten uit de diverse modules genoemd.
Module Geluid en Stilte (2008)
Schouwen-Duiveland is niet of nauwelijks bekend met het fenomeen geluidhinder. Toch zijn er gebieden op het eiland waar het nodige geluid wordt geproduceerd, zoals recreatiegebieden en langs hoofdwegen. De gemeente wil voorkomen dat de geluidsruimte die er is, gestaag dichtslibt. Het doel is om ook voor de toekomst een veilig, ruim en rustig werk- en leefklimaat te behouden, en waar nodig te versterken. Daarbij moet tevens ruimte zijn voor economische ontwikkeling. Met het geluidbeleid richt de gemeente zich onder andere op de onderwerpen: rust en stilte, ecologische situatie, evenementen en verkeer. Zo komen er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op geluidsbelastende locaties.
Module Licht en Duisternis (2009)
Op Schouwen-Duiveland is nog echte duisternis te ervaren. Mensen, dieren en planten varen wel bij een goede balans tussen licht en donker. Deze kwaliteit dient te worden gewaarborgd, want hij staat onder druk. Duisternis is te behouden door een viertal instrumenten toe te passen; preventie (niet verlichten), duurzaam verlichten (milieubewuster), gericht verlichten en bewust verlichten. Het duisternisbeleid richt zich op openbare verlichting, verlichting bij bedrijven, terreinverlichting, monumentenverlichting en bewustwording bij de burger. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat bij ontwikkelingen om een lichtplan wordt gevraagd.
Module Energie en Klimaat (2009)
De uitstoot van fossiele brandstoffen versterkt het natuurlijke broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt en het klimaat verandert. De gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee het eiland klimaatbestendig en energieneutraal wordt. Dat kan op twee manieren:
Bij de aanpak staan verduurzaming en energiezuinigheid voorop. De gemeente richt zich op onder andere de volgende sectoren:
Module Luchtkwaliteit (2008)
De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie moet behouden blijven. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden om de luchtkwaliteit zelfs nog te verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is een belangrijke vervuilingsbron. De volgende instrumenten worden hiertoe gehanteerd: stimuleren van andere en schonere vervoerswijzen, een betere doorstroming van het verkeer en stimuleren van duurzame energie. In het uitvoeringsprogramma wordt met name genoemd dat het fietsverkeer gestimuleerd kan worden door de realisatie van extra fietspaden en goede fietsenstallingen.
Module Bodem (2010)
Iedere bodem heeft zijn kwaliteiten. Hier liggen kansen en knelpunten. Door in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen deze kwaliteiten in beeld te brengen, zijn knelpunten vroegtijdig in beeld en kunnen kansen optimaal benut worden, waardoor er optimaal recht wordt gedaan aan de aanwezige bodemkwaliteiten. Hierdoor worden ook toekomstige beheerskosten beter in beeld gebracht en kunnen ze deel uitmaken van de afwegingen die leiden tot het definitieve plan.
Module Externe Veiligheid (2010)
Externe veiligheid betreft de maatregelen die moeten voorkomen dat er buiten de poort van een bedrijf/inrichting slachtoffers vallen, als er door het betreffende bedrijf wordt gewerkt met of opslag plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. Daarbij wordt gedoeld op omwonenden maar ook op recreanten op kampeerterreinen of in jachthavens. Schouwen-Duiveland moet een plek zijn waar het veilig werken, wonen, winkelen en recreëren is. Toch blijft de gemeente ruimte bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven/inrichtingen die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. Deze risico's dienen echter wel aanvaardbaar te zijn, en minimaal te voldoen aan de landelijke voorschriften. Het bestemmingsplan moet ervoor zorgen dat er geen ongewenste ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid kunnen voordoen. Dat gebeurt door:
Concreet wordt het volgende nagestreefd:
De activiteiten die in het kader van bovengenoemde milieumodules moeten worden opgestart en uitgevoerd, staan beschreven in een uitvoeringsprogramma. In dit programma, dat is onderverdeeld in thema's, is aandacht voor het doel van de activiteiten, de rol van de gemeente, de externe partijen waarmee de gemeente de activiteit wil uitvoeren, het betreffende gebied en een tijdsplanning. In hoofdstuk 4 Milieu- en duurzaamheidskader worden de verschillende modules getoetst.
De gemeente Schouwen-Duiveland heeft samen met het toenmalige Waterschap Zeeuwse Eilanden en de provincie Zeeland een waterplan opgesteld voor het binnendijkse gebied van de gemeente. Dit waterplan geeft de kaders aan hoe de komende jaren tot 2015 omgegaan zal worden met water. Het beleid is gericht op een grotere belevingswaarde van water, een betere waterkwaliteit, geen overlast van water en meer rekening houden bij ontwikkelingen met water.
In paragraaf 4.7 Water wordt het aspect water getoetst door middel van de watertabel.
De gemeente Schouwen-Duiveland wil enerzijds de kwaliteit van de woonomgeving verbeteren en anderzijds de (economische) vitaliteit versterken. Omdat bij veel activiteiten gevaarlijke stoffen worden gebruikt, is de combinatie van wonen en werken alleen mogelijk als we een bepaald risiconiveau accepteren. Welk risiconiveau aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging. Het doel van het externe veiligheidsbeleid is het beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum. Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit drie sporen:
Uitgangspunt voor het externe veiligheidsbeleid is dat altijd eerst brongerichte maatregelen worden onderzocht en daarna pas maatregelen in het kader van omgevingsgericht beleid en rampenbestrijding, voor zover nodig. Ook als de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden vraagt de gemeente aandacht voor bronmaatregelen. Hierbij wordt gestreefd naar het beste resultaat binnen wettelijke, technische en financiële mogelijkheden. Zo blijft het indirect ruimtebeslag zo klein mogelijk.
De gemeente beschikt over een brandbeveiligingsverordening, waarin aspecten zijn vastgelegd in het kader van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Zo worden in de Verordening onder andere brandveiligheidsvoorschriften beschreven voor kampeerterreinen en evenementen. Daarbij gaat het onder andere om de bereikbaarheid voor de brandweer. Momenteel wordt gewerkt aan een landelijke regeling. Bij de inwerkingtreding van deze landelijke regeling zal de brandbeveiligingsverordening komen te vervallen.
De methode 'Beheersbaarheid van brand 2012' (kortweg Methode BvB) verschaft inzicht in de wijze waarop voor grote brandcompartimenten - groter dan 1000 m2 - gelijkwaardige veiligheid kan worden gewaarborgd, als het gaat om het aspect: beperken van uitbreiding van brand. De methode reikt een praktische werkwijze aan met voorwaarden waaronder een groot brandcompartiment kan worden gerealiseerd. Onmisbare kennis voor zowel architecten, ontwikkelaars en adviseurs die betrokken zijn bij het ontwikkelen van plannen buiten de reguliere bandbreedte van het Bouwbesluit 2012 maar ook voor brandweer en gemeenten bij het beoordelen van bouwplannen aan de bouwregelgeving. Omdat het binnen de bouwpraktijk een breed gedragen filosofie is, verschaft de methode BvB een uitstekend referentiekader voor ontwikkelaars enerzijds en toetsers anderzijds om over het noodzakelijke veiligheidsniveau te communiceren.
In oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod komen te vervallen. Deze wetswijziging heeft tot gevolg gehad dat (exploitatie van) prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksbedrijven te verbieden. Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid (ex artikel 149 en 151a Gemeentewet) is in strijd met artikel 19 van de Grondwet. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksbedrijven ligt bij de gemeente en is opgenomen in hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening (Apv).
Ter bescherming van het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid, de positie van prostituees en het voorkomen van strafbare feiten is het wenselijk lokaal prostitutiebeleid vast te stellen. Samen met de APV schetsen deze beleidsregels het kader voor het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland. Bovendien bevat dit document een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan, in de meeste gevallen de burgemeester.
Als eigenaar van gronden is het voor de gemeente Schouwen-Duiveland van essentieel belang deze eigendommen veilig te stellen en regels op te stellen voor het gebruik van deze eigendommen. In de Beleidsnotitie groenstroken en restpercelen 2009 worden regels gesteld met betrekking tot rechtmatig grondgebruik, de aanpak van onrechtmatig grondgebruik en de voorwaarden waaronder verkoop of verhuur van gemeentegrond kan plaatsvinden. Het doel van deze regels is om te komen tot een uniformering van het gebruik van gemeentegrond waarbij rechtsgelijkheid hoog in het vaandel staat.
De toelichting is geschreven na raadpleging van onder andere de volgende boeken, naslagwerken en websites: