direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Bebouwde kom Bruinisse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. bedrijven, voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten stedelijk gebied;
  • b. en voor solitaire bedrijvigheid binnen de kern nader aangeduid als:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autohandel': een autohandel;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – autosloperij': een autosloperij;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – botenlift': een botenlift;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – caravanstalling': uitsluitend een caravanstalling;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – destilleerderij: een destilleerderij;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – groothandel': uitsluitend een detailhandel in doe-het-zelf-artikelen;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – mosselhandel: een mosselhandel;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – scheepsbouw': een bedrijf voor de bouw van schepen en jachten;
    • 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – schelpdierteeltbedrijf': een schelpdierteeltbedrijf;
    • 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – schildersbedrijf': een schildersbedrijf;
    • 11. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslagruimte;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • e. kantoren, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de ter plaatste toegestane bedrijven;
  • f. detailhandel, voor zover ondergeschikt aan en ten dienste van de ter plaatste toegestane bedrijven;
  • g. ontsluitingswegen, verhardingen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen energievoorzieningen.

4.1.2 Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de afstand tussen vrijstaande gebouwen dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • c. de goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 10 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • e. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 80% van het bouwperceel;
  • f. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;
  • g. het vloeroppervlak van een bedrijfswoning mag maximaal 250 m² bedragen, de inhoud van een bedrijfswoning, met inbegrip van de inhoud van aangebouwde bijgebouwen, maximaal 750 m³ en de goot- en bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 6 meter en maximaal 10 meter bedragen;
  • h. bij een bedrijfswoning mogen maximaal twee aan- of bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 40 m², een goothoogte van 3,30 meter en een bouwhoogte van 6 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    1. vlaggenmasten: 10 meter;
    2. lichtmasten: 8 meter;
    3. overkappingen: 3 meter;
    4. botenlift: 10 meter;
    5. tuin- of erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn: 1 meter;
    6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
  • c. bij bedrijfswoningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
    • 1. het zwembad minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn van de bedrijfswoning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15 % van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • 3. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt;
    • 5. het zwembad ten dienste staat van de bedrijfswoning.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Het bevoegd gezag mag, bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3.2 Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. lid 4.2.1, sub b. voor een kortere afstand tussen vrijstaande gebouwen tot minimaal 3 meter;
  • b. lid 4.2.1, sub d. en e. tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • c. lid 4.2.1, sub g. tot een steilere dakhelling;
  • d. lid 4.2.2 sub b. onder 6 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.
4.4.2 De in lid 4.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits:
  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
4.4.3 Nadere eis

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1, kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige;

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

  • a. zelfstandige kantoren, met uitzondering van het uitoefenen van kantoren en diensten van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  • b. zelfstandige detailhandelsbedrijven, met uitzondering van detailhandelsbedrijven genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten stedelijk gebied;
  • c. opslag van goederen op gronden gelegen tussen bedrijfsgebouwen en de meest nabij gelegen bestemming 'Verkeer';
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden;
  • e. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.1 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten stedelijk gebied, danwel bedrijven in een hogere categorie dan maximaal is toegestaan, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omgeving.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten stedelijk gebied

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten stedelijk gebied wijzigen in die zin, dat bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegevoegd dan wel worden verwijderd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

4.7.2 Nadere eis

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 4.7.1 dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in de desbetreffende artikelen genoemde criteria voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.