direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: Vinkelse Slagen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPVS2011DVU00036-01VA

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden woningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. aan huis gebonden beroepen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterbergings- en infiltratievoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. doeleinden van openbaar nut;
  • h. paden ter ontsluiting van achterliggende percelen;

met bijbehorende:

  • i. hoofdgebouwen;
  • j. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • l. erven en tuinen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de voor “Wonen” aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. grondgebonden woningen zoals vrijstaande, vrijstaande geschakelde, twee-aaneen en aaneengesloten woningen, met dien verstande dat daarbij wordt voorzien in de benodigde parkeerplaatsen per woning overeenkomstig de volgende parkeernormen:
    • 1. vrijstaande en vrijstaande geschakelde woningen: 2 parkeerplaatsen per woning;
    • 2. twee-aaneen woningen: 2 parkeerplaatsen per woning;
    • 3. aaneengesloten woningen: 1,7 parkeerplaatsen per woning;
  • b. de daarbij behorende aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. zowel woningen als aan-, uit- en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd binnen het 'bouwvlak';
  • a. per bouwvlak mag één woning worden gebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waar per bouwvlak ten hoogste het aangeduide aantal woningen mag worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • c. de grenzen van het bouwvlak mogen aan de voorgevel worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de bouwgrens niet meer dan 1,25 meter bedraagt;
    • 2. bij een uitbouw in één bouwlaag de breedte niet meer dan 80% van de breedte van de woning bedraagt;
    • 3. bij een uitbouw in twee bouwlagen de breedte niet meer dan 30% van de breedte van de woning bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bestemming “Verkeer” of “Groen” meer dan 3 meter bedraagt.
8.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen op het achtererfgebied ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. aan-, uit- en bijgebouwen mogen op het achtererfgebied ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd worden waarbij de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. indien het oppervlakte van het achtererfgebied kleiner is dan 200 m2: 60 m2 met dien verstande dat minimaal 30 m2 van het achtererfgebied onbebouwd moet blijven;
    • 2. indien het oppervlakte van het achtererfgebied groter is dan 200 m2: 60 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte boven die 200 m², tot een maximum van 100 m2, met dien verstande dat minimaal 30 m2 van het achtererfgebied onbebouwd moet blijven;
  • b. de goot- respectievelijk bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,3 meter respectievelijk 5 meter.
8.2.4 Regels ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag in of ten hoogste maximaal 2 meter achter de 'gevellijn' worden gebouwd;
  • b. achter de gevellijn mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 meter bij bouwpercelen met een diepte van maximaal 30 m en 15 m bij bouwpercelen met een grotere diepte ;
  • d. de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • e. indien het hoofdgebouw niet in de zijdelingse (bouw)perceelsgrens wordt gebouwd dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse (bouw)perceelsgrens minimaal 3 meter te bedragen;
  • f. aan-, uit- en bijgebouwen dienen op het achtererfgebied gebouwd te worden waarbij de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan:
    • 1. indien het oppervlakte van het achtererfgebied kleiner is dan 200 m2: 60 m2 met dien verstande dat minimaal 30 m2 van het achtererfgebied onbebouwd moet blijven;
    • 2. indien het oppervlakte van het achtererfgebied groter is dan 200 m2: 60 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte boven die 200 m², tot een maximum van 100 m2 met dien verstande dat minimaal 30 m2 van het achtererfgebeid onbebouwd moet blijven;
  • g. de goot- respectievelijk bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,3 meter respectievelijk 5 meter;
  • h. bij vrijstaande woningen dient het zijerf aan één zijde over een breedte van 3 meter, gemeten uit de zijdelingse (bouw)perceelsgrens, vrij te blijven van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een afstand van 6 meter achter het hoofdgebouw;
  • i. ter plaatse van het hoofdgebouw mag de 'gevellijn' worden overschreden door erkers, luifels, balkons en dergelijke mits:
    • 1. de diepte gemeten vanaf de gevellijn niet meer dan 1,25 meter bedraagt;
    • 2. bij een uitbouw in één bouwlaag de breedte niet meer dan 80% van de breedte van de woning bedraagt;
    • 3. bij een uitbouw in twee bouwlagen de breedte niet meer dan 30% van de breedte van de woning bedraagt;
    • 4. de afstand tot de bestemming “Verkeer” of “Groen” meer dan 3 meter bedraagt.
8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 2 meter voor zover de erfafscheiding wordt gebouwd op minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. 1 meter voor overige erfafscheidingen;
  • b. de bouwhoogte van tuinmeubilair, speelvoorzieningen en pergola's, voor zover gebouwd achter de voorgevelrooilijn, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter.
8.2.6 Carports

In afwijking van het bepaalde in artikel 8.2.2 tot en met 8.2.5 mogen carports uitsluitend worden opgericht als deze voldoen aan de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van carports mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • b. de bouwhoogte van carports mag niet meer bedragen dan 3,3 meter;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50%;
  • d. voor zover een carport vóór de voorgevelrooilijn wordt gebouwd mag deze geen tot de constructie zelf behorende wanden hebben;
  • e. voor zover een carport achter de voorgevelrooilijn wordt gebouwd mag deze maximaal drie wanden hebben, waarvan er maximaal twee tot de constructie zelf mogen behoren;
  • f. bij hoekwoningen dient het naar de weg gekeerde zijerf over een breedte van 3 meter, gemeten uit de zijdelingse (bouw)perceelsgrens, vrij te blijven.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • b. de aanleg c.q. noodzaak van paden ter ontsluiting van achterliggende percelen;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • e. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • f. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • h. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 8.2.2 onder e en 8.2.4 onder f voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en in artikel 8.2.6 onder f voor het bouwen van een carport, tot aan de naar de openbare weg gekeerde zijdelingse (bouw)perceelsgrens, mits:
    • 1. de bouw daarvan ter plaatse stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 2. de bouw daarvan toelaatbaar is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  • b. het bepaalde in artikel 8.2.4 onder a voor het gedeeltelijk bouwen van de voorgevel van aaneengesloten bebouwing op meer dan 2 meter achter de gevellijn, mits:
    • 1. een gedeelte van de voorgevel maximaal op 3 meter achter de gevellijn en maximaal 6 meter uit de bestemming 'Verkeer' wordt gebouwd;
    • 2. de achtergevel van de teruggelegen bebouwing maximaal 14 meter uit de gevellijn wordt gebouwd;
    • 3. een teruggelegen voorgevel noodzakelijk is in verband met de aanleg van een volwaardige parkeerplaats op eigen terrein;
    • 4. elders op het bouwperceel geen ruimte aanwezig is voor de aanleg van een volwaardige parkeerplaats op eigen terrein;
    • 5. een teruggelegen voorgevel ter plaatse stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
  • c. het bepaalde in artikel 8.2.4 onder e voor het bouwen van een hoofdgebouw op minder dan 3 meter uit zijdelingse (bouw)perceelsgrens, mits:
    • 1. de bouw daarvan ter plaatse stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
    • 2. de bouw daarvan toelaatbaar is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  • d. het bepaalde in artikel 8.2.2 onder f en 8.2.4 onder h, voor het bouwen van aan- en uitbouwen tot een bouwhoogte van maximaal 6 meter, mits:
    • 1. die bouwhoogte noodzakelijk is voor een uitbreiding van het woongedeelte van de woning op de verdieping van de aan- of uitbouw;
    • 2. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 3. die bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is, waarbij in elk geval geldt dat geen sprake mag zijn van een schijnbare visuele uitbreiding van het hoofdgebouw op het (aangrenzende) bouwperceel of een hoogteverschil van meer dan 2 meter ten opzichte van nabijgelegen vergelijkbare aan- en/of uitbouwen op aangrenzende percelen;
    • 4. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden en opstallen voor opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/ of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-, of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel;
  • e. gebruik van gronden en bouwwerken voor aan huis verbonden bedrijven;
  • f. voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
8.5.2 Aan huis gebonden beroepen

Een aan huis gebonden beroep is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. het betreft maximaal 60 m2 van de vloeroppervlakte van de woning;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.5.1 onder e ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. dit gebruik een vloeroppervlakte van maximaal 60 m2 beslaat;
  • b. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. het gebruik geen (ernstige of onevenredige) hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking;
  • g. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' een extra woning (woningsplitsing) toe te staan, mits:

  • a. de extra woning past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • b. de extra woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw en bouwvlak;
  • c. woningsplitsing ter plaatse stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • d. de afzonderlijke woningen een inhoud behouden van minimaal 300 m3;
  • e. een extra woning ter plaatse aanvaardbaar is gelet op eventuele in de omgeving aanwezige bedrijven;
  • f. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.