Plan: | Angsterweg 16 Vlodrop |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1669.BPVDP2017ANGSTWG16-VG01 |
Onderhavig bestemmingsplan is tweeledig. De uitbreiding van detailhandel aan de Angsterweg 12 en 16 te Vlodrop wordt beschreven alsmede de saldering van een aantal vierkante meters detailhandel elders binnen de gemeente (Boomstraat 4 te Posterholt, Irenelaan 18/18a te Posterholt en Bergerweg 21 te Vlodrop).
In de volgende paragrafen wordt hier nader uitleg aan gegeven.
Initiatiefnemer van de voorgestane ontwikkelingen is de eigenaar van de gronden aan de Angsterweg 12 en 16 te Vlodrop en wenst een duurzame en toekomstbestendige invulling te geven aan deze locatie. Door middel van dit bestemmingsplan wordt ruimte gegeven aan groei voor de bestaande detailhandelsvestigingen en daarnaast de toevoeging van nieuwe detailhandel en zelfstandige horeca. Hiermee wordt ter plaatse meer service geboden en wordt de verblijfsduur van de consument verlengd.
Het voornemen is in de vorm van principe-aanvragen bij de gemeente Roerdalen ingediend. Er is een ruimtelijk-economisch onderzoek uitgevoerd die als Bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen. Door middel van dat onderzoek is conform verzoek van de gemeente aangetoond dat de leefbaarheid niet wordt aangetast en de impact van de ontwikkeling op de omgeving verantwoord is.
De gemeente Roerdalen heeft per brief van 9 mei 2017, op basis van het uitgevoerde onderzoek, aangegeven in principe en onder voorwaarden medewerking te willen verlenen aan:
Het planvoornemen voorziet met bovenstaand programma zonder salderen in het toevoegen van aantallen vierkante meters wvo boven de marktruimte. Een belangrijke voorwaarde voor principemedewerking betreft echter het salderen van vrijgekomen m² wvo elders uit de gemeente danwel binnen het plangebied wanneer niet voldoende meters elders uit de gemeente gesaldeerd kunnen worden. Mocht van dit laatste sprake zijn dan kan niet meteen het gehele beoogde detailhandelsprogramma gerealiseerd worden.
De voorgestane saldering vindt plaats door de detailhandelsbestemming weg te halen van de locaties Boomstraat 4 en Irenelaan 18/18a in Posterholt en Bergerweg 21 te Vlodrop, waar in de feitelijke situatie geen detailhandel meer wordt uitgeoefend.
Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit vier separate plangebieden. Het eerste plangebied betreft de locatie waarop de voorgestane bedrijfsontwikkelingen c.q. bedrijfsactiviteiten aan de Angsterweg 12 en 16 (zullen) plaatsvinden. De overige plangebieden bestaan uit de locaties waar de juridisch-planologische mogelijkheid voor de uitoefening van detailhandel wordt verwijderd. Het betreft hier dus de volgende drie locaties:
Het plangebied voor de realisatie en uitoefening van de voorgestane bedrijfsactiviteiten bestaat uit de percelen plaatselijk bekend als Angsterweg 12 en 16, kadastraal bekend sectie F, perceelnummers 1514, 1590, 1591 1812, 1813 en 1815. Het plangebied is hier 17.050 m² groot.
Figuur 1.1: Kadastrale kaart met luchtfoto en begrenzing plangebied Angsterweg 16 in rood
Het plangebied aan de Boomstraat 4, ten behoeve van het salderen van het aantal vierkante meters detailhandel, is kadastraal bekend als gemeente Posterholt, sectie B, perceelnummer 2083. Dit perceel heeft een oppervlakte van 780 m².
Figuur 1.2: Kadastrale kaart met luchtfoto en begrenzing plangebied Boomstraat 4 in rood
Het plangebied aan de Irenelaan 18/18a, ook ten behoeve van het salderen van het aantal vierkante meters detailhandel, is kadastraal bekend als gemeente Posterholt, sectie D, perceelnummer 797. Dit perceel heeft een oppervlakte van 480 m².
Figuur 1.3: Kadastrale kaart met luchtfoto en begrenzing plangebied Irenelaan 18/18a
Het plangebied aan de Bergerweg 21 te Vlodrop is ook in dit bestemmingsplan opgenomen ten behoeve van het salderen van het aantal vierkante meters detailhandel. Dit perceel is kadastraal bekend als gemeente Vlodrop, sectie F, perceelnummer 636. Het perceel kent een oppervlakte van 435 m².
Figuur 1.4: Kadastrale kaart met luchtfoto en begrenzing plangebied Bergerweg 21
Voor alle vier de locaties geldt hetzelfde bestemmingsplan '1e herziening Kernen Roerdalen' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Roerdalen op 21 april 2016.
Voor een klein gedeelte van de locatie aan de Angsterweg 12 en 16 (kavels 1812 en 1813) geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Roerdalen - 2e herziening', tevens vastgesteld door de gemeenteraad van Roerdalen op 21 april 2016.
Op basis van het bestemmingsplan '1e herziening Kernen Roerdalen' is het perceel aan de Angsterweg 12 is bestemd als 'Wonen' en 'Tuin'. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen een vrijstaande woning is toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5 en 8 meter.
De locatie aan de Angsterweg 16 is bestemd tot 'Bedrijf' (artikel 4) en bevat enkele specifieke aanduidingen, zoals de bouwaanduidingen bouwvlak en maatvoering (maximale bouwhoogte en goothoogte – 7 meter), de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf – angsterweg 16' en 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone-verontreinigings- locatie' en 'veiligheidszone – LPG'. Planologisch is 1.710 m² beschikbaar voor detailhandel.
Op basis van het bestemmingsplan ' Buitengebied Roerdalen - 2e herziening' zijn de gronden in het noorden (kavels 1812 en 1813) bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1'.
Figuur 1.5: geldend bestemmingsplan Angsterweg 12 en 16
De locatie aan de Boomstraat 4 is bestemd als 'Wonen'. Over het gehele perceel is daarnaast de functieaanduiding 'detailhandel' opgenomen. Op basis van de bijbehorende regels is ter plaatse van deze aanduiding tevens detailhandel toegestaan. Verder gelden hier de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - Roerdalslenk II'.
Door middel van een maatvoeringsaanduiding is vastgelegd dat de bebouwing ter plaatse van de Boomstraat 4 een maximale goothoogte van 5 meter mag hebben en een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Figuur 1.6: Uitsnede geldend bestemmingsplan Boomstraat 4 te Posterholt
De locatie aan de Irenelaan 18/18a is bestemd als 'Wonen'. Over het gehele perceel (480 m²) is daarnaast de functieaanduiding 'detailhandel' opgenomen. Op basis van de bijbehorende regels is ter plaatse van deze aanduiding tevens detailhandel toegestaan. Verder gelden hier de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - Roerdalslenk II'.
Conform de overige aanduidingen en maatvoeringen mag binnen het bouwvlak uitsluitend een vrijstaande woningen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter worden/zijn gerealiseerd.
Figuur 1.7: Uitsnede geldend bestemmingsplan Irenelaan 18/18a te Posterholt
Aan de Bergerweg 21 geldt de bestemming 'Detailhandel'. Deze bestemming is bedoeld voor de functies detailhandel en wonen. Binnen het bouwvlak ter plaatse van de bestaande bebouwing is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen waaruit blijkt dat hier tevens een bedrijfswoning is toegestaan. Ter plaatse van het bouwvlak geldt verder nog een maatvoeringsaanduiding waarmee is aangegeven dat de maximale goot- en bouwhoogte respectievelijk 5 en 8 meter mag bedragen.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is hier van toepassing en ook ter plaatse van de Bergerweg is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk II' van kracht.
Figuur 1.8: Uitsnede geldend bestemmingsplan Bergerweg 21 te Vlodrop
In hoofdstuk 2 zal nader ingegaan worden op het project, de bestaande situatie, de nieuwe situatie en de ruimtelijk-economische onderbouwing van het project. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 worden ingegaan op het relevante beleidskader vanuit de hogere overheden. In hoofdstuk 4 zullen de diverse sectorale omgevingsaspecten worden getoetst aan het wettelijke- en beleidskader. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling zoals vertaald in dit bestemmingsplan nader toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat in op zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de te doorlopen procedure beschreven.
Op dit moment zijn op de locatie aan de Angsterweg 16 de volgende functies aanwezig:
De inrichting van het perceel is vanzelfsprekend afgestemd op de genoemde functies. De detailhandelsvestigingen zijn ondergebracht in 1 gebouw van ruim 1.700 m². Deze bebouwing bestaat uit 1 bouwlaag met een platte afdekking.
De overkapping van het tankstation heeft een oppervlakte van circa 200 m².
Verder bestaat het plangebied voornamelijk uit verharding ten behoeve van parkeerplaatsen en op- en afritten. In de noordoosthoek is het perceel onbebouwd en onverhard. Hier is een poel gelegen en zijn enkele houtwallen aanwezig.
Figuur 2.1: Bestaande situatie Angsterweg 16
Aan de Angsterweg 12 is een woning met bijgebouwen gesitueerd. De woning zelf heeft een oppervlakte van circa 320 m² en bestaat uit 2 bouwlagen met een kap en verkeerd in een slechte bouwkundige staat. Rondom de woning is een tuin aanwezig met diverse planten en struiken. Het perceel wordt hier omheind door een hoge coniferenhaag. Er is sprake van achterstallig onderhoud aan de tuin.
Figuur 2.2: Woning Angsterweg 12 verscholen achter coniferenhaag
Het perceel aan de Boomstraat 4 is momenteel in gebruik als woning. Er is geen sprake van actieve detailhandelsactiviteiten op dit perceel. Voorheen was hier de supermarkt Spar gevestigd. Aangezien de locatie niet is gelegen in een cluster van voorzieningen en de omvang van de detailhandelsfunctie niet voldoende was voor een toekomstbestendige bedrijfsvoering, is de detailhandelsfunctie hier destijds gestopt. Er is dus sprake van een saneringslocatie.
De hoofdbebouwing heeft een oppervlakte van circa 100 m² en bestaat uit twee bouwlagen met een kap. Daarnaast zijn enkele bijgebouwen op het perceel aanwezig. Verder is het perceel vooral ingericht als tuin bij de woning.
Figuur 2.3: Bestaande woning Boomstraat 4, Posterholt
De locatie aan de Irenestraat is momenteel in gebruik als woning. Voorheen was hier een bakker gesitueerd maar momenteel is er geen sprake meer van detailhandelsactiviteiten. De voormalige detailhandelslocatie is niet gelegen in een cluster van voorzieningen in Posterholt en er was geen opvolging voor het bakkersbedrijf waardoor de detailhandelsfunctie hier sinds eind 2014 is gestaakt. ook hier is dus sprake van een zogenoemde saneringslocatie.
De hoofdbebouwing heeft op de begane grond een brutovloeroppervlak (hierna bvo) van circa 255 m² waarvan ongeveer 200 m² voorheen in gebruik was door de bakkerij. Het pand bestaat uit 2 bouwlagen met een kap. De eerste verdieping is ingericht ten behoeve van een bovenwoning. Het achterperceel is vrijwel geheel verhard.
Figuur 2.4: Bestaande woning (voormalige bakkerij) Irenelaan 18/18a, Posterholt
Aan de Bergerweg 21 was voorheen een fietsenwinkel gevestigd. Momenteel is er echter geen detailhandelsvestiging meer aanwezig. Het pand staat momenteel leeg en wordt te koop aangeboden. Er lijkt echter geen belangstelling van deze detailhandelslocatie.
Het pand bestaat uit twee bouwlagen met een kap. Het bvo aan detailhandelsruimte is circa 220 m² en bevindt zich geheel op de begane grond. Op de eerste verdieping is de bovenwoning gesitueerd. verder is vrijwel het gehele perceel verhard ten behoeve van parkeervoorziening bij de voormalige detailhandelsvestiging.
Figuur 2.5: Bestaand pand detailhandelsvestiging Bergerweg 21, Vlodrop
Zoals in de aanleiding aangegeven wenst de initiatiefnemer op de locatie Angsterweg 12 en 16 te Vlodrop ruimte voor groei van de bestaande detailhandelsvestigingen, toevoeging van nieuwe detailhandel alsmede toevoeging van zelfstandige horeca en 3 standplaatsen voor ambulante handel.
Beoogd wordt om het geheel complementair aan elkaar op de bestaande vestigingslocatie te ontwikkelen. Hiermee wordt de bezoekende consument meer service geboden en wordt de aantrekkingskracht voor de consument en de verblijfsduur vergroot.
Bijkomend ruimtelijk voordeel is dat door de sloop van de woning aan de Angsterweg 12, de entree van Vlodrop wordt verbeterd. De toekomstige inrichting draagt bij aan de het vergroten van de openheid in het aanloopgebied naar de kern. Daarmee wordt de ruimtelijke kwaliteit en de leefomgeving in en rondom Vlodrop verbeterd.
In de bestaande planologische situatie is er 1.710 m² oppervlak beschikbaar voor detailhandel binnen het bestaande bouwvlak op het perceel. In de huidige feitelijke situatie zijn er twee detailhandelsvestigingen aanwezig met een wvo van 625 en 640 m². Planologisch zou er, in de bestaande situatie, nog ruimte zijn voor extra detailhandelsmeters, voor zover passend binnen de vigerende bestemmingsregels. In de toekomstige situatie wenst initiatiefnemer deze ruimte dan ook te benutten.
Het beoogde programma bestaat concreet uit de volgende onderdelen:
1. Uitbreiding Aldi door middel van nieuwbouw
Aldi heeft nadrukkelijk aangegeven het bestaande winkelvloeroppervlak te willen uitbreiden naar een nieuw te bouwen winkel van 1.200 m2 wvo op de huidige vestigingslocatie. Momenteel omvat de bestaande winkel 625 m2 wvo. De netto uitbreiding omvat derhalve 575 m2 wvo. Het nieuwe gebouw zal een bruto vloeroppervlak van ongeveer 1.500 m² omvatten.
De nieuw te realiseren bebouwing is strijdig met het bestemmingsplan aangezien ter plaatse van dat nieuwe gebouw geen bebouwing is toegestaan. Hierna wordt daar nader op ingegaan.
2. Uitbreiding Naanhof B.V. in bestaande bedrijfsbebouwing
Ook Naanhof heeft aangegeven naar de toekomst toe haar winkel te willen uitbreiden. Momenteel omvat de winkel circa 640 m2 wvo. De winkelketen wil graag doorgroeien naar circa 1.000 m2 wvo. De netto uitbreiding omvat 360 m2 wvo.
3. Zelfstandige horeca (maximaal 150 m2) in bestaande bedrijfsbebouwing
Aanvullend aan de supermarktfunctie van Aldi en Naanhof wenst initiatiefnemer te beschikken over een zelfstandige horecavoorziening, waarbij de consument terecht kan voor een kop koffie, een broodje of iets van de grill. De aan het verkooppunt motorbrandstoffen gekoppelde horecavoorziening wordt dan verwijderd. Naast het specifieke assortiment van Aldi en Naanhof wenst de (Duitse) consument ook te beschikken over enige winkelbeleving. Met een kleinschalige zelfstandige horecavoorziening van maximaal 150 m2 vloeroppervlak kan een stukje beleving worden toegevoegd aan de boodschappentrip. Binnen deze 150 m2 is de zichtbare ruimte voor consumenten gesitueerd (tafels, stoelen en kassa e.d.; excl. keuken). De horecavoorziening zal ondergeschikt zijn aan de supermarktfunctie en zal dan ook dezelfde openingstijden hanteren. De voorziening wordt gehuisvest in de bestaande bedrijfsbebouwing op de vestigingslocatie.
4. Standplaatsen ten behoeve van ambulante handel (maximaal 3) in de buitenruimte
Aanvullend op de zelfstandige horeca wenst initiatiefnemer te beschikken over 3 standplaatsen ten behoeve van ambulante handel op het buitenterrein van de vestigingslocatie. Het gaat hier primair om de verkoop van etenswaren, zoals bijvoorbeeld een poffertjeskraam of worstjestent ("imbiss"). Het initiatief omvat maximaal 3 standplaatsen.
5. Aanvullende commerciële functies tot max. 300 m2 wvo binnen de bestaande bedrijfsbebouwing
Tot slot omvat het initiatief de mogelijkheid om het aantal commerciële functies uit te breiden, mede gericht op de Duitse kooptoerist, binnen het bestaande bouwvlak. De omvang van de detailhandel is gemaximeerd op één locatie. De herinvulling van bestaande bebouwing op het perceel Angsterweg 16 te Vlodrop, te weten de vrijkomende bedrijfsruimte in de bestaande bedrijfsbebouwing op het perceel na verplaatsing van de Aldi vestiging ten gevolge van nieuwbouw op de vestigingslocatie Angsterweg 16 en de uitbreiding van de Naanhof met winkelvloeroppervlak binnen de bestaande bedrijfsbebouwing. In het kader van flexibele planvorming is op voorhand niet te zeggen hoe deze circa 265 m2 tot 300 m2 wvo na uitbreiding van de Naanhof met winkelruimte wordt verdeeld. Het concept 'shop-in-shops' leent zich bijvoorbeeld uitstekend voor de beoogde ontwikkeling, waardoor meerdere verkooppunten binnen deze 265 m2 tot 300 m2 wvo tot de mogelijkheden behoren. Juridisch-planologisch is per detailhandelsvestiging een vloeroppervlak tot 600 m2 binnen de bestaande bedrijfsbebouwing toegestaan op basis van de vigerende bestemmingsregeling.
6. Sloop woning Angsterweg 12 ten behoeve van parkeerplaatsen
Om te kunnen voldoen aan de parkeernormen is tevens het perceel aan de Angsterweg 12 aangekocht. De hier gesitueerde woning en bijgebouwen zullen worden gesloopt en de aanwezige begroeiing zal worden verwijderd. Hiervoor in de plaats zal een parkeerterrein worden aangelegd dat voorziet in 70 parkeerplaatsen. In totaal worden binnen het plangebied overigens circa 200 parkeerplaatsen gerealiseerd.
De sloop van de woning en bijgebouwen en het verwijderen van de begroeiing dient plaats te vinden voordat gestart wordt met de bouwwerkzaamheden voor de Aldi. In de planregels zal ter waarborging van deze medewerkingsafspraak daarvoor een voorwaardelijke sloopverplichting worden opgenomen.
Figuur 2.4: nieuwe inrichting plangebied Angsterweg 12 en 16
Ruimtelijk gezien zal ter plaatse van de Boomstraat 4 te Posterholt niets wijzigen. De bestaande bebouwing is in de feitelijke situatie niet in gebruik ten behoeve van detailhandel maar uitsluitend als woning. In het kader van de door de gemeente vereiste saldering van het aantal vierkante meters detailhandel binnen de gemeentegrenzen zal de planologische mogelijkheid voor de vestiging van detailhandel ter plaatse worden verwijderd. Ook de aanduiding 'bedrijfswoning' zal hier verwijderd worden aangezien een reguliere woonfunctie (burgerwoning) resteert. Met het verwijderen van deze detailhandelsmogelijkheid wordt een oppervlakte van 780 m² aan (potentiële) detailhandelsruimte (wvo) gesaldeerd.
Ook ter plaatse van de Irenestraat 18/18a zullen ruimtelijk geen aanpassingen worden doorgevoerd. De bestaande bebouwing is momenteel niet in gebruik als bakkerij maar de begane grond is nog wel ten behoeve van die functie ingericht. In het kader van de door de gemeente vereiste saldering van het aantal vierkante meters detailhandel binnen de gemeentegrenzen zal de planologische mogelijkheid voor de vestiging van detailhandel ter plaatse worden verwijderd. Met het verwijderen van deze detailhandelsmogelijkheid wordt een oppervlakte van 480 m² aan (potentiële) detailhandelsruimte (wvo) gesaldeerd.
Daarnaast wordt door middel van onderhavig bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om ter plaatse, binnen de bestaande bebouwing, een extra wooneenheid in de vorm van een appartement te realiseren.
Het pand aan de Bergerweg 21 is niet langer in gebruik als fietsenwinkel of andere detailhandelszaak. De eigenaar heeft aangegeven bereidt te zijn de detailhandelsbestemming te wijzigen om de verkoopbaarheid van het pand te vergroten. De begane grond is momenteel nog ingericht ten behoeve van de voormalige winkel. In het kader van de door de gemeente vereiste saldering van het aantal vierkante meters detailhandel binnen de gemeentegrenzen zal de planologische mogelijkheid voor de vestiging van detailhandel ter plaatse worden verwijderd. Ook de aanduiding 'bedrijfswoning' zal hier verwijderd worden aangezien een reguliere woonfunctie (burgerwoning) resteert. Met het verwijderen van deze detailhandelsmogelijkheid wordt een oppervlakte van 220 m² aan (potentiële) detailhandelsruimte (wvo) gesaldeerd.
Daarnaast wordt door middel van onderhavig bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om ter plaatse, binnen de bestaande bebouwing, een extra wooneenheid in de vorm van een appartement te realiseren. In combinatie met de woonfunctie is hier tevens een beroep aan huis/een bedrijf aan huis mogelijk.
Detailhandel in dagelijkse goederen (hierna DG)
De huidige Aldi heeft een detailhandelsoppervlakte (wvo) van 625 m2 in DG. De Naanhof heeft momenteel een wvo voor detailhandel in DG van 640 m2. In de bestaande situatie is derhalve 1.265 m2 wvo aan detailhandel in dagelijkse goederen aanwezig.
Naanhof is voornemens om binnen de bestaande bebouwing uit te breiden tot 1.000 m² wvo. Voor die uitbreiding is 360 m² wvo detailhandelsruimte voor DG nodig. Die 360 m² wordt van de 625 m² van de “oude” Aldi gehaald. Daarmee blijft nog 265 m² aan detailhandelsruimte (DG) over.
De nieuwe Aldi in dagelijkse goederen wordt 1.200 m² wvo groot. De detailhandelsruimte (DG) daarvoor is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
De ladder voor duurzame verstedelijking (ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen, waaronder detailhandelsontwikkelingen, planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe laddersystematiek geldt. Dit is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Bro. Het artikel bestaat uit de volgende onderdelen:
De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd: 'Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Formele toepassing
Toetsing aan de ladder is formeel vereist bij een beleidsmatige afweging indien dit is opgenomen in een provinciale verordening (artikel 4.1 Wro) of in een gemeentelijke beleidsregel ten aanzien van de toepassing van planologische besluiten.
Materiële toepassing
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op een ruimtelijk besluit dat valt binnen het formele toepassingsbereik van de ladder en voorziet in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1. lid 1 aanhef en onder i Bro.
“stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”
Deze definitie is gelijk aan de definitie die in de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' voor het begrip stedelijke ontwikkeling wordt gehanteerd.
Indien een ontwikkeling niet onder deze definitie valt, behoeft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' niet te worden toegepast.
De Ladder voor duurzame verstedelijking moet wel worden gevolgd wanneer planologisch “nieuwe stedelijke ontwikkelingen” mogelijk worden gemaakt. Daarbij wordt de afbakening van het begrip 'nieuwe stedelijk ontwikkeling' door de jurisprudentie vormgegeven.
Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Indien er sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is er doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling: zie in deze zin ABRvS 2 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2143 r.o. 7.5 (functiewijziging met een toename van het bebouwde oppervlak) en ABRvS 5 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:743, r.o. 11.2.4, ABRvS 25 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2331 r.o. 6.2 en ABRvS 24 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4648 r.o. 16.3 (nieuwbouw en functiewijziging na sloop). Aangezien er voor de nieuwe Aldiwinkel bebouwing wordt toegevoegd, is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Indien er in het geheel geen sprake is van toename van het ruimtebeslag, dan is de Afdelingslijn dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zo overweegt de Afdeling in haar uitspraak van 10 december 2014:
“12.6. Het betoog van Lunchroom Deli en andere dat het plan in zoverre in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, omdat is voorzien in een functiewijziging binnen de bestaande bebouwing, kan niet slagen. In deze situatie is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro, aangezien de bebouwing reeds aanwezig is en er geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt. Van belang daarbij is dat het plan naar het oordeel van de Afdeling slechts is gericht op een verruiming van de gebruiksmogelijkheden.”
Zie in deze zin tevens ABRvS 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:96 r.o. 5.1. en 20 april 2016- 201503895/1). In laatstgenoemde uitspraak werd bepaald dat wanneer een plan ten opzichte van het vorige bestemmingsplan niet voorziet in uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden (en dus niet in nieuw ruimtebeslag), maar uitsluitend in uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Dat we te maken hebben met een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt bevestigd door de Afdelingsuitspraak van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:428.
De Afdeling overweegt: “Voor zover [appellant sub 1]en anderen betogen dat in de Staat van bedrijfsactiviteiten deels bedrijfsactiviteiten staan genoemd waarvoor de units in de bedrijfsverzamelgebouwen niet eerder mochten worden verhuurd, oordeelt de Afdeling dat het plan hiermee niet voorziet in een zodanige functiewijziging dat om die reden sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zoals zij eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 december 2014 in zaak nr. 201310814/1/R1) is daarbij van belang dat met een verruiming van de gebruiksmogelijkheden geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt.”
Dit suggereert dat er functiewijzigingen – zonder enige toename van bebouwing – kunnen zijn die wel “zodanig” zijn, dat zij kunnen worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit kan het geval zijn indien door de gebruikswijziging er sprake is van een toename van het aantal winkelmeters en een dergelijke toename gevolgen kan hebben voor de winkelleegstand. En daarmee voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat ter plaatse, hetgeen uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening tot een onaanvaardbare situatie ter plaatse kan leiden. In onderhavige geval is sprake van een functiewijziging ter plaatse van de nieuwe winkel en worden daar ook winkelmeters toegevoegd.
Verder staat in de nota van toelichting op het Bro onder meer dat de Ladder vergt dat “bij iedere ontwikkeling van winkelmeters met lokale en interlokale effecten” beschreven dient te worden op welke wijze rekening is gehouden met het tegengaan van winkelleegstand en waarom niet de voorkeur is gegeven aan herstructurering of transformatie van bestaande winkelpanden (Stb. 2012, 388, p. 16). De nota van toelichting spreekt niet slechts van toename van winkelmeters door extra bebouwing.
In deze zin overweegt de Afdeling in haar uitspraak van 5 maart 2014, No. 201303469/1/R3, r.o. 11.2.7 (eerder aangehaald) met betrekking tot de eerste trede: “De behoefte aan de beoogde ontwikkeling dient, met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. Inzichtelijk moet zijn gemaakt dat het plan geen zodanige leegstand tot gevolg zal hebben dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie in de betrokken regio zal leiden.“
Conclusie
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het planvoornemen voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat derhalve de ladder moet worden doorlopen. Aangezien de ontwikkeling plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied is het met name van belang de behoefte aan de extra winkelmeters goed te verantwoorden. In hoofdstuk 3 van de ruimtelijk-economische onderbouwing (Bijlage 1) wordt daar specifiek op ingegaan. In paragraaf 3.2.3 worden de conclusies van de ladder voor duurzame verstedelijking samengevat.
In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2014) staat de visie centraal om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te verbeteren. De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, onderscheiden we in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. Binnen het bebouwd gebied onderscheiden we de volgende zones:
Op figuur 3.2 is te zien dat de projectlocatie aan de Angsterweg 16 is gelegen binnen het bebouwde gebied, ook wel bestaand stedelijk gebied genoemd.
Figuur 3.2: Uitsnede projectlocatie POL (POL, 2014)
Binnen het bebouwd gebied wordt de projectlocatie aangemerkt als 'overig bebouwd gebied'. Dit wordt omschreven in het POL (2014) als gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter.
Voor de regio Midden-Limburg is het behouden en versterken van een voortreffelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven een belangrijke uitdaging. Het verder versterken van de economische structuur met focus op voor de regio krachtige sectoren zijnde maakindustrie, agribusiness, logisitiek, leisure & retail, zorg, het bevorderen van innovaties, het benutten van de cross-overs tussen deze sectoren en andere sectoren zijn belangrijke opgaven voor de regio.
Ten aanzien van detailhandel heeft de provincie de ambitie om een gezonde detailhandelsmarkt te creëren die goed inspeelt op maatschappelijke ontwikkelingen.
De belangrijkste kwalitatieve uitdagingen zijn:
De keuzes die gemaakt worden moeten leiden tot een goede balans tussen de winkelvoorraad in respectievelijk de binnensteden, de grootschalige winkelgebieden aan de rand van de steden en dorpskernen en wijken. De keuzes ten aanzien van winkelgebieden worden op lokaal niveau genomen. Daar gaat het om de vraag hoe we de kwaliteit van de winkelgebieden kunnen behouden of versterken, bijvoorbeeld door verbindingen met andere functies zoals wonen, werken, cultuur, recreatie en horeca. Er zullen keuzes gemaakt worden over het compacter maken van winkelgebieden.
De provincie Limburg heeft ten aanzien van detailhandelsontwikkelingen aandacht voor dynamisch voorraadbeheer. Volgens de principes van het dynamisch voorraadbeheer moet een nieuwe ontwikkeling gepaard gaan met het verdwijnen van bestaande voorraad elders in de regio. De meeste beslissingen over de ontwikkeling van winkelvoorzieningen worden op lokaal niveau genomen. Daar gaat het om de vraag hoe we de kwaliteit van de winkelgebieden kunnen behouden of versterken, bijvoorbeeld door verbindingen met andere functies zoals wonen, werken, cultuur, recreatie en horeca. Er zullen keuzes gemaakt worden over het compacter maken van winkelgebieden.
Voor de uitvoering van het beleid zijn de regionale detailhandelsvisies het uitgangspunt. Voor de beoogde ontwikkeling in Vlodrop is de detailhandelsvisie Midden-Limburg van toepassing. Deze visie bevat gezamenlijke ambities en opgaven, gezamenlijke principes en spelregels (toegespitst op de regionale situatie) en een gezamenlijke werkwijze. De visie is stevig en niet-vrijblijvend, maar wel realistisch (rekening houdend met de markt) en flexibel (met ruimte om in overleg in te spelen op nieuwe ontwikkelingen). Belangrijke marktpartijen en stakeholders worden in dit traject betrokken.
Momenteel wordt gewerkt aan het regionale beleidskader Werklocaties voor de regio Midden-Limburg. Op basis van het Provinciaal Omgevingsplan (POL 2014) worden voor de thema's bedrijventerreinen, detailhandel en kantoorlocaties gezamenlijke uitvoeringsafspraken opgesteld die samen het regionaal beleidskader werklocaties gaan vormen. Dit beleidskader bevat ook een invulling van het dynamisch voorraadbeheer. Het detailniveau van dit beleidskader is onderdeel van het uitwerkingsproces. Dit detailniveau is immers afhankelijk van de problematiek en de mate waarin de noodzaak c.q. wens voor de gemeenten aanwezig is. Vervolgens zal afhankelijk van het regionaal beleidskader gekomen worden tot voorstellen over gebiedsgerichte herstructurering en herontwikkeling van leegstand alsmede de eventuele noodzaak tot investeringen en gezamenlijke fondsvorming voor alle werklocaties.
Conclusie
Het planvoornemen voorziet in de uitbreiding van het aantal vierkante meters wvo detailhandel ter plaatse van de Angsterweg 16 in Vlodrop. Deze ontwikkeling is gesitueerd binnen het bestaande bebouwd gebied en is aangewezen als “overige bebouwd gebied”. De ontwikkeling speelt in op de maatschappelijke ontwikkelingen doordat rekening wordt gehouden met de behoeften van de consument en tevens met de Duitse kooptoerist die steeds vaker in Nederland boodschappen komt doen.
Indien de uitbreiding hier niet plaats kan vinden zal de bedrijfscontinuïteit van de Aldi hier onder druk komen staan met uiteindelijke leegstand tot gevolg. Het beleid van de provincie is juist gericht op het op peil houden van het voorzieningenniveau in de dorpen van Limburg. De uitbreiding draagt bij aan deze instandhouding.
Tot slot sluit het planvoornemen aan op het beleid ten aanzien van dynamisch voorraadbeheer. De toevoeging van het aantal m² wvo ter plaatse van de Angsterweg zal namelijk gesaldeerd worden op de locaties Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21
Bij het Provinciaal Omgevingsplan (POL 2014) hoort de 'Omgevingsverordening Limburg 2014'. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels richting gemeenten zijn opgenomen.
De te maken regionale bestuursafspraken worden in de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' geborgd. De 'Omgevingsverordening Limburg 2014' is, net als het Provinciaal Omgevingsplan (POL 2014), op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.
De basis 'Omgevingsverordening Limburg 2014' is op 1 januari 2011 in werking getreden. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is vervolgens gewijzigd ten opzichte van de omgevingsverordening van 1 januari 2011, doordat het POL 2014 bepaalde dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening moest worden toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Wijzigingsverordeningen
Na vaststelling van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL 2014) zijn de gemeenten in regionaal verband (Noord/Midden/Zuid) aan de slag gegaan met de uitwerking van de volgende acht thema's: wonen, bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, landbouw, vrijetijdseconomie, energie en Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit proces heeft in elk van de drie regio's geresulteerd in regionale bestuurlijke afspraken over deze thema's. Deze afspraken zijn verwerkt via de wijzigingsverordening in het POL. Daarnaast zijn ook enkele andere wijzigingen doorgevoerd die eisen stellen aan de inhoud van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplan).
De relevante afspraken ten aanzien van het thema detailhandel zijn de volgende:
Het planvoornemen voorziet niet in de toevoeging maar uitsluitend in de uitbreiding van een bestaande detailhandelsvestiging.
Op 11 november 2016 hebben Provinciale Staten van Limburg de 'Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014' vastgesteld. Publicatie heeft plaatsgevonden in het Provinciaal Blad op 20 december 2016 (jaargang 2016, nr. 6791) en vervolgens is de verordening op 21 december 2016 in werking getreden. Hieronder zijn twee voor onderhavige ontwikkeling relevante aspecten nader belicht.
Kruimelgevallen
Door een wijziging van de omschrijving van het begrip 'ruimtelijk plan' worden de zogenoemde 'kruimelgevallen' ook onder de werking van de verordening gebracht. Dat betekent dat omgevingsvergunningen die worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2o van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), in samenhang met artikel 4 van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) ook moeten voldoen aan de verordening. Gezien de aanzienlijke verruiming van de kruimelgevallenregeling sinds 1 november 2014, was dat nog een hiaat in de verordening.
Borging bestuursafspraken en regionale structuurvisies
Met deze wijzigingsverordening is weer een belangrijke stap gezet in het kader van de nadere (juridische) uitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan 2014. Zo voorziet de verordening in de juridische borging van de eerder met de Limburgse gemeenten gemaakte bestuursafspraken over c.q. de regionale structuurvisies voor de thema's wonen, detailhandel, kantoren, bedrijventerreinen en vrijetijdseconomie. In de verordening is daartoe voorzien in bepalingen die stellen dat een ruimtelijke plan niet mag voorzien in ontwikkelingen die onder voornoemde thema's vallen en die niet voldoen aan die bestuursafspraken, dan wel de regionale structuurvisie.
Binnen het kader van de bestuursafspraken werkt de regio Samenwerking Midden-Limburg (SML) momenteel aan het 'Regionaal beleidskader werklocaties Midden - Limburg'. Op basis van dit beleidskader worden winkelvoorzieningen regionaal afgestemd. Het regionale afwegingskaders/ toetsingskader is nog niet formeel vastgesteld. Geadviseerd wordt om de ontwikkeling regionaal te melden.
Formele toepassing
Toetsing van het planvoornemen aan de ladder voor duurzame verstedelijking is formeel vereist bij een beleidsmatige afweging aangezien dit is opgenomen in de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' (artikel 2.2.2).
Artikel 2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
1. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, houdt rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
2. Bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3, onderzocht.
3. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste en tweede lid.
Materiële toepassing
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing op een ruimtelijk besluit dat valt binnen het formele toepassingsbereik van de ladder en voorziet in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 2.2.1 van de 'Omgevingsverordening Limburg 2014.
Artikel 2.2.1 Begrippen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Zoals eerder geconcludeerd voorziet het planvoornemen in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om aan te tonen dat het planvoornemen voldoet aan de ladder voor duurzame ontwikkeling, en daarmee ook aan de omgevingsverordening Limburg 2014, wordt de behoefte aan de uitbreiding van het aantal vierkante meters detailhandel in Bijlage 1 (met name in hoofdstuk 3) verantwoord. In paragraaf 3.2.3 worden de conclusies ten aanzien van de toets aan de ladder samengevat. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Ten behoeve van het planvoornemen voor de uitbreiding van detailhandel aan de Angsterweg is een ruimtelijke-economische analyse gemaakt waarin een kwalitatieve onderbouwing alsmede een volwaardige laddertoets is opgenomen. In Bijlage 1 is de adviesrapportage opgenomen. Daarin wordt inzicht en antwoord gegeven op de aspecten duurzame ontwrichting en duurzame verstedelijking.
Duurzame ontwrichting
De voorgestane ontwikkelingen op de locatie Angsterweg 12 en 16 te Vlodrop mogen géén significant negatieve effecten hebben op het woon-, leef- en ondernemersklimaat in de omgeving. Dat wil zeggen; de ontwikkelingen mogen geen 'duurzame ontwrichting' van het voorzieningenniveau opleveren.
Voor de vraag of er een duurzame ontwrichting zal ontstaan komt volgens constante jurisprudentie geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande detailhandelsvestigingen zal ontstaan. Wel relevant is of voor de inwoners van een bepaald gebied niet een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft: kunnen zij op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse en/of geregelde boodschappen doen.
In de uitspraak van 18 september 2013 heeft de Raad van State het criterium of er sprake zal zijn van “duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau” aangescherpt. De afdeling geeft in deze uitspraak aan dat het aspect van 'duurzame ontwrichting' uitsluitend nog van toepassing kan zijn als het gaat om detailhandel dat voorziet in eerste levensbehoeften. Dat wil zeggen alles wat aan voeding, kleding en huishoudelijke artikelen etc. onontbeerlijk is om te kunnen leven.
Iedere kern in de gemeente Roerdalen beschikt over een ‘supermarkt’. In algemene zin heeft Nederland een fijnmazig winkelstructuur. Deze structuur is dus ook waarneembaar in de gemeente Roerdalen. Dat houdt in dat iedere inwoner zijn/haar dagelijkse boodschappen bij de supermarkt in de buurt kan doen. Daarbij is het naastgelegen dorp relatief dichtbij, waardoor geen duurzame ontwrichting van de dagelijkse voorzieningenstructuur verwacht wordt.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Vanuit een goede ruimtelijke ordening dient onderzocht te worden of de beoogde ontwikkeling aan de Angsterweg 16 in Vlodrop past binnen de kaders van duurzame verstedelijking, zoals geformuleerd in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Deze 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik opgenomen, waarbij de leegstandseffecten van belang zijn.
Zowel de rijksoverheid, de provincie Limburg als de gemeente Roerdalen vragen derhalve bij nieuwe ruimtelijke besluiten waarbij er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' expliciet de behoefte te onderbouwen in het kader van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (de zogenaamde “laddertoets”). Zie hiervoor verder hoofdstuk 2 van Bijlage 1.
Stedelijke ontwikkeling
De eerste stap in de ladder is te beoordelen of een ontwikkeling kan worden aangemerkt als 'stedelijke ontwikkeling'. De begripsdefiniëring is als volgt: 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Rekening houdend met jurisprudentie kan de uitbreiding van het supermarktaanbod worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling (zie ook paragraaf 3.1.1). Dit geldt niet voor de beoogde horecavoorziening. De horeca is ondergeschikt en wordt gehuisvest binnen de bestaande bedrijfshuisvesting. Dit geldt ook voor de aanvullende detailhandel. Juridisch-planologisch is per detailhandelsvestiging een winkelvloeroppervlak tot 600 m2 binnen de bestaande bedrijfsbebouwing toegestaan op basis van de vigerende bestemmingsregeling.
Ruimtelijk verzorgingsgebied
Vanwege de aard en omvang van het beoogde programma wordt de gemeente Roerdalen als primair verzorgingsgebied gehanteerd.
Uitbreiding supermarktaanbod
Behoefte
In hoofdstuk 3 van Bijlage 1, de ruimtelijk-economische onderbouwing, wordt aangetoond dat er sprake is van een behoefte bij de consument aan de uitbreiding van het supermarktaanbod aan de Angsterweg 12 en 16 in Vlodrop. De uitbreiding wordt zowel kwantitatief als kwalitatief onderbouwd.
Onderhavige ontwikkeling betreft de uitbreiding van het ter plaatse reeds bestaande supermarktaanbod. De uitbreiding speelt in op de wens van de consument voor een ruimere opzet van de winkel. Daarnaast is de uitbreiding noodzakelijk om het gevestigde concept van de Aldi mogelijk te maken. Door de uitbreiding worden de voorzieningen geoptimaliseerd. Zowel de Aldi als de Naanhof zijn complementaire supermarktformules binnen de regio en hebben een relatief grote aantrekkingskracht op de Duitse kooptoerist. De gemeente Roerdalen kent verder alleen full-service supermarkten, terwijl Aldi een harddiscounter is. Naanhof is een bijzondere aanbieder die zich vooral richt op het Duitse kooptoerisme. Tevens blijkt uit distributieplanologisch onderzoek dat zowel de huidige als toekomstige marktomstandigheden mogelijkheden bieden voor ontwikkeling.
Ontwikkelingsruimte is daarmee weliswaar aangetoond, de aangetoonde kwantitatieve behoefte is niet voldoende voor de beoogde kwantitatieve ontwikkeling. Gezien dit feit is de ontwikkeling tevens kwalitatief onderbouwd en zijn er op een aantal locaties binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied detailhandelsmeters gesaldeerd: Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21
Te verwachten effecten
De nieuwe stedelijke ontwikkeling aan supermarktmeters (winkelvloeroppervlak) kan binnen bestaand stedelijk gebied worden gevestigd. Bovendien heeft een dergelijke toename aan winkelvloeroppervlak geen negatieve gevolgen voor de winkelleegstand in Vlodrop, doordat de vrijkomende winkelmeters in de bestaande bedrijfsbebouwing op de vestigingslocatie ingevuld wordt met aanvullende detailhandel. Daarnaast wordt ten behoeve van de beoogde ontwikkeling 1.480 m2 wvo aan de detailhandelsvoorraad in de gemeente Roerdalen onttrokken. Het percelen aan de Boomstraat 4 en Irenestraat 18/18a in Posterholt en het perceel Bergerweg 21 in Vlodrop zullen worden herbestemd.
Op basis van distributieplanologisch onderzoek wordt geen duurzame ontwrichting of onaanvaardbare of marktverstorende effecten verwacht. Met de ontwikkeling kan positief worden bijgedragen aan de beleidsuitgangspunten door het bestaande voorzieningenaanbod te behouden en verder te versterken, waardoor juist duurzame ontwrichting wordt voorkomen. De ontwikkeling draagt bij aan het behoud en versterking van het dagelijks winkelaanbod in Vlodrop en de gemeente Roerdalen.
Conclusie Ladder voor duurzame verstedelijking uitbreiding supermarkt
Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de supermarktontwikkeling aan de Angsterweg 16 in Vlodrop aansluit op de uitgangspunten van zorgvuldig ruimtegebruik. Er is behoefte aan het behoud en versterking van het supermarktaanbod op een strategisch geschikte locatie
Aanvullende commerciële functies
Op basis van hoofdstuk 4 van de ruimtelijk-economische onderbouwing wordt geconcludeerd dat de aanvullende voorzieningen: zelfstandig horeca-verkooppunt (150 m2), ambulante handel (maximaal 3 standplaatsen) en de aanvullende detailhandel (circa 300 m2 wvo) rond de supermarkten Aldi en Naanhof in Vlodrop bijdraagt aan het behoud en de versterking van het dagelijkse voorzieningenaanbod in de kern Vlodrop in het bijzonder, maar ook in het algemeen voor de gemeente Roerdalen. Daarnaast wordt de economisch draagkracht van de dagelijkse detailhandel op de locatie Angsterweg 16 versterkt door de aantrekking op de Duitse kooptoerist. Tijdens hun kooptrip worden niet alleen de supermarkten bezocht, maar ook andere voorzieningen, wat de belevingswaarde van het supermarktcluster ten goede komt. Hiermee wordt de verblijfsduur van de (Duitse) consument in Vlodrop verlengd. De consument heeft behoefte aan nieuwe concepten met de integratie van retail en horeca. In combinatie met het kooptoerisme in de regio wordt verwacht dat een dergelijk concept op de locatie Angsterweg 16 zeer kansrijk is.
De voorgestane zelfstandige horecavoorziening, aanvullende detailhandel en ambulante handel (maximaal 3 standplaatsen) worden niet aangemerkt als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' die getoetst moet worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Er is namelijk geen sprake van nieuw ruimtebeslag aangezien de huisvesting van de horecavoorziening en de aanvullende detailhandel plaatsvindt in bestaande bedrijfsbebouwing. De aanvullende detailhandel is overigens op basis van het geldende bestemmingsplan reeds toegestaan.
De ambulante handel (maximaal 3 standplaatsen) wordt niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanwege de beperkte omvang van de voorgestane ontwikkeling en omdat er geen sprake is van nieuw ruimtebeslag dat gevolgen kan hebben voor leegstand in het kader van duurzaam gebruik van ruimte.
Als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de aanvullende voorzieningen rond de supermarkten worden geen significant negatieve effecten verwacht op het woon-, leef- en ondernemersklimaat van Vlodrop en omgeving als gevolg van deze beoogde ontwikkelingen omdat wordt ingezet op voorzieningen die momenteel niet gevestigd zijn in Vlodrop. Met de ontwikkeling is dan ook juist sprake van een positief effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat door in te zetten op de versterking van een bestaande detailhandelslocatie voor de dagelijkse boodschappen.
Eindconclusie ladder voor duurzame verstedelijking
Geconcludeerd wordt dat met de beoogde totaalontwikkeling op de vestigingslocatie Angsterweg 16 te Vlodrop sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik en een goede ruimtelijke ordening in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking en er geen sprake is van een “duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau” (d.w.z. een 'duurzame ontwrichting' in detailhandel dat voorziet in eerste levensbehoeften).
De samenwerkende gemeenten in Midden-Limburg (Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert) en de provincie Limburg hebben samen de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving opgesteld. De visie is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De visie is een vervolg op de twee regionale woonvisies (Midden-Limburg Oost en Weerterkwartier) voor de periode 2010 tot 2014.
Ten opzichte van de huidige woonvisies gaat de Structuurvisie breder en dieper in op de gevolgen van afnemende bevolkingsgroei en in sommige gemeenten is zelfs al sprake van krimp. Regionaal is er sprake van een veranderende kwalitatieve woningbehoefte als gevolg van de veranderende bevolkingssamenstelling. Die demografische transitie vraagt om transformatie van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving en nog slechts om beperkte uitbreiding van de woningvoorraad.
Op basis van de verhuistrends van de verschillende huishoudenstypen zijn, in combinatie met de demografische ontwikkelingen, losgelaten op de huidige woonsituatie in de regio. Resultaat daarvan is te zien in onderstaand schema. Daarin zijn per gemeente de kansrijke en kwetsbare segmenten aangegeven.
Figuur 3.3: Indicatie kansrijke en kwetsbare marktsegmenten per gemeente voor de periode 2014 -2023
Voor de gemeente Roerdalen geldt op basis van bovenstaand schema dat met name appartementen (zowel koop als huur) een kansrijk segment is. Verder zijn seniorenwoningen ook kansrijk binnen deze gemeente (zowel koop als huur).
In de Structuurvisie wordt geconstateerd dat verschillende segmenten binnen het vastgoed op ‘slot zitten’, maar ook kwetsbaarder worden. Meer dan tot nu toe aan de orde, ligt er de uitdaging om vooraleerst na te gaan welke oplossingen er in de transformatie van bestaand vastgoed liggen. Denk aan opwaardering van sociale huurwoningen in kwaliteit, maar ook in functionaliteit voor andere doelgroepen, in hergebruik van vrijkomend vastgoed vanuit de zorg, kantoren, scholen en dergelijke. Uitbreidingen verhogen de kwetsbaarheid van bestaand vastgoed in toenemende mate. De plancapaciteit ten aanzien van uitbreidingen zal dan ook kritisch worden bekeken. Met het oog op het terugbrengen van de overcapaciteit heeft de raad van de gemeente Roerdalen de "Beleidsregel compensatie woningvoorraad" vastgesteld. In paragraaf 3.4.2 wordt hier nader op ingegaan.
Op basis van het kwantitatieve afwegingskader wordt:
Er wordt per zone in de regio een aantal accenten gelegd. Uitgangspunt daarbij is elke zone in zijn kracht te zetten, dit wil zeggen voortborduren op sterke punten die al aanwezig zijn en werken aan de kwetsbare punten. Het doel is stimuleren van goede plannen, niet het uitsluiten ervan.
In de zone "Platteland oost" zijn onder andere de kernen Posterholt en Vlodrop gelegen. Deze zone wordt gekenmerkt door:
Een van de ambities binnen deze zone betreft het breed ruimte geven aan initiatieven van onderop, zoals woningsplitsing, verdunning en herbestemming vrijkomend vastgoed.
Conclusie
Ter plaatse van de locaties Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 worden de bestaande woningen gesplitst ten behoeve van de realisatie van 1 extra wooneenheid per adres.In totaal worden dus 2 wooneenheden toegevoegd. Deze wooneenheden zullen binnen de bestaande bebouwing in de vorm van appartementen worden gerealiseerd. Door middel van bouwkundige ingrepen zouden deze wooneenheden ook voor de doelgroep senioren geschikt kunnen worden gemaakt.
De woningsplitsing die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt sluit nadrukkelijk aan op het beleid van de Structuurvisie. Er wordt voorzien in de realisatie van woningen binnen een kansrijk segment, de aantallen passen binnen het maximaal aantal toe te voegen woningen en er wordt aangesloten op de ambitie voor de zone waarbinnen Posterholt en Vlodrop zijn gelegen.
De gemeente Roerdalen heeft zich in algemene zin ten doel gesteld om in de gemeente een aantrekkelijk leef- en werkklimaat te creëren voor de bewoners en de bezoekers. De structuurvisie is een soort van handleiding voor de toekomst van de gemeente met heldere uitgangspunten voor de verschillende partijen.
De veranderende bevolkingssamenstelling en de krimp van de bevolking leidt tot een kleiner draagvlak voor voorzieningen en de daarbij behorende accommodaties. Het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau en accommodaties binnen Roerdalen staat hiermee onder druk. Het verdwijnen van voorzieningen en faciliteiten voor de inwoners kan op gespannen voet komen te staan met het op peil houden van de leefbaarheid binnen de gemeente. Leegstand kan leiden tot verloedering van de omgeving en achteruitgang van de ruimtelijke kwaliteit. De veranderende verhouding tussen jong en oud is een ander voorbeeld van een oorzaak die kan leiden tot het onder druk komen staan van de leefbaarheid. De ruimtelijke, sociale, economische en culturele kwaliteit moet gewaarborgd blijven.
De veranderende bevolkingssamenstelling van Roerdalen (vergrijzing, ontgroening etc.) heeft, samen met de gevolgen van de recente economische crisis, ertoe geleid dat ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld woningbouw en natuurontwikkeling beperkt zijn. De beschikbare financiële middelen zijn zowel voor overheden, ontwikkelaars als burgers minder ruim beschikbaar dan enkele jaren geleden. Het creëren van een aantrekkelijk leef- en werkklimaat voor de bewoners en bezoekers in een aantrekkelijk landschap blijft echter een belangrijke opgave. Daarbinnen moet ruimte worden gegeven aan (nieuwe) economische ontwikkelingen en initiatieven om de gemeente ook vanuit economisch perspectief aantrekkelijk te houden voor de huidige bewoners en potentiële nieuwe investeerders. Het accent ligt daarbij op de ontwikkeling van moderne en innovatieve agrarische bedrijven en steeds meer op recreatie en toerisme en zorg. Vanwege de grote gevolgen van de demografische ontwikkelingen in Roerdalen voor bijna alle aspecten binnen het dorp, is de gekozen 'krimpstrategie' van groot belang. Het begeleiden van de krimp in combinatie met het benutten van kansen verdient de aandacht. Daarbij is het behouden van levensvatbare, vitale en levensloopbestendige dorpen met goede voorzieningen een belangrijke opgave.
Daarvoor moet onder meer goed gekeken worden naar slimme combinaties en oplossingen op maat, zoals een grotere concentratie van bepaalde voorzieningen in een kern. Ook de bereikbaarheid van voorzieningen is hierbij van groot belang. Tevens zal rekening gehouden moeten worden met het feit dat de leefstijl van 'vragers' en 'aanbieders' veel bepalender kan zijn voor het draagvlak (en daarmee het aanbod) van voorzieningen dan de toename of afname van de bevolking of samenstellende delen hiervan. Tevens kan worden gezocht naar combinaties van gemeente met externe partijen bij het realiseren van voorzieningen.
Conclusie
Met de uitbreiding van de reeds aanwezige detailhandelsvestigingen ter plaatse krijgen de betreffende bedrijven de kans een toekomstbestendige bedrijfsvoering op te zetten. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het waarborgen van de ruimtelijke en economische kwaliteit maar tevens aan het behoud van een levensvatbare, vitale en levensloopbestendig dorp met goede voorzieningen.
Met het planvoornemen worden meerdere voorzieningen geconcentreerd op een voor eenieder goed bereikbare locatie aan de rand van de kern.
Met het oog op het terugbrengen van deze overcapaciteit woningbouwinitiatieven heeft de raad in de vergadering van 24 september 2015 de "Beleidsregel compensatie woningvoorraad" vastgesteld. Eerder, op 17 december 2014, heeft de raad de regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving vastgesteld (zie ook paragraaf 3.3.1). Dit beleid richt zich op het realiseren van een duurzame, kwalitatief goede woningvoorraad en het in evenwicht brengen van vraag en aanbod. De Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving bevat diverse instrumenten om een kwalitatief goede en evenwichtige woningmarkt te bewerkstelligen.
De beleidsregel compensatie woningbouwinitiatieven dient ter nadere uitwerking van hetgeen is bepaald in de genoemde regionale structuurvisie. De ontwikkeling van nieuwe wooninitiatieven heeft een negatieve invloed op de woningvoorraad. Om die reden wordt in dergelijke gevallen een financiële bijdrage gevraagd om de negatieve invloed te compenseren. De beleidsregel dient derhalve ter uitvoering van het beleid zoals vastgelegd in de regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.
De beleidsregel geldt voor alle woningbouwinitiatieven / woningtoevoegingen die niet opgenomen zijn in de planvoorraadlijst. De locatie aan de Boomstraat 4 is overigens wel opgenomen in de planvoorraadlijst. Hier wordt echter een bedrijfswoning omgezet in een reguliere burgerwoning, hetgeen geen invloed heeft op de woningvoorraad.
De beide locaties aan de Irenelaan 18/18a en Bergweg 21 zijn niet opgenomen in de planvoorraadlijst waardoor de beleidsregels hierop van toepassing is. Op basis van de beleidsregel mogen bestaande gebouwen gesplitst worden in twee of meer kleinere wooneenheden zonder dat hier een financiële vergoeding tegenover staat. De realisatie van de extra wooneenheden binnen de bestaande bebouwing ter plaatse van zowel de Irenelaan 18/18a als de Bergerweg 21, voldoet hieraan.
De beoogde totaalontwikkeling aan de Angsterweg 12 en 16 in Vlodrop sluit aan op de provinciale – en gemeentelijke beleidsuitgangspunten ten aanzien van detailhandelsontwikkelingen. De voorgestane ontwikkelingen zijn getoetst (zogenaamde "laddertoets") aan de kaders voor duurzame verstedelijking zoals opgenomen in het rijksbeleid en het provinciale beleid ('Omgevingsverordening Limburg 2014') en als passend bevonden.
Het verwijderen van de detailhandelsmogelijkheid ter plaatse van de Boomstraat 4, de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21 sluit hier verder op aan maar wordt op zichzelf niet beïnvloed door overheidsbeleid.
Er wordt vanuit het gemeentelijk beleid wel gestreefd naar het zoveel mogelijk clusteren van voorzieningen. Dit geldt ook voor de planologische mogelijkheden. Door de meters van de Boomstraat 4, de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21 naar de Angsterweg 12-16 te verplaatsen, nemen én de vierkante meters detailhandel niet toe en is er sprake van het clusteren van meters.
De locatie aan de Angsterweg is een bestaand cluster aan winkelvoorzieningen en wordt in het Provinciaal Omgevingsplan (POL 2014) aangemerkt als 'overig bebouwd gebied'. Dit wordt omschreven in het POL 2014 als gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter.
Voor de regio Midden-Limburg is het behouden en versterken van een voortreffelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven een belangrijke uitdaging. Het verder versterken van de economische structuur met focus op voor de regio krachtige sectoren zijnde maakindustrie, agribusiness, logistiek, leisure & retail, zorg, het bevorderen van innovaties, het benutten van de cross-overs tussen deze sectoren en andere sectoren zijn belangrijke opgaven voor de regio. Deze ambitie wordt onderschreven in de Structuurvisie Roerdalen 2030. De veranderende bevolkingssamenstelling en de krimp van de bevolking leidt tot een kleiner draagvlak voor voorzieningen en de daarbij behorende accommodaties. Het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau en accommodaties binnen Roerdalen staat hiermee onder druk. Daarbij is het behouden van levensvatbare, vitale en levensloopbestendige dorpen met goede voorzieningen een belangrijke opgave.
Met de ontwikkeling aan de Angsterweg 16 wordt invulling gegeven aan het principe van dynamisch voorraadbeheer. Ten behoeve van de detailhandelsontwikkeling wordt in totaal 1.480 m2 wvo gesaldeerd ter plaatse van de Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21.
De bestaande locatie aan de Angsterweg heeft een bijzondere aantrekkingskracht, ook voor Duitse consumenten vanwege de aanwezige detailhandelsfuncties en geografische ligging. De locatie heeft een goede bereikbaarheid die mogelijkheden biedt door slimme combinaties en oplossingen op maat. Een grotere concentratie van voorzieningen draagt dan ook bij aan het behoud en de versterking van het vitale karakter van de kern naar de toekomst.
De beoogde ontwikkeling voorziet in een dergelijke 'slimme combinatie' door een bepaald voorzieningenniveau voor de kern Vlodrop te behouden en verder te versterken.
In Vlodrop is in feite sprake van twee concentratiegebieden: het centrum en Angsterweg. In het centrum zijn de kleinschaligere centrumvoorzieningen aanwezig zoals cafés en restaurants, friture, een kapsalon en modewinkels. De aanwezige en beoogde detailhandelsvestigingen aan de Angsterweg zijn grootschaliger en hebben per vestiging een grotere (verkeers)aantrekkende werking. Dat soort voorzieningen zijn eerder wenselijk aan de rand van een kern gezien de bereikbaarheid en de parkeermogelijkheden.
Tevens kan met de versterking van het winkelcluster ook de leefbaarheid in Vlodrop en omgeving op peil blijven. De leefbaarheid van de kern Posterholt wordt door het verwijderen van de detailhandelsmogelijkheid niet beïnvloed aangezien hier in de feitelijke situatie geen sprake is van een bestaande detailhandelsvestiging.
De omzetting van de bedrijfswoning naar een reguliere woning aan zowel de Boomstraat 4 als de Bergerweg 21 heeft geen invloed op de woningvoorraad en wordt ook niet beïnvloed door beleid van de verschillende overheden.
De beoogde woningsplitsingen aan de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21 past binnen de regionale structuurvisie alsmede binnen de beleidsregels compensatie woningbouwinitiatieven.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk) of het type spoor.
Binnen het plangebied aan de Angsterweg wordt een nieuwe winkel mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) betreft deze ontwikkeling geen realisatie van een geluidsgevoelige functie(s) en dient derhalve geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Door het verwijderen van de detailhandelsmogelijkheden aan de Boomstraat 4, de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21, worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Er is hier sprake van bestaande woningen.
De woningsplitsingen ter plaatse van de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21 hebben geen invloed op de akoestische situatie ter plaatse. De Irenelaan betreft een 30-km/uur weg waarvoor conform de Wgh geen geluidzone geldt. Bovendien wordt er geen nieuwe bestemming gerealiseerd. Het is dan ook niet noodzakelijk om een akoestisch onderzoek uit te voeren.
Ter plaatse van de Bergerweg geldt een 50 km/uur regime en er is sprake van een bestemmingswijziging van 'Detailhandel' naar 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Detailhandel' was de woonfunctie echter al toegestaan waardoor feitelijk geen sprake is van een wijziging in de toegestane functie. Er is reeds een woning aanwezig waarbinnen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De splitsing van de woning in 2 appartementen zal hier geen verandering in brengen.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.
Onderzoek Bodemkwaliteit
Bij het verwijderen van de detailhandelsmogelijkheid aan de Boomstraat 4 te Posterholt is geen sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik aangezien deze gronden reeds worden gebruikt ten behoeve van de functie wonen. Ditzelfde geldt voor de locaties aan de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21. Een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem is voor deze locaties dan ook niet noodzakelijk.
Bij de geplande werkzaamheden in het plangebied aan de Angsterweg is sprake van een transformatie naar een bodemgevoeliger gebruik en/of is de bebouwde oppervlakte groter dan 50 m². Hierdoor is voor deze locatie wel onderzoek naar de bodemkwaliteit noodzakelijk.
Er is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:
Verkennend bodemonderzoek
Toetsing WBB
In de bovengrond ter plaatse van MM1 overschrijdt geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarde. In de bovengrond ter plaatse van MM2 zijn licht verhoogde gehalten aan cadmium, zink, PAK en minerale olie aangetoond. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan kobalt aangetoond (MM3). In het grondwater (PB14) is een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond.
Toetsing BBK (eindoordeel)
De bovengrond ter plaatse van MM1 en de ondergrond voldoen aan de achtergrondwaarde. De bovengrond ter plaatse van MM2 voldoet aan de maximale waarde voor wonen.
Indicatieve toetsing hergebruiksmogelijkheden
Als bij graafwerkzaamheden grond vrijkomt, voldoet de bovengrond ter plaatse van MM1 en de ondergrond aan de achtergrondwaarde en komt mogelijk in aanmerking voor hergebruik als zodanig. De bovengrond ter plaatse van MM2 voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse industrie en komt mogelijk in aanmerking voor hergebruik als zodanig. Uit de indicatieve keuring blijkt dat het depot grond voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse industrie.
Verkennend asbestonderzoek
De resultaten van het onderzoek vormen geen bezwaar ten aanzien van de voorgenomen bebouwing van de onderzoekslocatie. Indien bij toekomstige graafwerkzaamheden grond vrijkomt die niet binnen de locatiegrenzen kan worden herverwerkt of in het kader van het Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Roerdalen kan worden verplaatst, dient voorafgaande aan de toepassing van grond elders, een AP04 onderzoek conform de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit te worden uitgevoerd.
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Waterbeheer
De initiatiefnemers van een ruimtelijke ontwikkeling behoren in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen worden toegelaten die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg (voorheen waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel- en Maasvallei). Zij zijn hier verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij onderhavige procedure wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De eventuele opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Op Europees en landelijk niveau is het overkoepelende waterbeleid vastgelegd in de Kaderichtlijn Water, het Nationaal Waterplan en het Nationaal Bestuursakkoord Water. De doorvertaling van dit beleid is regionaal vastgelegd in het Provinciaal Waterplan en het Waterbeheersplan van het Waterschap. Daarnaast wordt op gemeentelijk niveau het waterbeleid vastgelegd in een waterplan of een (verbreed) rioleringsplan.
Regionaal waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2016 - 2021 beschrijft Waterschap Limburg haar strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Voor wat betreft onderhavig waterschap gelden naast het Waterbeheerplan de volgende
beleidsnotities:
Binnen de waterbeheerplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en - plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
Waterschap Roer en Overmaas
Aangezien het plangebied is gelegen in het deelgebied van Roer en Overmaas (Zuid-Limburg) en de Keur van Roer en Overmaas en Peel en Maasvallei nog niet zijn samengevoegd (bron: website Waterschap Limburg), dient voldaan te worden aan de taakinvulling van het watersysteem van (voormalig) waterschap Roer en Overmaas.
Waterschap Roer en Overmaas heeft in december 2009 een notitie bestuurlijk vastgesteld, waarin staat onderbouwd hoe het waterschap haar taakinvulling voor het watersysteem ziet. Hierbij heeft het waterschap normen voor de compensatie voor de toename van het verharde oppervlak benoemd. De compensatie voor de toename van het verharde oppervlak heeft als doel dat nieuwe ontwikkelingen geen (water)problemen veroorzaken in andere tijden of op andere plaatsen. Het hemelwater wordt opgevangen in buffers waar het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem of vertraagd wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.
Watertoets
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro ) bepaalt dat bij ruimtelijke plannen zoals deze rekening gehouden dient te worden met de waterhuishouding. Middels het uitvoeren van een Watertoets worden alle relevante zaken met betrekking tot de waterhuishouding afgestemd en besproken met de waterbeheerder(s).
Ter plaatse van de locaties Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 wordt geen extra verhard oppervlak mogelijk gemaakt. De ontwikkeling heeft hier dan ook geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient voldoende opvangcapaciteit aanwezig te zijn voor een neerslaggebeurtenis van eens per 25 jaar (T=25). Dit is in het beheersgebied van waterschap Roer en Overmaas 35 mm in 45 minuten. Daarnaast wordt getoetst of een neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (T=100) geen wateroverlast mag veroorzaken/ T=100 komt overeen met 45 mm in 30 minuten. Voor de leegloop van de buffer wordt de regel gehanteerd dat ze in principe binnen 24 uur geledigd zijn en weer beschikbaar voor een volgende neerslaggebeurtenis. Wanneer de buffer voorzien is van een afvoer naar oppervlaktewater, dient de afvoercapaciteit te zijn afgestemd op de afvoercapaciteit van het ontvangende oppervlaktewater.
Ter plaatse van de Angsterweg 12 en 16 wordt extra verhard oppervlak mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om circa 1.500 m² bvo aan extra bebouwing (nieuwbouw Aldi) en circa 2.500 m² extra verharding (parkeerplaats Angsterweg 12 en manoeuvreerruimte rondom nieuwe Aldi). Om te kunnen voldoen aan het beleid van het waterschap dient dit extra verhard oppervlak gecompenseerd te worden.
Om te voorzien in de noodzakelijke compensatie zal een in de noordwesthoek van het plangebied ruimte worden gereserveerd voor een infiltratievijver. De minimale capaciteit van deze voorziening is berekend aan de hand van de eisen van het waterschap Roer en Overmaas.
De toename aan verharding is 4.000 m², dit houdt in dat er 4.000*0,035= 140 m³ water gerealiseerd zou moeten worden.
De infiltratievijver zal minimaal deze capaciteit krijgen. Aangezien in de bestaande situatie reeds sprake is van een grote oppervlakte aan bebouwing is de initiatiefnemer bereidt de infiltratievijver zelfs nog groter te maken. In werkelijkheid zal de infiltratievijver dan ook een capaciteit van circa 150 m³ krijgen.
Gezien de maatregelen die getroffen worden heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden, gemengde gebieden en rustige buitengebieden.
Het plangebied aan de Angsterweg 12 en 16 is te kenmerken als een gemengd gebied gezien de verschillende functies in de omgeving zoals (agrarische)bedrijven, woningen en maatschappelijke voorzieningen. Bij de geplande ontwikkeling hier worden bedrijfshinderveroorzakende functies gerealiseerd, te weten een supermarkt, bedrijven in de categorieën 1 en 2 en aanvullende commerciële functies.
Ter plaatse van de plangebieden aan de Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 worden geen nieuwe bedrijfshinder veroorzakende functies of nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. In onderstaande alinea's wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de ontwikkeling van de locatie aan de Angsterweg.
Directe hinder
Een supermarkt is volgens de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering een categorie 1 bedrijf met een richtafstand van 10 meter in verband met het aspect geluid. Dit houdt dus in dat in principe geen woningen mogen zijn gelegen op minder dan 10 meter afstand van de supermarkt. Op basis van dit bestemmingsplan wordt in het nieuwe gebouw van de Aldi echter ook bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 mogelijk gemaakt. Daarbij hoort een minimaal aan te houden afstand van 30 meter tot milieugevoelige objecten aangehouden te worden.
De dichtstbij gelegen bedrijfshindergevoelige functie betreft de woonbestemming aan de Schaapsweg 7 ten noordoosten van het plangebied. De bestemming is gelegen op een afstand van ruim 60 meter, de woning zelf is gelegen op een afstand van ruim 100 meter.
Ten noorden van het plangebied is nog een bedrijfswoning aanwezig behorende bij het agrarische bedrijf aan de Schaapweg 9. Deze woning is gelegen op een afstand van circa 80 meter.
Ten noordwesten van de te realiseren winkelvestiging zijn woningen aanwezig aan de Schaapweg 11 en 11a.
Het ten oosten gelegen perceel heeft een agrarische bestemming zonder bouwvlak. Hier kan in principe dus geen geluidgevoelige bestemming, een bedrijfswoning bijvoorbeeld, worden gerealiseerd.
De richtafstand van “Supermarkten, warenhuizen (SBI 5211/2,5246/9, 471) bedraagt 10 meter. De richtafstand van Bedrijven in milieucategorie 1 en 2 bedraagt 30 meter.
De hierboven vermelde afstanden van geluidgevoelige objecten/bestemmingen voldoen aan de richtafstand.
Indirecte hinder
De Angsterweg is een belangrijke ontsluitingsweg voor Vlodrop naar de N293 en N274 en zal reeds, ook vanwege de Naanhof, een substantiële verkeersintensiteit hebben. De te realiseren bedrijfsactiviteit zal zeker een substantiële verkeersaantrekkende werking hebben. De dichtstbijzijnde geluidgevoelige bestemming aan deze weg is de bedrijfswoning (bouwvlak) Angsterweg 6A bij de Roerhal die op ±140 meter ligt. Op deze afstand mag aangenomen worden dat het verkeer van en naar de bedrijfsactiviteit in het verkeersbeeld is opgenomen. Het is dan ook niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek uit te laten voeren.
Omgekeerde werking
Op basis van diverse jurisprudentie wordt een supermarkt in veel gevallen gezien als een geurgevoelig object. Om die reden is er ook in onderhavige situatie vanuit gegaan dat de nieuw te realiseren supermarkt een geurgevoelig object is. Personen die langer dan 2 uur binnen de bebouwing aanwezig zijn worden daarbij gezien als geurgehinderden, in dit geval dus uitsluitend de werknemers.
In dit kader is beoordeeld of er bedrijven in de directe omgeving aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het verblijfsklimaat binnen de nieuwe winkel.
Figuur 4.1: Uitsnede (geur)normenkaart Roerdalen met plangebied in blauw
Op basis van de geurverordening van de gemeente Roerdalen geldt voor gebieden binnen de bebouwde kom een gemeentelijke norm van 3 ou. Voor het buitengebied van Roerdalen geldt een norm van 14 ou. Zie ook figuur 4.1.
Het plangebied aan de Angsterweg 16 is gelegen binnen de bebouwde kom en grenst aan de noord-, zuid- en westzijde aan het buitengebied.
Ter plaatse van de Schaapweg 9 (direct ten noorden van het plangebied) is een agrarisch bedrijf gevestigd. Binnen dit agrarische bedrijf worden vleesstieren gehouden. Onderzocht is of het bedrijf van invloed is op het verblijfsklimaat binnen de nieuwe winkel. Door middel van V-STACKS is op basis van de bekende brongegevens (de verleende vergunning voor 3 stallen met het aantal vleesstieren) berekend wat de geurbelasting is op diverse locaties binnen het plangebied. De berekening is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. Uit de berekeningen kan het volgende worden geconcludeerd.
Aan de noordzijde van het bouwvlak voor de nieuwe winkel is de geurbelasting met ou relatief hoog te noemen. De geurbelasting neemt in zuidelijke richting echter snel af. De grens van 3 ou ligt ter hoogte van rekentoetspunt 8 zoals opgenomen in bijlage 3.
Ofschoon bij de beoordeling of er sprake is van een goed leefklimaat van een geurgevoelig object normaliter wordt uitgegaan wordt van de ligging van de dichtstbijzijnde gevel van het geurgevoelig object, wordt in deze bijzondere situatie uitgegaan van een andere situatie. Dit mede vanwege de bestaande situatie van de winkels op het terrein waar de nieuwe Aldi zal worden gerealiseerd en de te treffen maatregel voor de toekomstige situatie (positionering nieuwe Aldi winkel).
Bestaande situatie
De bestaande winkels zijn voorzien van een luchtbehandelingssysteem die is gesitueerd op een locatie waar de geurbelasting boven de 3 ou is berekend. Niettemin is binnen de bestaande winkel sprake van een accaptabel verblijfsklimaat en wordt geen geurhinder ervaren. Zie figuur 4.2 voor de locatie van het bestaande luchtbehandelingssysteem.
Figuur 4.2: Luchtbehandelingsinstallatie (rode cirkel) bestaande winkels
Toekomstige situatie
De entree van de nieuwe winkel (waardoor geur zich naar binnen zou kunnen verplaatsen) bevindt zich aan de zuidzijde van het nieuwe bouwvlak. Hier geldt een geurbelasting van meer dan 3 ou en wordt dus formeel niet aan de norm voldaan. De nieuwe winkel zal echter worden voorzien van een geforceerd luchtbehandelingssysteem, waarbij de uitlaatgassen van auto's geen probleem vormen voor het leefklimaat, gezien de positionering van het syteem ten opzichte van parkeervoorzieningen en rijwegen. Voornoemd systeem zal worden geplaatst op een locatie waar het aanzuigpunt buiten de geurnorm van 3 ou ligt en in combinatie met het lichte overdruk-automatische schuifdeursyteem een goed verblijfsklimaat kan garanderen voor de medewerkers van de nieuwe winkel.
Figuur 4.3: Beoogde locatie luchtbehandelingsinstallatie (blauw begrensd gebied) t.o.v. bestaand luchtbehandelingssysteem (rode cirkel)
Op figuur 4.3 is de beoogde locatie van de nieuwe luchtbehandelingsinstallatie (tevens ten opzichte van de locatie van de installatie op de bestaande winkels, die gehandhaafd blijven) weergegeven. De luchtbehandelingsinstallatie wordt gerealiseerd op een locatie waar het systeem volgens de uitkomsten van de uitgevoerde V-STACKS berekeningen, een geurbelasting kent van 3 ou of minder.
Aan de noordzijde van het nieuwe bouwvlak (waar de geurbelasting het hoogst is) zal het laad- en losdock worden gerealiseerd en is het magazijn voorzien. Hier zullen medewerkers van de winkel kortere tijd (korter dan 2 uur per dag) aanwezig zijn en is derhalve geen sprake van geurgehinderden. De sociale ruimte (kantine) en het kantoor zullen aan de zuidzijde van de nieuwe winkel worden gerealiseerd. Hier zijn geen openingen voorzien en zal schone lucht worden aangevoerd vanaf het luchtbehandelingssysteem.
In de bestaande winkels (ALDI en Naanhof) wordt geen hinder ervaren. Buiten het feit dat geur geen kans krijgt om de nieuwe winkel binnen te komen zal het in onderhavige casus ook gaan om een beperkt aantal gehinderden, namelijk de medewerkers van de nieuwe winkel.
Ook de windrichting speelt in deze nog een rol. De overwegende windrichting ter plaatse is west-zuidwest. Dat houdt in dat de eventuele geur van het plangebied weg gaat en er dus nog maar zeer beperkt geurhinder binnen het plangebied zal worden ervaren. Alleen bij wind uit noord- noordoostelijke richting kunnen mogelijk effecten worden ervaren. Daarbij geldt echter dat voldaan wordt aan de geldende geurnormen.
Gezien de afstand tot milieugevoelige objecten vormt de nieuwe winkel geen belemmering voor bestaande functies in de omgeving. Omgekeerd heeft het agrarische bedrijf aan de Schaapweg geen negatieve invloed op de realisatie van de nieuwe winkel, indien de voorgenomen maatregel ten aanzien van de situering van de luchtbehandelingsinstallatie, in acht genomen wordt.
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Risicorelevante inrichtingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing of bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen
Relevant is de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RVGS) en in de toekomst ook het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). Op basis van de circulaire RVGS geldt het volgende:
Vooruitlopend op het BTEV zijn in de circulaire RVGS veiligheidsafstanden opgenomen uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water 1). In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Aan de hand van de Basisnetten wordt al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Relevant is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
1) Het Basisnet houdt in dat er in Nederland trajecten worden aangewezen waarover het transport van gevaarlijke stoffen ongelimiteerd moet kunnen plaatsvinden, terwijl er daarnaast ook delen worden aangewezen waar slechts beperkt transport mag plaatsvinden, omdat hier juist de bebouwing nabij de infrastructuur voorrang krijgt.
Figuur 4.1: Fragment Risicokaart Nederland
In deze paragraaf is het plangebied Angsterweg 12 en 16 nader onderzocht ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Aangezien ter plaatse van de plangebieden aan de Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie niets wijzigt, wordt daar geen nader onderzoek naar gedaan.
Risicorelevante inrichtingen
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van de Angsterweg 12 en 16 geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Alleen de locatie zelf is, in verband met de aanwezigheid van een LPG-vulpunt, op basis van de risicokaart aangewezen als een risicovolle inrichting. Dit betreft echter geen actuele situatie. Het LPG-vulpunt is namelijk reeds verwijderd. De aanwezige LPG tank is gasvrij gemaakt en gevuld met water. De Gasvrij verklaring is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. Aangezien het LPG-vulpunt is verwijderd, is tevens de risicocontour op de verbeelding verwijderd.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Er zijn geen (spoor)wegen in de omgeving van het plangebied die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
Wet Milieubeheer
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
NIBM
In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN) geldt ter plaatse van het plangebied een gemiddelde concentratie van 15 tot 20 ug/m³ voor stikstofdioxide en < 18 ug/m³ voor fijn stof (PM10).
Figuur 4.2: Concentratie Stikstof (NO2) t.p.v. het plangebied (rode stip, bij benadering) conform de GCN.
Figuur 4.3: Concentratie Fijnstof t.p.v. plangebied (rode stip, bij benadering) conform de GCN.
De normen voor stikstofdioxide en fijn stof liggen op 40 respectievelijk 40 ug/m³ (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015).
Er is derhalve geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarde.
Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft de luchtkwaliteit.
Het verwijderen van de detailhandelsmogelijkheden aan de Boomstraat 4, de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21 wordt niet beïnvloed door het aspect luchtkwaliteit.
De ontwikkeling van de locatie aan de Angsterweg maakt de realisatie van een nieuwe discount winkel mogelijk. Deze winkel komt in plaats van de bestaande kleinere winkel. De uitbreiding aan winkelvloeroppervlak in deze ontwikkeling is dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte extra verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit NIBM van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Verdrag van Malta
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.
De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen, zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.
Bestemmingsplan
In de Nederlandse wetgeving wordt aan artikel 5 uit het Verdrag van Malta invulling gegeven door middel van artikelen 38, 39 en 40 uit de Monumentenwet. In deze artikelen is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede)bestemming, die wordt vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan, wordt begrensd in de verbeelding (plankaart) en wordt voorzien van regels die gekoppeld zijn aan een vergunningstelsel.
In artikel 41a van de Monumentenwet is bepaald dat artikelen 39, 40 en 41, eerste lid, niet van toepassing zijn op plangebieden met een oppervlakte kleiner dan 100 m². Bij projecten die deze oppervlakte overschrijden dient het archeologisch belang altijd te worden meegewogen in de belangenafweging. Gemeenten kunnen van deze grens afwijken, mits de redenen hiervoor goed onderbouwd kunnen worden.
Archeologiebeleid Roerdalen
Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk.
De gemeente beschikt over een vastgestelde archeologische beleidsnota. Een belangrijk onderdeel hiervan vormt de gemeentelijke archeologische beleidskaart, die wordt gebruikt als basis voor het bestemmingsplan. De gemeentelijke beleidskaart is gebaseerd op gedetailleerde kennis van de lokale landschapsontwikkeling, cultuurhistorie en het bodemarchief. Op de beleidskaart worden de verschillende verwachtingen vertaald naar verwachtingszones en gekoppeld aan concrete vrijstellings- grenzen. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden, worden op voorhand vrijgesteld van de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek. Door middel van het hanteren van verschillende vrijstellingsgrenzen wordt binnen de gehele gemeente gezocht naar een goede balans tussen de verwachte aanwezigheid van archeologische resten en de voorwaarden die worden verbonden aan bodemverstorende activiteiten. Het archeologisch kaartbeeld is echter niet statisch. In de loop der tijd zal de kennis over het bodemarchief toenemen. De vrijstellingszones in het onderhavige bestemmingsplan zijn dan ook geen exacte weergave van de vastgestelde beleidskaart.
De archeologische beleidskaart van de gemeente is een archeologisch verwachtingsmodel, waaraan grenzen zijn gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones. Volgens de archeologische beleidskaart geldt voor het plangebied aan de Angsterweg 12 en 16 een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten.
Aangezien ter plaatse van de Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 geen wijzigingen plaatsvinden in de bestaande ruimtelijke situatie, wordt voor deze locaties niet nader ingegaan op de eventueel aanwezige archeologische waarden. Wel worden de geldende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' (Boomstraat 4 en Bergerweg 21) en 'Waarde - Archeologie 5' (Irenelaan) in dit bestemmingsplan overgenomen conform het geldende bestemmingsplan.
Figuur 4.4: Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtingskaart met plangebied rood omlijnd
Het plangebied aan de Angsterweg 12 en 16 bevindt zich in een zone waar, volgens de gemeentelijk archeologische verwachtingskaart, een hoge archeologische verwachting geldt.
In het gebied geldt een archeologische onderzoeksplicht voor ingrepen met een verstoringsoppervlakte groter dan 1.000 m2 en dieper dan 40 centimeter onder het maaiveld.
Om de eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' overgenomen van het geldende bestemmingsplan. Conform deze dubbelbestemming dient eerst archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van de nieuwe winkel kan worden verleend (de woning is inmiddels gesloopt).
Conclusie
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' is opgenomen om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. In de regels is vastgelegd dat er een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend. Pas wanneer zeker is dat er geen archeologische waarden worden geschaad, zal de omgevingsvergunning verleend worden.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur (tegenwoordig beter bekend als Natuur Netwerk Nederland) dient bepaald te worden.
Aangezien ter plaatse van de plangebieden Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 ruimtelijke geen wijzigingen worden doorgevoerd, worden eventueel aanwezige cultuurhistorische objecten niet beïnvloed.
Bouwkunde
In of in de directe nabijheid van de plangebieden zijn geen cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken aanwezig.
Historische geografie
De locatie aan de Angsterweg 12 en 16 ligt conform de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg binnen het cultuurhistorisch element "bouwland". Dit betreft een cultuurlandschap waarvoor overigens geen gebruiksbeperkingen gelden. Het planvoornemen heeft geen invloed op de instandhouding van dit cultuurlandschap.
De Angsterweg is conform de cultuurhistorische waardenkaart aangewezen als cultuurhistorisch lijnelement. Het gaat hier om een weg uit de periode 1806-1890. Er gelden geen gebruiksbeperkingen voor dergelijke wegen. Bovendien heeft het planvoornemen geen invloed op (het verloop) van het lijnelement.
Conclusie
De geplande ontwikkeling heeft derhalve geen negatieve invloed op aanwezige cultuurhistorische waarden. Het aspect 'cultuurhistorie' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet, te weten de wet natuurbescherming (hierna: Wnb). De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudings- doelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudings- doelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet ter plaatse van de plangebieden Boomstraat 4, Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 niet in werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op mogelijk aanwezige beschermde soorten. Hier wordt niet voorzien in ruimtelijke ingrepen.
De ontwikkeling voorziet aan de Angsterweg 16 in de realisatie van nieuwe bebouwing ten behoeve van een discountwinkel. Hiervoor worden de volgende werkzaamheden, die mogelijk soorten kunnen verstoren, uitgevoerd.
Bij de voorbereiding van de ontwikkeling moet worden onderzocht of de Wet Natuurbescherming (Wnb) de geplande ontwikkeling niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet Natuurbescherming zal kunnen worden verkregen.
Om de beoogde nieuwe inrichting van het plangebied te kunnen realiseren zullen bomen worden gekapt, struiken worden verwijderd en wordt een woning gesloopt. Op voorhand kan dan ook niet worden uitgesloten dat het planvoornemen gevolgen heeft voor beschermde soorten. Om te achterhalen of en welke beschermde soorten binnen het plangebied aanwezig (kunnen) zijn is een ecologische onderzoek uitgevoerd. Het ecologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. Op basis van dat onderzoek wordt geconstateerd dat er nabij het pand tenminste één beschermde soort aanwezig is, namelijk de gewone dwergvleermuis. In het te slopen object zijn echter geen verblijfplaatsen van vleermuizen gevonden.
Ook zijn er binnen het object geen geschikte plekken voor vleermuizen toegankelijk. In het pand bevinden zich eveneens geen jaarrond beschermde nesten. De sloopwerkzaamheden leiden derhalve niet tot overtredingen van verbodsbepalingen. Er wordt geconcludeerd dat er geen ontheffing van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
Indien er na februari 2018 begonnen wordt met slopen is een nieuwe inspectie noodzakelijk. Dit omdat er zich dan mogelijk broedvogels kunnen vestigen.
Voor de rest van het plangebied waar ruimtelijke ingrepen gaan plaatsvinden is een zogenoemde "Ecologische verkenning bestemmingsplan Angsterweg 16 Vlodrop" uitgevoerd. De rapportage behorende bij die verkenning is opgenomen als Bijlage 6 bij deze toelichting.
Door de sloopwerkzaamheden worden geen beschermde planten vernield. In het te slopen object wonen momenteel geen broedvogels. Er komen geen jaarrond beschermde nesten voor. Er zijn geen sporen van aanwezigheid van overige beschermde dieren in het te slopen pand aanwezig. Er zijn geen geschikte en bereikbare holten voor vleermuizen. In de omgeving van het pand vliegen vleermuizen. Met deze gegevens kan het stappenplan beschermde soorten doorlopen worden.
Figuur 4.5: Stappenplan beschermde soorten
Verder mag geconcludeerd worden dat er geen belangrijke ecologische waarden verloren gaan door de ontwikkeling. Er vinden geen overtredingen plaats van de Wet natuurbeheer. Er is dus geen ontheffing van deze wet nodig. Ook zijn er geen mitigerende of compenserende maatregelen noodzakelijk. De toekomstige verkeersbewegingen leiden niet tot ontoelaatbare deposities op Natura 2000 gebieden.
Voor planologisch relevante kabels en leidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de ontwikkeling van een plangebied rekening moet worden gehouden.
In geen van de plangebieden of in de directe nabijheid daarvan liggen hogedruk aardgasleidingen, rioolwatertransportleidingen, drinkwatertransportleidingen, of hoogspanningsleidingtracés.
Planologische relevante kabels en leidingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
De eventuele aanwezigheid van kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
De verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte is gebaseerd op CROW publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" uit 2012. De kencijfers uit deze publicatie worden gespecificeerd op basis van het type functie en de ligging van de functie. Er wordt uitgegaan van de maximale kencijfers van het CROW om zo een 'worst case' scenario door te rekenen.
De gehele gemeente Roerdalen valt binnen de verstedelijkingsgraad "matig stedelijk". Het plangebied is aan te merken als 'rest bebouwde kom'.
Aan de feitelijke situatie ter plaatse van de Boomstraat 4 te Posterholt wijzigt niets. Hier heeft de ontwikkeling dan ook geen invloed op het aspect verkeer. Het is ook niet noodzakelijk de parkeerbehoefte hier nader te onderzoeken.
De woningsplitsingen die ter plaatse van de locaties Irenelaan 18/18a en Bergerweg 21 mogelijk worden gemaakt hebben een kleine invloed op het aspect Verkeer. In vergelijking met de bestaande functionele mogelijkheden binnen deze locaties (detailhandel) heeft de woningsplitsing echter juist een positieve invloed. In totaal worden er 2 wooneenheden in de vorm van een appartement toegevoegd. In vergelijking met de voormalige winkels zullen deze woningen veel minder verkeer genereren waardoor de capaciteit van de aangrenzende ontsluitingswegen niet onder druk komt te staan. De beide winkels voorzagen ook in hun eigen parkeervoorzieningen. Ook in de toekomstige situatie met de invulling van 1 wooneenheid per locatie meer, zal het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Voor de locatie aan de Angsterweg 12 en 16 wordt in de onderstaande berekeningen uitgegaan van de gemiddelde kencijfers van het CROW. Verder wordt inzichtelijk gemaakt wat het verschil is tussen de bestaande situatie en de beoogde situatie. Voor de berekeningen van de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte wordt uitgegaan van het bedrijfsvloeroppervlakte (bvo). Omrekenfactoren van wvo (winkelvloeroppervlakte) naar bvo zijn gehanteerd uit CROW publicatie 727 is toegepast. Waar geen omrekenfactor bekend is, wordt gerekend met een standaardfactor van 0,8.
Bestaand (m² wvo) |
Nieuw (m² wvo) |
Omreken- factor wvo naar bvo |
Bestaand bvo in m² | Nieuw bvo in m² |
Uitbreiding (m² bvo) |
|
Discountwinkel | 625 m² | 1.200 m² | 0,8 | 782 m² | 1.500 m² | 718 m² |
Naanhof | 640 m² | 1.000 m² | 0,8 | 800 m² | 1.170 m² | 370 m² |
Zelfstandige horeca | 0 | 150 m² | 0,8 | 0 | 175 m² | 175 m² |
Ambulante handel | 0 | 3 standplaatsen |
3 standplaatsen |
|||
Commerciële functies | 0 | 300 m² | 0,8 | 0 | 365 m² | 365 m² |
Voor het aspect verkeer is het van belang dat wordt voorzien in een goede ontsluiting van het plangebied aan de Angsterweg 12 en 16. Dit plangebied wordt op dit moment via de Angsterweg ontsloten. In zuidoostelijke richting vindt verdere ontsluiting richting de kern Vlodrop en verderop richting de grens met Duitsland plaats. In noordoostelijke richting vindt de regionale ontsluiting plaats via de Klifsbergweg naar de N570. In zuidwestelijke richting vindt ontsluiting plaats richting Posterholt en de N293 en in noordwestelijke richting naar Sint Odiliënberg.
Allereerst is gekeken wat de verkeersaantrekkende werking is op basis van de bestaande situatie met 782 m² voor de discountwinkel en 800 m² voor een reguliere supermarkt (middelhoog-hoog). Dit komt op basis van de genoemde uitgangspunten neer op 2.034 mvt/etmaal per werkdag of weekdag.
Om de verkeersgeneratie voor de nieuwe situatie te berekenen zijn de volgende (worst-case) aannames gedaan:
Op basis van deze gegevens is een verkeersgeneratie van circa 4.000 mvt/etmaal per werk- of weekdag berekend. Dit betreft een verdubbeling van de verkeersgeneratie in de bestaande situatie. De Angsterweg is echter een gebiedsontsluitingsweg met een forse overcapaciteit. Daarnaast is de locatie in de bestaande situatie reeds voorzien van een goede en brede op- en afrit, ook in verband met de aanwezigheid van het tankstation.
Gezien de overcapaciteit van de Angsterweg en goede ontsluitingsstructuur, geeft het planvoornemen geen problemen in de verkeersafwikkeling ter plaatse.
Ook voor de parkeerplaatsen is berekend wat het verschil is in de parkeerbehoefte tussen de bestaande en de nieuwe situatie. Op basis van de bestaande situatie met 782 m² bvo voor de discountwinkel en 800 m² bvo voor een reguliere supermarkt, komt de parkeerbehoefte uit op 108 parkeerplaatsen.
In de beoogde situatie, waarbij dezelfde aannames zijn gedaan als in paragraaf 4.11.2, komt de behoefte uit op 210 parkeerplaatsen.
Het plangebied is voldoende groot voor de realisatie van 210 parkeerplaatsen op eigen terrein. Buiten de circa 70 bestaande parkeerplaatsen, zullen er nog minimaal 140 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Daarvan zullen ongeveer 70 parkeerplaatsen worden gerealiseerd ter plaatse van de te slopen woning aan de Angsterweg 12. In totaal zal dan ook minimaal worden voorzien in 210 parkeerplaatsen.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de uitgangspunten van dit bestemmingsplan geformuleerd. In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro gemaakt moeten worden. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
Deze bestemming is specifiek aan het plangebied aan de Angsterweg toegekend om de bestaande functies op deze locatie juridisch vast te leggen en daarnaast de uitbreiding van de detailhandelsdoeleinden mogelijk te maken. Aangezien hier zowel bedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als detailhandelsbedrijven zijn toegestaan is de bestemming 'Gemengd' de best passende bestemming.
Binnen vrijwel het gehele plangebied aan de Angsterweg mogen bedrijven in de categorie 1 en 2 alsmede detailhandelsbedrijven worden gevestigd. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' zijn echter alleen detailhandelsbedrijven toegestaan en dus geen bedrijven. Met behulp van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', is het bestaande tankstation wederom juridisch planologisch vastgelegd.
Binnen de bestemming is ondergeschikte horeca tijdens winkelopeningstijden toegestaan en zijn in totaal 3 standplaatsen voor ambulante handel in bereide etenswaren mogelijk gemaakt.
Bebouwing mag binnen het bouwvlak worden opgericht. De bouwvlakken zijn bepaald aan de hand van de vigerende plannen en de inventarisatiegegevens en aan de hand van het bouwplan voor de nieuw te bouwen winkel.
De maximale bouw- en goothoogte van de bedrijfspanden zijn weergegeven op de verbeelding. Deze zijn zoveel mogelijk overgenomen uit de vigerende plannen.
Conform de geldende systematiek binnen het bestemmingsplan 'Kernen Roerdalen, 1e herziening' heeft het plangebied aan de Boomstraat 4 de bestemming 'Wonen' met een aanduiding voor het type woning; te weten 'tweeaaneen' [tae] en de plangebieden aan de Irenelaan 18/18a en de Bergerweg 21 de bestemming 'Wonen-Gestapeld' gekregen. De aanduidingen 'detailhandel' zijn hier verwijderd. De geldende maatvoeringsaanduidingen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte zijn 1-op-1 overgenomen.
Voor de woning is een bouwvlak opgenomen conform het geldende plan. In de regels is aangegeven hoeveel aan uit- en aanbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan zijn binnen en buiten het bouwvlak. Voor alle gevallen die niet onder deze regeling kunnen worden gebracht is een vangnetbepaling opgenomen.
Per bouwvlak is de maximale bouw- en goothoogte weergegeven en het maximaal aantal wooneenheden bij de bestemming 'Wonen-Gestapeld'.
De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart wordt op de verbeelding vertaald in dubbelbestemmingen. In paragraaf 4.7 is opgenomen hoe dit beleid is vertaald.
In verband met bescherming van grondwaterwinning verbiedt deze regeling het oprichten of in exploitatie nemen van boorputten dieper dan 30 meter beneden het maaiveld.
Vanwege een aangetoonde verontreiniging is ter plaatse van de locatie aan de Angsterweg 16 een gebiedsaanduiding 'milieuzone - verontreinigingslocatie' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is het oprichten van nieuwe gebouwen niet toegestaan, tenzij gebouwen worden opgericht ten dienste van de instandhouding van de milieuvoorzieningen of het saneren van de locatie.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.
In het kader van vooroverleg ist het concept ontwerpbestemmingsplan ter beoordeling aan diverse overleg instanties toegestuurd, waaronder de provincie. De uitkomsten van dit vooroverleg zijn verwerkt in het definitieve ontwerpbestemmingsplan.
Gelet op artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen gedurende 6 weken vanaf 24 november 2017. Binnen deze termijn van terinzagelegging was het voor een ieder mogelijk een zienswijze schriftelijk of mondeling in te dienen.
In deze periode zijn géén zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is op 15 maart 2018 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad. De kennisgeving van het vaststellingsbesluit wordt door burgemeester en wethouders in de Staatscourant en elektronisch gepubliceerd.
Het vastgestelde bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage (beroepstermijn) en treedt normaal gesproken in werking op de dag na het aflopen van de beroepstermijn. Tijdens de ter inzage periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen door belanghebbenden tegen het besluit en het plan. Tevens kan een belanghebbende die een beroepschrift heeft ingediend ook een verzoek om voorlopige voorziening indienen, waardoor het besluit nog niet in werking treedt.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Onderhavig bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling in de gemeente Roerdalen. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verhuur van de (winkel)panden. Hiermee kan het bestemmingsplan financieel haalbaar worden geacht.
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan centraal staat is als 'bouwplan' aangemerkt.
Voor dit plan is een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten anderszins zijn verzekerd. Hierin zijn ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade en is er tevens een planschadeverhaalsovereenkomst opgesteld.
Voordat de wettelijke procedure ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van de Wet ruimtelijke ordening kan worden opgestart, wordt eerst het concept ontwerp bestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden ten behoeve van overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling schrijft voor dat het bestuursorgaan (i.c. de gemeente Roerdalen) dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Na de overlegronde wordt de vaststellingsprocedure zoals omschreven in art. 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening opgestart. Deze procedure kan als volgt worden samengevat: de procedure start met een openbare kennisgeving van het ontwerpbestemmingsplan, waarna het ontwerpbestemmings- plan wordt gepubliceerd en gedurende een termijn van 6 weken en door eenieder schriftelijke of mondelinge zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan kunnen worden ingebracht. Na de termijn van de terinzagelegging dient de gemeenteraad binnen 12 weken te beslissen omtrent de vaststelling van het plan. Na de publicatie van het vastgestelde bestemmingsplan hebben belanghebbenden 6 weken de tijd om tegen het plan in beroep te gaan. Het bestemmingsplan treedt de dag na afloop van de beroepstermijn in werking tenzij door belanghebbenden een verzoek om voorlopige voorziening tijdens de beroepstermijn is ingediend.