direct naar inhoud van Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitengebied Roerdalen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10;

met de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;

alsmede voor:

  • c. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals genoemd artikel 1 lid 1.54;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension en trekkershutten': tevens een paardenpension, appartementen, trekkershutten en ondergeschikte horeca;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - mijnschacht en boorput': de instandhouding van de mijnschachten en/of boorputten;
  • g. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen, steilranden en oude roermeanders;
  • h. behoud, versterking en ontwikkeling van de natuur- en ecologische waarde van de gronden;
  • i. extensieve dagrecreatie;
  • j. de in tabel 6.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
  • k. de nevenfuncties zoals vermeld in Bijlage 6.

Tabel 6.1

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten   -   100 m²  
beroep-aan-huis   -   max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken  
bed & breakfast   bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken   max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers  
groene en blauwe diensten   -   -  

- = niet van toepassing

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • d. het aantal trekkershutten en appartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension en trekkershutten' bedraagt respectievelijk ten hoogste 4 en 7;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen en kassen zijn niet toegestaan;
  • f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  • g. tevens geldt het bepaalde in tabel 6.2.

Tabel 6.2

  max.
oppervlak  
max.
inhoud  
max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoning   -   1.000 m³   6 m   9 m  
bijbehorende bouwwerken   100 m²   -   3,5 m   6,5 m  
appartementen en trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension en trekkershutten'   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
teeltondersteunende voorziening, niet zijnde kassen   gehele bouwvlak   -   -   3 m  
overige bedrijfsgebouwen   volledig bouwvlak   -   6 m   12 m  
mestsilo's   5.000 m³   -   -   8,5 m  
overige silo's   -   -   -   15 m  
vlaggenmasten   -   -   -   8 m  
lichtmasten bij paardenbakken   -   -   -   5 m  
lichtmasten overig   -   -   -   5 m  
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak   -   -   -   2 m  
erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak   -   -   -   2 m  
overige erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak   -   -   -   1,2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   -   -   3 m  

- = niet van toepassing

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  • b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • c. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  • d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  • e. bed & breakfast is niet buiten de woning toegestaan;
  • f. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  • g. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  • h. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    • 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder j ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 6.3, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfunties die niet in de bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • h. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  • i. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    • 1. in uitzondering op het gestelde onder a is kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toegestaan met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kleinschalig kamperen binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak is toegestaan;
    • 2. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder g en h mogen niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 4. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 40;
    • 5. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
    • 6. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  • j. ten aanzien van de nevenfunctie inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren geldt dat van de maximale oppervlaktemaat van 500 m2, zoals opgenomen in tabel 6.3, afgeweken kan worden mits:
    • 1. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a t/m h;
    • 2. de opslag in de bestaande bebouwing plaatsvindt;
    • 3. niet meer dan 20% van de totale oppervlakte aan bebouwing, zoals legaal aanwezig op het moment van vaststellen van dit bestemmingsplan, in gebruik genomen wordt voor de inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren;
    • 4. de inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie;
    • 5. er sprake is en blijft van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 6. door initiatiefnemer is aangetoond dat de uitoefening van nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 6.1 en 6.3 niet of moeilijk realiseerbaar zijn.

Tabel 6.3

nevenfunctie   maximaal aantal m²  
  gronden in gebruik voor nevenfunctie   bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
aan-huis-gebonden bedrijf   -   bestaand, max. 1/3 woning  
kleinschalig kamperen   -   zoals bepaald in lid 6.2  
educatie gekoppeld aan recreatie   -   zoals bepaald in lid 6.2  
overige recreatieve functies/agrotoerisme   -   zoals bepaald in lid 6.2  
agrarische duurzaamheid, innovatie en educatie   -   zoals bepaald in lid 6.2  
overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten   -   zoals bepaald in lid 6.2  
inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren   -   max. 500 m²  

- = niet van toepassing

6.4.2 Ten behoeve van de productie van energie uit biomassa

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 onder g om de productie van energie uit biomassa toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan in bio-energieinstallaties;
  • b. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan indien dit milieuhygiënisch inpasbaar is.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt en houtproductie;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiter- en andere paden en het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
  • c. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • e. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van fruitteelt en houtproductie), het verwijderen van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  • f. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels;
  • g. het scheuren of permanent omzetten van grasland in bouwland.

6.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. de werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • e. binnen het bouwvlak plaatsvinden.

6.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 6.1 onder g en h en lid 63.3 bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

6.6 Wijzigingsbevoegdheden
6.6.1 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zodanig wijzigen dat de bouw van een eerste agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke concentratie van de woning en agrarische bedrijfsgebouwen;
  • d. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

6.6.2 Ten behoeve van vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zodanig wijzigen dat vormverandering van bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. vormverandering van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  • b. de omvang van het agrarische bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • c. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  • d. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder g en h;
  • f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

6.6.3 Ten behoeve van bouwvlakvergroting

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zodanig wijzigen dat het vergroten van een bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  • b. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigen bouwvlak gevestigde bedrijf;
  • c. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  • e. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder g en h;
  • g. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

6.6.4 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 6.4 genoemde vervolgfuncties zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  • b. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  • c. bij wijziging dient bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoveel mogelijk overtollige bebouwing gesloopt te worden;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan;
  • e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  • f. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  • h. een camping is toegestaan tot ten hoogste 40 standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • i. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • j. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • k. de vervolgfunctie wonen is alleen toegestaan als al een bedrijfswoning aanwezig is;
  • l. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder g en h;
  • n. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

Tabel 6.4

vervolgfuncties  
recreatie  
toerisme  
zorg  
wonen  

6.6.5 Ten behoeve van nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden wijzigen in de bestemming Natuur, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of natuur via particulier natuurbeheerschap wordt gerealiseerd of als er contractueel is vastgelegd dat gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
  • b. de nieuwe bestemming dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
  • d. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 6.1 onder g en h mogen niet onevenredig worden aangetast.