5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10
met de daarbij behorende:
-
b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;
alsmede voor:
-
c. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
-
d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals genoemd artikel 1 lid 1.54;
-
e. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen en steilranden;
-
f. extensieve dagrecreatie;
-
g. evenementen, met een maximale duur van 12 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
-
h. de nevenfuncties zoals opgenomen in bijlage 6;
-
i. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties.
Tabel 5.1
nevenfunctie
|
maximaal aantal m²
|
|
gronden in gebruik voor nevenfunctie
|
bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
|
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten
|
-
|
100 m²
|
beroep-aan-huis
|
-
|
max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
|
groene en blauwe diensten
|
-
|
|
- = niet van toepassing
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Ten behoeve van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a om kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. de realisatie van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kuilvoerplaten en sleufsilo's binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
-
c. er dient voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht genomen te worden;
-
d. de hoogte van de wanden behorende bij de sleufsilo's bedraagt ten hoogste 1,2 m;
-
e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
5.3.2 Ten behoeve van hagelnetten
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a om hagelnetten buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
-
b. het is niet toegestaan hagelnetten door te laten lopen tot aan de grond;
-
c. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
d. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
5.3.3 Ten behoeve van de opslag van dierlijke mest
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder a, met inachtneming van het volgende:
-
a. de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
b. de opslag van dierlijke mest is toegestaan in mestbassins, mestzakken of op mestplaten waarbij gebruikgemaakt mag worden van een of meerdere mestzakken, mestbassins of mestplaten;
-
c. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering;
-
d. de opgeslagen mest buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2.500 m³ per bedrijf;
-
e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, mestbassins, mestzakken of mestplaten binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
-
f. de opslag van dierlijke mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
g. de hoogte van mestzakken, mestbassins en wanden van mestplaten bedraagt ten hoogste 1,2 m;
-
h. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
i. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder h ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5.3, met inachtneming van het volgende:
-
a. nevenfunties die niet in de bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
-
b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
c. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
d. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
-
e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
-
f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
-
g. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
-
h. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
-
i. ten behoeve van de nevenfunctie overige agrarisch aanverwante bedrijven geldt tevens dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
-
j. ten aanzien van de nevenfunctie inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren geldt dat van de maximale oppervlaktemaat van 500 m2, zoals opgenomen in tabel 5.3, afgeweken kan worden mits:
-
1. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a t/m h;
-
2. de opslag in de bestaande bebouwing plaatsvindt;
-
3. niet meer dan 20% van de totale oppervlakte aan bebouwing, zoals legaal aanwezig op het moment van vaststellen van dit bestemmingsplan, in gebruik genomen wordt voor de inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren;
-
4. de inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie;
-
5. er sprake is en blijft van een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
6. door initiatiefnemer is aangetoond dat de uitoefening van nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 5.1 en 5.3 niet of moeilijk realiseerbaar zijn.
Tabel 5.3
nevenfunctie
|
maximaal aantal m²
|
|
gronden in gebruik voor nevenfunctie
|
bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
|
bedrijf-aan-huis
|
-
|
max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
|
agrarische duurzaamheid, innovatie en educatie
|
-
|
zoals bepaald in lid 5.2
|
overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten
|
-
|
zoals bepaald in lid 5.2
|
inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren
|
-
|
max 500 m²
|
- = niet van toepassing
5.5.2 Ten behoeve van paardenbakken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 onder d om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. per (bedrijfs)woning is ten hoogste één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
-
b. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
-
c. paardenbakken, dienen aansluitend aan een bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, paardenbakken binnen een zone van 25 m vanaf de grens van een bouwvlak zijn toegestaan;
-
d. de afstand tussen de paardenbak en hindergevoelige bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken van derden bedraagt ten minste 25 m;
-
e. lichtmasten en stapmolens zijn niet toegestaan;
-
f. de hoogte van springobstakels bedraagt ten hoogste 1,2 m;
-
g. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
h. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
5.5.3 Ten behoeve van de productie van energie uit biomassa
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 onder f om de productie van energie uit biomassa toe te staan, met inachtneming van het volgende:
-
a. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan in bio-energieinstallaties;
-
b. de productie van energie uit biomassa is uitsluitend toegestaan indien dit milieuhygiënisch inpasbaar is.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt en houtproductie;
-
b. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiter- en andere paden en het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
-
c. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
d. het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen en diepploegen van de bodem;
-
e. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van fruitteelt en houtproductie), het verwijderen van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
-
f. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.
5.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
-
b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
-
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
d. de werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
e. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
5.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 5.1 onder e en lid 63.3 bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
5.7.1 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 zodanig wijzigen dat bouw van een eerste agrarische bedrijfswoning binnen bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
-
a. er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
-
b. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
-
c. er moet sprake zijn van een ruimtelijke concentratie van de woning en agrarische bedrijfsgebouwen;
-
d. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
e. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
5.7.2 Ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 zodanig wijzigen dat vormverandering van bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
-
a. vormverandering van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
b. de omvang van het agrarische bouwvlak mag niet worden vergroot;
-
c. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
-
d. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
e. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e;
-
f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
5.7.3 Ten behoeve van bouwvlakvergroting
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 zodanig wijzigen dat het vergroten van een bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
-
a. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
a. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigen bouwvlak gevestigde bedrijf;
-
b. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
-
c. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
-
d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
e. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e;
-
f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
5.7.4 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 5.4 genoemde vervolgfuncties zijn toegestaan , met inachtneming van het volgende:
-
a. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
-
b. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
-
c. bij wijziging dient bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoveel mogelijk overtollige bebouwing gesloopt te worden;
-
d. buitenopslag is niet toegestaan;
-
e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
-
f. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
-
g. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
-
h. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
-
i. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
-
j. de vervolgfunctie wonen is alleen toegestaan als al een bedrijfswoning aanwezig is;
-
k. het aantal woningen mag niet toenemen;
-
l. ten behoeve van de vervolgfunctie geldt tevens dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
-
m. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e;
-
n. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
Tabel 5.4
vervolgfuncties
|
bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat bedrijven gericht op recreatie, toerisme en zorg zijn niet toegestaan.
|
bedrijven behorende tot categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten indien deze qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met categorie 1- en 2-bedrijven, met dien verstande dat bedrijven gericht op recreatie, toerisme en zorg niet zijn toegestaan.
|
5.7.5 Ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2 zodanig wijzigen dat de realisatie van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
-
a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
-
b. aangetoond dient te worden dat op het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te realiseren, waarbij aangetoond moet worden waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
-
c. de betreffende gronden dienen voorzien te worden van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen';
-
d. de hoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
-
e. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 5.1 onder e mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.