direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stedelijk gebied 2018
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1

Toelichting

Niet gemarkeerd: NL.IMRO.1667.BPGsted5010-VAST vastgesteld bestemmingsplan d.d. 18 december 2018.

Geel gemarkeerd: NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1 vastgesteld bestemmingsplan d.d. 18 december 2018 met verwerking wijzigingen naar aanleiding van uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 2 oktober 2019 (zaaknummer 201901745/1/R2).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voor het stedelijk gebied van de gemeente Reusel-De Mierden, te weten de kernen Hooge Mierde, Lage Mierde, Hulsel en Reusel is in de afgelopen jaren een lappendeken van bestemmings- en wijzigingsplannen ontstaan. Naast de komplannen van de kernen zijn voor de kernen sinds 2013 meerdere veegplannen vastgesteld, waarin verschillende ruimtelijke initiatieven zijn samengebundeld. Daarnaast zijn er ook postzegel- en wijzigingsplannen vastgesteld voor enkele afzonderlijke ontwikkelingen. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten bestemmingsplannen elke 10 jaar worden geactualiseerd. Deze actualiseringsplicht komt met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet echter te vervallen. Omdat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet de gemeente Reusel-De Mierden wil beschikken over een up-to-date bestemmingsplan, vindt deze actualisering toch plaats. Dit bestemmingsplan voorziet daarom in de actualisatie en herziening van de bestemmingsplannen van het stedelijk gebied van de gemeente Reusel-De Mierden tot één integraal bestemmingsplan, dat een actueel planologisch-juridisch kader biedt met een hoge mate van uniformiteit.

Daarnaast is in 2008 de wetgeving gewijzigd en moet voldaan worden aan de nieuwe digitale eisen en moet het bestemmingsplan aansluiten bij de geldende Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit leidt tot enkele aanpassingen in de regels van de bestemmingsplannen. Inhoudelijk wijzigen de regelingen hierdoor niet.

Verder voorziet het integrale bestemmingsplan in een planologische doorvertaling van nieuw gemeentelijk en regionaal beleid, waaronder de gemeentelijke Omgevingsvisie, de Toekomstvisie 'Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen', de Regionale Detailhandelsvisie en de Centrumvisie. De uitwerking van de Centrumvisie wordt met name via afzonderlijke planologische procedures mogelijk gemaakt. Voor dit bestemmingsplan gelden vooral de algemene uitgangspunten en de afbakening van het kernwinkelgebied uit de Centrumvisie. Genoemde beleidsstukken met bijbehorende uitgangspunten voor voorliggend bestemmingsplan komen aan de orde in paragraaf 2.5.

Verder is ervoor gekozen om dit bestemmingsplan de nodige flexibiliteit te laten bieden. Daarmee wordt waar juridisch mogelijk al vooruitgelopen op de aanstaande Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt.

In dit bestemmingsplan worden verder enkele verleende afwijkingen en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 3.4.

Tot slot worden in voorliggend bestemmingsplan eerdere onjuistheden op de verbeelding en/of in de planregels gecorrigeerd. Bij aanpassingen op de verbeelding gaat het bijvoorbeeld om het toevoegen, verwijderen of veranderen van een gevellijn, het toevoegen van een aanduiding of om een bestemmingswijziging die beter aansluit bij de bestaande situatie. Bij aanpassingen in de regels gaat het bijvoorbeeld om een verduidelijking van een bepaalde regeling. De regeling per bestemming worden beschreven in paragraaf 5.3.

1.2 Plangebied

Het plangebied 'Stedelijk gebied 2018' omvat het stedelijk gebied van de gemeente Reusel-De Mierden, te weten de kernen Reusel, Hooge Mierde, Lage Mierde en Hulsel. Het centrumgebied Reusel maakt slechts gedeeltelijk onderdeel uit van het plangebied. Ook al in procedure gebrachte bestemmingsplannen die nog niet (onherroepelijk) in werking zijn getreden maken geen onderdeel uit van het plangebied.

Op 1 januari 1997 ontstond de gemeente Reusel-De Mierden door samenvoeging van de gemeenten Hooge en Lage Mierde en Reusel. Er ontstond een nieuwe gemeente met vier kernen: Reusel, Hooge Mierde, Hulsel en Lage Mierde. Reusel-De Mierden is letterlijk een grensgemeente: circa 50% van de gemeentegrens is tevens landsgrens. De rest grenst aan weerszijden aan één gemeente in Midden-Brabant (Hilvarenbeek) en aan één gemeente in Zuidoost-Brabant (Bladel).

De gemeente is te positioneren in het driehoekige gebied, gelegen tussen de stedelijke gebieden van Tilburg, Eindhoven en Turnhout (B) en De Kempische As (B). Tussen de drie stedelijke regio's hebben zich in de loop der jaren verstedelijkte verbindingen ontwikkeld. Reusel heeft zich samen met de kernen Steensel, Eersel, Hapert, Bladel en Arendonk sterk ontwikkeld aan de verbinding Eindhoven-Turnhout (A67 en N284). Ondanks de relatief korte afstand tot Turnhout is de gemeente Reusel-De Mierden voornamelijk georiënteerd op Tilburg en Eindhoven. 

Kern Reusel

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0001.png"

Plangebied kern Reusel

Het plangebied betreft de bebouwde kom van de kern Reusel. Dit sluit aan op de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgesteld in de Verordening Ruimte. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door (de achterperceelsgrenzen van de bebouwing aan) de Lensheuvel, Wilhelminalaan en de Schoolstraat/Zeegstraat. De noordelijke en oostelijke grens wordt gevormd door de Randweg-oost. De achterperceelsgrenzen van de bebouwing aan de Beemden, De Braken, Boegent, Wegekker, Hoekekker, Grotenekker, Blokekker en Haverekker vormen de zuidelijke grens van het plangebied.

Zoals hiervoor aangegeven valt het centrumgebied gedeeltelijk Reusel buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn onder andere de volgende plannen nog in procedure of nog niet (onherroepelijk) in werking getreden: “Kom Reusel, herziening Molenstraat 8-8a-8b (De Mulder)”, “Kom Reusel, herziening Mierdseweg 53 (Cotax)”, “Lage Mierdsedijk 2 – Mierdseweg”. Deze plannen zijn nog in ontwikkeling en daarom buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelaten. Het bestemmingsplan "Stedelijk gebied 2018, Lensheuvel 91" is al wel onherroepelijk in werking getreden, maar vanwege de specifieke woningen blijft dit plan ook buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Voor deze gebieden blijven de vigerende bestemmingsplannen van toepassing totdat voor deze gebieden worden via afzonderlijke planologische procedures nieuwe bestemmingsplannen in werking zijn getreden. De contour van het centrumgebied dat gedeeltelijk buiten het plangebied valt zijn in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0002.png"

Rode contouren: centrumgebied Reusel

Kern Hooge Mierde

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0003.png"

Plangebied kern Hooge Mierde

De kern Hooge Mierde is gelegen in het westen van de gemeente Reusel-De Mierden. De kern is gelegen tussen de kernen Reusel en Lage Mierde. Hooge Mierde is van de vier kernen het dichtst bij de Belgische grens gelegen. Tussen Hooge Mierde en de grens is het natuurgebied Turnhoutse Heide en het Zwartven gelegen. Kenmerkend voor Hooge Mierde is het agrarische karakter, mede door de oude boerderijbebouwing aan de oude bebouwingslinten.

Het plangebied omvat in hoofdzaak de gronden die zijn gelegen binnen de bebouwde kom. Het betreft voornamelijk een woonkern. In het zuiden is bedrijventerrein Kailakkers gelegen. De perceelsgrenzen gelden veelal als grens van de bestemmingsplannen. Deze grens is mede bepaald aan de hand van het bestemmingsplan buitengebied en de grens van het bestaand stedelijk gebied volgens de Verordening Ruimte.

Kern Lage Mierde

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0004.png"

Plangebied kern Lage Mierde

De kern Lage Mierde is gelegen in het noorden van de gemeente Reusel-De Mierden. Het is na de kern Reusel de grootste kern binnen de gemeente. Lage Mierde is gelegen ten oosten van de N269, de verbindingsweg tussen Reusel en Hilvarenbeek. Kenmerkend voor Lage Mierde is de langwerpige vorm, door de historische bebouwingslinten die de dragers van de dorpsstructuur zijn.

Het plangebied omvat in hoofdzaak de gronden die zijn gelegen binnen de bebouwde kom. Het betreft voornamelijk een woonkern. In het westen is het bedrijventerrein Koningshoek gelegen. De perceelsgrenzen gelden veelal als grens van de bestemmingsplannen. Deze grens is mede bepaald aan de hand van het bestemmingsplan buitengebied en de grens van het bestaand stedelijk gebied volgens de Verordening Ruimte.

In het geldende bestemmingsplan “Kom Lage Mierde” is een wijzigingsgebied opgenomen voor het voormalige zorgcentrum Lindenhof en achterliggende woningen. Op dit moment worden de mogelijkheden voor een herontwikkeling van dit gebied onderzocht. Met het oog op een planologische aanpassing van dit gebied, blijft dit gebied buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Kern Hulsel

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0005.png"

Plangebied kern Hulsel

De kern Hulsel is in het oosten van de gemeente Reusel-De Mierden gelegen. Het is buiten de diverse bebouwingsconcentraties de kleinste kern binnen de gemeente. Hulsel is gelegen ten oosten van de provinciale weg N269, tussen de dorpen Lage Mierde, Reusel, Netersel en Bladel. Het plangebied betreft het langgerekte lint van woningen en de in noordelijke richting gelegen uitbreiding en het sportpark.

De perceelsgrenzen gelden veelal als grens van het bestemmingsplan. Deze grens is mede bepaald aan de hand van het bestemmingsplan buitengebied en de grens van het bestaand stedelijk gebied volgens de Verordening Ruimte.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0006.png"

Uitsnede plannen kern Reusel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0007.png"

Uitsnede plannen kern Hooge Mierde (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0008.png"

Uitsnede plannen kern Lage Mierde (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0009.png"

Uitsnede plannen kern Hulsel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In onderstaande tabel zijn de bestemmingsplannen van de gemeente Reusel-De Mierden weergegeven die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. Het betreft de komplannen van de kernen Hooge Mierde, Lage Mierde, Hulsel en Reusel, de veegplannen die tussen 2013 en 2016 voor de kernen zijn opgesteld en een aantal postzegel- en wijzigingsplannen.

Bestemmingsplan   Kern   Vaststelling gemeenteraad  
Kom Reusel   Reusel   23 september 2008  
De Leeuwerik, 1e herziening   Hooge Mierde   22 september 2009  
Kom Hooge Mierde   Hooge Mierde   22 september 2009  
Kom Hulsel   Hulsel   22 september 2009  
Kerkekkers   Hulsel   22 september 2009  
Den Boegent 2009   Reusel   26 januari 2010  
Hondsbos 1   Reusel   23 februari 2010  
Weijererf   Reusel   21 december 2010  
Bio-woningen Jansen (Vooreind 10a en 12 en De Kanten, Hulsel)   Hulsel   31 mei 2011  
Uitbreiding sportpark Hooge Mierde   Hooge Mierde   20 september 2011  
Molen Akkers 2011   Reusel   18 oktober 2011  
Part. herziening Kom Reusel parkeren/groen   Reusel   29 november 2011  
Hasselt II   Lage Mierde   28 februari 2012  
Kom Hooge Mierde 2012 - De Stad 16 en Hoogstraat 2   Hooge Mierde   29 januari 2013  
Kom Lage Mierde   Lage Mierde   7 mei 2013  
Stedelijk gebied 2013   Meerdere locaties binnen de vier kernen   24 september 2013  
Kom Reusel, herziening Beemden ongenummerd   Reusel   17 december 2013  
Stedelijk gebied 2014   Meerdere locaties binnen de vier kernen   8 juli 2014  
Stedelijk gebied 2014-02   Meerdere locaties binnen de vier kernen   23 september 2014  
Kom Reusel, herziening Wilhelminalaan 87a (omgeving Willem II)   Reusel   10 maart 2015  
Stedelijk gebied 2015   Meerdere locaties binnen de vier kernen   22 september 2015  
Stedelijk gebied 2016   Meerdere locaties binnen de vier kernen   20 december 2016  
Stedelijk gebied 2016-02   Reusel   19 september 2017  
Wijzigingsplan   Kern   Vaststelling burgemeester en wethouders  
Kerkweg 3   Hulsel   20 juli 2010  
Molen Akkers 2011, wijziging Rijperspad   Reusel   18 maart 2014  
Kom Reusel, wijziging Boegent (achter Kruisstraat 108)   Reusel   13 mei 2014  

1.4 Bij het plan behorende stukken

1.4.1 Uitgangspuntennotitie en inbreidingslocaties

Als basis voor het actualiseren van de geldende bestemmingsplannen is de bestaande situatie en het ruimtelijke beleid geïnventariseerd. Dit is gedaan aan de hand van een functie-, belemmeringen- en beleidsinventarisatie, een inventarisatie van inbreidingslocaties plaatsgevonden en zijn ideeën uit de samenleving opgehaald via een Participatieapp.

De inventarisatie is in drie delen verricht:

  • I. Inventarisatie belemmeringen: de thans voorkomende belemmeringen zijn in kaart gebracht aan de hand van de vigerende bestemmingsplannen, de Verordening ruimte de risicokaart van de provincie en overige beschikbare informatie.
  • II. Inventarisatie beleid: relevant beleid is geïnventariseerd, zodat een eventueel benodigde vertaalslag kan plaatsvinden in het bestemmingsplan.
  • III. Inventarisatie via Participatieapp: voor het formuleren van uitgangspunten voor de actualisatie van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' heeft de gemeente ideeën via een online participatieproces met de 'Participatieapp' ideeën opgehaald uit de samenleving. Deze app is gevuld met foto's en stellingen die relevant zijn voor het maken van keuzes over hoe gronden worden bestemd en wat waar en hoe gebouwd mag worden, bijvoorbeeld over bebouwingsmogelijkheden (oppervlakte, bouwhoogte) en bedrijfsactiviteiten aan huis. Inwoners konden in de app aangeven of ze het hier wel of niet mee eens zijn. Ook was er de mogelijkheid opmerkingen te plaatsen bij de stellingen. De uitkomsten van de app en de daaruit voortvloeiende uitgangspunten voor dit bestemmingsplan zijn opgenomen in Bijlage 1.

Op basis van deze driedelige inventarisatie zijn uitgangspunten geformuleerd voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in de 'Uitganspuntennotitie Bestemmingsplan Stedelijk gebied 2018', welke is vastgesteld door de raad op 23 januari 2018. Daarmee is deze nota van uitgangspunten bepalend voor de inhoud van het bestemmingsplan.

1.4.2 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied 2018' bestaat uit drie delen: een verbeelding, planregels met bijlagen en een toelichting met bijlagen. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het geldende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk worden eerst de beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente uiteengezet (Hoofdstuk 2 Beleidskader). Daarna wordt een beschrijving gegeven van het plan, inclusief ruimtelijke en functionele structuur (Hoofdstuk 3). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten, zoals bodem- en grondwaterkwaliteit, geluidhinder, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, alsmede flora en fauna (Hoofdstuk 4). Dan volgt hoofdstuk 5 met onder andere de opzet van de regels en een korte beschrijving van de verschillende bestemmingen. Tenslotte wordt aandacht besteed aan de financiële uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6) en de voor deze bestemmingsplan actualisatie te doorlopen procedure (Hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in deze situatie, toegestaan kunnen worden. De beleidsinkadering moet een compleet beeld geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Noord-Brabant worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd mede randvoorwaarden voor het lokale maatwerk bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit.

In de Structuurvisie is een drietal doelen voor Nederland in 2040 geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen;
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • 3. Kustfundament;
  • 4. Grote rivieren;
  • 5. Waddenzee en waddengebied;
  • 6. Defensie;
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • 8. Elektriciteitsvoorziening;
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • 10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Als gevolg van de actualisatie van de geldende bestemmingsplannen wijzigen de standpunten voor dit beleidskader niet. Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het gaat hier om zulke geringe aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) wordt voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld voor de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels ter bescherming van de 13 nationale belangen. De keuze voor deze belangen is al gemaakt in de SVIR en wordt met het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) juridisch verankerd.

In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen al in een vroeg stadium vastgelegd. Dit draagt bij aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht, dan wel de mogelijkheid aan provincies om met een provinciale verordening regels te stellen.

De onderwerpen in het Barro betreffen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • Kunstfundamenten.
  • Grote rivieren.
  • Waddenzee en waddengebied.
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Vanuit het Barro zijn geen nationale belangen op het plangebied van toepassing waarmee rekening gehouden moet worden in het bestemmingsplan. Ook vanuit de recente wijzigingen (grote rivieren, elektriciteitsvoorziening, algemene en overige bepalingen) in het Barro, die per 1 juli 2016 in werking zijn getreden, bestaan geen concrete nationale belangen die op het plangebied van toepassing zijn.

2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In verband met bestemmingsplanwijzigingen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' geïntroduceerd (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij bestemmingsplannen of afwijkingsbesluiten die een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maken. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt in artikel 1.1.1 Bro als volgt omschreven: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Bij de toepassing van de Ladder moeten de volgende treden doorlopen worden:

  • Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • Als uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • Als uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het gaat hier om zulke geringe aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn. Met dit bestemmingsplan worden geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die wel mogelijk worden gemaakt, worden gemotiveerd via afzonderlijke ruimtelijke onderbouwingen, die als bijlagen bij de toelichting van dit plan worden opgenomen.

Wel zijn voor dit bestemmingsplan de potentiële inbreidingslocaties geïnventariseerd. Deze worden echter niet via dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De realisatie hiervan wordt via afzonderlijke planologische procedures mogelijk gemaakt.

2.2.4 Omgevingswet

De regering werkt aan een stelselherziening op het gebied van het omgevingsrecht. Dit betekent dat de Wet ruimtelijke ordening samen met veel andere wetten die regels voor de omgeving hebben, opgaat in de nieuwe Omgevingswet, welke naar verwachting in 2021 in werking treedt. De gemeente Reusel-De Mierden bereidt zich voor op de wetswijziging door, daar waar mogelijk, vooruit te lopen op de Omgevingswet.

Bij de inwerkintreding van de Omgevingswet heet het bestemmingsplan automatisch een Omgevingsplan. Een mogelijkheid om vooruit te lopen op de Omgevingswet is door het bestemmingsplan (zoveel mogelijk) op te stellen als een omgevingsplan. Het is juridisch namelijk niet mogelijk om in 2018 een omgevingsplan vast te stellen. Wel is het mogelijk om een bestemmingsplan voor te bereiden vooruitkijkend naar de Omgevingswet.

Dit kan bij de opstelling van het plan onder andere door:

  • het toepassen van het 'Omgevingswetdenken' (stimuleren, faciliteren, dienen, ruimte en vrijheid bieden, voorspelbare regels en gebruiksgemak, lokaal maatwerk, integraal denken, ontschotten en samenwerken, vertrouwen, doeldenken);
  • het uniformeren, afstemmen en integreren van regelingen;
  • het plan zo op te zetten dat het kan uitgroeien van bestemmingsplan tot een volwaardig omgevingsplan (digitale opzet, plansystematiek, opzet van de regels);
  • nu al integraal te werken en integrale afwegingen maken, zowel proces als inhoud;
  • mogelijkheden voor het proces, zowel intern als extern.

Het vooruitlopen op de Omgevingswet betekent voor dit bestemmingsplan dat rekening wordt gehouden met het groeimodel: het laten uitgroeien van het bestemmingsplan tot een volwaardig omgevingsplan. Dit betekent dat de basis van het bestemmingsplan zo wordt opgesteld dat het mogelijk is om in de toekomst of bij andere planactualisaties thema's of gebieden toe te voegen. Daarmee wordt rekening gehouden bij de digitale opzet, plansystematiek, opzet van de regels, etc.

Inhoudelijk wordt op hoofdlijnen aangesloten bij de plansystematiek uit de recente bestemmingsplannen van de gemeente Reusel-De Mierden. Wel is gekozen om in een aantal gevallen de regeling te vereenvoudigen en flexibeler te maken. Dit is een gevolg van het toepassen van het 'Omgevingswetdenken'.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerden Staten de Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden.

Dit betreft geen geheel nieuwe visie, omdat de bestaande structuurvisie recentelijk is vastgesteld (1 oktober 2010) en de visie en sturingsfilosofie voor het overgrote deel nog actueel zijn. Op onderdelen heeft er echter bijsturing plaats gevonden. Als gevolg van diverse besluiten die Provinciale Staten recent hebben genomen en die een verandering brengen in de provinciale rol en sturing, of van provinciaal beleid. Dit betreft onder meer besluiten over de toekomstige duurzame ontwikkeling van de veehouderij, alsmede het provinciaal natuur/groenbeleid en de investeringsagenda Agenda van Brabant.

De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De structuurvisie is één van de vier provinciale strategische plannen voor de fysieke leefomgeving. De structuurvisie geeft de samenhang weer tussen het beleid op het gebied van milieu, verkeer en vervoer en water.

De ruimtelijke hoofdstructuur van de provincie is opgebouwd uit 4 deelstructuren:

  • de groenblauwe structuur;
  • het landelijk gebied;
  • de stedelijke structuur;
  • de infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0010.png"

Uitsnede Structurenkaart Structuurvisie Noord-Brabant (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl); rode contouren: globale weergave plangebied

Het plangebied valt met name binnen de stedelijke structuur, binnen het perspectief kernen in het landelijk gebied. Kleine delen van het plangebied vallen binnen het landelijk gebied, binnen het perspectief gemengd landelijk gebied en kleine delen vallen binnen de groenblauwe structuur, de groenblauwe mantel. Aan enkele delen is bovendien het perspectief zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling toegekend.

Kernen in het landelijk gebied

Het verschil in ontwikkeling van grotere en kleinere kernen heeft geleid tot de meer suburbane kernen, de dorpen en de plattelandskernen. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen).

De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. Stedelijke ontwikkelingen moeten qua maat en schaal passen bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).

De provincie wil buiten het stedelijk concentratiegebied geen verdere groei van verstedelijking langs hoofdwegen. Daar is het doel juist de identiteit van het landschap dat de (hoofd)weg doorsnijdt optimaal beleefbaar te maken. Het gaat daarbij zowel om de inrichting van de (hoofd)weg zelf als het landschap dat aan de (hoofd)weg grenst.

De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen.

In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat alleen bedrijven worden gevestigd die qua aard, schaal en functie in de omgeving passen. Gemeenten hebben ruimte voor vestiging van kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Als doorgroei van bedrijven er toe leidt dat deze qua aard, schaal of functie niet meer passen in de omgeving, wil de provincie dat deze worden opgevangen op een daarvoor geschikt terrein in het stedelijk concentratiegebied. Er wordt een uitzondering gemaakt voor de regio De Kempen. Vanwege de grote afstand tot het stedelijk concentratiegebied is inmiddels aan de ruimtebehoefte van bedrijven uit deze regio tegemoet gekomen met de ontwikkeling van het nieuw regionaal bedrijventerrein. Kempisch Bedrijven Park.

Verder hanteert de provincie in de kernen in het landelijk gebied als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied.

Gemengd landelijk gebied

Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. Uitzondering hierop zijn de primair agrarische gebieden, die door de gemeente zijn vastgelegd. Binnen die gebieden, waartoe in ieder geval de vestigingsgebieden glastuinbouw behoren, worden (stedelijke) functies die de ruimte voor agrarische ontwikkeling beperken of functies die strijdig zijn met de landbouwfunctie geweerd.

Buiten de primair agrarische gebieden ontwikkelen functies zich in evenwicht met elkaar en de omgeving. In de kernrandzones is een toenemende menging van wonen, voorzieningen en kleinschalige bedrijvigheid mogelijk. Rondom natuurgebieden vinden ontwikkelingen plaats op vrijkomende locaties die passen in een groene omgeving. Bestaande ontwikkelingsmogelijkheden van in het gebied voorkomende functies worden gerespecteerd. Ontwikkelingen houden rekening met hun omgeving en dragen bij aan een versterking van de gebiedskwaliteiten. Dit geldt in het bijzonder voor ontwikkelingen binnen de Landschappen van Allure of cultuurhistorisch waardevol landschap.

Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk, als deze bestaande natuur-, bodem- en waterfuncties respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van deze functies of het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt.

Zoekgebied voor verstedelijking

Zolang in deze gebieden nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, is daar feitelijk het perspectief van gemengd landelijk gebied van toepassing. In deze gebieden wordt extra aandacht gevraagd voor (het beperken van) de ontwikkelingsmogelijkheden van functies die een toekomstige stedelijke ontwikkeling kunnen bemoeilijken.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de provinciale structuurvisie.

2.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

De Verordening ruimte is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit gebeurt, evenals regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

Één van de hoofdlijnen van de Verordening ruimte heeft betrekking op ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit behelst in de kern de regel dat de geboden ontwikkelruimte bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het bijzonder geldt als regel het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit strekt ertoe dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk plaatsvinden door hergebruik of intensivering op of binnen bestaand bebouwd gebied (het zogenaamde VAB-beleid). Daarnaast houdt zorgvuldig ruimtegebruik in dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden wordt met de kwaliteiten van de omgeving. In de regeling van de Verordening ruimte is deze zorgplicht in eerste instantie geconcretiseerd voor wat betreft stedelijke ontwikkeling.

Als toch nieuw ruimtebeslag nodig is, kan dit alleen daar waar er gelet op de ruimtelijke kwaliteiten verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Dit zijn de in de Verordening ruimte aangewezen zoekgebieden voor verstedelijking. Ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten worden dus meer bepalend voor de wijze waarop de (economische) dynamiek in de kernen in landelijk gebied haar plek krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0011.jpg"

Uitsnede Verordening ruimte Noord-Brabant


Het grootste deel van het plangebied is conform de Verordening ruimte gelegen binnen 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden in bestaand stedelijk gebied of in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Binnen de grenzen van het stedelijk gebied zijn gemeenten in principe vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen.

Aan de randen van de vier kernen zijn diverse delen aangewezen als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Alleen een klein deel van het noorden van Reusel en een klein deel van het zuiden van Lage Mierde vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.

Daarnaast liggen aan randen van de kernen zones die zijn aangeduid als 'Groenblauwe mantel' en/of het 'Natuur Netwerk Brabant'. O.a. in het zuiden van Lage Mierde valt een deel van de groenblauwe mantel binnen het plangebied.

Het beleid in de 'Groenblauwe mantel' is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. In de 'Groenblauwe mantel' gelden voorwaarden ten aanzien van de omgevingskwaliteiten. Voor agrarische bedrijven, niet- veehouderijbedrijven, is de ligging van een agrarisch bedrijf in de 'Groenblauwe mantel' van belang voor de ontwikkelingsmogelijkheden.

Het 'Natuur Netwerk Brabant' (NNB) bestaat uit bestaande natuur- en bosgebieden, gerealiseerde nieuwe natuur (gronden die met subsidie uit het Natuurbeheerplan zijn gerealiseerd als nieuwe natuur en waar de landbouwfunctie of een andere niet-natuurbestemming is verdwenen) en nog niet gerealiseerde nieuwe natuur (agrarische gronden die in het Natuurbeheerplan zijn aangewezen als nieuwe natuur, maar waar de gewenste natuurfunctie nog niet is gerealiseerd. De oude functie of bestemming is nog aanwezig).

De gronden rondom het bestaand stedelijk gebied zijn ook aangeduid als 'Beperkingen veehouderij'. In deze gebieden gelden sinds 1 oktober 2010 (vergaande) beperkingen voor intensieve veehouderijen, ook wel bekend als het 'slot op de muur'.

Dit bestemmingsplan betreft een actualisatie van geldende bestemmingsplannen binnen bestaand stedelijk gebied, waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit is niet in strijd met het provinciale beleid, zoals verwoord in de Verordening ruimte.

2.3.3 Brabantse Agenda Wonen

In 2017 heeft de Provincie Noord Brabant de Brabantse Agenda Wonen uitgebracht. Inzet is om de regio specifieke kwaliteiten van Brabant te behouden en te versterken. Met als uitgangspunt de motie 'Versnellen en verduurzamen woningbouwproductie' van Provinciale Staten en vanuit de urgentie het wonen en het woningbouwprogramma, nu het nog kan, nu er een flinke bouwopgave ligt, in te zetten voor deze bredere, met omgevingskwaliteit samenhangende doelen, is de Brabantse Agenda Wonen opgesteld.

De Brabantse Agenda Wonen geeft vier actielijnen en zes richtinggevende principes.

Actielijnen

  • 1. Accent op duurzame verstedelijking.
  • 2. Meer nadruk op de bestaande woningvoorraad.
  • 3. Inzetten op een vraaggericht, flexibel planaanbod met ruimte voor nieuwe woonvormen.
  • 4. Versterken van de regionale samenwerking en vernieuwen van regionale woningbouwafspraken.

Richtinggevende principes

  • 1. Het woningbouwprogramma zet optimaal in op (toekomstige) binnenstedelijke locaties – inbreiden, herstructureren, transformeren – en op het herbestemmen van leegstaand en leeg komend kantoor-, winkel- en ander vastgoed, met als uitgangspunt dat zorgvuldig ruimtegebruik voor zuinig ruimtegebruik gaat.
  • 2. We geven ruim baan voor ' goede woningbouwplannen' binnen het bestaand stedelijk gebied van steden en dorpen: woningbouw op geschikte inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en in leegstaand vastgoed, die aansluit op een actuele vraag en snel in aanbouw genomen kan worden.
  • 3. We leggen in Brabant meer nadruk op de bestaande woningvoorraad, met specifieke aandacht voor herstructurerings- en transformatieopgaven, verduurzaming van de voorraad en het geschikt maken van woningen en de woonomgeving voor mensen met een zorgvraag.
  • 4. We ontwikkelen in Brabant vraaggerichte woningbouwplannen, die aansluiten op de vraag van huishoudens en met oog voor nieuwe flexibele en tijdelijke woonvormen en strategische toevoegingen aan de bestaande woningvoorraad.
  • 5. Om tijdig en adequaat in te kunnen spelen op de dynamiek op de woningmarkt, veranderende woonwensen en onvoorziene ruimtelijke ontwikkelingen zorgen we voor realisme en flexibiliteit in de regionale en gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering.
  • 6. We versterken in Brabant de samenwerking op de regionale woningmarkt, met de gemeenten als eerste aan zet. We vernieuwen de regionale woningbouwafspraken, met een groter accent op de kwalitatieve samenstelling van het planaanbod en de inzet van het woningbouwprogramma voor bredere, vaak ruimtelijk-kwalitatieve doelen en met specifiek aandacht voor de regionale afweging van de meer grootschalige gebiedsontwikkelingen en uitbreidingslocaties.

2.3.4 Bevolkings- en woningbehoefteprognose 2017

De provincie Noord-Brabant heeft in 2017 de bevolkings- en woningbehoefteprognose geactualiseerd. Vergeleken met de vorige prognose uit 2014 ligt de bevolkingsgroei in Brabant iets hoger, wordt ook een hoger 'bevolkingsmaximum' bereikt en ligt het omslagpunt van groei naar krimp wat later in de tijd. De naar boven toe bijgestelde buitenlandse migratiesaldi vormt hiervoor de belangrijkste verklaring.

Naast de bevolkingsomvang zijn vooral de sterke veranderingen in leeftijds- en huishoudenssamenstelling van belang, waarbij vooral de vergrijzing en de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens in het oog springen

In lijn met het provinciale verstedelijkingsbeleid concentreert de groei van de woningvoorraad zich in de stedelijke gebieden. Voor de gemeenten in het landelijk gebied gaat de provinciale prognose uit van het principe dat die gemeenten bouwen voor de eigen natuurlijke bevolkingsaanwas (migratiesaldo-nul). In de bevolkings- en woningbehoefteprognose is per gemeente een indicatie gegeven van de benodigde toename van de woningvoorraad. Deze programmeringsindicatie is richtinggevend voor de regionale woningbouwafspraken. Voor de gemeente Reusel-De Mierden wordt voor de periode 2017-2029 uitgegaan van een indicatieve toename van de woningvoorraad met 730 woningen.

2.4 Regionaal beleid

2.4.1 Woonvisie Regio Eindhoven

Op 28 juni 2012 heeft de Regioraad de Regionale Woonvisie 2012-2020 vastgesteld. In deze visie wordt gefocust op drie punten:

  • 1. oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten en kenniswerkers;
  • 2. naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied;
  • 3. duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad.

In de Regionale Woonvisie wordt aangegeven dat er binnen de woningmarkt in Zuidoost- Brabant te weinig woningen zijn, het aanbod niet goed aansluit op de vraag (te weinig woningen in de sociale sector in de dorpen) en er zijn te weinig kavels beschikbaar voor mensen die zelf willen bouwen.

In de Regionale Woonvisie is een zevental ambities voor het wonen in Zuidoost Brabant geformuleerd:

  • Meer keuzevrijheid en zeggenschap voor de burger, met meer inzicht in (de kansen)op de woningmarkt.
  • Meer evenwicht in de koop-huur-verhouding, tussen steden en dorpen.
  • Meer capaciteit en kwaliteit in Wonen, Welzijn en Zorg
  • Meer samenwerking tussen alle woningmarktpartijen.
  • Meer aandacht voor doelgroepen en betaalbaarheid van woningen.
  • Meer zorg voor kwaliteit van woning en woonomgeving.
  • Monitoren van wat er gebeurt op de woningmarkt.

De Regionale Woonvisie streeft er naar zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de woonwensen van de burgers. Samen met de regionale marktpartijen worden de ambities zoveel mogelijk concreet uitgewerkt. De Regionale Woonvisie is het kwalitatieve kader voor het afstemmen van ontwikkelingen op de woningmarkt en voor het uitwerken van de woningbouwprogramma’s. Voor de landelijke regio Groot Kempen betekent dit concreet dat gestreefd wordt naar een goede huisvesting van de eigen bevolking. Hiervoor is zowel (zorgvuldig ingepaste) inbreiding als uitbreiding noodzakelijk.

Het regionaal beleid biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.

2.4.2 Regionaal woningbouwprogramma

Het huidige Regionaal woningbouwprogramma is door voormalig SRE gemeenten vastgesteld op 17 december 2009 en daarna elk jaar geactualiseerd. De Verordening Ruimte geeft aan dat jaarlijks afspraken gemaakt dienen te worden in het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) over het woningbouwprogramma voor de eerste tienjaarsperiode. Bij deze kwantitatieve afspraken (programma) hoort een aantal uitgangspunten op basis waarvan de afspraken worden geactualiseerd.

Eén van de uitgangspunten is dat de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose het uitgangspunt vormt. De meest actuele prognose is uit 2017, waarbij voor Reusel-De Mierden wordt uitgegaan van een toename van de woningvoorraad met 730 woningen in de periode 2017 t/m 2029 (zie ook paragraaf 2.3.4).

Het woningbouwprogramma biedt geen concrete uitgangspunten voor dit in hoofdzaak consoliderende bestemmingsplan. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het regionaal beleid.

2.4.3 Regionale visie detailhandel De Kempen

Op 25 februari 2015 is de “Regionale visie detailhandel De Kempen” door de 4 Kempengemeenten vastgesteld. Winkels in De Kempen worden geraakt door grote veranderingen in de detailhandel. Deze gezamenlijke visie is opgesteld omdat ontwikkelingen in de detailhandel gemeentegrens-overstijgend zijn en deze gemeente de ambitie hebben om een aantrekkelijk winkelaanbod, leefbaarheid en economie gunstige regio te behouden.

De opgave waar de detailhandel in De Kempen de komende jaren voor staat is het kwalitatief versterken van de verzorgingsstructuur, zodat de leefbaarheid op orde blijft. In een krimpende markt betekent dit dat er winkellocaties zijn waarvan het perspectief zwak is (kansarm/-loos) en ontwikkelingen in kansrijke kernwinkelgebieden ondermijnen. De opgave voor de toekomst is dus niet meer het afstemmen van groei en nieuwbouwontwikkelingen, maar ervoor te zorgen dat de regionale winkelstructuur geborgd blijft (en daarmee de leefbaarheid). We kiezen ervoor om een tweesporenbeleid te hanteren:

    • 1. Kwalitatief versterken van de kernwinkelgebieden.
    • 2. De lokale verzorgingsstructuur in de kleine kernen behouden om de leefbaarheid in buurten en kerkdorpen in De Kempen op peil te houden.

Het brandpunt van ontwikkelingen en initiatieven (zoals nieuwbouw, herstructurering, kwalitatieve versterking, uitbreiding, etc.) ligt in de vijf kernwinkelgebieden (Bergeijk Centrum, Bladel Centrum, Eersel Centrum, Hapert Centrum en Reusel Centrum). Voor deze locaties worden de winkels en overige voorzieningen geclusterd in kernwinkelgebieden.

Voor het Centrum van Reusel is een centrumplan opgesteld. Dit centrumplan valt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor de locaties die vallen binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe detailhandelsfuncties mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan past zodoende binnen de opgaven van de regionale detailhandelsvisie.

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden

Op 22 mei 2018 is de 'Omgevingsvisie gemeente Reusel-De Mierden' door de raad vastgesteld. Deze omgevingsvisie is de opvolger van de StructuurvisiePlus. In dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingsvisie.

De omgevingsvisie is opgesteld vooruitlopend op de aankomende Omgevingswet. Deze visie is niet zozeer een gewenst eindbeeld, maar er wordt gekozen om de strategie om er te komen vast te leggen . Aan elk(e) (type) gebied waar in deze omgevingsvisie aandacht aan is besteed, is een strategie gekoppeld.

Reusel

Voor de kern Reusel is recent het Centrumplan vastgesteld. Het nieuwe hart voor Reusel is gebaseerd op een thematische keuze van boodschappenplein aan de Markt en evenementenplein aan het Kerkplein. Door de afwaardering van de Wilhelminalaan is het mogelijk om de 'nieuwe Markt' over de Wilhelminalaan te leggen waardoor de zuidzijde van de Wilhelminalaan wordt verbonden met de noordzijde. Met voldoende aantrekkingskracht aan de zuidzijde ontstaat een dynamisch plein met winkels en branches die zich kunnen versterken en verder tot ontwikkeling kunnen komen. Het Kerkplein wordt een verblijfsgebied met passende maatschappelijke-, culturele- en commerciële functies. De nieuwe groene inrichting moet bijdragen aan een plezierige omgeving waar het mogelijk is om met regelmaat evenementen of activiteiten te organiseren. De perifere detailhandel aan de Schoolstraat en de food- en fashion square aan de Brinck en de Kerkstraat worden via goede en veilige oversteekplaatsen en de herinrichting van het openbaar gebied met elkaar verbonden. De bestaande clustering van grootschalige horecavoorzieningen voor de jeugd aan de Wilhelminalaan kan gehandhaafd blijven.

Op grotere afstand van het centrumgebied zijn geclusterd nog enkele locaties voor voorzieningen met een wijkfunctie (school, sport, zorg, gezondheid) gebundeld in brede-schoolconcepten of zorgconcepten. De clusteringsopgave voor de voorzieningen heeft al grotendeels plaatsgevonden. Het sportpark functioneert goed maar ontbeert een verkeersveilige langzaam verkeersroute met de dorpskern.

Op diverse plaatsen ontstaan in de kern Reusel mogelijkheden voor transformatie en inbreiding. Het gaat daarbij onder meer om vrijkomende bedrijfskavels langs de linten, aan de randen van het bedrijventerrein De Lange Voren alsmede om cultuurhistorisch waardevolle gebouwen die voorzien kunnen worden van een nieuwe functie. De woningbouwopgave voor de kern Reusel kan opgevangen worden op deze inbreidingslocaties en in de nog in ontwikkeling zijnde woonwijk Molen Akkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0012.png"

Visiekaart Reusel

Hooge Mierde

De kern Hooge Mierde is met de oplevering van het gemeenschapshuis, de aanwezigheid van de basisschool centraal in het dorp en het groot onderhoud aan de voetbalvelden qua voorzieningen op orde. De nog in ontwikkeling zijnde woonwijk De Leeuwerik biedt voldoende ruimte om de groei van het aantal huishoudens als gevolg van de natuurlijke bevolkingsaanwas op te vangen.

De opgave voor Hooge Mierde ligt vooral in het verder versterken van de ruimtelijke structuur van linten, kavelrichting en bebouwing haaks op de weg en het niet laten dichtslibben van open zichten vanaf de linten naar het achterliggende landschap. Het sterke netwerk van recreatieve routes rond de kern kan tegelijkertijd beter benut worden. Op die manier voegt Hooge Mierde zich naadloos in het landschap en biedt het een aantrekkelijk pauzemoment aan de recreanten.

Die aantrekkelijkheid kan verder worden vergroot door een herinrichting van het Myrthaplein tot echt dorpsplein en ontmoetingsruimte. Door een herstel van de ruimtelijke verbinding tussen Kerkstraat, Torendreef en kerk ontstaat weer een natuurlijk geheel. De ingreep om van het Myrthaplein vooral een parkeerplaats te maken is achterhaald en wordt weer deels ongedaan gemaakt. Bij het herstel kan ook de omgeving van de aangrenzende voormalige kampeerboerderij 't Zonneke en de pastorietuin betrokken worden.

In Hooge Mierde ligt een opgave op het bedrijventerrein Kailakkers. Los van de verbetering van de ruimtelijke uitstraling is het hier gewenst dat bedrijven met veel vrachtverkeer en/of een hogere milieucategorie verplaatsen naar beter ontsloten bedrijventerreinen (onder meer Kleine Hoeven, Kempisch Bedrijvenpark). Kailakkers kan dan omgevormd worden van een regulier bedrijventerrein naar een lint van erven met ruimte voor lichte vormen van bedrijvigheid al dan niet in combinatie met wonen. Ten slotte is de locatie van het tankstation midden in het dorp ongelukkig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0013.png"

Visiekaart Hooge Mierde

Lage Mierde

In de kern Lage Mierde is met de komst van de brede school en het gemeenschapshuis, vlak bij het sportpark, een moderne invulling gegeven van een voorzieningenconcentratie. Deze voorzieningenconcentratie is gericht op de eigen inwoners en wordt intensief gebruikt.

Het Dorpsplein is van oudsher het hart van het dorp. De inrichting van het Dorpsplein als parkeerplaats, de leegstand en verpaupering van enkele historische panden (zoals de voormalige sigarenfabriek) en de matige architectonische kwaliteit van het voormalige gemeentehuis zorgen niet voor een aantrekkelijke ambiance. Ook de aangrenzende zorglocatie Lindenhof is niet meer als zodanig in gebruik en staat leeg. In samenspraak met de rond het Dorpsplein gevestigde horeca, commerciële en culturele voorzieningen moet in de omgeving van het Dorpsplein nieuw leven geblazen worden. Punt van aandacht daarbij is de verkeersstructuur, waardoor nu grootschalig transport dwars door het dorp gaat. Er ligt niettemin een kans centraal in het dorp nieuw programma toe te voegen, naast de doorontwikkeling van woonwijk De Hasselt II aan de zuidwestzijde van het dorp. Samen meer dan voldoende ruimte voor het woningbouwprogramma dat voortvloeit uit de demografische ontwikkeling.

De einden zijn de meest gewaardeerde plekken in Lage Mierde. Hier is het zaak de ruimtelijke structuur te versterken en de open zichten vanaf de linten naar het achterliggende landschap niet te laten dichtslibben. Het sterke netwerk van recreatieve routes rond de kern kan tegelijkertijd beter benut worden, gekoppeld aan de versterking van de beekdalen van de Reusel en de Raamsloop. Op die manier keert ook Lage Mierde zich weer naar het landschap.

Ook in Lage Mierde ligt de opgave op het bedrijventerrein, in dit geval Koningshoek. Dit bedrijventerrein ligt ingesloten in de woonbebouwing. Er staat een aantal grote bedrijfspanden leeg. Zeker bedrijven met veel vrachtverkeer en/of een hogere milieucategorie worden gestimuleerd te verplaatsen naar beter ontsloten bedrijventerreinen elders in de regio (onder meer Kleine Hoeven, Kempisch Bedrijvenpark). Herontwikkeling naar woningbouw en/of lichtere bedrijvigheid ligt hier voor de hand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0014.jpg"

Visiekaart Lage Mierde

Hulsel

De kern Hulsel, de kleinste kern, heeft de beschikking over een basisschool en sportvelden. In tegenstelling tot de andere kernen is het gemeenschapshuis hier een volledig particulier initiatief. Gemeenschapshuis, school en voormalig kerkgebouw bevinden zich wel centraal in Hulsel, maar de inrichting van de buitenruimte laat te wensen over. Herinrichting tot de belangrijkste ontmoetingsruimte is van belang. De herinrichting mag zich daarbij onderscheiden van de open ruimte in de aangrenzende buurtschappen Heggeneind en Vooreind, om de historie van de kern, bestaande uit drie delen, duidelijk te maken.

Hulsel is nog voor verreweg het grootste deel een lintdorp. De weg door het lint is ook de enige ontsluitingsweg en is niet berekend op het gebruik als sluiproute en als route voor grootschalig landbouwverkeer. De in ontwikkeling zijnde woonwijk Kerkekkers biedt in combinatie met de herinvulling van erven voldoende ruimte voor het woningbouwprogramma. Ook hier geldt dat het behoud van open zichten vanaf de linten naar het achterliggende landschap noodzakelijk is voor de kwaliteit van het lint. Ook hier geldt dat het recreatieve netwerk in en rond de kern beter benut kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0015.jpg"

Visiekaart Hulsel

Strategie

De strategie voor de kernen betreft het behouden van de bestaande kracht en doorzetten van de huidige beleidslijnen; ondergeschikte ontwikkelingen zijn mogelijk, maar aangetoond moet worden dat een eventuele negatieve invloed van de ontwikkeling op het functioneren van het gebied binnen de ontwikkeling wordt gecompenseerd.

Daarnaast geld voor de dorpskernen het versterken van het Kempisch karakter in landschappelijke en cultuurhistorische zin met een korrelgrootte van de bebouwing en kleinschalige functies die passen bij de fysieke onderlegger en stimuleren van een gezonde leefomgeving met ruimte voor groen en ontmoeting.

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan sluit zodoende aan bij de strategie van het behouden van de bestaande kracht en past binnen de ambities van de Omgevingsvisie.

2.5.2 De Woonvisie 2018-2023

De gemeente van Reusel-De Mierden heeft de Woonvisie 2018-2023 opgesteld en deze visie is in december 2017 worden vastgesteld. Binnen deze visie zijn vijf thema's opgenomen:

  • 1. Prioriteiten stellen voor nieuwbouw;
  • 2. Voldoende betaalbare huur;
  • 3. Investeren in de bestaande voorraad;
  • 4. Wonen en zorg;
  • 5. Passende huisvesting voor arbeidsmigranten.

Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om de geldende bestemmingsplannen te actualiseren. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen die in de al geldende bestemmingsplannen aanwezig waren, worden in dit bestemmingsplan overgenomen.

2.5.3 Toekomstvisie “Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen”

In september 2013 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden ingestemd met de toekomstvisie ‘Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen’ waarin ambities voor de toekomst van Reusel-De Mierden beschreven zijn. Dit document is tot stand gekomen tijdens een interactief proces met en tussen inwoners, verenigingen, ondernemers, maatschappelijk middenveld en de gemeente. De visie beschrijft de door inwoners en maatschappelijke organisaties gewenste ontwikkelingsrichting van de gemeente Reusel-De Mierden in 2030.

In het visietraject kwam ‘verbinden’ als centrale opgave naar voren voor de gemeente. Dit betreft zowel een verbinding tussen nieuwe en oude waarden, verbinding binnen dorpsgemeenschappen en verbinding met de omgeving. In 2030 vormt de gemeente Reusel-De Mierden het “Groene Hart” van de EU-regio de Kempen. Het wonen in aantrekkelijke, overzichtelijke dorpsgemeenschappen is de kracht van de gemeente. De gemeente biedt plaats aan mensen die landelijk willen wonen. De gemeente stuurt op het aantrekken en behouden van jonge inwoners, zodat een evenwichtige bevolkingsopbouw gewaarborgd blijft.

De visie “Gezamenlijk, Grenzeloos en Groen” is vervolgens vertaald in twaalf ambities voor de lange termijn, waar per ambitie concrete uitvoeringsopties zijn ontwikkeld. Zo moet voor een evenwichtige samenleving en behoud van de kleine kernen een gevarieerd woningaanbod worden gerealiseerd voor verschillende leeftijdscategorieën. Leegstand moet worden voorkomen en er moet een reële afstemming op de woningbehoefte plaats vinden.

Daarnaast moet voor de gewenste versterking van het landelijk karakter van de gemeente het dorpskarakter van de afzonderlijke dorpen in stand worden gehouden. Hiertoe moet bestaande lintbebouwing in stand worden gehouden en veelal te worden vastgehouden aan traditionele architectuur.

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De Toekomstvisie stelt zodoende geen verdere eisen aan dit bestemmingsplan.

2.5.4 Centrumplan 'Nieuw hart voor Reusel'

In de raadsvergadering van 17 oktober 2017 is het centrumplan 'Nieuw hart voor Reusel' vastgesteld. Het centrumplan 'Nieuw hart voor Reusel' is een nadere concretisering van een de 'Centrumvisie Reusel, terug naar de kern' uit 2014. Dit nieuwe centrumplan biedt een gedegen basis voor de verdere uitwerking van de plannen waarvan in 2018 de eerste contouren zichtbaar worden.

Vanuit de visie zijn drie ambitiepunten te benoemen:

  • Een bereikbaar en makkelijk boodschappendorp.
  • Groener en meer gericht op verblijf.
  • Verschillende sferen geven smaak aan het centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0016.png"

Concept schema

Het centrumplan is vanuit een zestal deelgebieden uitgewerkt. Dit betreft de ‘nieuwe Markt’, het Kerkplein, de Schoolstraat, de Kerkstraat en de Brinck, de Horecaboulevard en De Lend.

Een deel van deze deelgebieden worden momenteel uitgewerkt in een plan voor het centrum van Reusel. Dit deel is dan ook buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelaten. Voor de locaties die vallen binnen dit bestemmingsplan worden waar mogelijk flexibelere regels opgenomen, die de wijziging van functies moet vereenvoudigen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ruimtelijke context

3.1.1 Geologie en geomorfologie

De kernen in Reusel-De Mierden behoren tot het Brabants Massief, waarin oude aardbreuken het landschap bij de ontwikkeling hebben gevormd. De gemeente is gelegen ten zuiden van de Feldbissbreuk, op de hoge zijde. Geologische oude bodemlagen, zoals grove, al dan niet grindhoudende bodempakketten liggen hier relatief ondiep. De geomorfologische structuur van de kernen wordt gekenmerkt door de ligging nabij beken en waterlopen. Vooral de welvingen en de vlakke dekzanden bepalen de structuur van de ondergrond. In Reusel ligt een zandrug die de Scheldevallei scheidt van de Maasvallei. Een gedeelte van Reusel watert af op de Schelde, het andere deel op de Maas via de Dommel. De dekzanden werden al vroeg in gebruik genomen voor landbouwdoeleinden. Zowel vanwege de goede afwatering als vanwege het feit dat een dergelijke ligging gunstig was voor het boerenbedrijf.

De bodem van de kernen bestaat uit enkeerdgronden: fijn zand. Dit zijn oude bouwlanden, die vanaf de late Middeleeuwen op de Pleistocene zandgronden zijn ontstaan door het opbrengen van mest vanuit potstallen vermengd met plaggen, die gestoken werden op de woeste gronden, zoals heide, bossen en beekdalen.

3.1.2 Historische ontwikkeling

Uit vondsten van vuurstenen gebruiksvoorwerpen is bekend, dat in Reusel al 8000 jaar geleden mensen woonden. Er zijn plaatsen, waar grafheuvels uit 3000 voor Christus zijn teruggevonden, zoals in het Kattenbos. Tot de opkomst van de sigarenindustrie eind 19e eeuw werd de omgeving voornamelijk bewoond door agrariërs. Een eerste ontsluiting van Reusel kwam omstreeks 1865 tot stand toen de grindweg Eindhoven-Reusel-Grens werd aangelegd. Een eerste echte ontsluiting vond plaats door de aanleg van een tramlijn naar Eindhoven en Turnhout (1897). Tot 1940 kende de kernen een constante harmonische ontwikkeling. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep de bevolking echter terug, maar na de jaren 50 uit de vorige eeuw volgde een snelle groei. Door mechanisatie en automatisering liep het aantal arbeidsplaatsen in de industrie en in de landbouw sterk terug. De decentrale ligging aan de landsgrens heeft betekend dat veel van de voorzieningen geleidelijk in centraler gelegen dorpen zijn gevestigd.

3.1.3 Ruimtelijke ontwikkeling

De kernen in de gemeente Reusel-De Mierden bestonden vroeger uit kleine nederzettingen. Deze nederzettingen bestonden hoofdzakelijk uit boerderijbebouwing langs doorgaande wegen. De dorplinten zijn in de loop der tijd verdicht met meer woningen. Doordat verschillende bebouwingsconcentraties via lintstructuren langs de belangrijkste ontsluitingswegen naar elkaar zijn gegroeid, ontstonden dorpen. De ontstaansgeschiedenis van de kernen is nog steeds te herkennen in de huidige opbouw van de dorpen, dat sterk langs de doorgaande wegen is georiënteerd. Langs deze linten is een gemengd bebouwingspatroon ontstaan en zijn van oudsher de meeste bedrijven en voorzieningen gesitueerd. De ruimte achter en in het verlengde van de linten is gebruikt voor de in en uitbreidingen van de dorpen. De kern Reusel is daarbij het hardst gegroeid. Het aangezicht van Reusel is in de loop der tijd veranderd vanwege de aanleg van een nieuw winkelcentrum in het centrumgebied en de aanleg van de Randweg-Oost.

3.2 Ruimtelijke structuur

3.2.1 Kern Reusel
3.2.1.1 Bebouwingsstructuur

Reusel is de grootste kern binnen de gemeente Reusel-De Mierden. Vergeleken met de andere dorpen is er in Reusel weinig bewaard gebleven van de historische kern. Wel zijn er nog diverse oude wegen met karakteristieke bebouwing aanwezig.

Op de plek van de vroegere kern bevindt zich nu een nieuw modern winkelcentrum met bovenwoningen en bijbehorende parkeerplaatsen. Het nieuwe aansluitende marktterrein is modern ingericht. Hierdoor is het uit architectonisch oogpunt minder kwalitatieve bestaande winkelplein iets aan het zicht onttrokken. Het gemeentehuis, de kerk met begraafplaats, de Kei en de nieuwe winkel/woonblokken vormen een tweede besloten plein.

De woongebieden van Reusel kenmerken zich door de voortuinen, het vele openbaar groen en de variatie in rechte en kronkelende straten met parkeervakken en speelplekken. De woningen hebben een ingetogen architectuur en zijn in zichzelf gekeerd met de voorzijde naar de straten en pleinen. Vrijstaande woningen onderscheiden zich door een diversiteit in architectuur en de groene tuinen.

De recentste woninguitbreiding bevindt zich rond de Hulselsedijk. Daarnaast binnen de bebouwde kom diverse locaties te vinden waar nieuwbouw plaats vindt of heeft gevonden.

3.2.1.2 Verkeersstructuur

Reusel is goed bereikbaar vanaf de provinciale wegen N269 (Tilburg), N284 (Eindhoven vanuit oostelijke richting en Turnhout/Arendonk vanuit westelijke richting). Binnen de kern zijn de belangrijkste ontsluitingswegen de Wilhelminalaan, de Zeegstraat/Schoolstraat, de Mierdseweg en de Lensheuvel. De overige wegen binnen de kern functioneren als woonstraten.

Op sommige plekken liggen (vrijliggende) fietspaden en/of langzaamverkeersroutes. Naast de belangrijkste ontsluitingswegen liggen vrijliggende fietspaden. Voor de overige wegen geldt dat er, vanwege de functie als erftoegangsweg, geen aparte fietsvoorzieningen zijn getroffen.

Binnen Reusel zijn diverse parkeerterreinen te vinden, met name in het centrum. Daarnaast kan vrijwel overal langs de straat worden geparkeerd, al dan niet in aangegeven vakken, en op eigen terrein.

Reusel is aangesloten op het openbaarvervoersnetwerk (vanuit Eindhoven, Tilburg en Turnhout). Ter hoogte van het gemeentehuis, aan de Wilhelminalaan is een busstation aanwezig. Verder liggen haltes aan de Wilhelminalaan en de Zeegstraat.

3.2.1.3 Groenstructuur

Het openbaar groen in Reusel heeft diverse functies. Langs de wegen bevinden zich (fragmenten van) bomenrijen, vaak samen met lage begroeiing, als begeleiding. Daarnaast liggen er binnen de woongebieden plantsoenen en parken. Op veel plaatsen worden deze plantsoenen gebruikt als speelplek. Met name in de zuidelijke woonwijken is veel groen aanwezig in de openbare ruimte.

In de plantsoenen en parken is soms oppervlakte water te vinden zoals bij Lovensbroek. In Reusel zijn naast de waterloop langs de Randweg-Oost geen structurele watergangen aanwezig.

3.2.2 Kern Lage Mierde
3.2.2.1 Bebouwingsstructuur

Lage Mierde is, na de kern Reusel, de grootste kern binnen de gemeente en is direct gelegen aan de provinciale weg N269. De kern is ontstaan op het oude akkercomplex, gelegen tussen de Reusel en de Raamsloop. De kern Lage Mierde bestaat oorspronkelijk uit de bebouwingsconcentraties Lage Mierde en Vloeieind. Het onderscheid tussen beide bebouwingsconcentraties is duidelijk herkenbaar. De bebouwing van Vloeieind, bestaande uit (historische) boerderijbebouwing, vormt qua verschijningsvorm en architectuur een eenheid. Tevens zijn de diverse uitbreidingsbuurten , in hun planmatige opzet, herkenbaar in hun bouwstijl.

Kenmerkend voor Lage Mierde is de langwerpige vorm, door de historische bebouwingslinten die de dragers van de dorpsstructuur zijn. Naast de ontwikkelingen van de kern in noord-westelijke richting, zijn de (historische) linten in de loop der tijd verdicht met diverse woningen en hebben dan ook een heterogene verschijningsvorm.

De meest recente uitbreidingswijken van de kern zijn De Hasselt I en de Hasselt II. Een andere, recente uitbreiding van de kern is de ruimte-voor-ruimte verkaveling in het noorden.

3.2.2.2 Verkeersstructuur

Lage Mierde is direct gelegen aan de N269, de provinciale weg van Reusel naar Hilvarenbeek en Tilburg. Lage Mierde heeft drie aansluitingen op de N269. De hoofdontsluitingswegen van de kern zijn de Bernardusweg (aansluiting met N269), Dorpsplein (dorpscentrum), Hoogemierdseweg (richting Hooge Mierde), Draaiboom en Vloeieind (zuidelijk gedeelte kern). De overige wegen binnen de kern functioneren als woonstraten.

De Kloosterstraat in het noorden is voor ingaand verkeer bereikbaar vanaf de N296 en fungeert verder vooral als doorgang voor langzaamverkeer. Daarnaast liggen langs de belangrijkste ontsluitingswegen fietssuggestiestroken. Voor de overige wegen geldt dat er, vanwege de functie als erftoegangsweg, geen aparte fietsvoorzieningen zijn getroffen.

Het dorpsplein is te gebruiken als parkeerterreinen. Daarnaast kan vrijwel overal langs de straat worden geparkeerd, al dan niet in aangegeven vakken, en op eigen terrein.

Lage Mierde is aangesloten op het openbaarvervoersnetwerk (vanuit Reusel en Tilburg). Aan de Hoogemierdseweg en Bernardusweg liggen bushaltes.

3.2.2.3 Groenstructuur

De woningen die aan de rand zijn gelegen hebben diepe achtertuinen, die soms aangeplant zijn en soms als wei gebruikt worden.

In het oosten van de kern is een brede groenstrook gelegen, die functioneert als bufferzone tussen het woongebied en de weg N269. In het noorden is een groenzone aanwezig die voorheen bedoeld was als geleidelijke overgang tussen woon- en buitengebied. Sinds nieuwe woningbouwontwikkelingen aan de noord-westkant van de kern, is deze groenzone tevens een afbakening van de aangrenzende buurten.

In het zuiden van de kern, wordt het voormalige buurtschap Vloeieind gekenmerkt door de groene brinkjes. De overige groengebieden in de kern hebben de functie van (speel)veld.

Het merendeel van de wegen wordt begeleid door groenstroken, met of zonder bomenrij. De bewoners hebben hier en daar de groenstroken in gebruik genomen als (voor)tuin.

De twee belangrijkste waterlopen in de gemeente Reusel-De Mierden zijn de Reusel en de Raamsloop. Lage Mierde is gelegen tussen deze twee waterlopen. Binnen de kern zelf is geen open water aanwezig. Wel lopen in het zuiden langs de rand enkele sloten.

3.2.3 Kern Hooge Mierde
3.2.3.1 Bebouwingsstructuur

De bebouwing aan het dorpsplein in Hooge Mierde vormt qua verschijningsvorm en architectuur een eenheid. De historische bebouwing in de kern is hoofdzakelijk boerderijbebouwing. De (historische) linten zijn in de loop der tijd verdicht met woningen en hebben dan ook een heterogene verschijningsvorm. De woningen aan de linten zijn over het algemeen vrijstaand of halfvrijstaand. In de nabijheid van de kerk zijn enkele seniorenwoningen gesitueerd. In de jaren '70 heeft een uitbreiding van de kern plaatsgevonden in noordoostelijke richting. Deze is in de jaren '80 en '90 verder aangevuld. De nieuwste uitbreiding van de kern ligt ten westen van de St. Cornelisstraat, uitbreidingswijk De Leeuwerik.

3.2.3.2 Verkeersstructuur

De hoofdontsluiting van Hooge Mierde vindt plaats via de Sint Cornelisstraat, welke in noordelijke richting de verbinding met Lage Mierde vormt, en De Stad, die in het zuiden naar Reusel leidt. De lintbebouwing wordt direct ontsloten op de woonstraten Smidsstraat, Kerkstraat en Hoogstraat. De overige wegen binnen de kern functioneren als woonstraten.

Naast de belangrijkste ontsluitingswegen liggen fietssuggestiestroken.

Op het Myrthaplein is een centrale parkeerplaats gelegen. Het parkeren vindt verder hoofdzakelijk plaats op het eigen erf of aan de kant van de weg.

Hooge Mierde is aangesloten op het openbaarvervoersnetwerk (vanuit Reusel en Tilburg). Aan De Stad en St. Cornelisstraat liggen bushaltes

3.2.3.3 Groenstructuur

Ten westen van de kern ligt het natuurgebied Turnhoutsche Heide. Dit natuurgebied bestaat uit bos, heide en vennen. De kern zelf heeft een open en groen karakter. De woningen aan de linten hebben aan de achterzijde uitzicht op het landelijk gebied. Er zijn in de uitbreidingsgebieden openbare groenvoorzieningen aanwezig, aangezien hier niet overal een relatie is met het omliggende landelijk gebied. De groenvoorzieningen zijn soms ingericht als speelplek.

Het merendeel van de wegen in de kern wordt begeleid door groenstroken. De bewoners hebben hier en daar de groenstroken in gebruik genomen als (voor)tuin.

Binnen de kern Hooge Mierde zijn op een waterloop aan de westkant van het plangebied na, geen open wateren aanwezig.

3.2.4 Kern Hulsel
3.2.4.1 Bebouwingsstructuur

Hulsel is de kleinste kern van de gemeente Reusel-De Mierden. De kern Hulsel wordt gekenmerkt door de oude boerderijbebouwing aan de historische linten. De linten zijn in verschillende decennia opgevuld met diverse woningen. Gezien de omvang van de kern grenst een groot deel van de woningen aan de linten met de achtertuin aan het buitengebied.

In de jaren ’70 heeft een kleine uitbreiding van de kern plaatsgevonden in noordelijke richting. Deze is in de jaren ’80 verder aangevuld. Vervolgens heeft woningbouw plaatsgevonden in het (noord)westen van Hulsel. De meest recente woninguitbreiding 'Kerkekkers' ligt in het noodoosten van de kern.

3.2.4.2 Verkeersstructuur

De hoofdontsluiting van Hulsel bestaat uit de wegen Vooreind en Willibrordlaan. In westelijke richting leidt Vooreind naar de N269, die Hulsel met Lage Mierde en Reusel verbindt. In oostelijke richting leidt de Willibrordlaan naar Netersel of Bladel. In zuidelijke richting vindt ontsluiting plaats via de Reuselsedijk. De overige wegen binnen de kern functioneren als woonstraten. Langs de meeste wegen liggen fietssuggestiestroken.

Bij de splitsing Willibrordlaan-Huisacker is een kleine parkeerplaats gelegen. Het parkeren vindt verder hoofdzakelijk plaats op het eigen erf of aan de kant van de weg.

Hulsel is via de buurtbus aangesloten op het openbaarvervoersnetwerk.

3.2.4.3 Groenstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0017.png"

Speelplek aan de Koolhof

De centrale ligging van Hulsel in het relatief open landschap nabij het beekdal van de Raamsloop en de lange zichtlijnen vanaf het lint naar het landelijk gebied, geven het dorp een gevoel van rust en ruimte. De toegangswegen naar Hulsel worden begeleid door bomenrijen aan beide kanten.

In de kern zijn enkele groenvoorzieningen aanwezig in het uitbreidingsgebied in het noorden. Aan de Koolhof wordt deze groenvoorziening gebruikt als speelplek. Het merendeel van de wegen wordt begeleid door groenstroken. De bewoners hebben hier en daar de groenstroken in gebruik genomen als voortuin.

Binnen de kern Hulsel zijn geen open wateren aanwezig. Ten zuiden van de kern is het beekdal van de Raamsloop gelegen.

3.3 Functionele structuur

3.3.1 Kern Reusel
3.3.1.1 Wonen

De bebouwing in kom Reusel heeft overwegend een woonfunctie. Het grootste gedeelte van het woongebied bestaat voornamelijk uit twee-onder-één-kapwoningen en rijtjeswoningen uit de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw. Verder zijn er nog enkele gebieden met vrijstaande huizen.

3.3.1.2 Bedrijven

Verspreid over het plangebied komt een aantal bedrijven voor. Echter het merendeel van de bedrijven bevindt zich op het bedrijventerrein ‘Lange Voren’, dat aan de oostzijde van de kern Reusel ligt. De meeste van deze bedrijven hebben een zodanige milieucategorie dat zij niet binnen de woonomgeving passen, omdat zij daar te veel hinder zouden veroorzaken.

De bedrijven gelegen in de kern zijn ingedeeld in de milieucategorieën 1 en 2 (met een geringe perceelsoppervlakte; tot 1.000 m²). Uitzondering hierop is het tankstation aan de Wilhelminalaan.

Direct grenzend aan de woonomgeving zijn nog enkele agrarische bedrijven gelegen. De geurcontouren van enkele van deze bedrijven liggen over het plangebied van dit bestemmingsplan.

3.3.1.3 Voorzieningen

Reusel heeft als grootste kern van de gemeente ook het grootste aanbod aan voorzieningen. In en rond het centrum zijn de meeste commerciële voorzieningen gelegen. De meeste detailhandelsvoorzieningen zijn gelegen aan de Markt en aan de Dorpsbron. Daarnaast zijn diverse detailhandelsfuncties gelegen aan de Schoolstraat en Kerkstraat, maar dan met een lagere dichtheid. Ook zijn er nog enkele solitair gelegen detailhandelsvoorzieningen.

In het plangebied zijn diverse horecavestigingen aanwezig, zoals een hotel, discotheken, restaurants, cafés en cafetaria's. Deze zijn veelal gelegen aan de Wilhelminalaan en ook in het kernwinkelgebied. Verder komen in de kern Reusel diverse dienstverlenende functies voor. Ook voor deze functies geldt dat het overgrote deel van de dienstverlenende bedrijven is gevestigd in het centrum. Verspreid over de kern komt ook nog een aantal commerciële voorzieningen voor. Net als bij de bedrijven zijn ook deze winkel-, horeca- en dienstverlenende voorzieningen veelal aan de linten gevestigd.

De maatschappelijke voorzieningen liggen verspreid binnen de kom van Reusel met een concentratie in het centrum. Aan het Kerkplein liggen het gemeentehuis, de kerk met begraafplaats, de bibliotheek en gemeenschapshuis/cultureel centrum De Kei. Aan de Marialaan is een concentratie van zorgverlenende instellingen gevestigd. De brandweer is gevestigd aan de Kruisstraat. In het plangebied is ook een aantal scholen aanwezig. Verder zijn er een huisarts en een tandarts in Reusel gevestigd. Daarnaast zijn aan de Molenberg een medisch centrum en sportschool gevestigd en aan de Schutsboom een sporthal.

Het kernwinkelgebied en de linten bepalen mede de sfeer van Reusel. De menging van de verschillende functies in het kernwinkelgebied en aan de linten is dan ook bepalend voor het karakter van de kern.

3.3.2 Kern Lage Mierde
3.3.2.1 Wonen

De woningen in Lage Mierde zijn over het algemeen vrijstaand of halfvrijstaand. Meergezinswoningen komen in Lage Mierde in beperkte mate voor aan het dorpsplein. Hier is tevens een woonzorgcentrum gevestigd. Bij het woonzorgcentrum zijn enkele seniorenwoningen aanwezig. In het nieuwste deel van de kern, De Hasselt, zijn een aantal starterswoningen gelegen.

3.3.2.2 Bedrijven

Binnen de kern Lage Mierde is één bedrijventerrein aanwezig, Koningshoek. Dit bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In het zuiden van de kern, aan het Vloeieind, zijn enkele solitaire bedrijven geconcentreerd. Het gaat hier om een verhuisbedrijf, een bouw- en timmerbedrijf en een bedrijf in transport en steenhandel.

Overige bedrijven in de kern zijn tussen de woongebieden gelegen. Het betreft een meelfabriek en een reparatiebedrijf voor landbouwmachines. Een gedeelte van het terrein bij het reparatiebedrijf van landbouwmachines is aangewezen als inbreidingslocatie. Er zijn in Lage Mierde geen agrarische bedrijf meer aanwezig. Verder zijn in de kern diverse aan-huis-gebonden bedrijfjes aanwezig, zoals een architectenbureau en een tandartsenpraktijk.

3.3.2.3 Voorzieningen

Lage Mierde heeft, van de drie kleine kernen, het grootste aanbod aan voorzieningen. Zo zijn er in de kern aan het dorpsplein een café, bakkerij met slagerij, kapperszaak en een restaurant gelegen. Wat verder buiten de omgeving van het dorpsplein zijn nog een bakkerij met postkantoor en een voorziening voor kinderopvang aanwezig. Meer naar het zuiden is nog een kleine concentratie horeca- en detailhandelsvoorzieningen aanwezig, het betreft een cafetaria, een antiekwinkeltje, een galerij en een kapperszaak.

In het westen van de kern is een sportpark aanwezig, Sportpark Den Daalacker, waar diverse sportverenigingen gevestigd zijn. Daarnaast wordt een deel van het terrein bij het sportpark gebruikt als evenemententerrein en hebben de gilden uit Lage Mierde hier hun onderkomen.

Bij het sportpark zijn tevens de peuterspeelzaal en de basisschool gesitueerd. Verder zijn qua maatschappelijke voorzieningen in Lage Mierde nog een begraafplaats en het gemeenschapshuis aanwezig. De voormalige kerk en het woonzorgcentrum zijn niet meer als zodanig in gebruik.

3.3.3 Kern Hooge Mierde
3.3.3.1 Wonen

De woningen in Hooge Mierde zijn over het algemeen vrijstaand of halfvrijstaand. Verder zijn nabij de voormalige kerk een aantal seniorenwoningen gelegen. Meergezinswoningen komen in Hooge Mierde niet voor. De Leeuwerik is de meest recente woninguitbreiding aan de westkant van de kern. Hier staan naast vrijstaande en halfvrijstaande woningen, aangesloten en geschakelde woningen.

3.3.3.2 Bedrijven

Binnen de kern Hooge Mierde is in het zuiden, aan de rand, een kleinschalig bedrijventerrein aanwezig, Kailakkers. De bedrijven op dit terrein hebben hoofdzakelijk met diverse aspecten van de bouw te maken. De bedrijfsbebouwing is opgebouwd uit 1-2 lagen en heeft geen kap. Op het bedrijventerrein zijn enkele bedrijfswoningen aanwezig.

De overige bedrijven in Hooge Mierde zijn gelegen in de woongebieden. Het betreft een bouwbedrijf, een bakker (catering) en een garagebedrijf met pompstation.

In de kern van Hooge Mierde was nog één agrarisch bedrijf aanwezig. Het bedrijf is al overgeschakeld naar boomkwekerij en kan dus gehandhaafd blijven.

3.3.3.3 Voorzieningen

In Hooge Mierde zijn hoofdzakelijk horecagelegenheden en maatschappelijke voorzieningen aanwezig. De meeste voorzieningen liggen aan of in de directe omgeving van het dorpsplein. Zo zijn aan het dorpsplein een bakker en een café/zalencentrum gelegen. Verder zijn in de omgeving van het dorpsplein de voormalige kerk (deels in gebruik als atelier), een snackbar, een vestiging van Zuidzorg, een museum en een kapper aanwezig. Iets verder weg gelegen zijn de basisschool met peuterspeelzaal, het gemeenschapshuis en een café. In het noordwesten van de kern is het sportpark gelegen, Sportpark De Leeuwerik. Achter de bebouwing aan de Sint Cornelisstraat, nabij het dorpsplein, is het terrein van de Gilde gesitueerd.

3.3.4 Kern Hulsel
3.3.4.1 Wonen

De woningen in Hulsel zijn bijna allemaal vrijstaand of halfvrijstaand. In de meest recente woningbouwplannen zijn stroken van maximaal 4 aaneengesloten woningen te vinden. Verder zijn in het uitbreidingsgebied een aantal bungalows gelegen. Meergezinswoningen komen in Hulsel niet voor.

3.3.4.2 Bedrijven

In de kern Hulsel is geen bedrijventerrein aanwezig. Aan het historische bebouwingslint zijn wel een paar bedrijven gelegen, zoals een bedrijf in de houtwarenindustrie, een autoreparatiebedrijf, een timmerbedrijf en een hoveniersbedrijf.

3.3.4.3 Voorzieningen

Hulsel heeft een zeer beperkt aanbod aan voorzieningen. De voorzieningen zijn allemaal centraal gesitueerd in het dorp. Aan het dorpsplein is de voormalige kerk gelegen met daarachter de begraafplaats. Tegenover de voormalige kerk zijn een eetcafé/zalencentrum en de basisschool, in één gebouw, aanwezig. In het noorden van de kern zijn de sportvelden met kleedaccommodatie gelegen. Voor de overige voorzieningen zijn de bewoners van Hulsel aangewezen op de omliggende dorpen, met name Reusel en Bladel.

3.4 Planwijzigingen

3.4.1 Algemeen

De afgelopen periode is een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen opgestart. Deze initiatieven zijn direct opgenomen in dit bestemmingsplan.

Daarnaast zijn er voor enkele locaties onjuistheden geconstateerd in het geldende bestemmingsplan. Hier is de bestaande, legale situatie niet goed overgenomen. Deze onjuistheden worden in dit bestemmingsplan hersteld.

In onderstaande tabel is een overzicht van de planwijzigingen opgenomen.

nr   Adres   Beschrijving wijziging  
1   Dorpsplein 1, Kerk, Lage Mierde   Regeling voor wonen en atelier/ expositieruimte opnemen.  
2   Schoolstraat 9, Kerk, Hooge Mierde   Regeling voor wonen en atelier/ expositieruimte opnemen.  
3   Mierdseweg 23, Reusel   Bestemming 'Detailhandel' wijzigen in 'Wonen' en regeling voor verhuur van opslagruimten aan achterzijde perceel opnemen.  
4   Mierdseweg 2, Reusel   Detailhandel wijzigen in regeling voor atelier/ expositieruimte.  
5   Schoolstraat 19-21, Reusel   Aanduiding supermarkt opnemen.  
6   Vloeieind 27, Lage Mierde   Bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' wijzigen in 'Wonen'.  
7   Vloeieind 24-24a, Lage Mierde   Bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' wijzigen in 'Wonen'.  
8   Vloeieind 18, Lage Mierde   Aanduiding voor atelier opnemen.  
9   Bakkerstraat 59 en Molenberg 4-6, Reusel   Bestemming 'Gemengd' wijzigen in 'Wonen'.  
10   Dorpsplein 13, Lage Mierde   Bestemming 'Kantoor' wijzigen in 'Gemengd' en de aaduiding 'horeca' opnemen, zie Bijlage 9.  
11   Wilhelminalaan 87, Reusel   Bestemming 'Bedrijf' wijzigen in 'Wonen'  
12   Wilhelminalaan 68, Reusel   Bestemming 'Detailhandel' wijzigen in 'Kantoor'  

Naast bovengenoemde wijzigingen zijn op verschillende locaties kleine correcties uitgevoerd ten aanzien van bestemmingsgrenzen en/of situering van de bebouwing. Deze wijzigingen zijn dermate kleinschalig dat hier verder geen uitgebreid onderzoek naar gedaan hoeft te worden.

3.4.2 Ontwikkellocaties

Een aantal nieuwe ontwikkelingen binnen de kernen zijn actueel geworden en vragen nu om een regeling in het bestemmingsplan. Deze worden nu in dit bestemmingsplan meegenomen. Hiervoor zijn deze ontwikkelingen voorzien van een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing met haalbaarheidsonderzoeken.

De ontwikkelingen worden hierna kort omschreven. Nadere informatie is te vinden in de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing inclusief bijbehorende haalbaarheidsonderzoeken die als bijlage bij dit bestemmingsplan zijn gevoegd.

3.4.2.1 Hoogemierdseweg ong. Lage Mierde

Een particulier initiatiefnemer is voornemens om een schuilhut voor kleinvee van ongeveer 50 m² te realiseren ter plaatse van een bestaande wei aan de Hoogemierdseweg. Het plangebied is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Lage Mierde en wordt begrensd door het buitengebied.

De planlocatie is gelegen buiten het bestemmingsplangebied. Het bestemmingsplangebied wordt hier op aangepast en de bestemming 'Agrarisch' wordt overgenomen. Daarnaast wordt een specifieke aanduiding voor een schuilhut opgenomen. In de regels worden hier nadere maatvoeringen aan gekoppeld.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting.

3.4.2.2 Hoogemierdseweg 2, Lage Mierde

De initiatiefnemer en tevens eigenaar van het voormalige Rabobankgebouw aan de Hoogemierdseweg 2 in Lage Mierde is voornemens dit gebouw te herontwikkelen naar drie seniorenappartementen en een museum. Beoogd worden drie levensloopbestendige huurwoningen binnen het bestaande pand. Daarnaast wordt een klein museum voor keramiek ingericht, wat 5 dagdelen per week open zal zijn voor bezoekers. Het pand zal daarbij in uitstraling verbeteren en het perceel wordt opnieuw ingericht.

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in 'Gemengd' en 'Tuin'. Daarnaast worden de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden, 3', 'parkeerterrein' en een voorwaardelijke verplichting voor de realisatie en het behoud van de parkeerplaatsen en hagen opgenomen.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.

3.4.2.3 Roobeemd, Lage Mierde

Op woningbouwlocatie De Hasselt is aan de Roobeemd een perceel gelegen waar 5 woningen mogelijk zijn. Vanwege de beperkte breedte van het perceel zijn 5 vrijstaande woningen hier niet gewenst. Voor de flexibiliteit is het wenselijk om hier 6 twee-onder-één-kapwoningen mogelijk te maken. Hiervoor wordt het aantal van mogelijke woningen verhoogd naar 6 woningen.

De bestemming 'Wonen' blijft ongewijzigd. De maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden, 6' wordt opgenomen.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 5 van deze toelichting.

3.4.2.4 Mierdseweg 16c, Reusel

Op de locatie van het voormalige gemeenschapshuis aan de Mierdseweg 16c te Reusel, ligt het planvoornemen om 8 duplexwoningen te realiseren. Deze boven- en benedenwoningen zijn echter niet mogelijk binnen de geldende bestemming 'Maatschappelijk'.

De bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in 'Wonen' en de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden, 8' wordt opgenomen. Daarnaast worden een bouwvlak en de aanduidingen 'gestapeld en de maximum goot- en bouwhoogte opgenomen.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 6 van deze toelichting.

3.4.2.5 Dooleg, Reusel

Op de locatie aan de Dooleg naast 9, aan de achterzijde van Smeel 2, te Reusel ligt het voornemen voor de realisatie van één vrijstaande levensloop bestendige woning. Een woning is op basis van het geldende bestemmingsplan hier niet mogelijk.

De bestemming 'Wonen' blijft ongewijzigd. Een gevellijn en de aanduiding voor maximum één wooneenheid wordt opgenomen.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 7 van deze toelichting.

3.4.2.6 Lindestraat, Reusel

Op de locatie aan de Lindestraat, tussen 9 en 11 te Reusel ligt het voornemen voor de realisatie van één vrijstaande levensloop bestendige woning. Een woning is op basis van het geldende bestemmingsplan hier niet mogelijk.

De bestemming 'Wonen' blijft ongewijzigd. Een gevellijn en de aanduiding voor maximum één wooneenheid wordt opgenomen.

De ruimtelijke onderbouwing waaruit de juridisch planologische haalbaarheid van deze ontwikkeling blijkt, is opgenomen in Bijlage 8 van deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Voor het plangebied en omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Mer-beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.

Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Gezien het in hoofdzaak consoliderende karakter van dit bestemmingsplan treden er geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Geluid

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde).

Conform de Wet geluidhinder moet een akoestisch onderzoek worden verricht als er sprake is van het projecteren van nieuwe woningen binnen de zone van een weg. Uitzonderingen hierop zijn wegen die gedezoneerd zijn in het kader van een geluidsniveaukaart, bestemd zijn als woonerf of opgenomen zijn in een 30 km-zone.

Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is het verrichten van een nieuw akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. In het geval van bestaande situaties waar geen functies zijn voorzien, wordt de geluidbelasting met betrekking tot de wettelijke normen voor binnenniveaus geregeld via het Bouwbesluit, als dus een bestaande woning of een ander geluidgevoelig object een uitbreiding wenst te realiseren dan wordt via het verlenen van de omgevingsvergunning in een aanvaardbaar binnenniveau van het geluid voorzien.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Als via een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met plan mogelijk worden gemaakt en mogen omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn een aantal bedrijven aanwezig. Zoneringen van een aantal van deze inrichtingen vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.

In dit bestemmingsplan wordt de (planologisch) bestaande situatie vastgelegd en voorzien van een ruimtelijk-juridisch kader. Hierdoor komt het bijvoorbeeld voor dat bedrijven en woningen die vlakbij elkaar liggen zijn bestemd conform deze situatie, ondanks het feit dat zij op grond van de ruimtelijke-milieuregelgeving (bij voorkeur) verder van elkaar worden gesitueerd (bijvoorbeeld conform de richtlijnen van de uitgave 'bedrijven en milieuzonering' van de VNG). De bestaande situatie kan kortom voor wat betreft de milieuzonering niet meer worden vastgelegd conform de gewenste indicatieve afstanden aangezien zij een feit is. Via de Wet milieubeheer wordt hinder op gevoelige functies voorkomen. In het plangebied komen op het gebied van milieuzonering en de mogelijkheden in het kader van de Wet milieubeheer geen onoverkomelijke problemen voor.

Er zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden binnen hindercirkels van bedrijven.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.5 Bodem

De gemeente Reusel-De Mierden heeft op 5 november 2010 de bodemkwaliteitskaart gemeente Reusel-De Mierden (inclusief onderbouwing/toelichting) en bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Op de bodemkwaliteitskaart zijn de verschillende bodemfuncties aangegeven, waarbij het bodemgebruik is ingedeeld in de klassen 'water', 'wonen', 'industrie' en 'landbouwnatuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0019.jpg"

Uitsnede bodemfunctieklassekaart

De bodemfunctieklassenkaart is een weergave van het huidige en eventueel toekomstige gebruik van de bodem. Deze kaart geeft gebieden of zones weer die elk gekenmerkt worden door een uniforme bodemopbouw en een specifieke gebruikshistorie. De kaart geeft inzicht in deze kenmerken en in de daarmee samenhangende fysische en chemische kwaliteit van de bodem.

Dit bestemmingsplan heeft overwegend een geconsolideerd karakter. De bestaande bebouwing en functies in het gebied zijn, met inachtneming van de geldende rechten, geregeld in het bestemmingsplan. Voor de locaties waar functiewijzigingen plaatsvinden geldt volgens de bodemfunctieklassekaart de functieklasse 'wonen'. Een bodemonderzoek is daarom in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er treedt dan ook geen verslechtering van de luchtkwaliteit op.

4.7 Waterhuishouding en riolering

4.7.1 Beleid en regelgeving Waterschap De Dommel

Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap De Dommel. Het beleid van het waterschap is gericht op het zo lang mogelijk vasthouden van gebiedseigen water, gecombineerd met het zoveel mogelijk scheiden van schoon en verontreinigd water. Het beleid van het waterschap is opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021 ‘Waardevol Water’. Het waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van het waterschap binnen de planperiode. Omdat de wateropgaven feitelijk niet veranderd zijn, zijn de thema’s in het waterbeheerplan hetzelfde als de thema’s in het waterbeheerplan 2010-2015. De vijf waterthema’s zijn:

  • Droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheergebied, onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen.
  • Voldoende water: voor zowel de natuur als de landbouw is het van belang dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarom reguleert het waterschap het gronden oppervlaktewater.
  • Natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren.
  • Schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen.
  • Mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.

In het bebouwd gebied streeft het waterschap naar een klimaatbestendige en waterrobuuste omgeving. Door klimaat- en wateropgaven op te pakken, kan de stedelijke kwaliteit worden verbeterd en kunnen toekomstige maatschappelijke kosten worden vermeden. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitvoeren van een watertoets verplicht. Het Waterschap heeft de Handreiking Watertoets 2015 opgesteld, waarin is aangegeven welke onderdelen deel kunnen uitmaken van de waterparagraaf. Voor de verwerking van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeursvolgorde: hergebruik – vasthouden/infiltreren - bergen en afvoeren - afvoeren naar oppervlaktewater - afvoeren naar de riolering.

De regels voor de waterhuishuishouding zijn opgenomen in de Keur 2015. Samen met de legger vormt de Keur het juridisch instrumentarium van het Waterschap. In de Keur zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot compensatiemaatregelen in het geval van een toename van het verhard oppervlak. Daarnaast zijn in de Keur gebods- en verbodsregelingen opgenomen die betrekking hebben op handelingen in en rond watergangen en waterkeringen die zijn opgenomen in de legger.

Regels voor toename van verhard oppervlak

In het geval van een toename van het verhard oppervlak moet worden voldaan aan de regels die het waterschap hieraan stelt. Op grond van artikel 3.6 van de Keur van het waterschap is het verboden om zonder vergunning neerslag door toename van het verhard oppervlak of door afkoppeling van bestaand verhard oppervlak tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen.

In de ‘Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2015’ is in artikel 15 een vrijstelling van dit verbod opgenomen: er is geen vergunning nodig als de toename van het verhard oppervlak maximaal 2.000 m2 bedraagt, als minder dan 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak wordt afgekoppeld of als de toename van het verhard oppervlak tussen de 2.000 en 10.000 m2 bedraagt en compenserende maatregelen zijn getroffen in de vorm van een bergings-/infiltratievoorziening. Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m2 is een vergunning benodigd en geldt de ‘Beleidsregel afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak’ (artikel 13 van de ‘Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater Keur waterschap De Dommel 2015’).

Omdat in de Keur en de daarbij behorende beleidsregels is voorzien in een uitputtende regeling, is een aanvullende regeling in de regels van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

4.7.2 Beleid gemeente Reusel-De Mierden

Het beleid van de gemeente Reusel-De Mierden is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021 (VGRP), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 20 december 2016. Het VGRP is een beleidsmatig planinstrument van de gemeente en betreft de wettelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het VGRP sluit aan op het landelijke en provinciale beleid. In het Keur worden bergingseisen voor hemelwater gesteld bij een toename van verhard oppervlak van meer dan 2.000 m2. Voor ontwikkelingen met een toename van het verhard oppervlak van minder dan 2.000 m2 gelden de bergingseisen uit het VGRP. In het VGRP zijn de volgende opgaven en aandachtspunten voor de komende planperiode opgesomd:

Stedelijk afvalwater

  • beschermen volksgezondheid;
  • voorkomen milieuoverlast;
  • borgen verkeersveiligheid;
  • voorkomen nadelige gevolgen van langdurige lozingsbeperking;
  • het nastreven van de voorkeursvolgorde van afvalwaterverwerking.

Hemelwater

  • zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
  • inspelen op klimaatverandering door benutting openbare ruimte;
  • verbeteringsmaatregelen basisrioleringsplan;
  • bij nieuwe initiatieven maximale ontkoppeling van hemelwater;
  • opstellen hemelwaterstructuurplan.

Grondwater

  • inzicht verkrijgen in de grondwaterstanden door plaatsen van peilbuizen;
  • loketfunctie; samen met partners zoeken naar oplossingen.

Oppervlaktewater

  • uitvoeren onderhoudsplicht;
  • mede invulling geven aan de KRW-doelen, via samenwerkingsverband.

Bedrijfsvoering en financiën

  • doelmatige invulling watertaken;
  • kostendekkende rioolheffing;
  • toereikende personele capaciteit gemeentelijke watertaken;
  • samenwerken in de afvalwaterketen;
  • actualiseren en actueel houden gegevensbeheer en monitoringsprogramma.

Huishoudelijk afvalwater kan geloosd worden via een vuilwater/gemengd riool naar het rwzi. Voor de verwerking van hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • 1. (her)gebruik van regenwater;
  • 2. bergen en vertraagd afvoeren naar openbare ruimte;
  • 3. afvoeren naar oppervlaktewater (eventueel via een hemelwaterriool);
  • 4. afvoeren naar een gemengd riool (nooit naar een vuilwaterriool).

Kwalitatief:

  • 1. schoonhouden (voorkomen);
  • 2. scheiden;
  • 3. zuiveren.

4.7.3 Huidige waterhuishoudkundige situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0020.jpg"

Uitsnede Legger Waterschap de Dommel

Grof genomen bestaat de bodem uit matig fijn zand dat zwak tot matig siltig is en plaatselijk matig humeus. Op grotere diepten (> 1,50 m-mv) komt plaatselijk matig grof zand voor.

Binnen het grondgebied van Reusel-De Mierden lopen een aantal A-waterlopen. De meeste waterlopen en de bijbehorende beschermingszones liggen buiten het plangebied. Een aantal van deze waterlopen ligt deels binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.

4.7.4 Water in het bestemmingsplan

Binnen alle bestemmingen zijn water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Hierdoor biedt dit bestemmingsplan maximale flexibiliteit met betrekking tot het realiseren van voorzieningen voor waterberging en infiltratie van hemelwater.

In het plangebied komt open water voor, in de vorm van waterlopen. Deze waterlopen krijgen de bestemming 'Water'. Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de waterhuishoudkundige situatie.

Mocht sprake zijn van de toename van verhard oppervlak, dan gelden de regels van de Keur van het waterschap (zie ook paragraaf 4.7.1) en van het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2021 van de gemeente (zie ook paragraaf 4.7.2). Hierdoor is geborgd dat - in het geval van ontwikkelingen kleiner én groter dan 2.000 m2 - compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater te voorkomen.

4.7.5 Overleg met het waterschap

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap De Dommel.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.
Risicobronnen voor de externe veiligheid zijn bedrijven (inrichtingen) waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (via weg, water, spoor, buisleidingen) en luchtvaartterreinen in algemene zin (luchtvaartveiligheid).

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.

Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.

4.8.2 Risicovolle inrichtingen

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0022.png"

Uitsnede risicokaart

Op de risicokaart (www.risicokaart.nl) is aangegeven dat in het plangebied enkele risicovolle bedrijven liggen. Het betreft een tankstation met lpg aan de Wilhelminalaan 11 te Reusel en een tankstation met lpg aan De Stad 8 te Hooge Mierde.

Verder is gebleken dat er in of in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen (bedrijven) liggen waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

De 10-6 plaatsgebonden risico-contouren van de LPG-tankstations liggen binnen het plangebied. Binnen deze contouren worden geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de LPG-tankstations neemt met de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan niet toe (0,144 keer de oriëntatiewaarde). Het groepsrisico bevindt zich onder de oriëntatiewaarde. Omdat binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation geen nieuwe gevoelige functies zijn toegestaan, is verantwoording van het groepsrisico niet verplicht.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt in het kader van de bestemmingsplanprocedure over het voorontwerpbestemmingsplan advies ingewonnen bij de veiligheidsregio.

4.8.3 Transport gevaarlijke stoffen

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0023.jpg"

Uitsnede risicokaart met ligging transportleidingen en routes

In het plangebied liggen geen aardgastransportleidingen van de Gasunie. Daarnaast zijn binnen het plangebied geen gasontvangstations gelegen Dit betekent dat er geen veiligheidsafstanden zijn waarmee rekening moet worden gehouden.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename van personendichtheden binnen het invloedgebied van de buisleidingen of het gasontvangstation. Er is dus geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Door en langs het plangebied zijn de provinciale wegen N284 en N269 gelegen. Over deze wegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Door de provincie Noord-Brabant is een inventarisatie uitgevoerd over de risico's door het transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen (externe veiligheid provinciale wegen, d.d. 29 november 2010). Uit dit rapport blijkt dat de N284 en N269 geen plaatsgebonden risicocontour hebben en dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen.

Er zijn verder geen luchthaven of transportroutes voor gevaarlijke stoffen via weg, water of spoor in de directe nabijheid van het plangebied aanwezig.

Zowel ten aanzien van het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn dus geen belemmeringen aanwezig voor het plan. Voor dit bestemmingsplan wijzigt het groepsrisico niet.

4.9 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn rioolwatertransportleidingen van het waterschap en de gemeente gelegen. De leidingzone van de twee rioolwatertransportleidingen van het waterschap worden bepaald door een strook van respectievelijk 5 en 10 meter, welke wordt gevormd door respectievelijk 2,5 en 5 meter brede stroken gemeten uit het hart van de op de verbeelding aangegeven rioolwatertransportleiding. De leidingzone van de gemeentelijke persleidingen worden bepaald door een strook van 3 meter, welke wordt gevormd door 1,5 meter brede stroken gemeten uit het hart van de leiding. Dit houdt in dat allerlei activiteiten als het oprichten van bouwwerken, het planten van diepwortelende bomen en ontgravingen en verlagingen nabij de leiding binnen de aangegeven strook niet zonder toestemming van het Waterschap of de gemeente kunnen plaatsvinden.

In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen verder geen kabels en leidingen die planologisch relevant zijn. In het plangebied is verder ook geen sprake van straalpaden en invloeden van zendmasten.

Bovendien betreft het bestemmingsplan een actualisatie van de huidige situatie en worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

4.10 Natuur

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Hiervoor zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden. In het vervolg van deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op respectievelijk gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.10.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming, inwerkingtreding 1 januari 2017, die de implementatie vormt van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van natuurwaarden binnen een Natura 2000-gebied, moet een vergunning worden aangevraagd. Gedeputeerde staten van de provincie zijn het bevoegd gezag voor verlening van deze vergunning. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een activiteit waarvoor tevens een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is vereist, dan haakt de natuurtoets aan bij de omgevingsvergunning.

Verder moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De regels met betrekking tot het NNN zijn opgenomen in de provinciale verordening. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Een deel van het plangebied, de kern Lage Mierde, bevindt zich op circa 500 meter ten zuiden van het Natura 2000-gebied 'Kempenland-West'. Dit Natura 2000-gebied heeft met waterloop De Reusel een uitloper naar het zuiden die het plangebied benaderd tot 0 meter. Verder behoort deze uitloper tot het Natuurnetwerk Nederland, zoals in de Verordening ruimte is opgenomen als Natuurnetwerk Brabant (NNB). Aangezien dit bestemmingsplan consoliderend van karakter is en niet in nieuwe ontwikkelingen voorziet, worden er geen negatieve effecten veroorzaakt op de natuurwaarden in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1_0024.jpg"

Natura 2000-gebied nabij plangebied

4.10.2 Soortenbescherming

De bescherming van dier- en plantensoorten is eveneens in de Wet natuurbescherming geregeld. In deze wet zijn drie beschermingsregimes opgenomen: voor vogels in de zin van de Vogelrichtlijn, voor dier- en plantensoorten uit de Habitatrichtlijn en voor overige soorten. Kort gezegd is het verboden om beschermde diersoorten opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren. Hun voortplantings- en rustplaatsen mogen niet (opzettelijk) worden beschadigd of vernield. Verder is het verboden beschermde plantensoorten te vernielen. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk. Het bevoegd gezag voor het verlenen van een ontheffing zijn gedeputeerde staten van de provincie. Als eerst een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan haakt de ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming daarbij aan.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot significante effecten op beschermde soorten. Dit bestemmingsplan is overwegend opgesteld om het vigerende bestemmingsplan te actualiseren en te zorgen dat wordt aangesloten bij de huidige situatie. Hiervoor worden kleine aanpassingen doorgevoerd. Het betreffen alleen marginale aanpassingen van het bestemmingsplan dat deze van ondergeschikte aard zijn.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

4.11.1 Algemeen

Het grondgebied van Reusel-De Mierden kent een rijke historie, waardoor veel cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Naast een rijk archeologisch bodemarchief zijn onder andere de historische lintstructuren, de structuur van het landschap en de aanwezigheid van monumentale en beeldbepalende gebouwen van cultuurhistorische betekenis. Gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Om inzicht te krijgen in de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden is door de Kempengemeenten en A2-gemeenten een gezamenlijk erfgoedplan opgesteld. Het erfgoedplan bevat een uitgebreide inventarisatie van de archeologische en cultuurhistorische (verwachtings)waarden binnen het grondgebied van de betrokken gemeenten en een aanzet voor een integraal cultuurhistorisch beleid.

De erfgoedkaart behorende bij het erfgoedplan bestaat uit drie delen: een inventarisatiekaart (die op zijn beurt is onderverdeeld in kaarten betreffende het archeologisch, historisch en fysisch landschap en een verstoringenkaart), verwachtingen- en waardenkaarten voor archeologie en cultuurhistorie en beleidskaarten voor archeologie en cultuurhistorie. Op de beleidskaarten zijn de inventarisatie en waardering van archeologische en cultuurhistorische elementen samengebracht en geconcretiseerd. De beleidskaarten vormen de basis voor het gemeentelijk beleid op het gebied van cultuurhistorie.

4.11.2 Archeologische waarden

Op de archeologische beleidskaart, die deel uitmaakt van de erfgoedverordening, zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een vlakdekkende kaart opgesteld. Binnen het grondgebied van de gemeente Reusel-De Mierden is een aantal terreinen met een monumentale status aanwezig en bevinden zich diverse gebieden van archeologische waarde. Daarnaast kunnen vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden. Ook kunnen gebieden worden aangemerkt waarvoor geen archeologische verwachting geldt.

Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in 7 categorieën:

  • I. categorie 1: archeologisch monument;
  • II. categorie 2: gebied van archeologische waarde;
  • III. categorie 3: gebied met hoge verwachting (historische kernen en linten);
  • IV. categorie 4: gebied met hoge verwachting;
  • V. categorie 5: gebied met middelhoge verwachting;
  • VI. categorie 6: gebied met lage verwachting;
  • VII. categorie 7: gebied zonder archeologische verwachting.

De verschillende gebieden zijn/worden in de vorm van dubbelbestemmingen opgenomen in de bestemmingsplannen, waarbij regels gelden om het bodemarchief te beschermen.

Omdat de rijksbeschermde archeologische monumenten (categorie 1) zijn beschermd via de Erfgoedwet, wordt voor deze monumenten geen beschermende regeling opgenomen in het bestemmingsplan. De monumenten worden wel voorzien van een dubbelbestemming (‘Waarde - Archeologie 1’), maar deze heeft uitsluitend een signalerende functie. Voor gebieden zonder archeologische verwachting (categorie 7) gelden geen beperkingen ten aanzien van archeologie, zodat het opnemen van een dubbelbestemming voor deze categorie niet zinvol is. De dubbelbestemmingen voor de overige categorieën bevatten een beschermende regeling. Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.

Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig het erfgoedplan, per dubbelbestemming. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen. Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn. Dus dat betekent dat als er bijvoorbeeld voor een ontwikkeling, gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4.1', over een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld de grond wordt geroerd, eerst een archeologisch onderzoek moet uitwijzen dat hierdoor geen archeologische waarden worden verstoord.

In de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie 4.2’ en ‘Waarde - Archeologie 5.2’ is in de regeling rekening gehouden met een ondergronds gelegen esdek.

categorie   dubbelbestemming   ondergrens oppervlakte   ondergrens diepte  
1 archeologisch monument   Waarde - Archeologie 1   0 m2   0 m-mv  
2 archeologische waarde   Waarde - Archeologie 2   100 m2   0,3 m-mv  
3 hoge verwachting (historische kernen en linten)   Waarde - Archeologie 3   250 m2   0,3 m-mv  
4 hoge verwachting (zonder esdek)   Waarde - Archeologie 4.1   500 m2   0,3 m-mv  
4 hoge verwachting (met esdek)   Waarde - Archeologie 4.2   500 m2   0,5 m-mv  
5 middelhoge verwachting (zonder esdek)   Waarde - Archeologie 5.1   2.500 m2   0,3 m-mv,
agrarische gronden 0,5 m-mv  
5 middelhoge verwachting (met esdek)   Waarde - Archeologie 5.2   2.500 m2   0,5 m-mv  
6 lage verwachting   Waarde - Archeologie   25.000 m2   0,4 m-mv,
agrarische gronden
0,5 m-mv  

Binnen het plangebied komen de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4.2, Waarde - Archeologie 5.1, Waarde - Archeologie 5.2 en Waarde - Archeologie 6 voor.

4.11.3 Cultuurhistorische waarden

In het plangebied zijn 5 rijksmonumenten en 9 gemeentelijke monumenten aanwezig. Deze monumenten zijn vanwege de historische opbouw overwegend gesitueerd aan de oude linten van Reusel-De Mierden. Het betreft onder andere kerken, pastoriewoningen en diverse woningen/villa's. In onderstaande tabel is een opsomming gemaakt van deze monumenten. Daarnaast zijn de bedoelde panden aangeduid op de bestemmingsplanverbeelding.

Rijksmonument  
Kerk en kerktoren   Dorpsplein 1, Lage Mierde  
Kerk en kerktoren   Schoolstraat 9, Hooge Mierde  
Pastorie   Torendreef 1, Hooge Mierde  
Kerk   Willibrordlaan 21, Hulsel  
Villa 'De Mispelbocht'   Kloosterstraat 41, Lage Mierde  
Gemeentelijke monumenten  
Woningen   Groeneweg 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 12 en 14, Reusel  

De woningen aan de Groeneweg zijn, naast elk pand afzonderlijk als voor het ensemble, aangewezen als gemeentelijk monument. Voor het ensemble als geheel is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' opgenomen. De panden hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen. Met deze beschermende regeling worden de ter plaatse bestaande cultuurhistorisch waardevolle elementen (bebouwing) en patronen (beplantingspatronen) behouden.

Naast de rijks- en gemeentelijke monumenten zijn er binnen het stedelijk gebied van Reusel-De Mierden beeldbepalende panden die een beschermende waarde krijgen. Een overzicht van panden is te vinden in Bijlage 2 (een gemeentelijke lijst van beeldbepalende panden). De beeldbepalende panden krijgen in het bestemmingsplan eveneens een passende aanduiding.

In Reusel wordt de locatie Lensheuvel 60/62 gekenmerkt door (restanten van) grachten. Op de verbeelding is ter plaatse van het restant van de cultuurhistorisch waardevolle gracht een aanduiding opgenomen. In de regels wordt geregeld dat ter plaatse van de aanduiding geen bouwwerken mogen worden opgericht. Verder is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Op de hoek Hondsbos/Mierdseweg staat een Mariabeeld. Dit religieuze beeld is op de verbeelding aangeduid. In de regels is ook hier een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Verspreid in Reusel staan diverse monumentale bomen, zoals in het centrum en aan de Lensheuvel. In Lage Mierde is één monumentale boom aanwezig, deze is gelegen achter het woonzorgcentrum en de seniorenwoningen aan de Kloosterstraat. In Hooge Mierde zijn aan de Schoolstraat, bij de pastorie, een vijftal monumentale bomen aanwezig. Deze monumentale bomen zijn op de verbeelding aangeduid.

Aan de Kerkweg in Hulsel is een archeologisch monument gelegen. Archeologische monumenten zijn aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1', zie paragraaf 4.11.2.

In november 2017 hebben burgemeester en wethouders het voornemen genomen om de volgende drie panden als gemeentelijk monument aan te wijzen:

  • Willibrordlaan 23, Hulsel
  • Kerkplein 1, Reusel
  • Kerstraat 1, Reusel

Het definitieve besluit is echter nog niet genomen.

Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan, is geen sprake van de aantasting van cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 5 Het bestemmingsplan

5.1 Plansystematiek

5.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018' heeft tot doel een juridischplanologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Voor zover mogelijk is ook vooruitgelopen op de aanstaande Omgevingswet.

Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering, die per 1 januari 2010 wettelijk verplicht is, voldoet het plan ook aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Dit bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, maar treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van een flexibele juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid wordt geschaad.

5.1.2 Vooruitlopen op Omgevingswet

Bij de actualisering van de bestemmingsplannen is nadrukkelijk gekeken of al wat van de Omgevingswet kan worden toegepast. Dat gebeurt door meer vrijheid te geven in de regels van het bestemmingsplan. Zo is de bestemming 'Wonen' vereenvoudigd en daardoor verruimd:

  • De grootte en situering van de woning krijgt meer vrijheid. Waar deze voorheen beperkt werden door de strakke ligging van het bouwvlak, gaan we nu uit van gevellijnen en maximale afmetingen voor de diepte van de woning. . De gedachte hierbij is dat de woning aan de zijkanten en achterzijde makkelijker kan worden uitgebreid, mits de woning niet dieper wordt dan 12 meter en het perceel daar voldoende ruimte voor biedt.
  • Maximaal 80% van het perceel aan bijgebouwen is toelaten tot een maximum van 100 m2. Bij percelen groter dan 1.000 m2 zijn zelfs 200 m2 aan bijgebouwen toegestaan. In de huidige plansystematiek is het oppervlakte gekoppeld aan de perceeloppervlakte, met als gevolg dat kleine percelen slecht 60 m2 aan bijgebouwen mogen realiseren. De gedachte hierbij is, dat de burger in ruimere mate mag bepalen wat hij met zijn perceel doet en hoeveel hij daarop wil bouwen en wat hij als tuin wil gebruiken.
  • Een carport mag voortaan 1 meter voor de voorgevel staan, mits open, waar dat eerst gelijk aan de voorgevel was.
  • Bijgebouwen mogen gerealiseerd worden vanaf 3 meter achter de voorgevel, waar eerst per plan verschillende afstanden golden.
  • De afwijkingsbevoegdheid van 10% van regels die in de huidige plansystematiek wordt toegepast verdwijnt of wordt rechtstreeks opgeteld bij de maat waarvoor de afwijking bedoeld was.

5.2 Opzet van de regels

Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van dit bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk Inleidende regels bevat de inleidende regels. In hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk Algemene regels en Overgangs- en slotregels bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (art. 1):

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de SVBP 2012.

Wijze van meten (art. 2):

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/ percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2012.

5.2.2 Bestemmingsregels

Voor van een logische opbouw wordt de volgende volgorde in de bestemmingsregeling aangehouden voor de opgenomen bestemmingen:

  • 1. Bestemmingsomschrijving;
  • 2. Bouwregels;
  • 3. Specifieke gebruiksregels (indien noodzakelijk);
  • 4. Afwijken van de gebruiksregels (indien noodzakelijk);
  • 5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (indien noodzakelijk);
  • 6. Wijzigingsbevoegdheid (indien noodzakelijk).

In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Vervolgens worden de andere aan de grond toegekende functies genoemd.

In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in (bedrijfs)woningen, hoofgebouwen bij o.a. bedrijven, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is.

In de specifieke gebruiksregels staat aangegeven welke gebruik in ieder geval strijdig is met de bestemmingsomschrijving. Van de gebruiksregels kan tevens afgeweken worden via een omgevingsvergunning voor meer gebruiksmogelijkheden (afwijken van de gebruiksregels).

In de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen onder welke voorwaarden een bestemming omgezet kan worden naar een andere bestemming. In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Hierbij wordt, conform SVBP2012, een alfabetische volgorde aangehouden.

5.2.3 Algemene regels

In artikel 39, de anti-dubbeltelbepaling wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In artikel 40 zijn algemene bouwregels opgenomen, met daarin regels voor bestaande maten. In artikel 41, 42 en 43 zijn algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. In artikel 44 zijn algemene wijzigingen opgenomen, met daarin wijzigingsbevoegdheden die voorwaarden stellen voor buitenplanse wijzigingen dit bestemmingsplan. Artikel 45, algemene procedureregels, gaat in op de procedureregels bij het stellen van nadere eisen. In artikel 46 zijn de overige regels opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In de bepaling Overgangsrecht (artikel 47) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de Slotregel (artikel 48) is aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 De bestemmingen

5.3.1 Agrarisch

Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen.

Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.2 Agrarisch met waarden - Landschap

Deze gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, en tevens voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden.

5.3.3 Bedrijf

Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 en 2, een bedrijfswoning, ondergeschikte productiegebonden detailhandel, opslag en uitstalling, tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bestaande bedrijven met een hogere milieucategorie hebben een specifieke aanduiding gekregen, zodat de bestaande bedrijfsactiviteiten mogen worden voortgezet.

Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning mogen worden gerealiseerd.

Tevens zijn het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak), de maximale goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor voorzieningen van algemeen nut, opslag en uitstalling, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.3.5 Bedrijventerrein

De gronden met de bestemming bedrijventerrein bieden de mogelijkheid voor het accommoderen van bedrijven genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 2 en 3.1,. Daarnaast zijn ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf van categorie 3.2' en 'bedrijf van categorie 4.1' respectievelijk bedrijven van milieucategorie 3.2 en milieucategorie 4.1 toegestaan. De bestaande woningen zijn in het bestemmingsplan bestemd als bedrijfswoning. Op de verbeelding is dit aangeduid met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. De bestaande bedrijfswoningen mogen niet verder worden uitgebreid dan de maatvoering zoals in het artikel is beschreven.

Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning mogen worden gerealiseerd.

Tevens zijn het bebouwingspercentage (gemeten ten opzichte van bouwvlak), de maximale goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. Bijgebouwen bij bedrijfswoningen mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.6 Bos

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bos, recreatief medegebruik, voorzieningen voor langzaam verkeer, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.

Gebouwen zijn niet toegestaan. Er zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bescherming van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden is binnen deze bestemming geregeld doordat een omgevingsvergunning vereist is voor het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden.

5.3.7 Detailhandel

De tot 'Detailhandel' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor de bestaande detailhandel, in het plangebied met eventueel bestaande bedrijfswoningen.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn voor de gebouwen het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven.

In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven, onder andere voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3.8 Gemengd

De voor ‘Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke en culturele voorzieningen, dienstverlening, bedrijven uit categorie 1 en kantoor- en praktijkruimten. Detailhandel en horeca is alleen op de bestaande locaties toegestaan. Hiervoor is een aanduiding opgenomen.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de bedrijfsgebouwen en woningen mogen worden gerealiseerd. Per bouwvlak zijn de maximale goothoogte en de bouwhoogte opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

Binnen de bestemming ‘Gemengd’ geldt voor bijbehorende bouwwerken een regeling die overeenkomt met de regeling in de bestemming ‘Wonen’.

5.3.9 Groen

De voor ‘Groen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, waaronder ook bermen en beplantingen, speelvoorzieningen, inritten, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en tot slot nutsvoorzieningen. Nieuwe parkeerplaatsen zijn binnen de bestemming 'Groen' niet toegestaan.

Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.10 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk bestemde gronden zijn bedoeld voor maatschappelijke en culturele voorzieningen, tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen voor bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Het maximale bebouwingspercentage en de toegestane bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De begraafplaatsen in het plangebied hebben de specifieke bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' gekregen.

5.3.11 Recreatie

De gronden binnen de bestemming 'Recreatie' zijn bestemd voor onder meer vormen van actieve en passieve recreatie en sporten en bestaande bedrijfswoningen. Daarnaast zijn recreatiewoningen specifiek aangeduid.

Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd. Tevens zijn voor de gebouwen het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.12 Sport

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor sportvoorzieningen, tuinen, erven en verhardingen, voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Er zijn gebouwtjes toegestaan voor de opslag van materialen voor buitensporten (maximaal 100 m2) en dug-outs. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.13 Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen voor achtertuinen met diepe(re) woonpercelen. In enkele gevallen is de bestemming 'Tuin' opgenomen op ruime percelen tussen en naast woningen. Voortuinen, zijtuinen etc. vallen binnen de bestemming 'Wonen'. De tot 'Tuin' bestemde gronden mogen worden gebruikt als tuin, erf en terrein bij woningen, waarbij het aanbrengen van verhardingen wordt beperkt.

Binnen de bestemming 'Tuin' zijn alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan. De hoogte van erfafscheidingen is in lijn met de regeling zoals binnen de bestemming 'Wonen'. De erfafscheidingen mogen maximaal 2 meter hoog zijn, met uitzondering van de gronden die voor de voorgevelrooilijn van woningen zijn gelegen. Hiervoor geldt een maximale hoogte van 1 meter.

5.3.14 Verkeer

De tot ‘Verkeer' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor voorzieningen voor verkeer en verblijf, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en tot slot nutsvoorzieningen. Herinrichting van de wegen is, als daar aanleiding toe is, mogelijk binnen deze bestemming.

Op deze gronden zijn alleen gebouwen voor voorzieningen van algemeen nut toegestaan. In de regels zijn nadere bebouwingsregels gegeven.

5.3.15 Water

De voor ‘Water’ bestemde gronden zijn bedoelde voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen en voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

5.3.16 Wonen

De voor 'Wonen' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor wonen, al dan niet in combinatie met beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten. Ook toegestaan zijn inritten, tuinen, erven en verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Op de verbeelding is het bestemmingsvlak 'Wonen' opgenomen voor de percelen waar bouwwerken (hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde) mogen worden opgericht en voor gronden die gebruikt mogen worden als tuin of erf behorende bij de woning. Om te voorkomen dat op grote percelen bijbehorende bouwwerken op een te grote afstand van het hoofdgebouw worden opgericht, geldt voor het bestemmingsvlak 'Wonen' een diepte van maximaal 40 meter. Zo blijft de bebouwing geclusterd op het perceel.

Uitsluitend achter het op de verbeelding opgenomen gevellijn mag het hoofdgebouw gebouwd worden. Binnen het bestemmingsvlak mogen maximaal het bestaande aantal legale woningen worden opgericht, tenzij anders aangeduid.

Verder gelden voor de bestemmingsvlakken op de verbeelding de volgende uitgangspunten:

  • De woningtypologieën zijn per bestemmingsvlak aangeduid op de verbeelding.
  • Standaard wordt een minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden. Uitzondering hierop zijn bestaande hoofdgebouwen die al op een kortere afstand van de perceelsgrens liggen. Dan geldt de bestaande afstand.
  • Voor hoofdgebouwen geldt een standaard diepte van 12 meter bij aaneengesloten woningen en 15 meter bij vrijstaande woningen.
  • De maximale goot- en bouwhoogte zijn per bestemmingsvlak aangeduid op de verbeelding. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden, tenzij anders aangeduid.

Het deel van het achtererfgebied binnen de bestemming 'Wonen' (achter de achtergevel van de woning) mag voor maximaal 50% worden bebouwd tot een maximum oppervlak van 150 m2. Bij grotere percelen is een maximum oppervlak van 200 m2 toegestaan. De maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,2 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 5,5 meter, tenzij het hoofdgebouw is uitgevoerd met een plat dak. Dan geldt voor het met het hoofdgebouw verbonden bijbehorend bouwwerk een maximum bouwhoogte van 3,2 meter. In de regels zijn aanvullende bouwregels opgenomen.

Binnen de bestemming zijn verschillende afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Voor het uitoefenen van een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit zijn specifieke gebruiksregels opgenomen. De toegestane beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten zijn opgenomen in Bijlage 5 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven bij de regels.

Mantelzorg

Met het oog op de participatiesamenleving is het Bor 1 november 20014 op diverse plaatsen aangepast om meer ruimte te maken voor mantelzorg in woningen en in bestaande of (vergunningsvrij) nieuw te bouwen bijbehorende bouwwerken. Het is niet langer meer nodig om voor mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw een vergunning aan te vragen. Zodoende is een specifieke regeling voor mantelzorg niet meer noodzakelijk binnen het bestemmingsplan.

5.3.17 Waarde - Archeologie

Overeenkomstig de gemeentelijke erfgoedverordening zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden. Dit bestemmingsplan bevat de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 t/m 6. De systematiek van elke dubbelbestemming is hetzelfde, alleen de ondergrenzen zijn verschillend.

Voor de bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethouders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologische begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Per dubbelbestemming gelden ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De ondergrenzen variëren, overeenkomstig de erfgoedverordening, per dubbelbestemming.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied 2018' is de bestaande situatie vastgelegd, met inachtneming van de geldende rechten. Het plan betreft een actualisatie van een verouderd bestemmingsplan, met bijbehorend juridisch-planologisch regime. Eventuele (binnenplanse) afwijkingen of wijzigingen komen voor rekening van particuliere opdrachtgevers. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee gewaarborgd.

6.2 Exploitatieplan

Met de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, als sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan.

Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. Het voorziet niet in ontwikkelingen van een dusdanige omvang dat daarvoor gelet op het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening een exploitatieplan moet worden opgesteld.

Hoofdstuk 7 Procedures

7.1 Inspraak en vooroverleg

Het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied 2018’ is in het kader van de inspraakprocedure met ingang van 10 april 2018 zes weken ter inzage gelegd en is daarnaast digitaal toegankelijk gemaakt. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 14 inspraakreacties ingediend.

Het voorontwerpbestemmingsplan is daarnaast overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Noord-Brabant, waterschap De Dommel en de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost.

De vooroverlegreacties en inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in het inspraakverslag. Deze reacties leiden gedeeltelijk tot een aanpassing van dit bestemmingsplan. Het inspraakverslag is bijgevoegd, zie Bijlage 10. Tijdens de periode dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage lag, is naar voren gekomen dat het bestemmingsplan op enkele onderdelen ambtshalve moet worden aangepast. Deze aanpassingen zijn eveneens opgenomen in het inspraakverslag.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018' heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen van 15 augustus 2018 tot en met 25 september 2018, 6 weken ter visie gelegen. In deze periode had eenieder de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. In totaal zijn 15 zienswijzen kenbaar gemaakt.

In Bijlage 11 van deze toelichting is de zienswijzennota opgenomen. In deze nota zijn alle zienswijzen samengevat en beantwoord. Per zienswijze zijn de gevolgen voor het bestemmingsplan in beeld gebracht. Deze gevolgen zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan. Daarnaast zijn tijdens de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter visie lag nog enkele ambtshalve wijzigingen naar voren gekomen. Ook deze ambtshalve wijzigingen zijn in het vastgestelde bestemmingsplan verwerkt.

7.3 Vaststelling

Op 18 december 2018 heeft de gemeenteraad van Reusel-De Mierden dit bestemmingsplan conform de 'Nota van zienswijzen' gewijzigd vastgesteld.

7.4 Gerechtelijke uitspraak

Tegen het besluit d.d. 18 december 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018' is beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS). Op 2 oktober 2019 heeft de ABRvS uitspraak gedaan. De uitspraak met zaaknummer 201901745/1/R2 is achter het raadsbesluit met het raadsvoorstel en de nota van aanvulling raadsvoorstel gevoegd.

In de uitspraak d.d. 2 oktober 2019 verklaart de ABRvS het beroep gegrond. Naar aanleiding van de uitspraak is aan de bestaande tekst onder punt 7 van Bijlage 5  behorende bij de planregels: 'kappersbedrijf met niet meer dan één kappersstoel', de volgende zinsnede toegevoegd: 'met uitzondering van Hulselsedijk 16 te Reusel waar een kappersbedrijf uitgeoefend door alleen de bewoner zonder personeel met maximaal twee kaptafels met bijbehorende twee stoelen en één wastafel is toegestaan'.