direct naar inhoud van Regels
Plan: Stedelijk gebied 2018
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018' met identificatienummer 'NL.IMRO.1667.BPGsted5010-ONH1' van de gemeente Reusel-De Mierden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengesloten bebouwing:

bebouwing deel uitmakend van ten minste drie middels het hoofdgebouw verbonden hoofdgebouwen.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in Bijlage 5.

1.7 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in Bijlage 5.

1.8 achtergevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, zonder bijbehorende bouwwerken, alsmede het verlengde daarvan.

1.9 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van producten via het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat, geheel of overwegend via handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, alsook het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als ondergeschikte activiteit.

1.11 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels dan wel de verbeelding opgenomen getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.14 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 bedrijfs-/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein ten dienste van de bedrijfsvoering is.

1.17 beeldbepalend pand:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.18 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.

1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.20 bestaande bebouwing:

de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.21 bestaande situatie:
  • a. bebouwing: bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder.

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 caravan:

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook als deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.

1.33 carport:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel. Een carport is bedoeld voor het stallen van voertuigen en dient bereikbaar te zijn vanaf het openbaar gebied (weg).

1.34 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.35 cultuurhistorische waardevolle bebouwing:

alle Rijksmonumenten en beeldbepalende panden, welke zijn opgenomen in Bijlage 1.

1.36 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.37 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden en verhuren, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop en verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.40 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.41 educatieve voorzieningen:

voorzieningen voor de educatie van mensen, zoals onder andere scholen, onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen.

1.42 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.43 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en deze die inrichting niet verbieden.

1.44 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.45 evenement:

een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden/tradities.

1.46 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.47 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.

1.48 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.49 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.51 geschakelde bebouwing:

bebouwing waarvan een hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is met een ander hoofdgebouw.

1.52 gesloten bebouwing:

bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.53 gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.

1.54 gevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.55 halfopen bebouwing:

bebouwing in overwegend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen en incidenteel vrijstaande en aaneengebouwde (maximaal 3 aaneen) hoofdgebouwen.

1.56 halfvrijstaande bebouwing:

bebouwing deel uitmakend van twee middels het hoofdgebouw met elkaar verbonden hoofgebouwen.

1.57 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.58 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.59 horecabedrijf:

een bedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maatlijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

  • a. horecabedrijf categorie A:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

  • b. horecabedrijf categorie B:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

  • c. horecabedrijf categorie C:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;

  • d. horecabedrijf categorie D:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

  • e. horecabedrijf categorie E:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek.

1.60 huishouden:

persoon of groep personen die één huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.61 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.62 kantine:

verblijfslokaal voor de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen.

1.63 kantoor:
  • kantoor met baliefunctie: een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
  • kantoor zonder baliefunctie: een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een kantoor in assurantiën en verzekeringen.
1.64 karakteristieke bebouwing:

te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.

1.65 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.66 kunstwerk:
  • civieltechnisch kunstwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
  • beeldend kunstwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
1.67 kwaliteitsverbetering van het landschap:

kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in de Verordening ruimte; in dit kader moet een minimale basisinspanning worden geleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object.

1.68 landschappelijke inpassing:

er is sprake van een voldoende/ zorgvuldige/ gedegen landschappelijke inpassing, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Tenminste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak na afwijking/ wijziging moet worden aangewend voor landschappelijke inpassing van alle aanwezige en nieuw op te richten bebouwing binnen het bestemmingsvlak.
  • b. Uitgangspunt is dat de aanplant van een landschapselement bestaat uit inheemse bomen en struiken (gemengd bosplantsoen) van minimaal 6,5 meter breed. De lengte van de inpassing is hierbij gelijk aan het totaal van de twee langste plus een korte zijde van de in te passen ontwikkeling.
  • c. Hierbij is over een breedte van 6,5 meter sprake van minimaal 3 rijen beplanting met een onderlinge plantafstand van 1,5 meter. In verband met de bereikbaarheid van percelen en/of gebouwen zijn openingen in de beplanting toegestaan.
  • d. De landschappelijke inpassing wordt zo gesitueerd dat deze de ontwikkeling (zoveel mogelijk) visueel afschermt. Het heeft hierbij de voorkeur om met de inpassing de contouren van het bestemmingsvlak te begrenzen.
  • e. Als op het perceel al groenstructuren bestaan die aan de bovenstaande criteria voldoen mogen deze worden meegeteld.
  • f. Landschappelijke inpassing telt niet mee voor een eventueel te leveren kwaliteitsverbetering.
  • g. Als het niet (volledig) mogelijk is om binnen het bestemmingsvlak de landschappelijke inpassing op te nemen is maatwerk mogelijk met schriftelijke instemming van het college van burgemeester en wethouders in de vorm van:
    • 1. landschappelijke (robuuste) inpassing van bebouwing- en bestemmingsvlakken;
    • 2. aanleg of herstel van natuur- en (robuuste) landschapselementen ter versterking van de landschapsstructuur;
    • 3. fysieke inrichtingsmaatregelen gericht op behoud en herstel van cultuurhistorie en archeologie;
    • 4. kwaliteit van de bebouwing (vernieuwende architectuur);
    • 5. sloop van (niet cultuurhistorisch waardevolle) gebouwen/stallen/kassen en verwijderen verharding;
    • 6. fysieke bijdrage aan realisering Natuur Netwerk Brabant (NNN) en ecologische verbindingszones (EVZ's).
  • h. De borging (aanleg en instandhouding) geschiedt mede in een zogenaamde anterieure overeenkomst (privaatrechtelijk) voorzien van een tekening(en), op schaal, met dwarsdoorsneden en beplantingslijst.
1.69 landschapselementen:

ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.

1.70 landschapswaarden/landschappelijke waarden:

bijzondere landschappelijk kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.71 langzaam verkeer

berijders van niet-motorvoertuigen (waaronder bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen), (elektrische) fietsen, voetgangers, geleiders/berijders van bijvoorbeeld een paard, en overige gelijkwaardige vervoersmiddelen.

1.72 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning of andere gebouwen en bouwwerken.

1.73 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen voor sport en sportieve recreatie en voorzieningen voor openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.74 monumentale boom:

boom opgenomen in de lijst zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders op 15 april 2008.

1.75 monumentale waarde:

waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.76 monumenten:

alle rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.77 natuurwetenschappelijke waarden of ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.78 Natuur Netwerk Brabant

provinciaal samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.79 Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone:

vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het in het provinciaal Natuur Netwerk Brabant verbinden van natuurgebieden;

1.80 (openbare) nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje, een verdeelstation, transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening.

1.81 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.82 onderbouw/kelder:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m. boven het peil is gelegen.

1.83 ondergeschikte activiteit:

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.84 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.

1.85 onderkomens:

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

1.86 open bebouwing:

bebouwing bestaande uit overwegend vrijstaande hoofdgebouwen;

1.87 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.88 overkapping:

een dakconstructie die aan maximaal drie zijden begrensd is door de gevels van belendende gebouwen. Als de overkapping niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 2 gevels.

1.89 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.90 patiowoning:

woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.91 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.92 perceel:

een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

1.93 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.94 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.95 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper en videotheek, alsmede commerciële en medische dienstverlening, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf moet zijn.

1.96 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.97 recreatie:

het ondernemen van activiteiten voor diens plezier.

1.98 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.99 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.100 schuilgelegenheid:

een bouwwerk dat aan dieren de gelegenheid biedt te schuilen tegen weersinvloeden, waarbij de dieren vrij in en uit kunnen lopen.

1.101 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.102 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.103 statische opslag

opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans, meubels en dergelijke.

1.104 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

1.105 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken voor (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten.

1.106 tuin:

de gronden van een perceel behorende bij een woning.

1.107 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.108 verblijfsgebied:

gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.

1.109 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning dan wel een vaartuig.

1.110 verblijfsruimte:

ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.

1.111 verenigingsleven

totaal van activiteiten van een organisatie die leden kent, bepaalde doelen nastreeft en een gemeenschapsvormende functie, een culturele functie, een maatschappelijke activeringsfunctie en/of een educatieve functie heeft.

1.112 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen en evenwijdig aan de weg tenzij anders bepaald, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd.

1.113 vrijstaande bebouwing:

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen noch de bijbehorende bouwwerken met een ander hoofdgebouw of ander gebouw verbonden is.

1.114 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.115 weg:

een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

1.116 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.117 wonen:

het bewonen van een zelfstandige woning of als zodanig bestemd gebouw voor zelfstandige woningen.

1.118 woning/wooneenheid:

een verblijfsobject dat wordt ontsloten via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte dat bestemd is voor de huisvesting van één huishouden of een groep van maximaal vijf personen die geen gezamenlijk huishouden vormt.

1.119 Woningwet:

wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan .

1.120 (woon)boerderij:

één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.

1.121 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.122 zorgvoorziening/zorgcomplex:

bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke en algemene voorzieningen in hoofdzaak voor de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel, publiekverzorgend ambacht en dienstverlening.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.1.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.4 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.1.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn (snijpunt van wandvlak/dakvlak), het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.9 peil:

voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  • a. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. als in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m. bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke landschapswaarden;
  • c. behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

Toegestane gebouwen   uitsluitend een schuilgelegenheid voor kleinvee ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilhut'  
Bebouwd oppervlakte   max. 50 m2  
Goothoogte   max. 2 m  
Bouwhoogte   max. 4,5 m  
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen';
- bouwhoogte max. 3 m;
- bebouwingsoppervlakte per aaneengesloten perceel max. 2,5 ha.  
Overige teeltondersteunende voorzieningen   - uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen';
- bouwhoogte max. 3 m;
- bebouwingsoppervlakte per aaneengesloten perceel max. 2,5 ha.  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   - bouwhoogte max. 3 m;
- gezamenlijke bebouwingsoppervlakte per perceel max. 10 m2.  
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 3.2 voor:   mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
het bouwen van schuilgelegenheden   a. de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2 per 1,5 ha;
b. de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
c. het hulpgebouw moet noodzakelijk zijn vanwege een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
d. de in lid 3.1 aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor/als:

  • a. standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. reclamedoeleinden;
  • c. racen/crossen met motoren of voertuigen;
  • d. wedstrijd/sportterrein;
  • e. opslag van materialen en/of gronden;
  • f. het aanleggen van hoog opgaande beplanting, ter plaatse van de aanduiding 'openheid'.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische gebruik;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  • c. behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   - bouwhoogte max. 3 m;
- gezamenlijke bebouwingsoppervlakte per perceel max. 30 m2.  
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeesters en wethouders kunnen via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor:   mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
het bouwen van extra agrarische hulpgebouwen, zoals melkstallen en schuilgelegenheden voor vee met een oppervlakte van max. 20 m² per 1,5 ha en een goot- en bouwhoogte van max. 3 m   a. het hulpgebouw moet noodzakelijk zijn vanwege een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b. de in artikel 4.1 aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
het bouwen van grotere gebouwen (in casu het opzetten van tenten) voor een evenemententerrein, voor max. 15 dagen per evenement (het opbouwen en afbreken van voorzieningen voor het evenement hieronder begrepen) met een oppervlakte van max. 500 m² en een hoogte van max. 9 m   a. het gebouw moet noodzakelijk zijn vanwege een evenement;
b. de in 4.1 aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.  
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor/als:

  • a. standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. reclamedoeleinden;
  • c. racen/crossen met motoren of voertuigen;
  • d. wedstrijd-/sportterrein;
  • e. opslag van materialen en/of gronden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
  • b. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
  • c. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • d. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • e. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan 100 m² per perceel.
4.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
4.5.3 Toelaatbaarheid

De in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging naar Bos

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos', waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden voor de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals dat voor het Natuur Netwerk Brabant een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie buiten het Natuur Netwerk Brabant, aanleg van een Ecologische Verbindingszone (EVZ), biotoopverbetering, versterking van het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie buiten het Natuur Netwerk Brabant aansluitend aan genoemde structuren.
  • b. De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate is verzekerd of al heeft plaatsgevonden.
  • c. De wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder categorie 3.1 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1';
  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. de opslag en uitstalling ten behoeve van de onder a. genoemde bedrijvigheid;
  • e. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. een houtbewerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerkingsbedrijf';
  • g. statische opslag en de opslag van schoenen, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • h. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
  • i. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg en detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • j. een paardenpension, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - paardenpension';
  • k. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • l. een hoveniersbedrijf en tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoveniersbedrijf en tuincentrum';
  • m. bedrijfsvoering van een sportcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • n. infrastructurele voorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. tuinen, erven en terreinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   max. 100% van het bouwvlak, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Dakhelling   van tenminste 75% van het hoofdgebouw min. 35° en max. 60°  
Kassen
 
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- oppervlakte max. 145 m2.  
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

Aantal bedrijfswoningen   max. één per bedrijf, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Niet-inpandige bedrijfswoningen   - goothoogte max. 6 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte';
- bouwhoogte max. 10 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte';
- dakhelling: van tenminste 65% van de bedrijfswoning min. 35° en max. 60°.  
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 75 m2 per bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' waar de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan bestaand, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

Situering   zowel binnen als buiten het bouwvlak  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde geval   max. 1 m  
Bouwhoogte lichtmasten   max. 6 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
Bouwhoogte silo's ter plaatse van de aanduiding 'hovenier'   max. 12 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 5.2.2 voor:   mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
het bouwen van een bedrijfswoning niet ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'   a. de noodzaak van de bedrijfswoning wordt aangetoond;
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
2. de verkeersveiligheid;
3. de sociale veiligheid;
4. de milieusituatie; en
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.  
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. bedrijven, anders dan ingevolge het bepaalde in lid 5.1 is toegestaan;
  • b. detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. horeca.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' is het gebruik conform het bepaalde in lid 5.1 uitsluitend toegestaan als het beplantingsplan zoals weergegeven in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Kom Reusel 'herziening Wilhelminalaan 87a, oktober 2014' is gerealiseerd en de (erf)beplanting duurzaam in stand wordt gehouden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 5.1 en lid 5.4.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de in lid 5.1 onder a. en b. genoemde categorieën, mits:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. het bedrijf wordt beëindigd;
  • b. het aantal woningen en de typologie van de woningen passen binnen het gemeentelijke woonbeleid, zoals neergelegd in de 'Woonvisie 2018-2023' als vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 19 december 2017. Als het gemeentelijke woonbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd of herzien, wordt rekening gehouden met deze wijziging dan wel herziening;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • e. alle overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • f. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24.2;
  • g. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, als bedoeld in artikel 46.1.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. terreinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Goothoogte   max. 3,5 m  
Bouwhoogte   max. 5 m  
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Situering   zowel binnen als buiten het bouwvlak  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 2 en 3.1 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zelfstandige kantoren, risicovolle inrichtingen en verkooppunten van motorbrandstoffen (al dan niet met lpg);
  • b. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder categorie 3.2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zelfstandige kantoren, risicovolle inrichtingen en verkooppunten van motorbrandstoffen (al dan niet met lpg), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2';
  • c. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder categorie 4.1 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, zelfstandige kantoren, risicovolle inrichtingen en verkooppunten van motorbrandstoffen (al dan niet met lpg), ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1';
  • d. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • e. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • g. een kunststofverwerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - kunststofverwerkingsbedrijf';
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. terreinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   min. 50% van het bouwperceel en max. 100% van het bouwvlak, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
7.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

Aantal bedrijfswoningen   max. één per bedrijf  
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Niet-inpandige bedrijfswoningen   - goothoogte max. 6 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
- bouwhoogte max. 10 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
- dakhelling: van tenminste 65% van de bedrijfswoning min. 35° en max. 60°.  
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Gezamenlijk bebouwingsoppervlakte   max. 75 m2 per bedrijfswoning  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Situering   zowel binnen als buiten het bouwvlak  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn   max. 1 m  
Bouwhoogte lichtmasten   max. 6 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan ingevolge het bepaalde in lid 7.1 is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan ingevolge het bepaalde in lid 7.1 onder c. is toegestaan;
  • c. het gebruik van gronden voor opslag, behoudens ter plaatse van het bouwvlak dan wel ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.
7.3.2 Perceelsoppervlakte

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwperceel' bedraagt de oppervlakte van het bouwperceel per bedrijf minimaal 800 m2 en maximaal 5.000 m2.

7.3.3 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - voorwaardelijke verplichting' is het in gebruik nemen van de nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing conform het inpassingsplan als opgenomen in Bijlage 3 Landschappelijke inpassing 't Bogtje is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 7.1 en lid 7.3.1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de in lid 7.1 onder a. en b. genoemde categorieën, mits:
    • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
    • 2. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
  • b. De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  • c. kamperen voor verenigingsleven, ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  • d. paden en wegen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • g. recreatief medegebruik.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepaling:

Bouwhoogte   max. 4 m  
Gezamenlijk bebouwingsoppervlakte   max. 20 m2  
Toegestane bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven'   uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van max. 2 m  

 

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
  • c. het aanleggen van verharde en halfverharde paden;
  • d. het graven of dempen van waterpartijen en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
8.3.2 Uitzonderingen

Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
8.3.3 Toelaatbaarheid

De in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bedrijfswoningen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • c. infrastructurele voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   max. 100%, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
Dakhelling   van tenminste 75% van het hoofdgebouw min. 35° en max. 60°  
9.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

Aantal bedrijfswoningen   max. één per bedrijf  
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

Situering   min. 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 75 m2 per bedrijfswoning  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. horecabedrijf;
  • c. recreatieve bewoning;
  • d. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • e. buitenopslag, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. bestaand wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' nieuwe woningen zijn toegestaan;
  • d. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • e. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. horeca in de categorieën A, B en C, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • g. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • h. detailhandel, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • i. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • j. een atelier, ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • k. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • l. infrastructurele voorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. tuinen, erven en terreinen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Kleine uitbouwen en balkons   de grens van het bouwvlak mag uitsluitend worden overschreden door kleine uitbouwen en balkons, onder de volgende voorwaarden:
- diepte: max. 0,85 m;
- breedte: max. 2,5 m.  
Bebouwingspercentage   max. 100% van het bouwvlak  
Aantal woningen   max. 1 per bouwvlak, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  
Bebouwingstypologie   Als een bebouwingstypologie is aangeduid ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke bouwaanduiding - open/halfopen';
- 'specifieke bouwaanduiding - open';
- 'specifieke bouwaanduiding - halfopen';
- 'specifieke bouwaanduiding - gesloten';
- 'gestapeld',
zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van de aangeduide bebouwingstypologieën toegestaan.  
Goothoogte   max. bestaand, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   max. bestaand, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'   is een onderdoorgang op de begane grond met een onbebouwde vrije hoogte van min. 3 m toegestaan  
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende bepalingen:

Situering   - min. 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
- bij vrijstaande hoofdgebouwen moet één zijstrook tot aan de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw vrij blijven van bebouwing.  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 75 m2 per woning  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
10.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan   max. 1 m  
Bouwhoogte lichtmasten   max. 6 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. horecabedrijf, anders ingevolge het bepaalde in lid 10.1 is toegestaan;
  • c. recreatieve bewoning;
  • d. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • e. buitenopslag, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • f. het anders gebruiken c.q. inrichten van de gronden dan als parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
10.3.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zoals opgenomen in Bijlage 5 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven, in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
  • d. Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.
  • e. Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, als op het bij het hoofdgebouw behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd.
  • f. Detailhandel is niet toegestaan.
  • g. Opslag buiten de gebouwen voor de activiteiten is niet toegelaten.
10.3.3 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – voorwaardelijke verplichting' is het gebruik van de gronden ten behoeve van woningen en een museum enkel toegestaan indien:

  • a. de hagen zoals opgenomen in Bijlage 7 worden behouden, hersteld en/of ontwikkeld met een minimale hoogte van 1,5 m;
  • b. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform het bepaalde in artikel 46.1.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het gebruik van de gronden binnen deze bestemming te wijziging in die zin dat er nieuwe woningen binnen de bestemming mogen worden opgericht, mits:

  • a. de woningen worden opgericht binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de diepte van de woningen, gemeten vanaf de voorgevel van de bebouwing, max. 12 bedraagt, met dien verstande dat bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen een diepte van max. 15 m is toegestaan mits de afstand tussen de achtergevel van het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens min. 6 m bedraagt;
  • c. het aantal woningen en de typologie van de woningen passen binnen het gemeentelijke woonbeleid, zoals neergelegd in de 'Woonvisie 2018-2023' als vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 19 december 2017. Als het gemeentelijke woonbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd of herzien, wordt rekening gehouden met deze wijziging dan wel herziening;
  • d. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • e. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • f. alle overtollige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
  • g. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, als bedoeld in artikel 46.1.
10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

10.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
10.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  • c. Als het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals bermen en beplanting;
  • b. paden;
  • c. in- en uitritten voor aangrenzende woondoeleinden, met dien verstande dat indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – afwijkende inrit' in- en uitritten worden gerealiseerd deze voor 2 aangrenzende woningen gecombineerd worden;
  • d. straatmeubilair;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. een bergbezinkbassin, ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';
  • h. een religieus bouwwerk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - religieus bouwwerk';
  • i. kunstwerken;
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

Toegestane gebouwen   uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen  
Gezamenlijk bebouwingsoppervlakte   max. 20 m2  
Bouwhoogte   max. 4 m  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
11.2.2 Bergbezinkbassin

Voor het bouwen van een bergbezinkbassin gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
11.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte   max. 4 m  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 voor:   mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
het bouwen van een bergbezinkbassin   a. de oppervlakte bedraagt max. 1.000 m2;
b. de bouwhoogte bedraagt max. 2 m.  
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden voor parkeren.

11.4.2 Voorwaardelijke verplichting inritten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – afwijkende inrit' is de realisatie en het gebruik van inritten zoals bepaald in lid 11.1 onder c uitsluitend toegestaan als de inrit voor 2 aangrenzende woningen wordt gecombineerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
11.5.2 Uitzonderingen

Het in 11.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
11.5.3 Toelaatbaarheid

De in 11.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 12 Groen - Landschappelijke inpassing

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en/of instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting, zoals een houtsingel, ten behoeve van de landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:

Toegestane bebouwing   uitsluitend erfafscheidingen in de vorm van een open constructie met een bouwhoogte van max. 1 m  
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 12.4.1 onder c.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. kappen en /of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het ophogen, verlagen, afgraven en egaliseren van de bodem;
  • c. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakte-verhardingen;
  • d. werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding beogen of gevolgen hebben conform de Keur van het beherende waterschap;
  • e. het bebossen van gronden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.
12.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekentis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
12.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. al door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 12.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  • b. de in 12.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatskundige doeleinden;
  • c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 12.4.1 sub d. winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterloop c.q. waterhuishoudkundige voorziening.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in de categorieën A, B en C, met dien verstande dat horeca in categorie A is uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca uitgesloten – horeca van categorie A';
  • b. horeca in categorie D, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie D';
  • c. horeca in categorie E, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie E';
  • d. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. wonen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping';
  • f. terras;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. tuinen, erven en terreinen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   max. 100% van het bouwvlak, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
Dakhelling   van tenminste 75% van het hoofdgebouw min. 35° en max. 60°  
13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

Aantal bedrijfswoningen   max. één per bedrijf  
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Niet-inpandige bedrijfswoningen   - goothoogte max. 6 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
- bouwhoogte max. 10 m, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.  
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

Situering   min. 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 75 m2 per bedrijfswoning  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
13.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde geval c.q. het verlengde daarvan   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. horecabedrijf, anders ingevolge het bepaalde in lid 13.1 is toegestaan;
  • c. recreatieve bewoning;
  • d. detailhandel;
  • e. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • f. buitenopslag, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 13.1 onder b. en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie E' de bedrijven tevens mogen worden uitgeoefend op de verdieping, mits:

  • a. de uitbreiding van het gebruik plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de uitbreiding van het gebruik niet leidt tot een groter bezoekersaantal;
  • c. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. bedrijfswoningen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   max. 100% van het bouwvlak  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
Dakhelling   van tenminste 75% van het hoofdgebouw min. 35° en max. 60°  
14.2.2 (Bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende bepalingen:

Aantal bedrijfswoningen   max. één per bedrijf  
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Niet-inpandige bedrijfswoningen   - goothoogte max. 6 m;
- bouwhoogte max. 10 m.  
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 30 m2  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. horecabedrijf;
  • c. detailhandel;
  • d. recreatieve bewoning;
  • e. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • f. buitenopslag, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
  • b. zakelijke dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - zakelijke dienstverlening op de begane grond';
  • c. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. wonen op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdieping';
  • e. een medisch centrum, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - medisch centrum';
  • f. uitsluitend verenigingsleven met daaraan ondergeschikt kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  • g. ondergeschikte horeca;
  • h. infrastructurele voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. tuinen, erven en terreinen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   max. 100% van het bouwvlak, tenzij anders aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   zowel binnen als buiten het bouwvlak  
Gezamenlijk bebouwingsoppervlakte   max. 150 m2, voor zover buiten het bouwvlak gesitueerd, met dien verstande dat de oppervlakte van een fietsenstalling buiten het bouwvlak maximaal 60 m2 mag bedragen  
Bouwhoogte   max. 3 m, voor zover buiten het bouwvlak gesitueerd  
15.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

Aantal bedrijfswoningen en situering   max. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Niet-inpandige bedrijfswoningen   - max. goothoogte: zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
- max. bouwhoogte: zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.  
15.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 60 m2 per bedrijfswoning  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5 m  
15.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de we gekeerde gevel   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, behoudens het bepaalde in 15.1 onder f;
  • b. recreatieve bewoning, behoudens het bepaalde in 15.1 onder f;
  • c. het gebruiken van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' voor permanente bewoning;
  • d. horeca anders dan ondergeschikt;
  • e. detailhandel;
  • f. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • g. buitenopslag, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
15.4.2 Uitzonderingen

Het in 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
15.4.3 Toelaatbaarheid

De in 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden.

15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
15.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

15.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 15.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
15.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 15.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  • c. Als het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. doeleinden van lijkbezorging;
  • b. infrastructurele voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 30 m2  
Bouwhoogte   max. 3 m  
Columbarium   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - columbarium'
- goothoogte: max. 2,5 m;
- bouwhoogte: max. 5,5 m.  
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
16.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
16.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

16.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding worden van dit plan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
16.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 16.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  • c. Als het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

Artikel 17 Recreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. evenementen;
  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 150 m2  
Goothoogte   max. 3 m  
Bouwhoogte   max. 4,5 m  
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 3 m  

Artikel 18 Recreatie - Recreatiewoning

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de zin van recreatiewoningen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan   max. 1 m  
Carports/overkappingen   - max. drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen;
- als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel;
- max. 1 carport per bouwperceel;
- uitsluitend achter de voorgevelrooilijn, of max. 1 m vóór de voorgevelrooilijn als de voortuin een diepte heeft van min. 3 m;
- bouwhoogte max. 3,2 m;
- oppervlakte max. 30 m2;
- de oppervlakte van de carport wordt in mindering gebracht op de totale bebouwingsoppervlakte.  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 3 m  

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen voor het kamperen in groepsverband;
  • b. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. parkeervoorzieningen.
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingspercentage   max. 100% van het bouwvlak  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
Dakhelling   min. 35º en max. 60º  
19.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'  
Aantal bedrijfswoningen   max. één per bedrijf  
Niet-inpandige bedrijfswoningen   - goothoogte max. 6 m;
- bouwhoogte max. 10 m.  
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte   max. 75 m2 per bedrijfswoning  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • c. ondergeschikte horeca;
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. terreinen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Bebouwingsoppervlakte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
20.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

Bebouwingsoppervlakte   max. 20 m2 per bijbehorend bouwwerk, met een maximum gezamenlijk oppervlak van 60 m2  
Bouwhoogte   max. 3 m  
20.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel   max. 1 m  
Schutsbomen

 
- situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schutsboom';
- bouwhoogte: max. 13 m.  
Lichtmasten   - situering: uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding lichtmast - 1, 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast - 2' en 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast 3';
- bouwhoogte: max. 4 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast -' 1', max. 12 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast 2' en max. 15 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast 3'.  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
20.3 Specifieke gebruiksregels
20.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken voor/als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. horeca anders dan ondergeschikt;
  • c. recreatieve bewoning;
  • d. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • e. buitenopslag, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik en dan niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
20.3.2 Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn maximaal 12 evenementen per jaar toegestaan.

Artikel 21 Tuin

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erven en terreinen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:

Gezamelijk bebouwingsoppervlakte   max. 30 m2  
Goothoogte   max. 3.2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 3 m  
Overkappingen   niet toegestaan  
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2.
21.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
21.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 21.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. de landschappelijke waarden;
  • b. de cultuurhistorische en historisch-stedenbouwkundige waarden.

Artikel 22 Verkeer

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer', uitsluitend een langzaamverkeersroute;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. straatmeubilair;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • g. een busstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation';
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. een gemaal, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

Oppervlakte   max. 20 m2  
Bouwhoogte   max. 4 m  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
22.2.2 Busstation

Voor het bouwen van een busstation gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation'  
Bouwhoogte   max. 4 m  
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de verkeersgeleiding en wegverlichting   max. 8 m  
Bouwhoogte beeldende kunstwerken   max. 5 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Evenementen

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn maximaal 12 evenementen per jaar toegestaan.

22.3.2 Parkeervoorzieningen bij horeca Dorpsplein 13, Lage Mierde

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' is parkeren ten behoeve van de aangrenzende horecavoorziening, op het perceel Dorpsplein 13 te Lage Mierde, niet toegestaan.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Werken en werkzaamheden

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
22.4.2 Uitzonderingen

Het in 22.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
22.4.3 Toelaatbaarheid

De in 22.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, zoals waterlopen en waterpartijen;
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op of in de voor 'Water' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

Bouwhoogte   max. 4 m  

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • c. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • d. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • f. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • g. zorgvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonzorgcomplex';
  • h. uitsluitend maximaal 6 zorgappartementen of een groepsaccommodatie met zorg voor maximaal 30 personen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgaccommodatie;
  • i. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • j. een bed & breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • k. opslag voor de uitoefening van een klusbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • l. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een beukenhaag met een minimale hoogte van 1,5 m, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beukenhaag';
  • m. behoud, herstel en/of ontwikkeling van een houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';
  • n. de instandhouding van de cultuurhistorisch waardevolle gracht, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gracht';
  • o. uitsluitend garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • p. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • q. een langzaam verkeer en calamiteitenpad, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer en calamiteitenpad';
  • r. ontsluiting in de vorm van een (toegangs)weg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • s. infrastructurele voorzieningen;
  • t. groenvoorzieningen;
  • u. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • v. tuinen, erven en terreinen.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Aantal wooneenheden   - max. bestaand aantal wooneenheden, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgaccommodatie': uitsluitend max. 6 zorgappartementen of een groepsaccommodatie met zorg voor max. 30 personen.  
Bebouwingstypologie   Als een bebouwingstypologie is aangeduid ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke bouwaanduiding - open/halfopen';
- 'specifieke bouwaanduiding - open';
- 'specifieke bouwaanduiding - halfopen';
- 'specifieke bouwaanduiding - gesloten';
- 'gestapeld';
zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van de aangeduide bebouwingstypologieën toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' max. 4 halfvrijstaande woningen zijn toegestaan, waar ten minste 1 vrijstaande woning tussen is gelegen.  
Situering   ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', waarbij de voorgevel van het hoofdgebouw op de gevellijn dient te worden gebouwd of ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende gevellijn' de voorgevel van het hoofdgebouw max. 5 meter achter de gevellijn mag worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' maximaal 4 woningen in dezelfde voorgevelrooilijn mogen worden gesitueerd, waarbij de aangrenzende woningen min. 1 meter en max. 5 meter achter de voorgevelrooilijn moeten afwijken;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' de voorgevel van aangrenzende woningen ten minste 1,5 meter moet verspringen.  
Erkers, balkons en luifels   de gevellijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, onder de volgende voorwaarden:
a. diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw: max. 1,5 m;
b. afstand tot de openbare weg: min. 2 m;
c. bouwhoogte: max. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
d. breedte: max. 50% van de breedte van de voorgevel.  
Afstand tot zijdelingse perceelsgrens   - vrijstaande woningen: aan beide zijden min. 3 m;
- halfvrijstaande en geschakelde woningen: aan één zijde min. 3 m;
- aaneengebouwde woningen: alleen bij de eindwoning min. 3 m.  
Diepte   max. 12 m, met dien verstande dat:
- bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen een diepte van max. 15 m is toegestaan;
- bij patiowoningen een diepte van max. 18 m is toegestaan;
- de afstand tussen de achtergevel van het hoofdgebouw en de achterste perceelsgrens min. 6 m bedraagt.  
Breedte   max. 12 m per woning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 5' is een breedte van max. 16 m toegestaan, met dien verstande dat de max. oppervlakte van de woning 180 m2 bedraagt.  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)',
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de goothoogte voor minimaal 75% van de gootomtrek maximaal 3,5 m mag bedragen en de goothoogte voor maximaal 25% van de gootomtrek maximaal 4,5 m mag bedragen.  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', met dien verstande dat:
- bij patiowoningen een dakopbouw of tweede bouwlaag voor maximaal 60% van het hoofdgebouw van is toegestaan en deze gelegen is aan de voorzijde van de woning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 5' waar een dakopbouw of tweede bouwlaag op het volledige hoofdgebouw is toegestaan.  
Dakhelling   van tenminste 65% van het hoofdgebouw min. 35° en max. 60°, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' het hoofdgebouw geheel plat mag worden afgedekt;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – afwijkende dakhelling' max. 60° dan wel geheel of gedeeltelijk plat;
- patiowoningen geheel of gedeeltelijk plat mogen worden afgedekt.  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gracht'   bebouwing niet toegestaan  
24.2.2 Bijbehorende bouwwerken (inclusief 1 carport en overkappingen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (inclusief 1 carport en overkappingen) gelden de volgende bepalingen:

Situering   - min. 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
- bij vrijstaande hoofdgebouwen moet één zijstrook tot aan de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw vrij blijven van bebouwing;
- bij patiowoningen moet achter de achtergevel een oppervlakte van min. 12 m2 vrij blijven van bebouwing;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 4' uitsluitend achter de gevellijnen en het verlengde daarvan.  
Gezamenlijk bebouwingspercentage-/oppervlakte   - max. 50% van het bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen' tot een maximum van 150 m2, met dien verstande dat op bouwpercelen groter dan 1.000 m2 een maximum van 200 m2 is toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' is een maximum van 350 m2 toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' is op het gehele perceel een maximum van 300 m² toegestaan.  
Oppervlakte binnen toegestane diepte en breedte hoofdgebouwen   het deel wat binnen de, volgens artikel 24.2.1, toegestane diepte en breedte van het hoofdgebouw valt, wordt niet in mindering gebracht op het totaal oppervlakte van toegestane bijhorende bouwwerken, overkappingen en carport  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m, met dien verstande dat indien gebouwd wordt in de perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 3' max. 3,2 m in de perceelsgrens en van daaraf in gelijke mate met de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag toenemen tot max. 5,5 m.  
Carport   - max. drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen;
- als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel;
- max. 1 carport per bouwperceel;
- uitsluitend achter de voorgevelrooilijn, of max. 1 m vóór de voorgevelrooilijn als de voortuin een diepte heeft van min. 3 m;
- bouwhoogte max. 3,2 m;
- oppervlakte max. 30 m2;
- de oppervlakte van de carport wordt in mindering gebracht op de totale bebouwingsoppervlakte.  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   bebouwing uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gracht'   bebouwing niet toegestaan  
24.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Carport en overkappingen   in dit artikel uitgeloten, omdat deze vallen onder artikel 24.2.2  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
Zwembaden   afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: min. 1 m  
Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'   uitsluitend toegestaan als de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezige beeldbepalende waarde niet wezenlijk wordt aangetast  
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gracht'   bebouwing niet toegestaan  
24.2.4 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' gelden de volgende bepalingen:

Oppervlakte   max. 20 m2 per garagebox  
Bouw- en goothoogte   max. 3 m  
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijking voor het realiseren van 1 extra woning binnen een bestaande woning

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' of 'specifieke bouwaanduiding – woonboerderij' een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 24.2.1 en het realiseren van 1 extra woning binnen een bestaande woning mogelijk maken, onder voorwaarden dat:

  • a. de cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de woonboerderij behouden blijven, waarbij advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige;
  • b. de woning past binnen het gemeentelijke woonbeleid, zoals neergelegd in de 'Woonvisie 2018-2023' als vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 19 december 2017. Als het gemeentelijke woonbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd of herzien, wordt rekening gehouden met deze wijziging dan wel herziening;
  • c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • d. iedere woning, na splitsing, een inhoud heeft van ten minste 350 m3;
  • e. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan;
  • f. er een kwaliteitsverbetering van het landschap plaatsvindt;
  • g. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, als bedoeld in artikel 46.1.
24.4 Specifieke gebruiksregels
24.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden voor het stallen van één of meer (sta)caravans.

24.4.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zoals opgenomen in Bijlage 5 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven, in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' een aan huis verbonden bedrijf in de vorm van remedial teaching en een administratiekantoor zijn toegestaan met een omvang van maximaal 200 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
  • d. Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.
  • e. Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, als op het bij het hoofdgebouw behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd.
  • f. Detailhandel is niet toegestaan.
  • g. Opslag buiten de gebouwen voor de activiteiten is niet toegelaten.
24.4.3 Opslag

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is opslag voor de uitoefening van een klusbedrijf toegestaan, zonder dat ter plaatse goederen worden bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld.

24.4.4 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' is het gebruik conform het bepaalde in lid 24.1 uitsluitend toegestaan als het beplantingsplan zoals weergegeven in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Kom Reusel 'herziening Wilhelminalaan 87a, oktober 2014' is gerealiseerd en de (erf)beplanting duurzaam in stand wordt gehouden.

24.4.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorwaardelijke verplichting parkeren' is het gebruik conform het bepaalde in lid 24.1 uitsluitend toegestaan als:

  • a. op eigen terrein 28 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • b. van deze parkeerplaatsen minimaal 8 openbaar zijn;
  • c. ter compensatie de 5 bestaande parkeerplaatsen, die met deze ontwikkeling vervallen, elders op acceptabele afstand worden gerealiseerd en duurzaam in stand worden gehouden;
  • d. binnen 4 weken na realisatie van het appartementencomplex de uitvoering van de compensatie van de 5 vervallen parkeerplaatsen gereed is.
24.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.1 voor het realiseren van kleinschalig logeren (o.a. bed & breakfast) als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De logeereenheden dienen een plek te krijgen binnen de bestaande bebouwing.
  • b. Het totaal aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 5.
  • c. De totale oppervlakte voor logeereenheden mag niet meer dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte bedragen tot een maximum van 150 m².
  • d. Er moet sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • e. Omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt als gevolg van het kleinschalig logeren.
  • f. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 46.1.
24.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.6.1 Monumentale boom
  • a. Werken en werkzaamheden:

Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

    • 1. het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg kunnen hebben;
    • 2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 3. het aanleggen of aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
  • b. Uitzonderingen:

Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    • a. het normale onderhoud betreffen;
    • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
  • c. Toelaatbaarheid:

De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden.

24.6.2 Cultuurhistorisch waardevolle gracht
  • a. Werken en werkzaamheden:

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gracht' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

    • 1. het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en/of afgraven van gronden;
    • 2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt het woelen en draineren;
    • 3. het planten van diepwortelende bomen en andere beplanting;
    • 4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of waterbassins.
  • b. Uitzonderingen:

Het onder a. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. Toelaatbaarheid:

De onder a. genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

24.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.7.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' geheel of gedeeltelijk te slopen.

24.7.2 Uitzonderingen

Het in lid 24.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
24.7.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 24.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  • c. Als het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

Artikel 25 Wonen - Bio

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bio' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. speelvoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende bepalingen:

Woningen   dienen gerealiseerd te worden conform de gestelde beeldkwaliteitscriteria uit Bijlage 6.  
Afstand tot de as van de openbare weg   min. 15 m  
Afstand tot de bouwperceelsgrens   min. 5 m  
Breedte bouwperceel   min. 15 m  
25.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

Aantal wooneenheden   max. 1 woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een afwijkend aantal is aangegeven  
Inhoud woning   max. 750 m3  
Bebouwingstypologie   Als een bebouwingstypologie is aangeduid ter plaatse van de aanduiding:
- 'specifieke bouwaanduiding - open/halfopen';
- 'specifieke bouwaanduiding - open';
- 'specifieke bouwaanduiding - halfopen';
- 'specifieke bouwaanduiding - gesloten';
- 'gestapeld';
zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van de aangeduide bebouwingstypologieën toegestaan.  
Situering   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', waarbij de voorgevel van het hoofdgebouw op de gevellijn moet worden gebouwd  
Erkers, balkons en luifels   de gevellijn mag uitsluitend worden overschreden met een erker, balkon of luifel, onder de volgende voorwaarden:
a. diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw: max. 1,5 m;
b. afstand tot de openbare weg: min. 2 m;
c. bouwhoogte: max. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
d. breedte: max. 50% van de breedte van de voorgevel.  
Afstand tot zijdelingse perceelsgrens   - vrijstaande woningen: aan beide zijden min. 3 m;
- halfvrijstaande en geschakelde woningen: aan één zijde min. 3 m;
- aaneengebouwde woningen: alleen bij de eindwoning min. 3 m.  
Goothoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)'  
Bouwhoogte   zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'  
Dakhelling   min. 35° en max. 60°  
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken (inclusief 1 carport en overkappingen)

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (inclusief 1 carport en overkappingen) gelden de volgende bepalingen:

Situering   - min. 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
- afstand tot het hoofdgebouw: max. 20 m.  
Gezamenlijk(e) bebouwingspercentage-/oppervlakte   max. 150 m2 per woning  
Carports   - max. drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen;
- als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel;
- max. 1 carport per bouwperceel;
- uitsluitend achter de voorgevelrooilijn, of max. 1 m vóór de voorgevelrooilijn als de voortuin een diepte heeft van min. 3 m;
- bouwhoogte max. 3,2 m;
- oppervlakte max. 30 m2;
- de oppervlakte van de carport wordt in mindering gebracht op de totale bebouwingsoppervlakte.  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5,5 m  
25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

Carport en overkappingen   in dit artikel uitgeloten, omdat deze vallen onder artikel 25.2.3  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel   max. 1 m  
Bouwhoogte kleinschalige windmolens   max. 12 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
Onoverdekte zwembaden   - uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de woning;
- afstand tot de woning: max. 20 m;
- afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens: min. 2 m;
- oppervlakte: max. 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 m2.  
25.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:   voor:   mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
lid 25.2.1   het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de openbare weg   het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid worden niet aangetast  
lid 25.2.3   het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 20 m van het hoofdgebouw   dit is noodzakelijk in verband met een doelmatige inrichting van het perceel  
lid 25.2.4   het bouwen van kleinschalige windmolens tot een bouwhoogte van max. 15 m.   -  

25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden voor het stallen van één of meer (sta)caravans.

25.4.2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Binnen de bestemming ‘Wonen - Bio’ is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zoals opgenomen in Bijlage 5 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven, in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
  • d. Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.
  • e. Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, als op het bij het hoofdgebouw behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd.
  • f. Detailhandel is niet toegestaan.
  • g. Opslag buiten de gebouwen voor de activiteiten is niet toegelaten.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.1 voor het realiseren van kleinschalig logeren (o.a. bed & breakfast) als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De logeereenheden dienen een plek te krijgen binnen de bestaande bebouwing.
  • b. Het totaal aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 5.
  • c. De totale oppervlakte voor logeereenheden mag niet meer dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte bedragen tot een maximum van 150 m².
  • d. Er moet sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • e. Omringende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt als gevolg van het kleinschalig logeren.
  • f. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 46.1.

Artikel 26 Wonen - Woonwagenstandplaats

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens;
  • b. standplaatsen;
  • c. parkeren;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Woonwagens

Voor het bouwen van woonwagens gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Aantal woonwagens   max. één per bouwvlak  
Bouwhoogte   max. 5 m  
26.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

Situering   uitsluitend binnen het bouwvlak  
Gezamenlijke bebouwingsoppervlakte per woonwagen   max. 20 m2, met dien verstande dat:
1.de gezamenlijke oppervlakte van een standplaats voor max. 50% mag worden bebouwd;
2. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk max. 12 m bedraagt.  
Goothoogte   max. 3,2 m  
Bouwhoogte   max. 5 m  
26.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

Situering   zowel binnen als buiten het bouwvlak  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen   max. 2 m  
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel   max. 1 m  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 4 m  
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:   voor:   mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
lid 26.2.2    het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woonwagen tot max. 30 m2, voor zover de gezamenlijke oppervlakte van bebouwing op de standplaats max. 120 m2 bedraagt   er blijft een onbebouwde en onoverdekte aaneengesloten ruimte van ten minste 25 m2 over  
lid 26.2.3   het vergroten van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot max. 3 m   a. de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige structuur worden in acht genomen;
b. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.  
26.5 Specifieke gebruiksregels
26.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van de grond voor opslag van grote obstakels als boten, caravans e.d. alsmede van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of andere handels- en/of bedrijfsdoeleinden.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
26.6.1 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in lid 26.1 en lid 26.5.1 en een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zoals opgenomen in Bijlage 5 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan huis verbonden beroepen en bedrijven, in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie toestaan, mits:

  • a. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30 m2.
  • b. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
  • c. De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
  • d. Het gebruik is naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming en het betreft geen publieksgerichte voorzieningen.
  • e. Het onttrekken van (een deel van) het bij de desbetreffende hoofdgebouw behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, als op het bij het hoofdgebouw behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd.
  • f. Detailhandel is niet toegestaan.
  • g. Opslag buiten de gebouwen voor de activiteiten is niet toegelaten.

Artikel 27 Wonen - Uit te werken

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. grondgebonden woningen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. speelvoorzieningen.
27.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 27.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Voor het uitwerken van het uitwerkingsgebied wordt aangesloten op de bestemmingsregels van de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Wonen - Bio' zoals opgenomen in onderhavig plan en de op de verbeelding aangegeven maatvoeringen en bouwaanduidingen.
  • b. In het uitwerkingsplan moet een verantwoording plaatsvinden dat de planologisch relevante (milieu)aspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van het plangebied, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: bodem, water, flora en fauna, wegverkeerslawaai, archeologie en cultuurhistorie, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid en kabels en leidingen.
  • c. De goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • e. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 12.
  • f. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij moet worden voldaan aan het beleid zoals opgenomen 'Module 8. Ruimtelijke Ontwikkelingen' van het 'Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP)' d.d. 19 september 2017, dan wel als dit beleid wordt gewijzigd of herzien, aan het actuele beleid.
  • g. Voor het gebied moet een uitwerkingsplan worden opgesteld rekening houdend met de overige bepalingen zoals opgenomen in onderhavig lid.

Artikel 28 Leiding - Riool

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de ondergrondse rioolleidingen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.

28.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse rioolleidingen.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 28.2 voor het bouwen voor de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat:

  • a. het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding wordt gewaarborgd;
  • b. het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
28.4.2 Uitzonderingen

Het in 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke het normale onderhoud van leidingen betreffen.
28.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de rioolleiding zijn gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 28.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 1

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van een archeologisch monument.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 2

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

30.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
30.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 30.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
30.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 30.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 30.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 3

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

31.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 250 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
31.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 31.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
31.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 31.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 31.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
31.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 4.1

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

32.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4.1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
32.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 32.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
32.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 32.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 32.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
32.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 4.2

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4.2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

33.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4.2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder maaiveld.
33.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 33.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
33.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 33.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
33.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 5.1

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie 5.1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

34.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5.1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 2.500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m onder maaiveld.
34.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 34.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
34.3.3 Toelaatbaarheid

De in lid 34.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
34.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 35 Waarde - Archeologie 5.2

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5.2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

35.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5.2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 2.500 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m onder maaiveld.
35.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 35.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
35.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 35.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 35.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
35.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 6

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

36.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen moet de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25.000 m² en een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld, een rapport overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is geen rapportage vereist in geval van herbouw op dezelfde locatie.
  • c. Als uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
    • 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
    • 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • d. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder b genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • e. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • f. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint zij schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 25.000 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (waaronder begrepen het aanleggen van drainage) dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplantingen, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • c. het egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • h. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,4 m onder maaiveld.
36.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 36.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek of het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. op de bestaande fundering of binnen een afstand van niet meer dan 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk worden uitgevoerd;
  • e. plaatsvinden binnen een bouwvlak.
36.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 36.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, als op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Als uit het rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de onder a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
  • c. Een rapport is niet noodzakelijk als naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 36.3.1 wint deze schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
36.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een bestemmingsvlak:
    • 1. naar ligging wordt verschoven;
    • 2. naar omvang wordt vergroot of verkleind;
    • 3. wordt verwijderd;
    • 4. van bestemming wijzigt door de oppervlaktes en de dieptes, vanaf wanneer de bepalingen van toepassing zijn, aan te passen;
    • 5. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
  • b. Alvorens de wijzigingen als bedoeld onder a worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 37 Waarde - Cultuurhistorie

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (beplantingspatronen).

37.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, met daarop beschermde rijksmonumenten en beeldbepalende panden, mag slechts worden gebouwd als en voor zover dat nodig is voor het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande, dat:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, bepaalt door kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, dat met inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd in het besluit tot aanwijzing van de rijks- en gemeentelijke monumenten.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas voor zover niet gelegen binnen een bouwperceel;
  • b. het kappen en/of rooien van bomen en houtgewas;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden over een oppervlakte groter dan 0,25 hectare, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
  • d. het aanleggen van voorzieningen voor het recreatief medegebruik;
  • e. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen;
  • f. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend als dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft.
37.3.2 Uitzonderingen

Het in 37.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
37.3.3 Toelaatbaarheid

De in 37.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.

37.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
37.4.1 Slopen

Het is verboden de bebouwing binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen.

37.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 37.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
37.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 37.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  • c. Als het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorisch ensemble

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en versterking van het cultuurhistorisch waardevol ensemble bestaande uit het boerenerf met daarop de woonboerderij en Vlaamse schuur.

38.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden mag slechts worden gebouwd als:

  • a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming;
  • b. wordt voldaan aan de waarden zoals genoemd in artikel 38.1 .
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden, op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch ensemble' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. veranderingen aan te brengen in de aanwezige stedenbouwkundige/landschappelijke structuur;
  • b. geheel of gedeeltelijk het planten of rooien van bomen, bosschages, houtwallen en singels.
38.3.2 Uitzonderingen

Het in 38.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. al legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
38.3.3 Toelaatbaarheid

De in 38.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden van de gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 39 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene bouwregels

40.1 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen bouwwerken op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

40.2 Ondergronds bouwen
  • a. Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.

Artikel 41 Algemene gebruiksregels

41.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik voor wonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning.

Artikel 42 Algemene aanduidingsregels

42.1 overige zone - Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone
42.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone' zijn de gronden tevens aangewezen voor de instandhouding van natuurwetenschappelijke of ecologische waarden teneinde de toekomstig te realiseren ecologische verbindingszones niet onmogelijk te maken.

42.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Werken en werkzaamheden:

Het is verboden op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2 uit te voeren of te laten uitvoeren.

  • b. Uitzonderingen:

Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    • 1. het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen overeenkomstig de bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. krachtens een verleende vergunning al in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning al mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. binnen een bouwvlak plaatsvinden;
  • c. Toelaatbaarheid:
    • 1. De onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als verzekerd is dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwetenschappelijke of ecologische waarden;
    • 2. De onder a. genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend als het uitvoeren of laten uitvoeren van de oppervlakteverhardingen noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsvoering.
42.2 veiligheidszone - lpg

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

43.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van:

  • a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes voor de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. voor kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20,00 m;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • f. de regels voor de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 5 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen 2,50 m;
  • g. de onder a. tot en met f. genoemde omgevingsvergunningen voor afwijking kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie; en
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
43.2 Afwijking voor het toestaan van een grotere bouwhoogte voor het plaatsen van windmolens

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor het toestaan van een grotere bouwhoogte voor het plaatsen van windmolens op of achter gebouwen, mits:

  • a. voldaan wordt aan de voorwaarde dat de bouwhoogte van de totale constructie (inclusief draaiende onderdelen) op gebouwen maximaal 25% van de totale hoogte van het gebouw bedraagt, tot een maximum van 5 m;
  • b. voldaan wordt aan de voorwaarde dat de bouwhoogte van de totale constructie (inclusief draaiende onderdelen) op het maaiveld maximaal 12,5 m bedraagt;
  • c. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
  • d. het woon- en leefmilieu niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

44.1 wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied', in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen' en er bouwmogelijkheden ontstaan voor de bouw van woningen, mits:

  • a. het aantal woningen en de typologie van de woningen passen binnen het gemeentelijke woonbeleid, zoals neergelegd in de 'Woonvisie 2018-2023' als vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 19 december 2017. Als het gemeentelijke woonbeleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd of herzien, wordt rekening gehouden met deze wijziging dan wel herziening;
  • b. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  • c. dit inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 24.2;
  • e. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, als bedoeld in artikel 46.1.

Artikel 45 Algemene procedureregels

45.1 Procedure nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. de aanvraag of het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit.

Artikel 46 Overige regels

46.1 Parkeren en laden en lossen
  • a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik moet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden.
  • b. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. als wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in 'Module 8. Ruimtelijke Ontwikkelingen' van het 'Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP)' d.d. 19 september 2017, dan wel als dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd of herzien, wordt voldaan aan het actuele beleid op het moment dat de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend.
  • c. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik moet, als het beoogde gebruik van een bouwwerk en/of gronden aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort, en vervolgens in stand worden gehouden.
  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en c. als bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat anderszins is geborgd dat onevenredige parkeeroverlast en onevenredige verkeersoverlast als gevolg van het laden en lossen van goederen in het openbaar gebied wordt voorkomen.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 47 Overgangsrecht

47.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
47.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 48 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied 2018'

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Reusel-De Mierden van d.d. 18 december 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan:

'Stedelijk gebied 2018'.

Mij bekend,

de raadsgriffier der gemeente Reusel-De Mierden