direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Twee windturbines Eemshaven
Status: ontwerp
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.PB032x6MW-0201

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan 3 (POP)

Dit Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POP) bevat het ruimtelijke beleid voor de provincie Groningen. Het plan is strategisch van aard en gaat over de kwaliteit, de inrichting en het beheer van de leefomgeving. Het POP is allereerst richtinggevend voor de provincie zelf en daarnaast kaderstellend voor gemeenten en waterschappen.

De drie uitgangspunten van de provincie zijn een duurzame leefomgeving, het handhaven en versterken van het eigen karakter en sterke steden en een vitaal platteland voor huidige en toekomstige generaties.

Het POP vervult verschillende functies tegelijk. Allereerst is het de ruimtelijke structuurvisie vanuit de Wro. Tegelijkertijd vervult het ook de functie van het milieubeleidsplan (Wmb), het mobiliteitsplan (Planwet verkeer en vervoer) en het waterhuishoudingplan (Wet op de waterhuishouding). Het plan is tevens grondwaterbeheerplan (Grondwaterwet) en voldoet ook aan de eisen van de voorgestelde Waterwet. Daarnaast zijn er onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, cultuur en welzijn, voor zover ruimtelijk relevant.

Het POP is opgedeeld in drie hoofdonderdelen: Visie, Beleid en Gebiedsopgaven.

Visie: Energiek Groningen

De provincie Groningen wil zichzelf nationaal en internationaal positioneren als voorloper op energiegebied en een forse bijdrage leveren aan Europese en nationale energie- en klimaatdoelen. Dit zijn doelen voor toepassing van hernieuwbare energie en biotransportbrandstoffen, energiebesparing en vermindering van de CO2-uitstoot. De energietransitie staat daarbij centraal: het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen door energiebesparing, de inzet van duurzame energie en het verhogen van de efficiency. Het doel is dat er binnen vijftig jaar sprake is van een duurzame energievoorziening. Om deze ambitie waar te kunnen maken, wil de provincie volop ruimte bieden aan bestaande en nieuwe energie(gerelateerde) bedrijven, nieuwe energie-infrastructuur, energietechnieken en de doorontwikkeling van bestaande technieken die bijdragen aan de overgang naar duurzame energiebronnen. Het cluster van energiebedrijvigheid wordt in de provincie verder uitgebreid en met de bedrijven wordt toegewerkt naar een duurzame energiehuishouding.

De provincie wil vooral inzetten op energiebesparing, duurzame energie, biotransportbrandstoffen en duurzame mobiliteit, schone fossiele energie en het ontwikkelen van energiekennis en -innovatie.

In de visie geeft de provincie ook aan dat de ontwikkelingen voor de omgeving ook landschappelijke gevolgen zullen hebben bij de aanleg van energie-infrastructuur.

Beleid: Energiek Groningen

Het beleid van de provincie spitst zich toe op duurzaamheid in het algemeen, de energie-infrastructuur in Groningen, een mindere uitstoot van broeikasgassen, vervanging van fossiele brandstoffen. Een van de thema's hierbinnen is Windenergie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.PB032x6MW-0201_0001.png"

Figuur 1: energie in Groningen, bron: POP

Windenergie

Windturbineparken

In de provincie wordt de komende tien jaar tenminste 750 megawatt (inclusief de bestaande capaciteit) aan windenergie gerealiseerd, als bijdrage aan de nationale doelstelling voor de korte termijn.

Om het landschap te beschermen wordt de grootschalige productie van windenergie in een aantal windturbineparken geconcentreerd. De opwekking van windenergie wordt gezien als een industriële activiteit die thuishoort op of nabij bedrijventerreinen.

De beschikbare ruimte op de aangewezen parken in de Eemshaven, Delfzijl en langs de N33 (bij Veendam/Menterwolde) kan hiervoor worden benut. Ook is op enkele locaties zoekruimte gereserveerd voor de aanleg van toekomstige windturbineparken.

De locaties zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening (artikel 4.13). Andere locaties voor grootschalige productie van windenergie zijn daarmee uitgesloten.

Inrichtingseisen voor windturbineparken.

Bij de inrichting van de windturbineparken moet in het algemeen rekening worden gehouden met:

  • optimale benutting van de plaatsingsmogelijkheden voor windturbines binnen de aangewezen parken, die geconcentreerd zijn bij industriegebieden;
  • saneren en vervangen van bestaande windturbines in parken in verband met technische ontwikkelingen en schaalvergroting;
  • natuurbelangen, met name de invloed van en op het Waddengebied en de Vogelrichtlijn;
  • landschappelijke inpassing;
  • milieueffecten op de gebouwde omgeving, met name geluid;
  • landbouwbelangen;
  • aansluiting op het electriciteitstransportnet.

In het PlanMER is aangegeven dat de windturbineparken een grote invloed op het landschap hebben. Daarom moet voldoende zorg worden besteed aan inpassing van de windturbines in de structuur van het landschap. Het windturbinepark bij de Eemshaven kan negatieve effecten hebben op bepaalde diersoorten (vogels). Bij de nadere uitwerking van het park moet worden nagegaan hoe deze soorten kunnen worden beschermd en/of hoe compensatie van (resterende) schade aan de natuur kan worden geboden.

Afmetingen van windturbines

Binnen de windturbineparken is de ashoogte van windturbines niet aan een maximum gebonden. Daarbuiten zijn alleen turbines met een maximale ashoogte van 15 meter toegestaan. De wieklengte mag niet meer bedragen dan tweederde van de ashoogte. Regels voor de plaatsing en afmetingen van windturbines zijn in de provinciale Omgevingsverordening opgenomen (artikel 4.13).

2.3.2 Standpuntbepaling plaatsing 25 MW windpark, 1992

In deze standpuntbepaling geven Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen twee locaties aan voor de plaatsing van een 25 MW-project, namelijk de gebieden langs de zeewering van de Eemshaven (circa 30 molens) en het zeehavenkanaal bij Delfzijl (circa 40 molens). Binnen de twee locaties wordt nog enige flexibiliteit voor plaatsing aangehouden.

Evaluatieverslag Windrichting, 1997

In dit rapport wordt het plaatsingsbeleid van de provincie Groningen geëvalueerd. Geconstateerd wordt dat in de Eemshaven nog mogelijkheden zijn om windturbines te plaatsen. Hiervoor is planologische ruimte. Er worden twee ruimtelijke uitbreidingen van de Eemshaven aangegeven: de polder ten zuiden van de Eemshaven (Oostpolder) en de Emmapolder. Conclusie uit het verslag is dat het gevoerde concentratiebeleid en daarbij aangebrachte koppeling van grootschalige parken aan industrieterreinen wordt gesteund.


Er worden twee belangrijke beleidsvoorstellen gedaan: geen hoogtebeperking opnemen voor de centrale windparken in de Eemshaven en Delfzijl en het toestaan van de uitbreiding in zuidelijke richting van het windpark Eemshaven.

2.3.3 Energienotitie Provincie Groningen, 1998

Met deze energienotitie verkent de provincie de mogelijke kaders, doelstellingen en instrumenten voor een provinciaal energiebeleid.

Er worden vijf hoofddoelstellingen voor energiebeleid geformuleerd:

  • Energie-efficiëntieverbetering in de sectoren industrie, verkeer en vervoer, diensten en midden en kleinbedrijf.
  • Inzet duurzame energie in dienstensector, agrarische sector en huishoudelijke sector.
  • Onderzoek en ontwikkeling nieuwe energietechnologieën.
  • Mogelijkheden tot CO2-toepassing, -opslag, -gebruik en –verwijdering in de industrie en agrarische sector.
  • Invulling van het concept “Eemshaven-energiehaven” met concrete activiteiten.
2.3.4 Ruimtelijke Perspectieven voor Groningen, 1992

In deze nota geeft de provincie Groningen aan dat de Eemsmondhavens, waaronder de Eemshaven, tezamen met de stad Groningen de basis vormen voor de regionale economische ontwikkeling. De Eemshaven heeft de mogelijkheid om zich te ontwikkelen als energiehaven. De provincie wil nagaan in hoeverre profilering van de Eemshaven als 'energiehaven' een aanvulling kan betekenen op de overslag- en industriefunctie en een stimulans kan vormen voor de ontwikkeling van de haven en het aangrenzende gebied.

Ten aanzien van windturbines wordt aangegeven dat deze vanuit het oogpunt van natuur geclusterd mogelijk zijn. Hierbij dient te worden aangesloten bij bestaande verdichtingen in het landschap. Ook is vestiging op industrie- en haventerreinen mogelijk.

Het beleid uit deze nota is geconcretiseerd in het Streekplan Groningen (1994), een voorloper van het huidige Provinciaal Omgevingsplan.

Op de plankaart van het Streekplan Groningen 1994 zijn de Eemshaven, Emmapolder en het oostelijke puntje van de Oostpolder aangeduid als turbinepark. Aangegeven is dat binnen deze gebieden grootschalige opwekking van windenergie kan plaatsvinden, door middel van lijnen of clusters van turbines met een vermogen van meer dat 1 MW. Oprichting van windturbineparken buiten de aangegeven locaties is uitgesloten.

2.3.5 Beheer- & Ontwikkelingsplan Waddenzee

Op 30 mei 2009 is op de Waddentoogdag in Delfzijl met de ondertekening van het convenant voor het Beheer- en Ontwikkelingsplan (B&O-plan) "Léven in de Wadden", de vaststelling van Deel A van het B&O-plan door alle overheden officieel afgerond. Dit B&O-plan vervangt het Interprovinciaal beleidsplan Waddenzeegebied uit 1995.


In het B&O-plan Deel A worden de voornemens en doelen uit de Derde Nota Waddenzee verder geconcretiseerd en gecombineerd en afgestemd met beleid van de regionale overheden, de invulling van de natuurwetgeving (Natura 2000) en de Kaderrichtlijn Water.


Het gehele B&O-plan bestaat uit drie delen:

Deel A. De uitwerking van de opgaven, de koers, en de weg waarlangs ze bereikt moeten worden.

Deel B. Beheerplannen op basis van Natura 2000, Kaderrichtlijn Water en Convenant vaarrecreatie.

Deel C. Maatregelenprogramma met concrete projecten voor het stimuleren van ecologie en sociaal-economische ontwikkeling.


Het B&O-plan is opgesteld in samenspraak met alle overheden en diverse belangengroepen vanuit verschillende sectoren. Dit proces heeft geleid tot het Deel A, met als titel "Léven in de Wadden" dat:
* alle betrokken organisaties en mensen stimuleert om actief te zorgen voor de Waddenzee en het waddengebied;
* zorgt voor een inzichtelijke integratie van alle bestaande beleidsdoelen;
* de doelen van de Derde Nota Waddenzee concretiseert en uitvoerbaar maakt;
* een helder kader vormt voor beheer en maatregelen (Deel B en Deel C);
* bijdraagt aan herstel van de natuur in en rond de Waddenzee en aan een welvarende toekomst van het Waddengebied.

De beheerplannen en documenten die samen Deel B van het B&O-plan vormen worden opgesteld door de voor die onderdelen bevoegde overheden. Het beheerplan Natura 2000 voor de Waddenzee wordt opgesteld door RWS Noord Nederland.

De afspraken en agendapunten uit Deel A zijn uitgewerkt in het Maatregelenprogramma, Deel C van het B&O-plan. Hierin wordt de verbinding gelegd met de verschillende projecten en acties die overheden, terreinbeheerders, particuliere organisaties en het bedrijfsleven al ontplooien. Het Maatregelenprogramma is een groeiend werkprogramma dat regelmatig wordt geactualiseerd.


Deel A en Deel C van het B&O-plan gaan niet in op de plaatsing van windturbines in de nabijheid van de Waddenzee. Deel B is nog niet vastgesteld.