direct naar inhoud van 2.2 Europees en Rijksbeleid
Plan: Twee windturbines Eemshaven
Status: ontwerp
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.PB032x6MW-0201

2.2 Europees en Rijksbeleid

2.2.1 Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW), 2001

Vijf ministeries, het samenwerkingsverband interprovinciaal overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben in juli 2001 een convenant ondertekend waarin per provincie een windenergietaakstelling is vastgelegd. Uiterlijk in 2010 moet dit leiden tot 1.500 MW geplaatst vermogen. Voor de provincie Groningen betekent dit dat in 2010 totaal 165 MW aan windenergievermogen geïnstalleerd dient te zijn. Dit is inclusief het vermogen dat reeds is opgesteld.

2.2.2 Nota Ruimte

De Nota Ruimte is de opvolger van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX). Het beleid in de nota met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers, waaronder bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur en de borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. In de nota is een aantal regels opgenomen, gericht op borging van deze basiskwaliteit voor steden, dorpen en bereikbaarheid.

Doel van het nationaal ruimtelijk beleid voor elektriciteitsvoorziening is het beschikbaar zijn van voldoende ruimte voor de opwekking en distributie van elektriciteit en de stimulering van voldoende ruimte voor de opwekking van windenergie. Ten aanzien van de opwekking van duurzame energie heeft de rijksoverheid een verantwoordelijkheid om deze vormen van opwekking – gegeven de doelstelling om in 2020 in 10% van de energiebehoefte van Nederland op een duurzame wijze te voorzien – voor zover nodig met specifieke stimuleringsmaatregelen binnen de geliberaliseerde markt een kans te geven. Het kabinet stimuleert met behulp van een investeringsklimaat voor windenergieopwekking de plaatsing van windturbines zodanig dat in 2010 de doelstelling van een totaal van 1.500 Megawatt op land zal zijn bereikt.

Realisering van 1.500 Megawatt windvermogen op land geschiedt om dwingende redenen van groot openbaar belang. De provincies kiezen een plaatsingsstrategie van grootschalige dan wel kleinschalige bundeling van windturbines, afhankelijk van de mogelijkheden per landschapstype en de mogelijkheden tot combinatie met infrastructuur en bedrijventerreinen. Provincies geven aan, welke gebieden zij van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde beschouwen, waarbij zij nadrukkelijk het hiervoor vastgestelde beleid in de Nota Ruimte in acht nemen. De mogelijke effecten op de natuurlijke cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten moeten door de betrokken decentrale overheden expliciet worden betrokken bij (verkenning van de mogelijkheden voor) plaatsing van windturbines. Het rijk verwacht dat de verantwoordelijke overheden in elk geval uitgaan van deze kwaliteiten wanneer ze plaatsingsmogelijkheden zoeken voor windturbines.

2.2.3 Nationaal plan van aanpak Windenergie

Het plan van aanpak Windenergie is opgesteld naar aanleiding van twee rondetafelconferenties op 18 oktober en 26 november 2007 en diverse aanvullende overleggen. In het plan zijn doelstellingen geformuleerd voor de realisatie van windenergie door de overheid, het bedrijfsleven en diverse koepel- en brancheorganisaties.

De doelen die het kabinet op de korte termijn wenst te realiseren maken onderdeel uit van de energiedoelstellingen voor de langere termijn in het programma Schoon en Zuinig. De voorstellen voor de korte termijn moeten zoveel mogelijk in lijn zijn met de kwaliteitsdoelstellingen conform Mooi Nederland (de lange-termijnvisie) en de Agenda Landschap, of mogen deze zo min mogelijk belemmeren.

In 2007 is de doelstelling van 1.500 MW windenergie op land gerealiseerd. Voor 2011 wordt de doelstelling gesteld op 4.000 MW en in 2020 op 6.000 MW.

2.2.4 Derde Nota Waddenzee

De Derde Nota Waddenzee is een herziening van de Tweede Nota en omvat de meest recente inzichten ten aanzien van het te voeren Waddenzeebeleid. De hoofdlijnen van het beleid voor de Waddenzee zijn in de Nota Ruimte vastgelegd, de pkb Waddenzee vormt een uitwerking en concretisering hiervan. Kernpunt van de Derde Nota Waddenzee is dat natuur en landschap duurzaam moeten worden beschermd en ontwikkeld. Het unieke open landschap moet behouden blijven. Menselijke activiteiten blijven mogelijk, maar die mogen niet ten koste gaan natuur en landschap. Natuurlijke processen hebben voorrang. Wind, water en slib krijgen vrij spel, zodat het gebied zich voortdurend kan vernieuwen. De ambitie is te zorgen voor een waterkwaliteit waarin flora en fauna zich optimaal kunnen ontwikkelen. Ontwikkelingen buiten de begrenzing van de Waddenzee, voor zover deze effecten kunnen hebben voor de te beschermen waarden en kenmerken binnen het gebied, moeten worden getoetst aan het afwegingskader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet.

2.2.5 Nationaal Milieubeleidsplan 4

Het NMP4 legt het beleid neer ten aanzien van duurzame (hernieuwde) energie: winning, transport en gebruik van energie op een manier die wereldwijd betrouwbaar, veilig, betaalbaar, emissiearm en efficiënt is. Om dit te kunnen bereiken zijn drie sporen uitgezet:

  • 1. de inzet van hernieuwde energiebronnen als zon, wind en biomassa;
  • 2. het verlagen van het energiegebruik per activiteit door efficiencyverbetering; en
  • 3. het gebruik van geavanceerde energietechnologie.

Hierbij is een emissiedoelstelling gesteld van een 30% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Ten aanzien van hernieuwde bronnen wordt hierbij, boven op de bestaande doelstelling van 10% energie uit hernieuwde bronnen, extra ingezet op zon-pv, windenergie op zee en op de import van biomassa. Bij windenergie gaat het om een grootschalige ontwikkeling van parken op de Noordzee (100 tot 150 parken met een omvang van het geplande project, reeds gerealiseerd, bij Egmond aan Zee).

Het NMP4 geeft aan dat voor windturbines een redelijk economisch perspectief aanwezig is. Wel moet hiervoor een goed locatiebeleid worden gevoerd om voldoende energie te realiseren. De Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (2001) moet hiervoor een oplossing bieden, zodat de landelijke doelstelling van 1.500 MW windenergie in 2010 op land wordt gerealiseerd.