direct naar inhoud van Artikel 22 Woongebied - Krijtenberg
Plan: Beegden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1641.BPL014-OH01

Artikel 22 Woongebied - Krijtenberg

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Krijtenberg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wegen en paden;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen.
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60% van het bouwperceel;
22.2.2 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen maximaal 65 woningen gebouwd worden;
  • b. uitsluitend de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande woningen;
    • 2. twee-aan-een gebouwde woningen;
    • 3. aaneengebouwde woningen;
  • c. de maximale afstand uit de naar de weg gekeerde bouwgrens waar de achtergevel van een hoofdgebouw mag worden gebouwd bedraagt:
    • 1. 15 meter in geval van vrijstaande woningen;
    • 2. 12 meter in geval van twee-aan-een gebouwde woningen;
        • a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen en de niet aaneengebouwde zijgevel van twee-aan-een gebouwde en aaneengebouwde woningen bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;
        • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte' is aangegeven;
        • c. in afwijking van het bepaalde onder f. is ter plaatse van de aanduiding 'afwijkende maximale goothoogte' voor maximaal 20% van het bouwvlak een maximale goothoogte van 6 meter toegestaan;
        • d. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt minimaal 250 m³ en maximaal 1000 m³.
22.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;
  • e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt:
  totale oppervlakte per bouwperceel
 
maximaal gezamenlijke oppervlakte  
  tot 250 m2   70 m2  
  van 250 tot 500 m2   80 m2  
  van 500 tot 750 m2   90 m2  
  van 750 tot 1000 m2   100 m2  
  van 1000 m2 en meer   130 m2  
22.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten, die een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter;
  • c. op gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties) mogen andere bouwwerken, niet zijnde erfafscheidingen, voorzieningen voor de openbare verlichting en vlaggenmasten worden geplaatst op een afstand van minimaal 1,20 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens, waarbij de hoogte maximaal 1,80 meter mag bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Aan huis gebonden beroepen

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen in woningen, is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  • b. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
  • e. het oppervlak dat voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan 35 m²;
  • f. de uitoefening van huis gebonden beroepen is alleen toegestaan in de tussen de voor- en achtergevellijn gelegen bebouwing.
22.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. afhankelijke woonruimte;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • c. een aan huis gebonden beroep in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn;
  • d. consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;
  • e. kamerbewoning;
  • f. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  • g. detailhandel;
  • h. horeca;
  • i. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • k. parkeren in de voortuin.
22.5 Afwjjken van de gebruiksregels
22.5.1 Aan huis gebonden beroepen in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu ter plaatse, de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 22.4.1 onder f. en 22.4.2 onder c. voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het oppervlak van de aanwezige bebouwing gelegen achter de achtergevellijn, dat gebruikt wordt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen, bedraagt niet meer dan 35 m²;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
  • c. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
  • e. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse wordt geen afbreuk gedaan.
22.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

Mist geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de woonomgeving kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 22.4.2 onder d. voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing dat voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan 35 m²;
  • c. er wordt geen wezenlijke afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
  • e. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • f. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • g. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
  • h. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse wordt geen afbreuk gedaan.
22.5.3 Mantelzorg

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van omwonende en bedrijven kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 22.4.2 onder a., b. en d. voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.