21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60% van het bouwperceel.
21.2.2 hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. er mogen maximaal 19 woningen gebouwd worden;
-
b. er mogen uitsluitend vrijstaande grondgebonden woningen worden gebouwd;
-
c. de achtergevel van een hoofdgebouw mag maximaal 15 meter uit de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
d. per bouwperceel mag maximaal 1 woning worden gerealiseerd;
-
a. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter aan beide zijden;
-
b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouw- en goothoogte' is aangegeven;
-
c. het hoofdgebouw wordt over een oppervlakte van tenminste 50% met een kap afgedekt, waarbij de dakhelling minimaal 20° en maximaal 60° bedraagt;
-
d. de inhoud van hoofdgebouwen bedraagt minimaal 250 m³ en maximaal 1000 m³.
21.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
a. de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;
-
c. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
-
d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;
-
e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt:
|
totale oppervlakte per bouwperceel
|
maximaal gezamenlijke oppervlakte
|
|
tot 250 m2
|
70 m2
|
|
van 250 tot 500 m2
|
80 m2
|
|
van 500 tot 750 m2
|
90 m2
|
|
van 750 tot 1000 m2
|
100 m2
|
|
van 1000 m2 en meer
|
130 m2
|
21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1 meter mag bedragen;
-
b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten, die een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter;
-
c. op gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties) mogen andere bouwwerken, niet zijnde erfafscheidingen, voorzieningen voor de openbare verlichting en vlaggenmasten worden geplaatst op een afstand van minimaal 1,20 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens, waarbij de hoogte maximaal 1,80 meter mag bedragen.
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Aan huis gebonden beroepen in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu ter plaatse, de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.4.1 onder f. en 21.4.2 onder c. voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn, onder de volgende voorwaarden:
-
a. het oppervlak van de aanwezige bebouwing gelegen achter de achtergevellijn, dat gebruikt wordt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen, bedraagt niet meer dan 35 m²;
-
b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
-
c. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
d. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
-
e. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse wordt geen afbreuk gedaan.
21.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten
Mist geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de woonomgeving kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.4.2 onder d. voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:
-
a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
-
b. het vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing dat voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan 35 m²;
-
c. er wordt geen wezenlijke afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de woning en de woonomgeving;
-
d. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
-
e. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
-
f. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
g. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
-
h. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse wordt geen afbreuk gedaan.
21.5.3 Mantelzorg
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van omwonende en bedrijven kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 21.4.2 onder a., b. en d. voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
-
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
-
b. op het perceel al een woning aanwezig is;
-
c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
-
d. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
-
e. inwoning dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
-
f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.