Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Linne Zuidoost
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1641.BPL004-VG01

Artikel 11 Woongebied - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - 4’  aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat binnen deze bestemming maximaal 128 grondgebonden woningen gerealiseerd mogen worden;
  2. tuinen en erven;
  3. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bijbehorende voorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in de woning (hoofdgebouw), met dien verstande dat:
    1. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    2. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
    3. aan het karakter van de woning en de woonomgeving geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
    4. de maximale oppervlak van het aan huis gebonden beroep maximaal 35 m2 bedraagt.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Ten aanzien van de oprichting van  hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw op het bouwperceel mag worden opgericht als rijwoning, geschakelde woning, halfvrijstaande woning of vrijstaande woning;
  2. hoofdgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak;
  3. bij hoekwoningen gelegen aan een weg dient de zijgevel op minimaal 3 m van de zijdelingse perceelsgrens te worden gesitueerd;
  4. het hoofdgebouw bestaat uit maximaal 2 bouwlagen en is afgedekt met een plat of hellend dak. Indien afgedekt met een plat dak is een derde bouwlaag toegestaan. De derde  bouwlaag dient minimaal 2,5 m terugliggend van de voorgevel te worden gesitueerd;
  5. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m;
  6. de breedte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 m;
  7. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt minimaal 5 en maximaal 6,5 m;
  8. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 11 m.
11.2.2  Ten aanzien van de oprichting van  bijgebouwen de volgende bepalingen:
  1. bijgebouwen worden opgericht achter het hoofdgebouw;
  2. het totale oppervlak van bijgebouwen gezamenlijk bedraagt per bouwperceel maximaal 70 m²;
  3. bijgebouwen bestaan uit maximaal 1 bouwlaag;
  4. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  5. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 m.
11.2.3  Ten aanzien van de oprichting van  bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor zover gelegen:
  1. achter de voorgevelrooilijn maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
  2. voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m bedragen.
 
11.2.4 In afwijking van en in aanvulling op het bepaalde in 11.2.1 sub a, sub c en sub d, alsmede  11.2.2 sub a gelden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ ten aanzien van de oprichting van hoofdgebouwen en bijgebouwen de volgende bepalingen:
  1. het hoofdgebouw op het bouwperceel dient te worden opgericht als grondgebonden vrijstaande woning;
    de voorgevel dient in, dan wel evenwijdig tot maximaal 2 m achter, de gevellijn te worden opgericht;
  2. de afstand van het zijgevels tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt minimaal 3 m;
  3. bijgebouwen worden minimaal 6 m achter de voorgevelrooilijn opgericht;
  4. de breedte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m, met dien verstande dat de breedte van bijgebouwen gesitueerd achter het hoofdgebouw vrij is.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval  gerekend het gebruik voor:
  1. afhankelijke woonruimte;
  2. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  3. een aan huis gebonden bedrijf;
  4. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, voor zover het  vrijstaande bijgebouwen betreft;
  5. kamerbewoning;
  6. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  7. detailhandel;
  8. horeca;
  9. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  11. parkeren in de voortuin.
11.4 Ontheffing van de gebruiksregels

11.4.1  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub c voor de uitoefening van een consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. degene die de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten uitoefent, dient tevens op hetzelfde perceel te wonen;
  3. het gebruik dient een kleinschalige karakter te hebben en te behouden;
  4. het oppervlak van de woning en/of de bijgebouwen bij de woning, dat voor de uitoefening van de consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
  5. geen wezenlijke afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning;
  6. de functie en het uiterlijk aanzien van het pand mogen niet worden aangetast;
  7. vrijstaande bijgebouwen mogen ruimtelijk niet de uitstraling van een hoofdgebouw krijgen zodat er naar ruimtelijke maatstaven een solitair gebouw ontstaat;
  8. er geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mogen plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden;
  9. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is of gerealiseerd gaat worden, passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld, waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  10. reclame uitingen beperkt dienen te blijven tot onverlichte naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m², passend bij het karakter van de woning en passend in het straatbeeld;
  11. geen sprake mag zijn van een inrichting vallend onder het rechtsregime van de Wet milieubeheer.
11.4.2  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub d voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat het oppervlak van de bijgebouwen bij de woning, dat voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep wordt gebruikt, mag nimmer meer dan 35 m² bedragen;
 
11.4.3  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub a, sub b en sub e voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  4. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  6. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
11.4.4  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 11.3 sub k voor het gebruik van de voortuin voor parkeren, met dien verstande dat:
  1. het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij de woning behorende garage en de weg;
  2. de afstand tussen de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw en het openbaar gebied minimaal 6 m bedraagt;
  3. het gebruik als parkeerplaats de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt.