direct naar inhoud van Regels
Plan: Vlinderstrik 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0200-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan 'Vlinderstrik 2022' met identificatienummer NL.IMRO.1621.BP0200-VAST van de gemeente Lansingerland.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.6 Achtergevelrooilijn:

de lijn waarin de achtergevel van een gebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.7 Afhaalpunt:

een locatie waar consumenten de goederen af kunnen halen die zij via internet of via andere communicatiemiddelen hebben besteld, inclusief bijbehorende logistiek en opslag, zonder dat sprake is van uitstalling of het te koop aanbieden van goederen.

1.8 Agrarisch(e) bedrijf/bedrijvigheid:

een bedrijf dat/bedrijvigheid die uitsluitend of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van een paardenhouderij, een manege en een paardenfokkerij.

1.9 Ambachtelijk en/of verzorgend bedrijf:
  • 1. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder 2;
  • 2. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
      • het productieproces, wordt grotendeels "met de hand" of althans niet in hoofdzaak geautomatiseerd, of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
      • voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid.

Bedrijven welke zich richten op persoonlijke of zakelijke dienstverlening zoals kapsalons, wasserettes, kantoren al dan niet met baliefunctie, worden hieronder niet begrepen.

1.10 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.11 Aquacultuur:

de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten en aquatische organismen.

1.12 Archeologisch deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.13 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.14 Automatenhal:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het bieden van gelegenheid voor het spelen met gokkasten en spelletjesautomaten.

1.15 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 Bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bestemmings- of bouwvlak dat mag worden bebouwd; in de regels van de desbetreffende bestemming is aangegeven over welke oppervlakte het percentage berekend dient te worden.

1.17 Bed & breakfast:

een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast wordt niet verstaan:

  • overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • permanente kamerverhuur.
1.18 Bedrijf aan huis:

het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

  • die in de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en
  • geen horeca of detailhandel zijnde; en
  • geen sterke publieksaantrekkende werking hebben

in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.

1.19 Bedrijfsgebonden kantoor:

het gedeelte van een bedrijf waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend.

1.20 Bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen kas zijnde, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.21 Bedrijfsmatige activiteiten:

een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.22 Bedrijfsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.23 Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.

1.24 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die verbonden is aan het ter plaatse gevestigde bedrijf.

1.25 Beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk (waaronder gastouderopvang) of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.

1.26 Beroepsmatige activiteiten:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.27 Beroepsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.28 Bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.29 Bestaand gebruik:

het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime; dan wel het gebruik dat is toegestaan krachtens een (omgevings)vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.30 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.31 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.32 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.33 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.34 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.35 Bouwlaag, laag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen.

1.36 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.38 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.39 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.40 Centrale sorteerinrichting:

een onderdeel van een glastuinbouwbedrijf, waar ook wordt geteeld, waar structureel grote hoeveelheden producten van elders op een locatie worden gesorteerd en/of verpakt en/of andere producten, dan op het bedrijf zelf worden geteeld, worden gesorteerd en/of verpakt en/of het assortiment of partijen worden aangevuld met reeds gesorteerde en verpakte producten van elders.

1.41 Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of object eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied. Architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen.

1.42 Dagrecreatie:

recreatief gebruik zonder overnachting.

1.43 Daknok:

hoogste punt van een schuin dak.

1.44 Dakterras:

een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als buitenruimte.

1.45 Dakvoet:

laagste punt van een schuin dak.

1.46 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.

1.47 Dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.

1.48 Ecologisch deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de ecologie.

1.49 Erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.50 Erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.51 Escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in omvang alsof die bedrijfsmatig is, aanbieden van prostitutie door natuurlijke personen, groep van personen en/of rechtspersonen, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.52 Extensieve recreatie:

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur-en landschapsbeleving door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter-en fietspaden en picknickplaatsen

1.53 Gastouderopvang:

commerciële kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan de ouders in de woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.

1.54 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 Geldende grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder geldende maximaal toegestane geluidbelasting.

1.56 Geluidsgevoelig object:

een geluidsgevoelig gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.

1.57 Gietwatersilo:

een onoverdekt bouwwerk voor de opvang en bewaring van hemelwater.

1.58 Glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het duurzaam en intensief telen van gewassen geheel met behulp van kassen en de daarbij behorende apparatuur en installaties.

  • 1. Meldingsplichtig glastuinbouwbedrijf:
    een glastuinbouwbedrijf dat valt onder de Wet milieubeheer, maar meldingsplichtig is en valt onder het Activiteitenbesluit.
  • 2. Vergunningsplichtig glastuinbouwbedrijf
    een glastuinbouwbedrijf dat valt onder artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.
1.59 Grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw-, kwekerij- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel; waarbij niet bedoeld is grond die is bebouwd met een kas en/of klimaathal. Een paardenhouderij, manege en paardenfokkerij worden niet gerekend tot dit begrip.

1.60 Hobbymatige activiteiten:

geen beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten en/of activiteiten die als beroeps- of bedrijfsmatig kunnen worden verondersteld.

1.61 Hogere grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.

1.62 Hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.63 Huishouden:

Persoon of groep personen die onderling een huishouden voert / voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.64 Huisvesting van arbeidsmigranten:

Tijdelijke dan wel permanente voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden (al dan niet in de vorm van kamerverhuur).

1.65 Hybride bedrijven:

een bedrijf dat in nauw verband staat met de glastuinbouwsector, waar kassen onderdeel van zijn, maar dat mede gekenmerkt wordt door andersoortige activiteiten zoals laboratoria, kantoor en demonstratieruimten.

1.66 Kamerverhuur:

een woonfunctie voor het verschaffen van een (tijdelijk) nachtverblijf aan meer dan één huishouden, waarbij de bewoners samen één of meer gezamenlijke ruimtes of toegangen delen.

1.67 Kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.68 Kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.

1.69 Kap:

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.70 Kas en/of klimaathal:

een bouwwerk grotendeels bestaand uit een permanente opstand van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, voor het kweken of telen van gewassen.

1.71 Kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.

1.72 Manege:

een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, ondergeschikte niet-zelfstandige horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen gerelateerd aan de hippische sport.

1.73 Milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.74 Onderhuis:

een complex van ruimten met een hoogte van ten hoogste 1.50 meter ten opzichte van het peil welke gesitueerd is onder de eerste bouwlaag van een gebouw en als zodanig niet wordt aangemerkt als bouwlaag.

1.75 Onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vaartuig, ark, woonboot, kampeermiddel en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.

1.76 Openbaar gebied:

openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.77 Overkapping:

een kapconstructie over een ruimte of ander bouwwerk met maximaal twee gesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).

1.78 Paardenhouderij/-pension:

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht, houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte activiteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

1.79 Peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
  • d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 4 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw betreft;
    • 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein;
    • 3. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein.

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.80 Perceel:

zie 'bouwperceel'.

1.81 Perceelsgrens:

zie 'bouwperceelgrens'.

1.82 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.83 Recreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik van een gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie in de openlucht plaatsvindt en geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.84 Recreatief gebruik:

gebruik van gronden voor dagrecreatieve en sportieve voorzieningen, zoals speelweiden en veldsporten.

1.85 Recreatiewoning:

een gebouw, woonkeet, stacaravan of een ander bouwwerk al dan niet op wielen, dat één of meerdere woning(en) bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is/zijn en dat gedurende het hele jaar gebruikt kan worden door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.

1.86 Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:

  • 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  • 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.87 Sekswinkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt.

1.88 Showroom:

een ruimte welke uitsluitend is bestemd en ingericht voor de uitstalling van goederen.

1.89 Standplaats:

plaats waar iemand of iets staat, verblijft of werkt.

1.90 Straatmeubilair:

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • 4. afvalinzamelsystemen.
1.91 Terras:

een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.

1.92 Verblijfsrecreatie:

recreatie met overnachting in ruimten, waarbij het recreatieve gebruik een bestendig karakter draagt, zoals bij een logeergebouw, pension of recreatiewoning of bij kampeermiddelen die langer dan gedurende het kampeerseizoen een standplaats innemen op hetzelfde terrein, door personen die elders een vaste woon- of verblijfplaats hebben, hetgeen onder meer kan blijken uit het feit dat zij elders zijn ingeschreven in de administratie als bedoeld in de wet Gemeentelijke Basis Administratie.

1.93 Voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.94 Voorgevelrooilijn:
  • op een perceel, waarop een hoofdgebouw aanwezig is of mag worden gebouwd: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
  • op een perceel, waarop meerdere gebouwen aanwezig zijn of mogen worden gebouwd, zonder dat er sprake is van een hoofdgebouw: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het gebouw dat het dichtst bij het openbaar toegankelijk gebied is gelegen.
1.95 Warmtekrachtkoppeling/-centrale:

bouwwerk met generator die het mogelijk maakt bij de opwekking van elektriciteit vrijgekomen warmte te benutten.

1.96 Warmwater(opslag)tank/-silo:

een ander bouwwerk voor de opslag/buffering van warm water.

1.97 Waterbassin/-silo:

een voorziening, al dan niet een bouwwerk zijnde, ten behoeve van de opslag/buffering van water

1.98 Waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.99 Webwinkel:

het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.100 Wet geluidhinder:

de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.101 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van in beginsel één huishouden.

1.102 Wooneenheden:

een woning, woonwagen of bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen.

1.103 Zijgevelrooilijn:

de bouwgrens evenwijdig aan de zijgevel van een gebouw.

1.104 Zolder:

een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tussen bouwwerken onderling:

waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.2 De afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.3 De bebouwde oppervlakte:

van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.5 De breedte (lengte of diepte) van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.

2.6 De bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.

2.7 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Een dakkapel die voldoet aan de voor dakkapellen gestelde voorschriften in deze regels, dient los te worden gezien van de goothoogte van het hoofdgebouw.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven c.q. grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • b. agrarisch landschapsbeheer;
  • c. verkoop producten uit eigen bedrijf;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder weilanden en landbouwgronden, parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in artikel 3, lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

3.3.1 Andere bouwwerken
  • a. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft.
3.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in Artikel 23 lid 23.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in Artikel 22 lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
3.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardige glastuinbouwbedrijven voor alle typen glastuinbouwteelt (waaronder groenten, bloemen en planten, substraat, belicht en niet-belicht), met de daarbij behorende kassen en/of klimaathallen, of andere opstallen van glas/lichtdoorlatend materiaal, alsmede bedrijfsgebouwen waaronder bedrijfsgebonden kantoren, stookhuizen en/of ketelhuizen, warmtekrachtkoppelingen, warmwateropslagtanks, gietwatersilo's, waterbassins en overige waterbergingen, centrale sorteerinrichtingen;
  • b. hybride bedrijven als onderdeel van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld;
  • c. voorzieningen van algemeen nut behorende bij de glastuinbouwbedrijven als bedoeld in sub a, met uitzondering van verkoop- c.q. uitgiftepunten voor motorbrandstoffen;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per glastuinbouwbedrijf de bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 750 m2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in artikel 4, lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak en beslaan een maximum bedrijfsvloeroppervlak van 10% van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. de afstand tussen een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 6 en maximaal 30 m;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 11 m;
  • d. de afstand tussen bedrijfsgebouwen en een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 m;
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste:
    • 1. 10 m, indien het een hoofdontsluiting betreft;
    • 2. 5 m, in overige gevallen;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 5 m te bedragen;
4.2.3 Kassen
  • a. de bouwhoogte van de kassen bedraagt maximaal 6 m;
  • b. de afstand tussen kassen en een (bedrijfs)woning van derden bedraagt minimaal 10 m;
  • c. de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste:
    • 1. 10 m, indien het een hoofdontsluiting betreft;
    • 2. 5 m, in overige gevallen;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;

  • d. de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen dient ten minste 1 m te bedragen.
4.2.4 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m;
  • b. de bouwhoogte van damwanden bedraagt maximaal 1,50 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van warmwater(opslag)tanks en warmtekrachtkoppelingen, bedraagt 15 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van gietwatersilo's bedraagt 15 m, waarbij de maximale bouwhoogte niet hoger is dan de bouwhoogte van de overige bebouwing;
  • e. de maximale bouwhoogte van waterbassins bedraagt 4 m;
  • f. de afstand van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en gietwatersilo's tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg bedraagt ten minste:
    • 1. 10 m, indien het een hoofdontsluiting betreft;
    • 2. 5 m, in overige gevallen;
  • g. de afstand van warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen, en gietwatersilo's tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen moet(en) ten minste 5 m bedragen;
  • h. de afstand van warmwater(opslag)tanks en/of warmtekrachtkoppelingen tot een (bedrijfs)woning van derden moet ten minste 60 m bedragen;
  • i. warmwater(opslag)tanks, warmtekrachtkoppelingen en/of gietwatersilo's moeten achter het verlengde van de voorgevel van het primaire bedrijfsgebouw gebouwd worden, zodanig dat het bouwwerk een (ondergeschikt) onderdeel uitmaakt van en een eenheid vormt met het primaire bedrijfsgebouw;
  • j. warmtekrachtkoppelingen en warmwater(opslag)tanks en/of andere bedrijfsmatige bouwwerken voor energieproductie, met als doel energie te produceren (en/of de verkoop daarvan) voor meerdere glastuinbouwbedrijven, mogen alleen worden gebouwd, mits:
    • 1. deze als zodanig aantoonbaar noodzakelijk zijn in bedrijfsmatig opzicht;
    • 2. niet meer dan een ondergeschikt gedeelte van het bedrijfsinkomen wordt gehaald uit de verkoop van energie aan derden;
    • 3. de aldus opgewekte warmte voor ten minste 95% nuttig voor de glastuinbouwondernemingen wordt toegepast.
  • k. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

4.2.5 Centrale sorteerinrichtingen
  • a. centrale sorteerinrichtingen mogen alleen gevestigd worden in bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld;
  • b. het parkeren, laden en lossen in verband met de centrale sorteerinrichting dient geheel op eigen terrein plaats te vinden;
  • c. bedrijfsgebouwen waarin een centrale sorteerinrichting zal worden gevestigd zijn gelegen aan de hoofdinfrastructuur;
  • d. indien het onder c gestelde niet mogelijk is, dan zijn bedrijfsgebouwen waarin een centrale sorteerinrichting zal worden gevestigd toegestaan aan een zijweg of aan een parallelweg van de hoofdinfrastructuur, mits deze zijweg of parallelweg een minimale breedte heeft van 6 m.
4.2.6 Hybride bedrijven

De andersoortige activiteiten van hybride bedrijven, zoals laboratoria, kantoor en demonstratieruimten, mogen alleen gevestigd worden in bedrijfsgebouwen van glastuinbouwbedrijven waar ook wordt geteeld.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.3.1 Bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
  • a. het vergroten van het maximaal bedrijfsvloeroppervlak aan bedrijfsgebouwen tot een maximum van 20% van een glastuinbouwbedrijf;
  • b. het verkleinen van de afstand van bedrijfsgebouwen tot een (bedrijfs)woning van derden tot 5 meter, mits, aangetoond wordt dat dit niet leidt tot milieuhinder voor de (bedrijfs)woning van derden;
  • c. het verkleinen van de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) (naar de openbare weg, niet zijnde een hoofdontsluiting) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige;
  • d. het verkleinen of vergroten van de afstand tussen een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft en de bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen, toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg staat.
4.3.2 Kassen
  • a. het verkleinen van de afstand van kassen tot een (bedrijfs)woning van derden tot 5 m, mits, aangetoond wordt dat dit niet leidt tot milieuhinder voor de (bedrijfs)woning van derden;
  • b. het verkleinen van de afstand van kassen tot de perceelsgrens(zen) (naar de openbare weg, niet zijnde een hoofdontsluiting) en/of andere bestemmingen, mits:
    • 1. dit niet leidt tot negatieve gevolgen in het kader van de milieuwetgeving;
    • 2. de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 3. de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
4.3.3 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft.
4.3.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. van gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf;
  • b. van gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken glastuinbouwbedrijf.
  • c. van gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
4.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren

Bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per glastuinbouwbedrijf de bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 750 m2.

4.4.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

4.5.1 Aquacultuur

het gebruik van bedrijfsgebouwen en kassen ten behoeve van aquacultuur als ondergeschikt onderdeel van de glastuinbouwfunctie, mits:

  • a. aantoonbaar sprake is van een gesloten systeem;
  • b. niet meer dan een ondergeschikt gedeelte van het bedrijfsinkomen wordt gehaald uit de verkoop van aquatische producten en aquatische organismen;
  • c. vrachtwagens op eigen terrein kunnen keren of er een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • d. er wordt voldaan aan de parkeernorm volgens de betreffende regelgeving;
  • e. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt voor aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.5.2 Hybride bedrijven

het vestigen van een zelfstandig hybride bedrijf, mits:

  • a. dit schaalvergroting, reconstructie of een andere ontwikkeling met een, in enigerlei vorm, positieve uitwerking op de glastuinbouw(gebied) niet in de weg staat;
  • b. vrachtwagens op eigen terrein kunnen keren of er een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • c. er wordt voldaan aan de parkeernorm volgens de betreffende regelgeving;
  • d. dit geen (milieu)hinder, gevaar of schade veroorzaakt voor aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.5.3 Bedrijfsgebonden kantoren

het vergroten van het bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebonden kantoren waarbij per glastuinbouwbedrijf de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen is, met een maximum van 1000 m2, mits deze oppervlakte als zodanig ook aantoonbaar noodzakelijk is in bedrijfsmatig opzicht.

4.5.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in lid 5.1.2;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.2 Specifiek
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' uitsluitend een loods ten behoeve van opslag;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf': erf en werkterrein behorende bij het aangrenzende transportbedrijf.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in artikel 5, lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en andere bouwwerken

5.2.2 Gebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf -1' is uitsluitend de bestaande loods binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf' zijn geen gebouwen toegestaan.
5.2.3 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

5.3.1 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m.
5.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.

5.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in artikel 6, lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 6, lid 6.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
6.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 6, lid 6.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in Artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt gerekend het gebruik van gronden als parkeerplaats voor auto's.

Artikel 7 Natuur - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. versterking, ontwikkeling en behoud van natuurlijke waarden in de vorm van een kruiden en faunarijk grasland;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': een recreatieve fiets- en wandelverbinding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg ten behoeve van de verkeersontsluiting van de aanliggende percelen, alsmede voor langzaam verkeer, zoals genoemd onder b;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen uitsluitend in de vorm van onverharde wandelpaden (geen ruiterpaden), extensieve recreatie, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
  • a. op de in artikel 7, lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen e.d., met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak een gebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3,5 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor gebouwen ten dienste van de onder artikel 7, lid 7.1 genoemde functies zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en de bouw van gebouwen, zoals een schuilhut of een vogelobservatiehut.

7.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een ecologisch deskundige.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt gerekend het gebruik van gronden als parkeerplaats voor auto's.

7.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 7, lid 7.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • g. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
7.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 7, lid 7.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
7.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 7, lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden gevraagd bij een ecologisch deskundige.

Artikel 8 Natuur - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. versterking, ontwikkeling en behoud van een ecologische verbindingszone in de vorm van rietland- en struweelland alsmede faunapassages;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': een recreatieve fiets- en wandelverbinding;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen uitsluitend in de vorm van onverharde wandelpaden (geen ruiterpaden), water en waterhuishoudkundige voorzieningen. waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de in artikel 8, lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, beschoeiingen e.d., met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor gebouwen ten dienste van de onder artikel 8.1, lid 8.1 genoemde functies zoals waterhuishoudkundige voorzieningen en de bouw van gebouwen, zoals een schuilhut of een vogelobservatiehut.

8.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een ecologisch deskundige.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt gerekend het gebruik van gronden als parkeerplaats voor auto's.

8.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 8, lid 8.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • g. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
8.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 8, lid 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
8.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 8, lid 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden gevraagd bij een ecologisch deskundige.

Artikel 9 Recreatie - Volkstuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in artikel 9.1, lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Gebouwen
  • a. uitsluitend zijn in de bestemming passende bouwwerken, zoals kweekkassen, sanitaire gebouwtjes, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten behoeve van onderhoud en beheer, zomede bouwwerken
  • b. Het maximum toegestane bebouwingspercentage per perceel bedraagt 15% met een maximum van 15 m2;
9.2.3 Andere bouwwerken

In de bestemming passende andere bouwwerken zoals bruggen, duikers, steigers, vlonders, keerwanden, beschoeiingen en erfafscheidingen zijn toegestaan, met een maximale hoogte van 3 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor permanente bewoning;
9.3.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de in artikel 10, lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op of in de in artikel 10, lid 10.1 bedoelde gronden mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

10.2.3 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevelrooilijn;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

10.3.1 Andere bouwwerken

De bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn tot 3 m.

10.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.

10.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lokale en provinciale wegen en straten voor (gemotoriseerd) verkeer;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de in artikel 11, lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 11, lid 11.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
11.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 11, lid 11.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder straatmeubilair, bruggen en overige kunstwerken; mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

11.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.

11.4.2 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

Artikel 12 Verkeer - Erf

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen bebouwing en gronden zoals woonstraten, woonerven, paden, langzaam verkeerroutes en pleinen. woonstraten, woonerven en pleinen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op de in artikel 12, lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 12, lid 12.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. mogen uitsluitend er plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen' bijgebouwen worden gebouwd met een afwijkende maatvoering, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 175 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m bedraagt.

12.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 12, lid 12.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair; mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor terrassen.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een raillijn met bijbehorende sporen, bovenleiding, wissels en overige constructies;
  • b. haltevoorzieningen, zoals wachtruimtes voor passagiers, voorzieningengebouw voor personeel en voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op of in de in artikel 13, lid 13.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 13, lid 13.1 genoemde doeleinden, en met inachtneming van de onderstaande regels:

  • a. de bouwhoogte van de draagconstructie voor de bovenleiding mag niet meer bedragen dan 10 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van het railverkeer en bijbehorende haltevoorziening mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • c. de bouwhoogte van een gebouwde fietsenstalling mag niet meer bedragen dan 3 m1;
  • d. de oppervlakte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • e. de bouwhoogte van gebouwde nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 m, gemeten vanaf bovenkant spoor;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m1;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van haltevoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3 m en oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • b. de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
13.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.

Artikel 14 Verkeer - Wegverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. lokale en provinciale wegen en straten voor (gemotoriseerd) verkeer;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Op de in artikel 14, lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 14, lid 14.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
14.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 14, lid 14.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, waaronder bruggen, overige kunstwerken en straatmeubilair; mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Andere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

14.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 40, lid 40.2.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, waaronder voorzieningen van algemeen nut, oevers en beschoeiingen; bruggen daaronder niet begrepen.
15.2 Bouwregels

Op de in artikel 15, lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m; mits de (water)verkeersveiligheid gewaarborgd is.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

15.3.1 Bruggen dammen en andere bouwwerken
  • a. de bouw van bruggen, indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel of wenselijk voor de verkeersafwikkeling en mobiliteit én de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder en de wegbeheerder.
  • b. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • c. het bouwen van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
15.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving
16.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal vergunde woningen binnen het bouwvlak, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': een recreatieve fiets- en wandelverbinding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg ten behoeve van de verkeersontsluiting van de aanliggende percelen, alsmede voor langzaam verkeer, zoals genoemd onder b;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Op de in artikel 16, lid 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
16.2.3 Dakkapellen

Dakkappelen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de regels zoals opgenomen in artikel 20, lid 20.3.

16.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens bij vrijstaande woningen mag niet minder bedragen dan 2 m bedragen, tenzij ten minste 6 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn of vóór de voorgevelrooilijn erkers, entrees of tochtportalen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, minder dan 300 m2 bedraagt;
    • 2. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, tussen de 300 en 500 m2 bedraagt;
    • 3. de maximale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 150 m2, indien de oppervlakte van het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, meer dan 500 m2 bedraagt;

en het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd (bijbehorende bouwwerken én andere bouwwerken).

16.2.5 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat het perceelsgedeelte met de bestemming 'Wonen', buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 50% van de oppervlakte wordt bebouwd (bijbehorende bouwwerken én andere bouwwerken), en waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken;

mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is.

16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd in artikel 16, lid 16.2.4 onder a sub 2, op voorwaarden dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 16, lid 16.2.4 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 16, lid 16.2.4 onder a sub 3 en 4.
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  • e. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een grotere bouwhoogte, dan genoemd in artikel 16, lid 16.2.5;
16.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.1.

16.4.2 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 22, lid 22.2.

16.4.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 26, lid 26.1.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 3

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Op de in artikel 17, lid 17.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden, niet zijnde heiwerkzaamheden, dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0.30 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

17.3.2 Randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijking bij een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige;
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).

In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 17, lid 17.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 17, lid 17.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
17.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 17, lid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 17, lid 17.2 of lid 17.3;
  • e. betrekking hebben op een grondoppervlakte van minder dan 100 m2 en niet dieper reiken dan 0.30 m beneden het maaiveld en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
17.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 17, lid 17.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologisch waarden.

17.4.4 Nadere voorwaarden

Voor zover de in artikel 17, lid 17.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in artikel 17, lid 17.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. de waterhuishouding.
18.2 Bouwregels

Op de in artikel 18, lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 1 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.

18.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder, tenzij de bouwwerken niet direct op of in deze bestemming plaatsvinden.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 22, lid 22.1 (Algemene gebruiksregels), wordt in ieder geval verstaan het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregels

20.1 Ondergeschikte bouwonderdelen
20.1.1 Hoogte

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.

20.1.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van de bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals:

  • a. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter.
20.1.3 Bestaande ondergeschikte bouwonderdelen

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 20.1.1 en 20.1.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

20.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de ruimtelijke inpasbaarheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. het gewenste voorzieningenniveau;
  • f. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  • h. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. het milieu.
20.3 Dakkapellen
20.3.1 Dakkapellen

Dakkapellen mogen worden gebouwd voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. Situering

Een dakkapel mag in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
    • 2. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
    • 3. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
    • 4. er is geen dakkapel aanwezig in het betreffende dakvlak;
  • b. Maatvoering
    • 1. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, bedraagt maximaal 1,75 m;
    • 2. de breedte van de dakkapel bedraagt maximaal 3 m;
  • c. Overige criteria
    • 1. dakkapellen zijn niet toegestaan in daken met een dakhelling van minder dan 30 graden;
    • 2. een dakkapel heeft een plat dak.
20.3.2 Afwijken dakkapel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 20, lid 20.3.1 sub b2, voor een grotere breedte van een dakkapel.

20.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

20.4 Geluidsbelasting

De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden voor het geluidgevoelige gebouw en buitenruimte van die hogere grenswaarde.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 geluidzone - luchtvaart 35Ke

Ten aanzien van de gronden binnen op de verbeelding aangegeven aanduiding geluidzone - luchtvaart 35Ke' geldt, op grond van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart, dat:

  • a. a. geen (bedrijfs)woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en objecten mogen worden gebouwd;
  • b. b. het bepaalde onder a geldt niet indien voldaan kan worden aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart.
21.2 luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' geldt dat die gronden - naast de vigerende bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor de luchtvaart.

21.3 vrijwaringszone - buisleidingen van nationaal belang

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingen van nationaal belang' zijn geen belemmerende activiteiten toegestaan.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik
22.1.1 Algemeen verbod

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.

22.1.2 Gebruik van onbebouwde gronden

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan van vuurwerk;
  • e. prostitutie;
  • f. een seksinrichting;
  • g. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

met uitzondering van:

  • h. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • i. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
22.1.3 Gebruik van bouwwerken

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  • b. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 22, lid 22.2 (beroep aan huis) of, indien daartoe een omgevingsvergunning voor het afwijken is verleend, met uitzondering van het bepaalde in artikel 22, lid 22.3 (bedrijf aan huis);
  • c. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor prostitutie en/of als seksinrichting;
  • d. bouwwerken te gebruiken voor het opslaan van vuurwerk;
  • e. een woning te gebruiken voor het huisvesten van meer dan één huishouden (=kamerverhuur);
22.2 Beroep aan huis

Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
22.3 Ondergeschikte bouwonderdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 20, lid 20.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

22.4 Ophogen en afgraven gronden
  • a. Het is verboden de gemiddelde hoogte van het maaiveld, zoals dat bestond ten tijde van inwerkingtreding van het plan, gerekend over een oppervlakte van minimaal 50 m2 te verhogen of te verlagen met meer dan 0,3 m.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.
22.5 Afwijken van de algemene gebruiksregels
22.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • i. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan uit milieucategorie 1, zoals bedoeld in als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten.
22.5.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor bed & breakfast in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
  • b. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag per perceel niet meer bedragen dan 25 % van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  • f. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • g. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
22.5.3 Ophogen en afgraven gronden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft, dit ter beoordeling van de stedenbouwkundige.

22.5.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 23, lid 23.2.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

23.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;
  • e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 20 'Algemene bouwregels' leden 20.1.1 en 20.1.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. kamerverhuur, mits:
    • 1. indien er sprake is van huisvesting van arbeidsmigranten: per werknemer een minimale gebruiksoppervlakte wordt aangehouden van 12 m2 gebruiksoppervlak, conform NEN2580;
    • 2. er aan maximaal 6 personen huisvesting wordt geboden buiten het hoofdhuishouden.
23.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 7. het milieu;
  • c. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

24.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
  • c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
24.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
24.2.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hoge oudheidkundige waarden die gehandhaafd dienen te blijven;
  • b. het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' of de aanduiding 'archeologische waarden', indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd hoeft te blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een ter zake deskundige instantie;
  • c. het wijzigen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 4', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat sprake is van een gebied met hogere / lagere oudheidkundige waarden;
  • d. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie zoals het RIVM of de beheerder(s) van de leiding;
  • e. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    • 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    • 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
  • f. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.
24.2.2 Algemene randvoorwaarden voor wijzigen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits:

  • a. dit ruimtelijk inpasbaar is, gelet op:
    • 1. de kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 7. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 8. het milieu:
  • b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen:
    • 1. luchtkwaliteit;
    • 2. parkeerbehoefte;
    • 3. geluid;
    • 4. bodemkwaliteit;
    • 5. watertoets;
    • 6. archeologie;
    • 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico);
    • 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet;
    • 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.

Artikel 25 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen zoals bedoeld in Artikel 2, wordt slechts verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeren Lansingerland' en de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 27 februari 2014 zijn vastgesteld en op 29 april 2014 in werking zijn getreden, of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien op basis van het advies van verkeerskundige blijkt dat er op andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, of het voldoen aan het geldende gemeentelijke parkeerbeleid door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ''Vlinderstrik 2022''.