direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen - Woonwagenstandplaats
Plan: Oosteindsepolder en Warmoeziersweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0134-VAST

Artikel 15 Wonen - Woonwagenstandplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vijf woonwagenstandplaatsen, met dien verstande dat per woonwagenstandplaats maximaal één woonwagen is toegestaan;
  • b. woonwagens, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • c. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • d. toegangswegen en paden;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water.
15.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijf' zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zoals bedoeld in de als bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. een woonwagen mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een woonwagen bedraagt maximaal 120 m2;
  • c. de goothoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de afstand tussen woonwagens bedraagt minimaal 5 m, tenzij woonwagens zijn geclusterd, waarbij een cluster maximaal uit 4 woonwagens bestaat en de onderlinge afstand tussen clusters minimaal 5 m bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' is bedrijfsbebouwing toegestaan tot een hoogte van 5 m, waarbij de gronden binnen de aanduiding voor ten hoogste 50% mogen worden bebouwd.
15.2.3 Bijgebouwen
  • a. ten behoeve van de woonwagenstandplaatsen zijn bijgebouwen, bergingen alsmede een centrale voorziening togestaan tot een gezamenlijke maximale oppervlakte van 250 m2 waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.
15.2.4 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 3 m voor overige andere bouwwerken;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat vóór de ingang van de woonwagen een plateau is toegestaan, waarvan de langen, welke tegen de woonwagen is gelegen, niet meer mag bedrag dan 3 m, de breedte niet meer mag bedragen dan 2 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de vloer van de desbetreffende woonwagen.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
15.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Beroep aan huis

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 25 'Algemene gebruiksregels' lid 1 wordt gerekend het gebruik van gedeelten van de woonwagen, aanbouwen en/of bijgebouwen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd);
  • b. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die in de woonwagen/op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per woonwagenstandplaats niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m2;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • f. er mogen geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden;
  • g. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • h. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van de woonwagen, aanbouwen en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd;
  • b. de effecten van het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals:
    • 1. ambachtelijke en/of verzorgende bedrijven genoemd in milieucategorie 1 van de in als bijlage 1 bij deze planregels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven/bedrijfsactiviteiten;
    • 2. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die, op basis van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, niet vergunningplichtig zijn;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woonwagenstandplaats niet meer dan 25% bedraagt met een maximum van 50 m2;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • e. het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen verkeersaantrekkende werking hebben;
  • f. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie;
  • g. er detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
15.5.2 Detailhandel bij een beroep en/of bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het medegebruik van een beroepsmatige werkruimte bij woonwagens voor detailhandelsactiviteiten, op voorwaarde, dat:

  • a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  • b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
  • c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
15.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.