Plan: | Hoefweg-Noord (Prisma) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1621.BP0111-VAST |
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is ook het gebied van de gemeente Lansingerland doelwit geweest van bombardementen. Daar zaten zogenaamde blindgangers bij, explosieven die niet tot explosie kwamen en in de grond zijn blijven liggen. Een groot deel van die blindgangers is tijdens de Tweede Wereldoorlog al geruimd. Een deel daarvan kan nog steeds in de grond liggen. Deze niet gesprongen explosieven (verder NGE genoemd) vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd. Als een gebied verdacht is van explosieven dient er een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd explosieven opsporingsbedrijf.
Huidige situatie
Om een overzicht te hebben over de gebieden in Lansingerland waar mogelijk NGE liggen, is in 2011 een risicokaart Conventionele Explosieven voor de gemeente gemaakt (zie de uitsnede in figuur 4.6). De risicokaart is samengesteld op basis van onderzoek door een gespecialiseerd bedrijf. Het vooronderzoek is opgenomen in bijlage 5. De kaart biedt inzicht waar mogelijk sprake is van een verdacht gebied. Uit figuur 4.4 blijkt dat de kans bestaat dat er NGE in het plangebied aanwezig zijn. Het gaat hierbij om de locatie ten noorden van de A12.
Figuur 4.6 Uitsnede explosieven risicokaart
Autonome ontwikkelingen
Er zijn geen ontwikkelingen die van invloed zijn op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven binnen het plangebied.
In het gebied dat is aangemerkt als verdacht zijn slechts op zeer beperkte schaal bedrijfsactiviteiten voorzien. Voor een deel van het verdachte gebied heeft inmiddels vervolgonderzoek plaatsgevonden (zie onderstaande uitsnede van het onderzochte gebied en bijlage 6 ).
Figuur onderzochte gebied
Deze onderzoekslocatie is onderzocht op mogelijke aanwezigheid van raketten en afwerpmunitie. Gesteld kan worden dat met de gebruikte zoekmethodiek geen Conventioneel explosief is aangetroffen en kunnen verdere grondkerende werkzaamheden op de onderzoekslocatie worden uitgevoerd. Voor de onderzoekslocatie waarbij oppervlaktedetectie is uitgevoerd, geldt een vrijgave tot aan een diepte van 8.0 m - NAP. Voor de onderzoekslocatie waarbij dieptedetectie is uitgevoerd, geldt een vrijgave tot aan een diepte van 14.0 m - NAP.
In het zuidelijke deel van het plangebied is mogelijk sprake van niet gesprongen explosieven. Ter plaatse is voorafgaand aan de (grond) werkzaamheden vervolgonderzoek noodzakelijk door een gecertificeerd explosieven opsporingsbedrijf. Verwachtingswaarde is in een deel van het gebied reeds bijgesteld naar laag. Grondkerende werkzaamheden kunnen tot een diepte van 8 respectievelijk 14 meter onder NAP worden uitgevoerd.