direct naar inhoud van 4.2 Reikwijdte en detailniveau
Plan: Hoefweg-Noord (Prisma)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0111-VAST

4.2 Reikwijdte en detailniveau

In dit hoofdstuk zijn de resultaten van het milieuonderzoek systematisch beschreven (passend bij de mer-methodiek). Derhalve is in elke sectorale milieuparagraaf (met uitzondering van paragraaf 4.3) onder de subparagraaf 'onderzoek' onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van het voornemen.

Referentiesituatie

De referentiesituatie beschrijft de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die ook zullen plaatsvinden indien de uitvoering van het bestemmingsplan geen doorgang vindt. Naar aanleiding van de toetsing van het concept-planMER door de Commissie voor de mer, is de beschrijving van de referentiesituatie aangepast. Per milieuthema wordt onderscheid gemaakt in de eventuele ontwikkelingen enerzijds en de voorgenomen bestemming anderzijds.

Huidige situatie

Bedrijvenpark Prisma is een nieuw bedrijventerrein in ontwikkeling. Circa 30 van de 80 hectare (netto) is inmiddels uitgegeven. Figuur 4.1 geeft een overzicht van de uitgegeven gronden (rood gearceerd).

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111-VAST_0016.jpg"

Figuur 4.1 uitgegeven terrein

De ontsluitingsstructuur en water-/ groenstructuur zijn reeds volledig gerealiseerd (zie figuur 4.2). De Zoetermeerselaan speelt een belangrijke rol in de ontsluiting van het terrein. Aan de oostzijde is sprake van een aansluiting op de N209 en aan de westzijde op de Oostweg. Daarnaast bevindt zich aan de noordzijde van het terrein een aansluiting op de Verlengde Australieweg. Figuur 4.2 geeft een overzicht van de waterstructuur. Binnen het plangebied is daarnaast ruimte gerealiseerd voor waterberging (blauw gearceerd).

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111-VAST_0017.png"

Figuur 4.2 Ontsluiting, water- en groenstructuur

Autonome ontwikkelingen

Parallel aan het bestemmingsplan Hoefweg-Noord is / wordt een aantal ruimtelijke procedures doorlopen voor ontwikkelingen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan. Het betreft onder andere de aanleg van een nieuwe hoogspanningsverbinding (Noordring) en het vervallen van de reservering buisleidingenstrook parallel aan de A12 (zie paragraaf 2.3 voor een overzicht met de status van de verschillende plannen).

In de directe omgeving van het plangebied spelen verder in de referentiesituatie de volgende ontwikkelingen:

  • direct ten westen van het plangebied is de Oosterheemlijn (randstadrail) doorgetrokken tot de A12;
  • ten zuiden van de A12 wordt met de verlengde Laan van Mathenesse een oost-west verbinding tussen de N209 en de N470 gerealiseerd. Deze is van invloed op de verkeersintensiteiten op de wegen rond het plangebied Hoefweg-Noord.

Het plangebied en de omgeving zijn zeer dynamisch, met een groot aantal voorziene ruimtelijke ontwikkeling. De gebiedsontwikkeling Bleizo omvat een nieuwe vervoersknoop en omliggende functies en voorzieningen. Een deel van deze ontwikkeling is voorzien in het plangebied Hoefweg-Noord (het betreft de zuidwesthoek van het plangebied). Deze gebiedsontwikkeling is geen ontwikkeling in het kader van dit planMER. Voor de beoogde ontwikkelingen worden afzonderlijke ruimtelijke procedures en mer-procedures doorlopen. Wel wordt gebruik gemaakt van de onderzoeksgegevens die in het kader van het planMER voor de gebiedsontwikkeling Bleizo beschikbaar zijn.

Milieueffecten voorgenomen activiteit (plansituatie)

Het plangebied bevat circa 46 hectare niet uitgegeven bedrijventerrein. Dat betekent dat in het bestemmingsplan sprake is van forse onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden. De invulling van deze bouwmogelijkheden kan gevolgen hebben voor de milieusituatie in en rond het gebeid. In de C-lijst en D-lijst bij het Besluit milieu-effectrapportage is een groot aantal bedrijfsactiviteiten opgenomen die in het kader van de vergunning mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Het bestemmingsplan maakt een aantal van deze activiteiten mogelijk (voor zover deze vallen binnen de categorieën die op grond van de milieuzonering toelaatbaar zijn). In het bestemmingsplan is gewerkt met een milieuzonering met daaraan gekoppeld een algemene toelaatbaarheid voor bepaalde categorieën bedrijven. Dit betekent dat op dit moment niet bekend is welke mogelijk mer-(beoordelings)plichtige bedrijven zich in de toekomst binnen het plangebied zullen vestigen en op welke locatie. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van het bedrijf zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidsisolatie, locatie vervoersbewegingen etc.

Voor de verdere realisatie van het bedrijventerrein zijn geen inrichtingsalternatieven onderzocht. De Commissie voor de mer geeft in het toetsingsadvies aan dat het noodzakelijk is om 'redelijkerwijs in beschouwing te nemen' alternatieven te onderzoeken. De gemeente acht dit gezien de aard van het plan en het feit dat het bedrijventerrein reeds in ontwikkeling is, niet wenselijk. Doordat de verkeersstructuur en water-/groenstructuur reeds zijn gerealiseerd, ligt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen vast. Daarnaast zijn afspraken vastgelegd met de ontwikkelende partijen. Het onderzoeken van alternatieven die afwijken van het vigerende bestemmingsplan is daarmee niet meer aan de orde. De vrijheid om andere bestemmingen aan het gebied te geven is door de verschillende genoemde aspecten te beperkt om redelijkerwijs andere overwegingen te maken. De milieueffecten van het bestemmingsplan zijn beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is. In het kader van dit planMER is geen uitgebreid kwantitatief onderzoek verricht naar de effecten van specifieke bedrijfsactiviteiten. Op basis van beschikbare informatie over de milieusituatie in het gebied is inzicht gegeven in mogelijke gevolgen en noodzakelijke randvoorwaarden die bij toekomstige vestiging van mer-(beoordelings)plichtige bedrijven in acht dienen te worden genomen. Waar relevant zijn randvoorwaarden of uitgangspunten beschreven om nadelige milieueffecten te voorkomen of te beperken. In de praktijk zal gezien de aard van de bedrijventerreinen overigens slechts op zeer beperkte schaal sprake zijn van de vestiging van mer-(beoordelings)plichtige bedrijfsactiviteiten. Dat blijkt ook uit het feit dat voor geen van de activiteiten die tot dusverre in het gebied zijn gevestigd sprake is van een mer-beoordelingsplicht. Het gaat met name om distributiebedrijven en relatief kleinschalige bedrijvigheid (zie ook paragraaf 4.3).

Nut- en noodzaak

De Commissie voor de mer vraagt in het toetsingsadvies om een onderbouwing van de nut en noodzaak van het bedrijventerrein. Het ontwerpbestemmingsplan is mede naar aanleiding van de reactie van de Commissie op dit punt aangevuld. De onderbouwing is opgenomen in de paragrafen 2.4 en 2.5. Daarbij is tevens getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder). Uit deze paragrafen blijkt dat sprake is van zorgvuldig/duurzaam ruimtegebruik. Er is een actuele regionale behoefte in de komende jaren. In deze behoefte wordt voorzien door het verder ontwikkelen van het bedrijvenpark Prisma. Dit terrein is ook in de regionale planning opgenomen. Herstructurering of transformatie van verouderde locaties biedt geen mogelijkheden voor grootschalige bedrijven en transport. Het deels ontwikkelde binnenstedelijke gebied heeft al een bedrijfsbestemming en is goed ontsloten.