direct naar inhoud van 4.12 Ecologie
Plan: Hoefweg-Noord (Prisma)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0111-VAST

4.12 Ecologie

4.12.1 Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

4.12.2 Referentiesituatie

Huidige situatie

Het plangebied ligt ten noorden van de kern Bleiswijk. Het plangebied bestaat uit agrarische gronden, braakliggend bedrijventerrein en reeds gerealiseerd bedrijventerrein.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van en ligt niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Rotte ten oosten van het plangebied vormt een ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111-VAST_0027.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0111-VAST_0028.png"

Figuur 4.11 Ligging plangebied t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Daarnaast is een ecologisch veldonderzoek (bijlage 7) uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde vissen en de rugstreeppad in een deel van het plangebied. Ook op een locatie aan de Facetlaan is onderzoek verricht, zie bijlage 8 en 9.

Vaatplanten

De bermen zijn geschikt voor groeiplaatsen van de beschermde brede wespenorchis. In en langs de sloten zijn geschikte groeiplaatsen voor de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol. Op de agrarische percelen komen geen beschermde soorten voor.

Vogels

In de groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. De watergangen- en partijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. De akkerbouwpercelen zijn niet erg geschikt voor weidevogels.

Zoogdieren

Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bebouwing kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De bomen in het plangebied zijn over het algemeen te jong (geen spleten of holten aanwezig) om als vaste verblijfplaats voor vleermuizen te kunnen dienen. Groenstructuren en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.

Amfibieën
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. Tijdens het veldonderzoek in Hoefweg-Noord en Hoefweg-Zuid is de rugstreeppad niet waargenomen. Ook bij het onderzoek aan de Facetlaan is de soort niet aangetroffen. Ondanks het voorkomen van de rugstreeppad in het veenweidegebied bij Waddinxveen, ten noordoosten van het plangebied, kan op basis van de conclusies van de veldonderzoeken worden verwacht dat de soort zich nog niet heeft gevestigd in het plangebied.

Vissen

Tijdens het veldonderzoek zijn geen beschermde vissen aangetroffen; dit sluit echter niet uit dat elders in het plangebied toch beschermde soorten voorkomen.

Overige soorten

Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten aanwezig in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.5 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.5 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

  Nader onderzoek nodig bij toekomstige ontwikkelingen  
Vrijstellingsrege-ling Ffw   tabel 1     brede wespenorchis, zwanenbloem, dotterbloem en grote kaardenbol

mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn

bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker  
nee  
Ontheffingsrege-ling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper   ja  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen   nee  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen   nee  
  vogels   cat. 1 t/m 4   huismus, gierzwaluw   nee  

Autonome ontwikkelingen

Binnen het plangebied of in de directe omgeving zijn geen ontwikkelingen voorzien die van invloed zijn op de natuurwaarden in het gebied.

4.12.3 Te verwachten milieueffecten

Het bestemmingsplan biedt geen extra ontwikkelingsmogelijkheden ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen. Het bedrijventerrein wordt de komende jaren verder ontwikkeld binnen de kaders die het bestemmingsplan biedt.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Rotte ten oosten van het plangebied vormt een ecologische verbindingszone. Het functioneren van de ecologische verbindingszone wordt niet beïnvloed door de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied.

Soortenbescherming

De toekomstige ontwikkelingen vinden plaats op de onbebouwde percelen. Over het algemeen ligt de water- en groenstructuur van Hoefweg-Noord reeds vast.

  • Alle ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van de algemeen voorkomende, licht beschermde soorten. Er is geen ontheffing nodig voor deze tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Alleen in de aanwezige bebouwing zijn mogelijk vaste verblijfplaatsen van broedvogels en vleermuizen aanwezig. De aanwezige bebouwing wordt niet aangetast door de toekomstige ontwikkelingen. De groenstructuren zijn dermate jong dat hier geen vaste verblijfplaatsen voorkomen. In principe worden deze groenstructuren ook niet aangetast door de ontwikkelingen.
  • In de watergangen zijn mogelijk beschermde vissen aanwezig. Eventuele aanpassingen van de watergangen ten behoeve van de toekomstige ontwikkelingen kunnen leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
  • In het plangebied komen geen matig en zwaar beschermde amfibieën voor. De grondwerkzaamheden leiden dan ook niet tot aantasting van deze soort. Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat de grondwerkzaamheden de rugstreeppad kan aantrekken. Vestiging van de rugstreeppad kan voorkomen worden door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond).
  • Tijdens de toekomstige werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

4.12.4 Conclusie

Effecten op beschermde natuurgebieden kunnen worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

De ontwikkelingen tasten, zoals blijkt op basis van de uitgevoerde onderzoeken (Bijlage 7, 8 en 9), al dan niet door het treffen van maatregelen, geen matig en zwaar beschermde soorten aan. Door rekening te houden met de zorgplicht, het broedseizoen en door te voorkomen dat de rugstreeppad zich alsnog vestigt wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. Deze wet staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.