6.6.1 Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.2 ten behoeve van:
-
a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die alhoewel niet genoemd zijn in de “Staat van bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen zijn met de binnen de onderscheiden milieuzones toegestane, genoemde en niet doorgehaalde bedrijven;
-
b. een bedrijf/bedrijfsactiviteit voor een bedrijf genoemd in één hogere categorie van de “Staat van bedrijfsactiviteiten” dan voor de onderscheiden milieuzones is toegestaan of een bedrijf/bedrijfsactiviteit die alhoewel niet genoemd in de “Staat van bedrijfsactiviteiten” naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen is aan een bedrijf uit één hogere categorie; deze afwijking is niet van toepassing op in de lijst doorgehaalde bedrijven;
-
c. ten behoeve van bedrijven/bedrijfsactiviteiten die zijn doorgehaald binnen de in de bijlage opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” maar die, gelet op de toegestane milieucategorie wel passen binnen het gebied;
-
d. ten behoeve van de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
De onder a, b, c en d genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien:
-
1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de “milieuruimte” van de in de omgeving gelegen bedrijven;
-
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functionele structuur van het bedrijventerrein;
-
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het woon- en leefmilieu in het referentiegebied (in de nabijheid van het plangebied gelegen woningen en andere gevoelige objecten);
-
4. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de veiligheid op het bedrijventerrein dan wel in het referentiegebied.
Alvorens af te wijken winnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de milieuplanologische aspecten advies in bij een ter zake deskundige instantie, zoals de dienst DCMR.
6.6.3 Detailhandel
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5 onder c: voor de vestiging van:
-
a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
-
b. detailhandel in volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.
De afwijking mag slechts worden verleend indien:
-
1. de voorgenomen vestiging een individueel bedrijf betreft;
-
2. er geen sprake is van een concentratie van perifere detailhandel;
-
3. maximaal 10 % van de oppervlakte van de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden wordt benut voor perifere detailhandel;
-
4. voor detailhandel in volumineuze goederen als bedoeld in lid b dient bij ontwikkelingen groter dan 1000 m2 (bruto vloeroppervlak) vergezeld te gaan van een distributieplanologisch onderzoek. Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO);
-
5. voor zover sprake is van nevenassortiment wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:
- het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
- het nevenassortimentsdeel neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van het netto vloeroppervlak;
- uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur én
- advies is ingewonnen van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
-
6. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de veiligheid op het bedrijventerrein dan wel in het referentiegebied.
-
c. uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het brutovloeroppervlak per vestiging.