direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijf
Plan: De Hoefslag 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0105-VAST

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten, een en ander met inachtneming van artikel 5.1.2.
  • b. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'bedrijfscategorie tot en met 2' mogen uitsluitend bedrijven/bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1 of 2 van de in bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” worden gevestigd, voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • b. 'bedrijfscategorie tot en met 3.1' mogen bedrijven/bedrijfsactiviteiten opgenomen in categorie 1, 2 of 3.1 van de in bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” worden gevestigd, voor zover de bedrijven/bedrijfsactiviteiten in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald;
  • c. 'specifieke vorm van bedrijf - reparatiebedrijf' zijn de gronden tevens bestemd voor een reparatiebedrijf tot en met categorie 3.1 van de in bijlage bij deze regels opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten”;
  • d. 'bedrijfswoning' zijn de gronden tevens bestemd voor één bedrijfswoning.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd; tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'maximale goothoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangeven.

5.2.2 Bedrijfswoning
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • d. de dakhelling mag ten hoogste 45° bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 11 m bedragen;
  • f. ten aanzien van de erfbebouwing geldt het bepaalde in artikel "Wonen" lid 15.2.3".

5.2.3 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. binnen de bouwvlakken: de maximale bouwhoogte voor gebouwen; deze bepaling is ook van toepassing op reclame-uitingen en verlichtingsarmaturen;
    • 2. buiten de bouwvlakken vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 3 m;
    • 3. buiten de bouwvlakken vanaf 1 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, teneinde de parkeerdruk op openbaar gebied zoveel mogelijk te beperken:

  • a. de ontsluiting van percelen;
  • b. de situering van parkeervoorzieningen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen

Onverminderd het bepaalde in de leden 22.1 en 22.2 van de Algemene gebruiksregels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. detailhandelsbedrijven;
  • c. (bedrijfs)woningen, anders dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3, Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
  • e. inrichtingen als bedoeld in artikel 2 Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. opslag van goederen voor de voorgevel en het verlengde daarvan van het hoofdgebouw.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.2 onder a en b en 5.4.1 onder e ten behoeve van:

  • a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die alhoewel niet genoemd zijn in de “Staat van bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen zijn met de binnen de onderscheiden milieuzones toegestane, genoemde en niet doorgehaalde bedrijven;
  • b. een bedrijf/bedrijfsactiviteit voor een bedrijf genoemd in één hogere categorie van de “Staat van bedrijfsactiviteiten” dan voor de onderscheiden milieuzones is toegestaan of een bedrijf/bedrijfsactiviteit die alhoewel niet genoemd in de “Staat van bedrijfsactiviteiten” naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen is aan een bedrijf uit één hogere categorie; deze afwijking is niet van toepassing op in de lijst doorgehaalde bedrijven;
  • c. ten behoeve van bedrijven/bedrijfsactiviteiten die zijn doorgehaald binnen de in de bijlage opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” maar die, gelet op de toegestane milieucategorie wel passen binnen het gebied;
  • d. ten behoeve van de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

De onder a, b, c en d genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien:

  • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de “milieuruimte” van de in de omgeving gelegen bedrijven;
  • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functionele structuur van het bedrijventerrein;
  • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het woon- en leefmilieu in het referentiegebied (in de nabijheid van het plangebied gelegen woningen en andere gevoelige objecten);
  • 4. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de veiligheid op het bedrijventerrein dan wel in het referentiegebied.

Alvorens af te wijken winnen burgemeester en wethouders ten aanzien van de milieuplanologische aspecten advies in bij een ter zake deskundige instantie, zoals de dienst DCMR.