direct naar inhoud van 6.7 Externe veiligheid
Plan: Rottezoom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0094-VAST

6.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

Per januari 2011 is de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van kracht. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarin zijn oude toetsings- en bebouwingsafstanden vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Voor het PR geldt dat er binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarden als een richtwaarde.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied is een aantal propaantanks aanwezig. De PR 10-6-risicocontouren zijn beperkt. Het bestemmingsplan maakt geen kwetsbare objecten mogelijk binnen deze contouren. Verder zijn binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen.

In de omgeving van het plangebied zijn diverse risicovolle inrichtingen aanwezig. Zo liggen ten noordoosten en ten zuiden van het plangebied verschillende propaantanken, opslagloodsen voor brandbare vaste stoffen en een gasontvangststation. De PR 10-6-risicocontouren van deze inrichtingen liggen niet over het plangebied en voor deze inrichtingen gelden geen invloedsgebieden van het GR. Ook wordt ten zuiden van het plangebied bij het bedrijf Horticoop ammoniak opgeslagen. De PR 10-6-risicocontour van deze inrichting bedraagt 115 m, het invloedsgebied van het GR bedraagt 275 m. Aangezien het plangebied op meer dan 600 m van deze inrichting ligt, staat deze inrichting de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In het zuiden loopt door het plangebied de A12. Uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Basisnet weg blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6-risicocontour ligt niet buiten de wegas. Tevens is het GR in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan maakt de verbreding van een watergang direct mogelijk en een achttal kleine ontwikkelingen van woningbouw langs de Kruisweg.

De genoemde ontwikkelingen hebben geen relevante gevolgen voor de personendichtheden binnen het invloedsgebied van de A12. Het GR neemt dan ook niet toe als gevolg van de vaststelling van dit plan. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het water vervoerd. Uit de marktprognose vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor (ProRail spoorontwikkeling, 2007) blijkt dat ook over de spoorlijn Den Haag-Gouda geen gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen

In de omgeving van het plangebied ligt een aantal leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De kenmerken van deze leidingen staan in tabel 6.3.

Tabel 6.3 Leidingen rondom het plangebied

volgnum-mer   beheerder   druk (bar)   diameter (inch)   PR 10-6- risicocontour (m)   invloedsge-bied GR (m)   afstand tot plangebied (m)  
8300   DPO   80   12,75   15   35   40  
P31B   DPO   80   12,75   15   35   20  
2019800   Pipeline Control   22   26   4   23   565  
A-553-KR   Gasunie   66,20   36   0   430   20  
A-518-KR   Gasunie   66,20   30   0   380   20  

Uit tabel 6.3 blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6-risicocontouren van de verschillende leidingen ligt. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het GR van de leiding P31B en de beide gasleidingen. Hierboven is reeds vermeld dat de vaststelling van het bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR heeft. Gezien de aard van de omgeving binnen het invloedsgebied van de leiding ligt het GR in de huidige situatie naar verwachting onder de oriëntatiewaarde. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen vormt dan ook geen knelpunt met de vaststelling van het bestemmingsplan.

Niet Gesprongen Explosieven (NGE)

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is ook het gebied van de gemeente Lansingerland doelwit geweest van bombardementen. Daar zaten zogenaamde blindgangers bij, explosieven die niet tot explosie kwamen en in de grond zijn blijven liggen. Een groot deel van die blindgangers is tijdens de Tweede Wereldoorlog al geruimd. Een deel daarvan ligt echter nog steeds in de grond. Deze niet gesprongen explosieven (verder NGE genoemd) vormen een risico op het moment dat in de nabijheid van deze explosieven activiteiten in de bodem worden uitgevoerd.

Om een overzicht te hebben over de gebieden in Lansingerland waar mogelijk NGE liggen, is in 2011 een risicokaart Conventionele Explosieven voor de gemeente gemaakt. De risicokaart is samengesteld op basis van onderzoek door een gespecialiseerd bedrijf. De kaart biedt inzicht waar mogelijk sprake is van een verdacht gebied. Als een gebied verdacht is van explosieven dient er een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd door een gecertificeerd explosieven opsporingsbedrijf.

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0094-VAST_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0094-VAST_0011.png"

Figuur 6.1 risicokaart explosieven risicokaart

Uit de explosieven risicokaart blijkt dat de kans bestaat dat er NGE in het plangebied Rottezoom aanwezig zijn. Het gaat hierbij om locaties in de nabijheid van de A12. Het bestemmingsplan maakt ter plaatse geen ontwikkelingen mogelijk.

Advies veiligheidsregio

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft advies uitgebracht in het kader van het bestemmingsplan Rottezoom. De VRR adviseert om bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met de situering van (nood)uitgangen ten opzichte van risicobronnen. Met de regionale brandweer te overleggen over de ontsluiting, bereikbaarheid en bluswatervoorziening. En aandacht te besteden aan voorlichting en communicatie.

Nieuwe ontwikkelingen zijn in het bestemmingsplan Rottezoom slechts mogelijk indien gebruik gemaakt wordt van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Bij de toepassing van deze bevoegdheden zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de in de nabijheid gelegen risicobronnen zoals de A12 en aardgastransportleidingen. In de toelichting zal bij de betreffende bevoegdheden expliciet aandacht worden gevraagd voor de punten uit het advies van de VRR. De gemeente Lansingerland onderschrijft het belang van een goede communicatie, zodat men weet hoe te handelen bij een calamiteit.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.