direct naar inhoud van 5.5 Externe veiligheid
Plan: Verbreding A12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpUHRa12-va01

5.5 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen.

Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde.

Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPG-tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (GSP 15) en ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.

Het Bevi bevat geen norm voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom de inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1.000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden tot risicovermindering;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheid tot zelfredzaamheid.

Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen

Voor de normen en veiligheidsafstanden van het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen is de Circulaire Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen van toepassing.

Situatie project

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Voor het WAB en TB is een onderzoek gedaan naar de externe veiligheid voor de huidige situatie, autonome ontwikkeling en de situatie met wegverbreding (voorkeursalternatief). Voor het bepalen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn met de nieuwe telgegevens van 2006, nieuwe groeiprognoses conform het Global Economy scenario en de laatste ruimtelijke ontwikkelingen met het rekenmodel RBM II risicoberekeningen uitgevoerd voor de situaties huidig, autonoom en toekomstig (2020). Voor het TB is tevens de situatie 'huidig*' bepaald, die uitgaat van de toekomstige transportcijfers, maar de huidige weg en de huidige bebouwing. Dit is gedaan om te bezien of de toekomstige vervoersbewegingen ook voor een toename van het groepsrisico zorgen in de autonome situatie.

Voor het PR wordt de afstand vanaf het midden van de weg tot de PR-contour (in meters) weergegeven. Voor het GR wordt de normwaarde berekend. Dit is de maximale waarde van het GR. Een normwaarde van meer dan 0,01 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het GR. In onderstaande tabel staan de resultaten van de berekeningen.

Situatie   Traject 1   Traject 2   Traject 3  
  PR 10-6   PR 10-7   GR   PR 10-6   PR 10-7   GR   PR 10-6   PR 10-7   GR  
huidig   n.a.   75   0,0006   n.a.   50   0,0006   n.a.   35   0,0014  
huidig*               n.a.     0,0014  
autonoom   n.a.   80   0,0006   n.a.   50   0,0006   n.a.   40   0,0032  
toe-
komstig  
n.a.   80   0,0006   n.a.   50   0,0006   n.a.   40   0,0032  
                   

Verklaring tabel:

traject 1: Utrecht - Driebergen (deels buiten plangebied)

traject 2: Driebergen - Maarsbergen

traject 3: Maarsbergen - Veenendaal (deels buiten plangebied)

n.a.: niet aanwezig.

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel komt nergens een risicocontour voor, waar het plaatsgebonden risico groter is dan 10-6. De normwaarde van het groepsrisico is het hoogst bij Bunnik (buiten plangebied), Maarn en Veenendaal (buiten plangebied). Hier is dichte bebouwing nabij de weg aanwezig. Het groepsrisico blijft ruim beneden de oriënterende waarde (0,01). Bij het traject Utrecht-Maarsbergen is geen sprake van een stijging van het groepsrisico en blijft het op een waarde van 0,0006. Dit is 6% van de oriënterende waarde. Voor het traject Maarsbergen-Veenendaal is sprake van een stijging van 0,0014 naar 0,0032. Uit de situatie 'huidig*' blijkt dat deze toename het gevolg is van geplande bebouwing langs het traject. De wegaanpassing zorgt niet voor een toename van het groepsrisico. Een verantwoording van de toename van het groepsrisico kan dan ook achterwege blijven. Uit het oogpunt van externe veiligheid hoeven geen maatregelen te worden genomen.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Het plangebied wordt doorsneden door twee hoge druk aardgastransportleidigen. Een daarvan is een hoofdaardgastransportleiding (A-510) met een diameter van 35 inch en een druk van 66,3 bar. Deze leiding doorkruist het plangebied ter hoogte van de voormalige verzorgingsplaats Mollebos (ten westen van Maarn). Het plaatsgebonden risico ligt in de directe omgeving van deze leiding hoger dan de grenswaarde van één op een miljoen per jaar. De contour waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan 10-6 ligt op 180 meter afstand van de aardgastransportleiding. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Dit bestemmingsplan laat dat ook niet toe. Het invloedsgebied van het groepsrisico strekt tot de 1%-letaliteitsgrens. Deze ligt op 430 meter afstand van de aardgastransportleiding. De 100%-letaliteitsgrens ligt op 180 meter van de leiding.

De andere leiding is een regionale aardgastransportleiding (W-526-01-KR) met een diameter van 8 inch en een druk van 40 bar. Deze aardgastransportleiding ligt iets ten oosten van de verzorgingsplaats Oudenhorst. Nergens op of bij de leiding wordt de grenswaarde van het plaatsgebonden risico overschreden. De 1%-letaliteitsgrens ligt op 95 meter van de leiding.

In de invloedsgebieden is de personendichtheid laag. De directe omgeving van de hoofdaardgastransportleiding bestaat vrijwel geheel uit bos. In het invloedsgebied van de regionale transportleiding is net buiten de plangrens één woning aanwezig. Voor de rest is het invloedsgebied onbebouwd. Ten opzichte van de huidige situatie is er slechts sprake van een zeer geringe toename van de personendichtheid als gevolg van de capaciteitsvergroting van de A12. Dit zal dan ook maar van kleine invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. Daarbij is er een zeer goede mogelijkheid om weg te komen (via de A12). De situatie wordt door de gemeente dan ook als goed beoordeeld.