direct naar inhoud van 5.6 Natuurbescherming
Plan: Verbreding A12
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpUHRa12-va01

5.6 Natuurbescherming

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kunnen vrijstellingen en ontheffingen worden verleend van de verbodsbepalingen. Het toetsingskader voor deze vrijstellingen is geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur, de AMvB artikel 75.

Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is vrijstelling mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel ontheffing worden verleend na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

De natuurbeschermingswet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie project

Soortenbescherming

De werkzaamheden betekenen overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet vanwege het voorkomen van de zandhagedis en hazelworm. Hiervoor is ontheffing aangevraagd. De dieren worden van te voren weggevangen en naar een ander leefgebied overgebracht. Ook wordt na uitvoering van de werkzaamheden het leefgebied voor deze soorten vergroot door de aanleg van het ecoduct Mollebos en de aanleg van natuur op de voormalige verzorgingsplaats Mollebos. Vanwege andere soorten worden geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden. Dit komt onder andere doordat diverse mitigerende maatregelen worden genomen. Enkel voor de vissoorten kleine modderkruiper en bittervoorn is mogelijk ook een ontheffing noodzakelijk. Die wordt dan naar verwachting verleend, omdat het gaat om een tijdelijke verstoring en omdat tijdig vervangend habitat gerealiseerd wordt.

Gebiedsbescherming

In de omgeving van de A12 op het grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug liggen geen Natura 2000 gebieden. Wel doorsnijdt de A12 gebieden en verbindingszones die deel uitmaken van de EHS. Bij aantasting van de EHS is compensatie noodzakelijk. De effecten op natuurgebieden kunnen bij dit project ontstaan door directe aantasting en vernietiging van natuur, alsmede door indirecte effecten vanwege verdroging, barrièrewerking/versnippering van leefgebieden en verstoring door stikstofdepositie, geluid en licht. De effecten op de EHS zijn middels onderzoek in beeld gebracht. Er worden compenserende maatregelen getroffen om de negatieve effecten op de natuur te verminderen of te compenseren. Het gaat hierbij om maatregelen als de aanleg van nieuwe natuurgebieden, herplant van bomen (voormalige verzorgingsplaats Mollebos), aanleg van ecoducten (Mollebos), creëren van faunapassages (Heygraaf, Valleikanaal) en het gebruik van afschermende armaturen. Hiermee wordt de lichtstraal beter op de rijbaan gericht en zal er minder licht uitstralen naar de omgeving.