Plan: | Verbreding A12 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpUHRa12-va01 |
Streekplan 2005-2015
Provinciale Staten stelden op 13 december 2004 het Streekplan 2005-2015 vast. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt het Streekplan als structuurvisie op provinciaal niveau (Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie). De provincie heeft in verband met de inwerkingtreding van de Wro de Beleidslijn Nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee wordt de sturingsfilosofie van de provincie onder de nieuwe wet verwoord. In de beleidslijn wordt duidelijk gemaakt wat van provinciaal belang is. Het streekplan kan zo ook na 1 juli 2008 als beleidskader gebruikt worden. De doorwerking van dit beleid is onder meer geregeld via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), van kracht sinds eind 2009.
De provincie heeft een aantal hoofdbeleidslijnen voor het ruimtelijk beleid geformuleerd, op basis van een analyse van de maatschappelijke, bestuurlijke en beleidsmatige context. Deze hoofdbeleidslijnen zijn:
Hoofdbeleidslijn 1: Zorgvuldig ruimtegebruik
Voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt.
Hoofdbeleidslijn 2: Water
Water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke afwegingen vormt water een vertrekpunt.
Hoofdbeleidslijn 3: Infrastructuur
De beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij de keuzes van nieuwe verstedelijkingslocaties.
Hoofdbeleidslijn 4: Verstedelijking
De provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort. Elders in de provincie wordt een terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.
Hoofdbeleidslijn 5: Economie
Een duurzame ruimtelijk-economische ontwikkeling wordt door de provincie gestimuleerd, waarbij de provincie ruimte biedt aan groei en verplaatsing van Utrechtse bedrijven en aan nieuwe bedrijven.
Hoofdbeleidslijn 6: Landelijk gebied
De provincie voert een ruimtelijk ontwikkelingsbeleid gericht op versterking van zowel identiteit, landschappelijke diversiteit als de vitaliteit van het landelijk gebied.
Ten aanzien van het infrastructurele netwerk wordt onder andere vermeld dat zeer terughoudend wordt omgegaan met het aanleggen van nieuwe infrastructuur voor de auto, om extra doorsnijdingen en versnippering van de (groene) ruimte te voorkomen. Nieuwe woon- en werkgebieden dienen goed bereikbaar en ontsloten te zijn. Goede voorzieningen voor openbaar vervoer en fiets moeten tijdig beschikbaar zijn. De provincie meent dat de capaciteitsvergroting van de hoofdverbindingsassen de doorstroming op het hoofdwegennet kan verbeteren. Verder wordt verwezen naar het Strategisch Mobiliteitsplan Provincie Utrecht. (SMPU).
De belangrijkste peiler van het natuurbeleid van de provincie is het streven naar een samenhangend netwerk van natuurgebieden: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en zogenaamde ecologische verbindingszones. Het doel van de EHS is het behoud van de inheemse flora en fauna. Er zijn vier hoofdaspecten aangewezen die bepalen welke waarden en kenmerken binnen de EHS als wezenlijk moeten worden aangemerkt. De hoofdaspecten zijn:
Planinitiatieven die de EHS op een of meerdere van deze punten significant aantasten, kunnen niet zonder meer worden uitgevoerd. Er dienen alternatieven te worden onderzocht. Wanneer er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang, kunnen de plannen doorgang vinden, mits mitigerende en/of compenserende maatregelen worden uitgevoerd.
Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht 2004-2020 (SMPU+)
Het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer van de provincie Utrecht is beschreven in het Strategisch Mobiliteitsplan provincie Utrecht. Het doel van het beleidsstuk is drieledig. In de eerste plaats moet het een realistisch en concreet kader vormen voor het optreden van de provincie op het gebied van mobiliteit. In de tweede plaats moet het SMPU samenhang brengen in de verschillende beleidsvelden op het gebied van mobiliteit en tussen mobiliteitsbeleid en andere beleidsvelden als economie, natuur en ruimtelijke ordening. Ten slotte geeft het SMPU de prioriteiten aan voor investeringen van de provincie op het gebied van verkeer en vervoer.
De hoofddoelen zijn het waarborgen van een doelmatig verkeers- en vervoerssysteem, het verbeteren van de veiligheid en het verminderen van negatieve effecten op de leefomgeving. Er is een basiskwaliteitsniveau gedefinieerd, dat wordt bereikt door eerst toe te zien op het aanpakken van de vraag (middels ruimtelijke ordening, beprijzing en mobiliteitsmanagement) en daarna op het aanbod (benutting, capaciteitsvergroting en aanleg van infrastructuur). De provincie ziet met name kansen in het vergroten van het gebruik van de fiets.