Plan: | Verbreding A12 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpUHRa12-va01 |
Tracéwet
In de Nederlandse wetgeving ligt de procedure voor de aanleg van een nieuwe weg of aanpassing van een bestaande weg vast in de Tracéwet.
De Tracéwetprocedure kent twee procedures:
Bij de uitgebreide Tracéwetprocedure is op vier momenten inspraak mogelijk: bij de Startnotitie, de Trajectnota/MER, het Ontwerp-tracébesluit en het Tracébesluit. Bij de verkorte Tracéwetprocedure kan alleen gereageerd worden op het Ontwerp-tracébesluit en het Tracébesluit.
Spoedwet wegverbreding
De Spoedwet wegverbreding bevat regels ter bespoediging en vereenvoudiging van procedures met het oog op het vergroten van de capaciteit van een aantal hoofdwegen door middel van een betere benutting en verbreding van die wegen. De Tracéwet blijft voor die hoofdwegen buiten toepassing.
De bijlage bij de Spoedwet wegverbreding bevat een limitatieve opsomming van de projecten, waarvoor de versnelde procedure moet worden gevolgd. Via de Spoedwet wegverbreding worden die wegen aangepakt die tot de grootste knelpunten van het wegennet worden gerekend. Bij de selectie heeft verder een rol gespeeld dat de projecten binnen afzienbare tijd kunnen worden gerealiseerd, alsmede of deze uit het beschikbare budget kunnen worden gefinancierd.
De kern van de afwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan de keuze van de projecten, die vallen onder de reikwijdte van de Spoedwet, ligt in de visie dat het meest effectieve wegennetwerk, een wegennetwerk is waarin de elementaire schakels zijn gevrijwaard van files. De Spoedwet wegverbreding levert een bijdrage aan de oplossing van de grote en bekende knelpunten in de doorgaande verbindingen. Het resultaat van de Spoedwet zal niet zijn dat de files compleet zijn verdwenen. De capaciteit van de wegen zal echter in de spits wel toenemen.
Routeontwerp A12 'Regenboogroute'
Het project “Routeontwerp A12” is één van de voorbeeldprojecten uit de Nota Architectuurbeleid 2001-2004 met als ondertitel “Ontwerpen aan Nederland”. De opgave voor het architectuurbeleid voor het rijkswegennet is om op routeniveau - van Den Haag tot Duitse grens - te komen met een samenhangend ontwerp. Voor de ‘Regenboogroute A12’ is in samenwerking met Rijk, provincies en gemeenten een Routeontwerp gemaakt: een ruimtelijke visie voor weg en omgeving waarmee de samenhang van de weg en de identiteit van de gebieden worden vergroot. Samenhang in de weg ontstaat bijvoorbeeld door één type geluidsscherm en op elkaar lijkende nieuwe viaducten. Om regionale identiteiten van de elf gebieden waar de A12 doorheen loopt te versterken, is onderscheid gemaakt in hoogstedelijk, bos-, weide- en mozaïekgebied. De resultaten zijn vastgelegd in “De koers van het Routeontwerp A12”. Ze gelden als leidraad voor de inpassing en vormgeving van alle onderdelen van de A12.
Nota Ruimte
De Eerste en Tweede Kamer hebben op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005 de Nota Ruimte vastgesteld. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota Ruimte is destijds vastgesteld als deel 4 van een Planologische Kernbeslissing (Pkb). De Nota Ruimte geldt nu als structuurvisie volgens de huidige Wet ruimtelijke ordening.
De Nota Ruimte heeft als titel 'Ruimte voor ontwikkeling' en tracht in vergelijking met haar voorgangers als de Vinex en de niet-vastgestelde Vijfde Nota meer mogelijkheden te bieden aan gebiedsspecifieke ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee samenhangend stelt de Nota Ruimte minder regels en wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij lagere overheden. De Nota Ruimte heeft dan ook als motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet.' De Nota Ruimte legt hierbij de randvoorwaarden van het ruimtelijk beleid vast. Voor de periode tot en met 2020 worden de hoofdlijnen vastgelegd. In sommige gevallen wordt een doorkijk gegeven naar 2030.
De Nota Ruimte richt zich op de volgende vier doelen:
Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets).
Het Rijk richt zich in het ruimtelijk beleid op die delen van de hoofdinfrastructuur (weg, spoor, water), die de beide mainports, en daarmee de mainportregio’s Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, met de belangrijkste grootstedelijke gebieden in Nederland en het buitenland verbinden. Dit zijn de hoofdverbindingsassen. Deze ondersteunen op nationaal niveau de bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, de ruimtelijke samenhang van Nederland als geheel en de verbinding van Nederland met het omliggende buitenland.
Het Rijk is verantwoordelijk voor de hoofdverbindingsassen als onderdeel van de totale hoofdinfrastructuur. Het Rijk streeft ernaar op de gehele hoofdinfrastructuur een basiskwaliteit te bieden. Daar waar zich hierin knelpunten voordoen, geeft het Rijk prioriteit aan de oplossing van knelpunten op de hoofdverbindingsassen boven knelpunten elders in de hoofdinfrastructuur. De knelpunten op de hoofdverbindingsassen, en daarbinnen met name de triple A-verbindingen (A2, A4 en A12), worden in samenhang bezien en kunnen prioriteit krijgen, ook in geval van een enigszins gunstiger verhouding van kosten en baten bij knelpunten op andere verbindingen. De verkeerskundige uitwerking van deze strategie op hoofdlijnen vindt plaats in de Nota Mobiliteit. Daarnaast wordt bij de investeringsstrategie, die zich richt op de verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofdinfrastructuur, nadrukkelijk rekening gehouden met ruimtelijke overwegingen, naast verkeerskundige, economische, (verkeers)veiligheids-, milieu-, waterhuishoudkundige overwegingen en overwegingen met betrekking natuur en landschap.
Nota mobiliteit
De Nota mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan voor de periode tot 2020. Het is eind 2005 vastgesteld en stelt doelen en kaders voor de middellange en lange termijn op het gebied van verkeer en vervoer. In de nota wordt mobiliteit gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor economische en sociale ontwikkeling. Binnen de kaders van verkeersveiligheid en leefomgeving wordt de groei in mobiliteit in principe niet beperkt. Het streven is om de bereikbaarheid te verbeteren. Hierbij moeten de snelheid, betrouwbaarheid en veiligheid van een reis toenemen. De Nota mobiliteit bevat maatregelen voor een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en een aantrekkelijk Nederland. Het Rijk draagt zorg voor de knelpunten die van nationaal belang zijn. Voor het overige wordt van provincies en gemeenten een nadere invulling van beleid en uitvoering verwacht. Hoe uitvoering wordt gegeven aan het beleid is verwoord in de Uitvoeringsagenda. Het Rijk legt de prioriteit bij de hoofdverbindingsassen, waaronder de A12.
Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)
Het nationale milieubeleid is vastgelegd in de nota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid'. De nota beschrijft de ingrijpende (inter-)nationale veranderingen en maatregelen die nodig zijn om de gewenste milieusituatie in 2030 te realiseren. Volgens het NMP moet het milieubeleid - hier en nu, maar ook elders en later - een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur. De mondiale biodiversiteit mag niet worden aangetast en natuurlijke hulpbronnen mogen niet worden uitgeput. Het NMP4 noemt zeven grote problemen, die in de periode tot 2030 zoveel mogelijk moet worden afgewend: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen van de externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare risico's. Voor de gewenste oplossingen worden doelstellingen geformuleerd op het gebied van onder meer emissies, energie, biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, externe veiligheid, gezondheid en leefomgeving. Nieuwe instrumenten zijn bijvoorbeeld verhandelbare emissies, heffingen of belastingen op milieugrondslag en het sluiten van convenanten.